Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62023CC0350

    Conclusie van advocaat-generaal J. Kokott van 6 juni 2024.


    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2024:476

    Voorlopige editie

    CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL

    J. KOKOTT

    van 6 juni 2024 (1)

    Zaak C350/23

    Vorstand für den Geschäftsbereich II der Agrarmarkt Austria,

    in tegenwoordigheid van:

    TF

    [verzoek van het Verwaltungsgerichtshof (hoogste bestuursrechter, Oostenrijk) om een prejudiciële beslissing]

    „Prejudiciële verwijzing – Landbouw – Gemeenschappelijk landbouwbeleid – Verordening (EG) nr. 1760/2000 – Artikel 7 – Registratie van runderen – Beschikking 2001/672/EG – Artikel 2, leden 2 en 4 – Verplaatsen van runderen naar zomerweiden in bergstreken – Te late melding – Verordening (EU) nr. 1307/2013 – Artikel 52 – Gedelegeerde verordening (EU) nr. 639/2014 – Artikel 53, lid 4 – Voorwaarden voor de verlening van gekoppelde steunmaatregelen voor runderen – Gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 – Artikel 2, lid 1, tweede alinea, punten 2, 15, 16 en 18 – Artikel 30, lid 4, onder c) – Steunaanvragen voor vee – Geconstateerd dier – Verlaging van de gekoppelde steun – Artikel 15, lid 1 – Artikel 31 – Artikel 34 – Ontoelaatbaarheid van administratieve sancties”






    I.      Inleiding

    1.        Het onderhavige verzoek van het Verwaltungsgerichtshof (hoogste bestuursrechter, Oostenrijk) om een prejudiciële beslissing betreft een beroep dat een landbouwer heeft ingesteld tegen de bevoegde autoriteit die, wegens niet-naleving van de toepasselijke voorschriften voor meldingen door die landbouwer, niet alleen de betaling van de aangevraagde steun, een zogenoemde vrijwillige gekoppelde steun(2), voor het houden van runderen heeft verlaagd, maar ook een administratieve sanctie heeft opgelegd.(3)

    2.        In het hoofdgeding is met name in geschil of het toegestaan en evenredig is om een bijkomende administratieve sanctie op te leggen indien de te late melding die de landbouwer wordt verweten – in casu van de verplaatsing van twaalf runderen naar de zomerweide – betrekking had op dieren waarvoor aan de overige voorwaarden voor de verlening van deze steun is voldaan. Tevens dient te worden verduidelijkt of de te late melding, die later alsnog is gedaan, überhaupt kan leiden tot de verlaging van het recht op verlening van steun.

    II.    Toepasselijke bepalingen

    A.      Unierecht

    3.        Het Unierechtelijke kader van de zaak wordt gevormd door verordening (EG) nr. 1760/2000 betreffende de identificatie en registratie van runderen(4), de op grond van artikel 7 van die verordening vastgestelde beschikking 2001/672/EG(5) en verordening (EU) nr. 1307/2013(6) junctis gedelegeerde verordening (EU) nr. 639/2014(7) en gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014(8).

    1.      Verordening nr. 1760/2000 en beschikking 2001/672

    4.        In artikel 3, eerste alinea, van verordening nr. 1760/2000(9) wordt de identificatie- en registratieregeling voor runderen als volgt omschreven:

    „De identificatie- en registratieregeling voor runderen omvat de volgende elementen:

    a)      identificatiemiddelen om de dieren individueel te identificeren,

    b)      gecomputeriseerde gegevensbestanden,

    c)      dierpaspoorten,

    d)      individuele registers op elk bedrijf.”

    5.        De verplichtingen van de houders van dieren in het kader van de identificatie- en registratieregeling voor runderen zijn in artikel 7 van verordening nr. 1760/2000 als volgt vastgelegd:

    „1.      Elke houder van dieren, met uitzondering van vervoerders:

    –        houdt een register bij,

    –        stelt de bevoegde autoriteit binnen een door de betrokken lidstaat vastgestelde [termijn van minstens drie en hoogstens zeven dagen] in kennis van alle verplaatsingen van en naar het bedrijf en van elke geboorte of sterfte van een dier op het bedrijf, samen met de data waarop een en ander heeft plaatsgevonden; de lidstaten kunnen de Commissie verzoeken de maximumtermijn van zeven dagen te verlengen.

    Teneinde rekening te houden met praktische moeilijkheden in uitzonderlijke omstandigheden, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde te bepalen in welke uitzonderlijke omstandigheden de lidstaten de termijn van zeven dagen waarin is voorzien in het tweede streepje van de eerste alinea, mogen verlengen en wat de maximumduur van die verlenging mag zijn, die ten hoogste 14 dagen volgend op de termijn van zeven dagen, bedoeld in het tweede streepje van de eerste alinea, bedraagt.

    2.      Teneinde een adequate en effectieve traceerbaarheid van runderen te waarborgen wanneer die voor seizoensbegrazing worden verplaatst, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van de lidstaten of delen van lidstaten waar speciale regels inzake seizoensbegrazing gelden, inclusief de periode, de specifieke verplichtingen van de houders, en regels inzake de registratie van het bedrijf en registratie van verplaatsingen van die runderen, met inbegrip van voor de invoering ervan vereiste overgangsmaatregelen.”

