This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62024CN0197
Case C-197/24, Šiľarský: Request for a preliminary ruling from the Mestský súd Bratislava IV (Slovakia) lodged on 12 March 2024 – AK v RU
Zaak C-197/24, Šiľarský: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Mestský súd Bratislava IV (Slowakije) op 12 maart 2024 – AK / RU
Zaak C-197/24, Šiľarský: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Mestský súd Bratislava IV (Slowakije) op 12 maart 2024 – AK / RU
PB C, C/2024/3740, 24.6.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/3740/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Publicatieblad |
NL C-serie |
C/2024/3740 |
24.6.2024 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Mestský súd Bratislava IV (Slowakije) op 12 maart 2024 – AK / RU
(Zaak C-197/24, Šiľarský (1) )
(C/2024/3740)
Procestaal: Slovaaks
Verwijzende rechter
Mestský súd Bratislava IV
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: AK
Verwerende partij: RU
Prejudiciële vragen
1) |
Moet artikel 1, lid 2, gelezen in samenhang met artikel 2, punten 1 en 3, en artikel 6, lid 1, van richtlijn 2011/7/EU (2) van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties, in de thans geldende versie, aldus worden uitgelegd dat (i) het begrip „onderneming” ook betrekking heeft op een natuurlijke persoon die in een geval als dat van het hoofdgeding gebruikmaakt van de juridische diensten van een advocaat ten behoeve van de oprichting van een handelsvennootschap waarin hij lid van het bestuur en een van de twee oprichters en vennoten zal zijn, en (ii) het begrip „handelstransactie” betrekking heeft op een handeling die er in een geval als dat van het hoofdgeding aanleiding toe geeft dat een advocaat diensten ten behoeve van de oprichting van een dergelijke vennootschap verleent aan een dergelijke persoon? |
2) |
Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: moet het begrip „consument” zoals bedoeld in artikel 2, onder b), van richtlijn 93/13/EEG (3) van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, in de thans geldende versie, gelezen in samenhang met artikel 8 van deze richtlijn, aldus worden uitgelegd dat het in een geval als dat van het hoofdgeding ook betrekking heeft op een natuurlijke persoon tegen wie een schuldvordering is ingesteld uit hoofde van een overeenkomst voor het verrichten van juridische diensten, wanneer deze overeenkomst betrekking had op de verrichting van diensten ten behoeve van de oprichting van een handelsvennootschap en verweerder lid van het bestuur en een van de twee oprichters en vennoten in deze vennootschap zou zijn? |
(1) Dit is een fictieve naam, die niet overeenkomt met de werkelijke naam van enige partij in de procedure.
ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/3740/oj
ISSN 1977-0995 (electronic edition)