    6.        Op grond van artikel 7 van verordening nr. 1760/2000 heeft de Commissie beschikking 2001/672 vastgesteld met bijzondere voorschriften voor het verplaatsen van runderen naar zomerweiden.

    7.        Overweging 3 van deze beschikking luidt:

    „De bijzondere voorschriften moeten het mogelijk maken de verblijfplaats van elk rund op elk moment[(10)] te bepalen.”

    8.        Artikel 2, leden 1 en 2, van beschikking 2001/672 bepaalt:

    „1.      Elke in artikel 1 bedoelde weide krijgt een specifieke registratiecode die wordt geregistreerd in het nationale gegevensbestand voor runderen.

    2.      De persoon die verantwoordelijk is voor de weide, stelt een lijst op van de runderen die bij de in artikel 1 bedoelde verplaatsing betrokken zijn. Deze lijst bevat ten minste:

    –        de registratiecode van de weide,

    en voor elk rund

    –        het individuele identificatienummer,

    –        het identificatienummer van het bedrijf van herkomst,

    –        de datum van aankomst in de weide,

    –        de waarschijnlijke datum van vertrek uit de weide.”

    9.        Artikel 2, lid 4, van beschikking 2001/672, zoals gewijzigd bij besluit 2010/300, bepaalt het volgende:

    „De gegevens van de in lid 2 bedoelde lijst worden uiterlijk vijftien dagen na de datum waarop de dieren naar de weide zijn gebracht, aan de bevoegde autoriteit meegedeeld overeenkomstig artikel 7, lid 1, van verordening [nr. 1760/2000].”

    10.      Volgens overweging 5 van besluit 2010/300 berust de wijziging van artikel 2, lid 4, van beschikking 2001/672 op de volgende overweging:

    „Onder bepaalde omstandigheden arriveren dieren die van verschillende bedrijven naar dezelfde zomerweiden in bergstreken worden verplaatst, daar pas na een periode van meer dan zeven dagen. Om onnodige administratieve lasten te voorkomen moeten de termijnen in beschikking [2001/672] daarom worden aangepast om met dat praktische feit rekening te kunnen houden zonder de traceerbaarheid in het gedrang te brengen.”

    2.      Verordening nr. 1307/2013

    11.      De „Algemene voorschriften” in artikel 52 van verordening nr. 1307/2013 van hoofdstuk 1 („Vrijwillige gekoppelde steun”) bepalen onder meer:

    „1.      De lidstaten kunnen landbouwers onder de in dit hoofdstuk gestelde voorwaarden gekoppelde steun verlenen [...].

    [...]

    6.      Gekoppelde steun wordt verleend in de vorm van een jaarlijkse betaling, binnen afgebakende kwantitatieve grenzen en op basis van vaste arealen en opbrengsten of een vast aantal dieren.

    [...]

    9.      Teneinde een efficiënt en gericht gebruik van de middelen van de Unie te waarborgen en dubbele financiering in het kader van andere, soortgelijke steuninstrumenten te voorkomen, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 70 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin het volgende wordt vastgelegd:

    a)      de voorwaarden voor de verlening van gekoppelde steun;

    [...]”

    3.      Gedelegeerde verordening nr. 639/2014

    12.      Overweging 74 van gedelegeerde verordening nr. 639/2014 luidt als volgt:

    „Meer bepaald moet ten aanzien van de vrijwillige gekoppelde steun nader worden gespecificeerd welke informatie de lidstaten moeten melden teneinde een correcte toepassing van de voorschriften inzake die steun, alsmede de doelmatigheid van deze meldingen te waarborgen, zodat de Commissie kan nagaan of de lidstaten de eisen inzake consistentie en niet-cumulatie van de steun, alsmede de in artikel 53 van verordening [nr. 1307/2013] bedoelde maximumpercentages van de nationale maxima en de betrokken totale bedragen bij het ontwerpen van de steunmaatregelen in acht nemen.”

    13.      Artikel 53, leden 1 en 4, van gedelegeerde verordening nr. 639/2014 heeft als opschrift „Voorwaarden voor de steunverlening” en bepaalt onder meer:

    „1.      De lidstaten stellen subsidiabiliteitscriteria voor gekoppelde steunmaatregelen vast overeenkomstig het kader van verordening [nr. 1307/2013] en de voorwaarden van de onderhavige verordening.

    [...]

    4.[(11)]      Wanneer de gekoppelde steunmaatregel betrekking heeft op runderen [...], stellen de lidstaten als een van de subsidiabiliteitsvoorwaarden vast dat de eisen inzake identificatie en registratie van dieren waarin respectievelijk verordening [nr. 1760/2000] [...] [voorziet], in acht moeten worden genomen.

    Onverminderd andere subsidiabiliteitsvoorwaarden wordt er evenwel van uitgegaan dat een dier eveneens in aanmerking komt voor steun wanneer de in de eerste alinea bedoelde identificatie- en registratievoorschriften uiterlijk op een door de lidstaat vast te stellen datum zijn nageleefd, waarbij deze datum niet later is dan:

    a)      indien een aanhoudperiode van toepassing is, de eerste dag van de aanhoudperiode van het dier;

    b)      een op basis van objectieve criteria gekozen datum die in overeenstemming is met de krachtens bijlage I aangemelde maatregel wanneer geen aanhoudperiode van toepassing is.

    Uiterlijk op 15 september 2015 stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de in de tweede alinea bedoelde data.”

    4.      Gedelegeerde verordening nr. 640/2014

    14.      De overwegingen 27, 28, 30 en 31 van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 luiden onder meer als volgt:

    „(27)      Bij vaststelling van administratieve sancties in het kader van steunregelingen voor dieren en diergebonden bijstandsmaatregelen moet rekening worden gehouden met het beginsel dat deze sancties ontradend en evenredig moeten zijn, en met de bijzondere problemen die door natuurlijke omstandigheden worden veroorzaakt. [...]

    (28)      Wat steunaanvragen in het kader van steunregelingen voor dieren en betalingsaanvragen in het kader van diergebonden bijstandsmaatregelen betreft, heeft een niet-naleving tot gevolg dat het betrokken dier niet subsidiabel is.

    [...]

    (30)      De voor de steunaanvraag en betalingsaanvraag geboden mogelijkheid om correcties aan te brengen zonder dat zij tot de administratieve sanctie leiden, moet ook gelden voor onjuiste gegevens in het geautomatiseerde gegevensbestand ten aanzien van aangegeven runderen waarvoor een dergelijke niet-naleving een inbreuk op een subsidiabiliteitscriterium betekent, tenzij de begunstigde op de hoogte is gebracht van het voornemen van de bevoegde autoriteit een controle ter plaatse te verrichten, of de autoriteit de begunstigde reeds van een niet-naleving in de steunaanvraag of betalingsaanvraag in kennis heeft gesteld.

    (31)      Bij de vaststelling van weigeringen en intrekkingen van bijstand en van administratieve sancties moet rekening worden gehouden met het beginsel dat zij ontradend en evenredig moeten zijn. De weigeringen en intrekkingen moeten worden gedifferentieerd naargelang van de ernst, de omvang, de duur en de herhaling van de geconstateerde niet-naleving. [...] Bij een ernstige niet-naleving of wanneer de begunstigde valse informatie heeft ingediend om bijstand te ontvangen, moet de bijstand worden geweigerd en moet een administratieve sanctie worden opgelegd. [...]”

    15.      Artikel 2, lid 1, tweede alinea, punt 2, van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 bevat onder meer de volgende definities:

    „[...]

    (2)      ‚niet-naleving’:

    a)      met betrekking tot de subsidiabiliteitscriteria, de verbintenissen of andere verplichtingen die verbonden zijn aan de voorwaarden voor de toekenning van de steun of bijstand als bedoeld in artikel 67, lid 2, van verordening [nr. 1306/2013]: de niet-inachtneming van deze subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen of andere verplichtingen, of [...]

    [...]

    [...]

    (13)      ‚steunregeling voor dieren’: een bij titel IV, hoofdstuk 1, van verordening [nr. 1307/2013] ingestelde maatregel inzake vrijwillige gekoppelde steun waarbij de binnen afgebakende kwantitatieve grenzen toe te kennen jaarlijkse betaling op een vast aantal dieren berust;

    [...]

    (15)      ‚steunaanvraag voor vee’: aanvraag voor de betaling van steun waarbij de binnen afgebakende kwantitatieve grenzen toe te kennen jaarlijkse betaling berust op een vast aantal dieren in het kader van de vrijwillige gekoppelde steun waarin titel IV, hoofdstuk 1, van verordening [nr. 1307/2013] voorziet;

    (16)      ‚aangegeven dieren’: dieren waarvoor in het kader van de steunregeling voor dieren een steunaanvraag voor vee is ingediend of waarvoor een betalingsaanvraag op grond van een diergebonden bijstandsmaatregel is ingediend;

    [...]

    (18)      ‚geconstateerd dier’:

    a)      bij een steunregeling voor dieren: een dier waarvoor aan alle in de voorschriften voor de verlening van de steun gestelde voorwaarden is voldaan, of

    b)      bij een diergebonden bijstandsmaatregel: een dier dat door middel van administratieve controles of controles ter plaatse is geïdentificeerd;

    16.      Artikel 15 („Uitzonderingen op de toepassing van administratieve sancties”) van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 bepaalt:

    „1.      De in het onderhavige hoofdstuk bedoelde administratieve sancties zijn niet van toepassing op het gedeelte van de steunaanvraag of de betalingsaanvraag waarvoor de begunstigde de bevoegde autoriteit schriftelijk meedeelt dat de steunaanvraag of de betalingsaanvraag onjuist is of onjuist is geworden sinds de indiening ervan, tenzij de begunstigde op de hoogte is gebracht van het voornemen van de bevoegde autoriteit een controle ter plaatse te verrichten, of de autoriteit de begunstigde reeds van een niet-naleving in de steunaanvraag of betalingsaanvraag in kennis heeft gesteld.

    2.      De in lid 1 bedoelde mededeling van de begunstigde heeft tot gevolg dat de steunaanvraag of de betalingsaanvraag wordt aangepast aan de feitelijke situatie.”

    17.      Artikel 30 („Berekeningsgrondslag”) van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 bepaalt onder meer:

    „[...]

    2.      De op het bedrijf aanwezige dieren worden slechts als geconstateerd aangemerkt indien zij in de steunaanvraag of de betalingsaanvraag zijn geïdentificeerd. [...]

    [...]

    4.[(12)]      Wanneer een niet-naleving met betrekking tot de identificatie- en registratieregeling voor runderen wordt vastgesteld, geldt het volgende:

    [...]

    c)      wanneer het bij de vastgestelde niet-naleving om onjuiste vermeldingen in het register, de dierpaspoorten of het geautomatiseerde gegevensbestand voor dieren gaat die evenwel niet van belang zijn voor de verificatie van de naleving van de andere subsidiabiliteitsvoorwaarden in het kader van de betrokken steunregeling of bijstandsmaatregel dan de in artikel 53, lid 4, van gedelegeerde verordening [nr. 639/2014] bedoelde subsidiabiliteitsvoorwaarde, wordt het betrokken dier slechts als niet-geconstateerd beschouwd indien die onjuiste vermeldingen bij ten minste twee controles binnen een periode van 24 maanden worden vastgesteld. In alle overige gevallen worden de betrokken dieren na de eerste bevinding als niet-geconstateerd beschouwd.

    De vermeldingen in en meldingen aan het identificatie- en registratiesysteem voor runderen mogen te allen tijde worden gecorrigeerd in geval van een kennelijke fout die door de bevoegde autoriteit is erkend.

    [...]”

    18.      Artikel 31 van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 regelt de „[a]dministratieve sancties met betrekking tot dieren die in het kader van steunregelingen voor dieren of in het kader van diergebonden bijstandsmaatregelen zijn aangegeven”.

    19.      Artikel 34 („Wijzigingen en correcties van de gegevens in het geautomatiseerde gegevensbestand van dieren”) van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 bepaalt:

    „Ten aanzien van aangegeven dieren geldt artikel 15 voor fouten en omissies in de in het geautomatiseerde gegevensbestand voor dieren opgenomen gegevens vanaf het tijdstip waarop de steunaanvraag of betalingsaanvraag wordt ingediend.”

    B.      Nationaal recht

    1.      Marktordnungsgesetz 2007

    20.      § 8, lid 1, van het Marktordnungsgesetz 2007(13) (wet marktordening; hierna: „MOG 2007”) („Rechtstreekse betalingen”) bepaalt onder meer:

    „Bij de afwikkeling van rechtstreekse betalingen in de zin van artikel 1, onder a), van verordening [nr. 1307/2013] [...] dient rekening te worden gehouden met de volgende beginselen:

    [...]

    6.      Voor de beweiding van alpenweiden wordt overeenkomstig § 8f gekoppelde steun krachtens artikel 52 van verordening [nr. 1307/2013] verleend. Overeenkomstig artikel 53, lid 1, van verordening [nr. 1307/2013] worden de voor de gekoppelde betaling beschikbare middelen vastgesteld op 2,1 % van het nationale maximum.

    [...]”

    21.      § 8f, lid 1, MOG 2007 („Vrijwillige gekoppelde steun”) bepaalt met name:

    „De in § 8, lid 1, punt 6, bedoelde gekoppelde steun wordt verleend voor runderen, schapen en geiten per verplaatste, met ruwvoer gevoerde grootvee-eenheid (RGVE) [...].”

    2.      Direktzahlungs-Verordnung 2015

    22.      § 13 van de Direktzahlungs-Verordnung 2015 (besluit inzake rechtstreekse betalingen 2015; hierna: „besluit rechtstreekse betalingen 2015”)(14), met als opschrift „Vrijwillige gekoppelde steun”, luidt als volgt:

    „1.      Vrijwillige gekoppelde steun mag alleen worden verleend voor runderen, schapen en geiten die worden gehouden op alpenweiden en die overeenkomstig verordening [nr. 1760/2000] [...] zijn geïdentificeerd en geregistreerd. Een dier wordt echter ook geacht voor de premie in aanmerking te komen indien de in artikel 7, lid 1, tweede streepje, van verordening [nr. 1760/2000] bedoelde gegevens zijn verstrekt op de eerste dag dat het dier op de alpenweide staat.

    2.      De vrijwillige gekoppelde steun wordt door de landbouwer aangevraagd bij de indiening van de meervoudige aanvraag-arealen en de lijst van naar alpenweiden verplaatst vee overeenkomstig § 22, lid 5, van de horizontale GLB-verordening en, voor runderen, aanvullend in samenhang met de informatie uit het geautomatiseerde gegevensbestand voor runderen betreffende de (alpen)weidemeldingen overeenkomstig artikel 2 van beschikking [2001/672].

    3.      Het voor de verlening van de vrijwillige gekoppelde steun relevante aantal wordt bepaald op basis van het aantal dieren dat de betrokken landbouwer op de referentiedatum 15 juli naar de alpenweide heeft verplaatst.

    4.      De dieren moeten ten minste zestig dagen op de alpenweide staan. De alpenweideperiode gaat in op de dag van de verplaatsing, maar niet meer dan 15 dagen vóór de indiening van de (alpen)weidemelding voor runderen of de lijst van de dieren die naar de alpenweiden zijn verplaatst. [...]”

    3.      Horizontale GLB-verordening

    23.      § 21 van de horizontale GLB-verordening(15) („Indiening”) bepaalt onder meer:

    „(1)      De verzamelaanvraag (meervoudige aanvraag-arealen) overeenkomstig artikel 11 van verordening [nr. 640/2014] moet uiterlijk op 15 mei van elk aanvraagjaar uitsluitend overeenkomstig § 3, lid 1, worden ingediend.

    (1b)      Voor het aanvraagjaar 2020 kan de verzamelaanvraag, in afwijking van lid 1, uiterlijk op 15 juni 2020 worden ingediend. Wijzigingen als bedoeld in artikel 15, lid 1, van uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014[(16)] kunnen voor het aanvraagjaar 2020 tot en met 30 juni 2020 worden gemeld.”

    24.      § 22 van de horizontale GLB-verordening („Verzamelaanvraag”) bepaalt met name:

    „(1)      De verzamelaanvraag moet door alle landbouwers die rechtstreekse betalingen [...] aanvragen [...], in overeenstemming met de vereisten van § 21 worden ingediend [...].

    [...]

    (5)      In geval van verplaatsing van dieren naar alpenweiden en weiden die gemeenschappelijk door meerdere houders worden gebruikt, moet de lijst van naar alpenweiden verplaatste dieren uiterlijk op 15 juli van het aanvraagjaar worden ingediend.”

    4.      Rinderkennzeichnungs-Verordnung 2008

    25.      § 6 van de Rinderkennzeichnungs-Verordnung 2008 (besluit betreffende de identificatie van runderen 2008; hierna: „besluit betreffende de identificatie van runderen 2008”)(17) bepaalt met name:

    „(1)      Binnen zeven dagen moet melding worden gedaan van:

    [...]

    2.      verplaatsingen van dieren tussen bedrijven van één houder van dieren in verschillende gemeenten met vermelding van de voor het dierpaspoort vereiste aanvullende gegevens.

    (1a)      Binnen 15 dagen moet melding worden gedaan van:

    1.      de verplaatsing naar (alpen)weiden, wanneer hierbij runderen van meerdere houders bij elkaar worden gevoegd,

    [...]”

    III. Feiten van het hoofdgeding, prejudiciële vragen en procedure bij het Hof

    26.      TF heeft voor het jaar 2020 een verzamelaanvraag (meervoudige aanvraag-arealen) ingediend, waarin hij onder andere heeft verzocht om verlening van gekoppelde steun voor vee dat wordt gehouden op alpenweiden.

    27.      Op 28 mei 2020 zijn twee koeien en twee andere runderen door TF naar de alpenweiden verplaatst. Daartoe heeft hij op 1 juni 2020 overeenkomstig § 6, lid 1a, van het besluit betreffende de identificatie van runderen 2008 binnen de geldende termijn een melding ingediend bij Agrarmarkt Austria als bevoegde autoriteit, in casu de verwerende partij. Ook de geboorte van een kalf op de alpenweide heeft hij op 1 juli 2020 tijdig gemeld.

    28.      Al op 9 mei 2020 waren twaalf andere runderen van TF, samen met runderen van andere landbouwers, naar een met zijn registratienummer aangeduide alpenweide verplaatst. De bijbehorende schriftelijke melding vond daarentegen pas plaats op 15 juni 2020. Deze bevatte de individuele identificatienummers van de verplaatste dieren en van het bedrijf van TF, alsmede de waarschijnlijke datum van vertrek uit de weide op 31 oktober 2020.

    29.      Bij besluit van 11 januari 2021 heeft Agrarmarkt Austria TF rechtstreekse betalingen voor het jaar 2020 toegekend ten bedrage van 17 086,71 EUR. Dit bedrag bestond uit een basispremie (11 735,71 EUR), een zogenoemde greeningpremie (5 231,56 EUR) en gekoppelde steun (ten bedrage van 119,44 EUR). Met betrekking tot de aanvraag voor gekoppelde steun stelde Agrarmarkt Austria dat voor alle verplaatste runderen van TF is voldaan aan de eis van een weideperiode van zestig dagen. De melding als bedoeld in artikel 7, lid 1, van verordening nr. 1760/2000 is echter alleen voor de op 28 mei 2020 verplaatste dieren en het op 1 juli 2020 geboren kalf binnen de termijn ingediend. Met betrekking tot de twaalf andere op 9 mei 2020 verplaatste runderen heeft de melding pas na het verstrijken van de in § 6, lid 1a, van het besluit betreffende de identificatie van runderen 2008 gestelde termijn van 15 dagen plaatsgevonden. Derhalve moeten, overeenkomstig artikelen 30 en 31 van gedelegeerde verordening nr. 640/2014, de twaalf dieren waarvoor onregelmatigheden waren geconstateerd, worden afgewogen tegen de runderen waarvoor wel aan de voorwaarden voor steunverlening is voldaan. Dit leidt voor deze twaalf dieren tot een verlaging van 100 %, zodat er in 2020 geen gekoppelde steun meer kon worden verleend, aldus Agrarmarkt Austria. Voorts legde Agrarmarkt Austria op grond van artikel 31, lid 3, derde alinea, van deze verordening een sanctie ten bedrage van 235,60 EUR op, die moet worden verrekend met de betalingen van de volgende drie kalenderjaren.

    30.      In het op 9 februari 2021 bij het Bundesverwaltungsgericht (federale bestuursrechter in eerste aanleg, Oostenrijk) ingestelde beroep heeft TF bezwaar gemaakt tegen de weigering van gekoppelde steun en het opleggen van een sanctie. Hij wees erop dat een derde de melding over de verplaatsing van de runderen naar de alpenweiden te laat had doorgestuurd, zonder zijn medeweten.

    31.      Op 16 november 2021 heeft het Bundesverwaltungsgericht het beroep gegrond verklaard. Deze rechter heeft zowel de vermindering van de gekoppelde steun als de administratieve sanctie ingetrokken en Agrarmarkt Austria gelast een nieuwe berekening te maken en de steunaanvraag van TF opnieuw te beoordelen. Hij heeft ook toegestaan om beroep in Revision bij het Verwaltungsgerichtshof in te stellen.

    32.      In de motivering heeft het Bundesverwaltungsgericht in wezen aangevoerd dat de niet-naleving van de meldplicht in de zin van artikel 31 van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 heeft geleid tot een verlaging van de steun en tot een sanctie. Volgens artikel 15 van die verordening mag echter geen administratieve sanctie worden opgelegd als de begunstigde de bevoegde autoriteit schriftelijk meedeelt dat de steun- of betalingsaanvraag onjuist was of onjuist is geworden. Een te late melding volgens het besluit betreffende de identificatie van runderen 2008 vormt ook een schriftelijke mededeling van de onjuistheid van de aanvraag in de zin van deze bepaling. Deze uitlegging vindt ook steun in het evenredigheidsbeginsel. Aangezien de onregelmatigheid niet in het kader van een controle ter plaatse is ontdekt, TF evenmin op de hoogte is gebracht van het voornemen een dergelijke controle te verrichten en hij deze onregelmatigheid in zijn te laat ingediende melding zelf heeft gemeld, is de toepassing van een sanctie niet absoluut noodzakelijk om de juiste toepassing van het Unierecht te waarborgen.

    33.      Naar aanleiding van het beroep in Revision van Agrarmarkt Austria is het Verwaltungsgerichtshof geneigd de beslissing van het Bundesverwaltungsgericht te bevestigen, althans wat betreft de toepassing van artikel 15 van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 en de ontoelaatbaarheid om een administratieve sanctie op te leggen.(18) Aangezien de voor de beslechting van het geding relevante rechtsvragen in de rechtspraak van het Hof evenwel nog niet voldoende zijn verduidelijkt, heeft de rechter besloten om het Hof krachtens artikel 267 VWEU de volgende prejudiciële vragen te stellen:

    „1)      Moet, met betrekking tot een steunaanvraag voor vee in de zin van artikel 2, lid [1], tweede [alinea], [punt] 15, van [gedelegeerde] verordening [nr. 640/2014], die voor het jaar 2020 is ingediend voor de verlening van gekoppelde steun en waarvoor, in de zin van artikel 21, lid 4, van verordening [nr. 809/2014], de gegevens in het geautomatiseerde gegevensbestand voor runderen worden gebruikt, een melding overeenkomstig artikel 2, leden 2 en 4, van beschikking [2001/672] juncto artikel 7, lid 2, van verordening [nr. 1760/2000] die pas is gedaan na het verstrijken van de termijn van 15 dagen nadat het vee (runderen) naar een weide is verplaatst, worden aangemerkt als een onjuiste vermelding in het geautomatiseerde gegevensbestand voor runderen, die overeenkomstig artikel 30, lid 4, [onder] c), van [gedelegeerde] verordening [nr. 640/2014] niet bepalend is voor de verificatie van de naleving van de subsidiabiliteitsvoorwaarden – met uitzondering van de voorwaarde van artikel 53, lid 4, van [gedelegeerde] verordening [nr. 639/2014] – in het kader van de betrokken steunregeling of bijstandsmaatregel, zodat de betrokken dieren pas als niet-geconstateerd worden beschouwd wanneer een dergelijke onjuiste vermelding bij ten minste twee controles binnen een periode van 24 maanden wordt vastgesteld?

    2)      Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord:

    Zijn in de zin van artikel 15, lid 1, en [artikel] 34 van [gedelegeerde] verordening [nr. 640/2014] de administratieve sancties van hoofdstuk IV van [gedelegeerde] verordening [nr. 640/2014] van toepassing op de in de eerste vraag bedoelde aanvraag voor gekoppelde steun wanneer de landbouwer bij de bevoegde autoriteit een schriftelijke melding overeenkomstig artikel 2, leden 2 en 4, van beschikking [2001/672] juncto artikel 7, leden 1 en 2, van verordening [nr. 1760/2000] indient betreffende het verplaatsen van dieren naar een weide, waarbij uit de melding blijkt dat deze te laat is wat de in die bepalingen vastgestelde termijn van 15 dagen betreft, voor zover de bevoegde autoriteit de aanvrager niet vooraf in kennis heeft gesteld van een voornemen om een controle ter plaatse te verrichten en hem ook niet reeds in kennis heeft gesteld van een eventuele niet-naleving met betrekking tot de steunaanvraag?”

    34.      Met betrekking tot deze vragen hebben Agrarmarkt Austria, de Oostenrijkse regering en de Europese Commissie schriftelijke opmerkingen ingediend in de procedure voor het Hof. Overeenkomstig artikel 76, lid 2, van zijn Reglement voor de procesvoering heeft het Hof afgezien van een mondelinge behandeling.

    IV.    Analyse

    35.      Met de eerste prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of een niet-naleving door de landbouwer die de aanvraag heeft ingediend, van de verplichting om binnen de gestelde termijn melding te maken van de verplaatsing van runderen naar de zomerweiden, waarop zijn aanvraag voor gekoppelde steun betrekking heeft, tot gevolg heeft dat die dieren niet als „geconstateerd” in de zin van artikel 2, lid 1, tweede alinea, punt 18, juncto artikel 30, lid 4, onder c), van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 worden beschouwd en daarom niet voor steun in aanmerking komen, ook al is de melding later alsnog gedaan en is voor de dieren aan de overige voorwaarden voor die steun voldaan (onder A).

    36.      Voor het geval dat de dieren niet als „geconstateerd” worden beschouwd en evenmin voor steun in aanmerking komen, wenst de verwijzende rechter met de tweede prejudiciële vraag te vernemen of de bevoegde autoriteit, naast de verlaging van de gekoppelde steun, een (financiële) administratieve sanctie mag opleggen (onder B).

    A.      Eerste prejudiciële vraag: subsidiabiliteit van runderen waarvan de verplaatsing naar de bergweiden te laat is gemeld

    37.      Op het eerste gezicht kan het opmerkelijk lijken dat runderen waarvan de verplaatsing naar bergweiden niet tijdig aan de bevoegde autoriteit is gemeld, maar waarvoor later wel een melding is gedaan en voor het overige aan de voor de verlening van gekoppelde steun gestelde voorwaarden is voldaan, niet voor steun in aanmerking zouden komen. Zoals ik hieronder zal aantonen, vereisen de duidelijke bewoordingen van de toepasselijke steunregelingen dit echter wel (onder 1). Deze conclusie is mijns inziens ook gerechtvaardigd in het licht van de opzet (onder 2) en de doelstellingen (onder 3) van deze bepalingen.

    1.      Niet-naleving van de meldingsplicht

    38.      Vast staat dat de verplaatsing van de twaalf runderen die reeds op 9 mei 2020 naar de bergweide zijn gebracht, pas na het verstrijken van de in artikel 2, lid 4, van beschikking 2001/672 gestelde termijn van 15 dagen is gemeld. Voorts is onbetwist dat voor deze runderen aan de overige voor de verlening van gekoppelde steun gestelde voorwaarden is voldaan, met name de verblijftijd van zestig dagen op die weide overeenkomstig § 13, lid 4, van het besluit rechtstreekse betalingen 2015, zonder dat in dat verband controles ter plaatse zijn aangekondigd of hebben plaatsgevonden.

    39.      De verwijzende rechter wenst te vernemen of deze runderen, ondanks de te late melding, als „geconstateerde” en dus subsidiabele dieren kunnen worden beschouwd in de zin van de definitie in artikel 2, lid 1, tweede alinea, punt 18, juncto artikel 30, lid 4, onder c), van gedelegeerde verordening nr. 640/2014.

    40.      Dit is volgens de duidelijke bewoordingen van deze bepalingen niet het geval.

    41.      Volgens artikel 2, lid 1, tweede alinea, punt 18, van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 is een „geconstateerd” dier alleen een dier waarvoor aan alle in de voorschriften voor de verlening van de steun gestelde voorwaarden is voldaan.

    42.      Artikel 53, lid 4, van gedelegeerde verordening nr. 639/2014 verlangt in dit verband van de lidstaten dat zij als een van de subsidiabiliteitsvoorwaarden vaststellen dat de eisen inzake identificatie en registratie van dieren waarin verordening nr. 1760/2000 voorziet, in acht moeten worden genomen. § 13, lid 1, van het besluit rechtstreekse betalingen 2015 bepaalt dan ook dat de vrijwillige gekoppelde steun alleen kan worden toegekend voor naar alpenweiden verplaatste runderen die overeenkomstig verordening nr. 1760/2000 zijn geïdentificeerd en geregistreerd. Volgens lid 2 van die bepaling is dit overeenkomstig het Unierecht echter alleen het geval indien overeenkomstig artikel 2, lid 4, van beschikking 2001/672 juncto § 6, lid 1a, van het besluit betreffende de identificatie van runderen 2008 binnen de termijn in het geautomatiseerde gegevensbestand melding is gedaan van het verplaatsen van de runderen naar zomerweiden in berggebieden.

    43.      Bovendien moet volgens artikel 2, lid 1, tweede alinea, punt 2, onder a), van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 elke niet-inachtneming met betrekking tot de subsidiabiliteitscriteria die verbonden zijn aan de voorwaarden voor de toekenning van de steun of bijstand, als niet-naleving worden beschouwd. De niet-inachtneming van de subsidiabiliteitsvoorwaarde(19) van de correcte registratie – met inbegrip van een melding binnen de termijn – in de zin van artikel 7, lid 1, van verordening nr. 1760/2000 is een dergelijke niet-naleving. Dit geldt temeer daar volgens artikel 2, lid 2, van beschikking 2001/672 de op te stellen lijst van de runderen voor elk rund met name de „datum van aankomst in de weide” moet bevatten.

    44.      Deze uitlegging ligt ook ten grondslag aan artikel 30, lid 4, onder c), van gedelegeerde verordening nr. 640/2014. Volgens die bepaling is er, wanneer het om onjuiste vermeldingen in het register, op de dierpaspoorten of in het geautomatiseerde gegevensbestand voor dieren gaat, sprake van niet-naleving met betrekking tot de identificatie- en registratieregeling voor runderen. In overweging 11 van gedelegeerde verordening 2016/1393(20), waarin deze (gewijzigde) bepaling wordt verduidelijkt, worden als voorbeelden van onjuiste vermeldingen uitdrukkelijk geslacht, ras, kleur of datum genoemd. De kwalificatie van te late meldingen en onjuiste vermeldingen als niet-naleving in de zin van artikel 2, lid 1, tweede alinea, punt 2, onder a), van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 betekent echter niet dat zij gelet op hun rechtsgevolgen – met name het opleggen van administratieve sancties – volledig kunnen worden gelijkgesteld (zie in dit verband de punten 47 e.v. hieronder).

    45.      Derhalve worden runderen die – in strijd met de meldingsplicht – te laat zijn gemeld in de zin van artikel 2, lid 1, tweede alinea, punt 18, van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 in beginsel als niet-geconstateerd beschouwd en komen zij bijgevolg niet voor steun in aanmerking.

    46.      Gelet op de door de verwijzende rechter geuite twijfels over deze uitlegging zal ik nu nagaan of deze uitlegging wordt ondersteund door de context van de bepalingen, in het bijzonder in het licht van de uitzonderingen waarin is voorzien. Daarbij is met name artikel 30, lid 4, onder c), van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 van belang.

    2.      Irrelevantie of herstel van de niet-naleving van de meldingsplicht?

    47.      Bij wijze van uitzondering zouden de te laat gemelde dieren desalniettemin als „geconstateerd” en dus als subsidiabel kunnen worden beschouwd, indien een te late melding die in strijd is met artikel 7, lid 1, van verordening nr. 1760/2000 juncto artikel 2, leden 2 en 4, van beschikking 2001/672, volledig zou kunnen worden gelijkgesteld met een onjuiste vermelding in de zin van artikel 30, lid 4, onder c), van gedelegeerde verordening nr. 640/2014.

    48.      Volgens artikel 30, lid 4, onder c), van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 hebben onjuiste vermeldingen in het register, op de dierpaspoorten of in het geautomatiseerde gegevensbestand voor dieren die evenwel niet van belang zijn voor de verificatie van de naleving van de andere subsidiabiliteitsvoorwaarden in het kader van de betrokken steunregeling of bijstandsmaatregel, namelijk tot gevolg dat het betrokken dier slechts als niet-geconstateerd [wordt] beschouwd indien dergelijke fouten bij ten minste twee controles binnen een periode van 24 maanden worden vastgesteld.

    49.      Een niet-naleving die berust op een (inhoudelijk) onjuiste vermelding in de zin van artikel 30, lid 4, onder c), van gedelegeerde verordening nr. 640/2014, kan dus later nog door de aanvrager worden hersteld, mits aan de andere subsidiabiliteitscriteria wordt voldaan, tenzij die niet-naleving niet bij ten minste twee controles binnen de voornoemde periode wordt vastgesteld.

    50.      In dit verband vraagt de verwijzende rechter of een te late melding van de verplaatsing van runderen waarvoor aan de andere subsidiabiliteitscriteria wordt voldaan, onder dezelfde voorwaarden kan worden gecorrigeerd als elke andere onjuiste vermelding.

    51.      Een dergelijke uitlegging zou erdoor kunnen worden ondersteund dat de te late maar inhoudelijk juiste melding van een dier een minder ernstige niet-naleving is dan de in overweging 11 van gedelegeerde verordening 2016/1393(21) genoemde onjuiste, dus inhoudelijk onjuiste, vermelding betreffende het geslacht, het ras of de kleur van een dier. Bovendien kan, zoals in punt 44 van deze conclusie is uiteengezet, een onjuiste vermelding ook betrekking hebben op een datum. In overweging 11 wordt daarentegen niet gepreciseerd of een dergelijke datum ook de datum van de verplaatsing van de runderen naar een andere plaats zou kunnen zijn. Zoals reeds in punt 43 vermeld, moet wederom de volgens artikel 2, lid 2, van beschikking 2001/672 op te stellen lijst van de voor elk rund te melden gegevens ook de „datum van aankomst in de weide” bevatten.

    52.      Zoals ook de Commissie betoogt, lijkt het mij echter niet mogelijk om een inhoudelijk onjuiste vermelding van dieren en de te late melding van hun verplaatsing in het kader van artikel 30, lid 4, onder c), van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 juridisch volledig gelijk te stellen. Dit volgt ook uit de betekenis en het doel van de meldingsplicht en de termijn voor de melding, die bedoeld zijn om de volledige traceerbaarheid van de verblijfplaats van de betrokken dieren te verzekeren (zie dienaangaande meer specifiek de punten 58 e.v. hieronder).

    53.      Ten eerste is een te late, dus aanvankelijk volledig achterwege gelaten, melding van de verplaatsing van dieren naar een andere verblijfsplaats niet zonder meer te vergelijken met een tijdige, maar inhoudelijk onjuiste vermelding. Dit geldt in beginsel ook voor de onjuiste vermelding van een datum, bijvoorbeeld de exacte geboortedatum van een kalf, vooral omdat deze niet noodzakelijkerwijs betrekking heeft op de verblijfplaats van het dier of afbreuk doet aan de daadwerkelijke controle ervan. Voor zover artikel 2, lid 2, van beschikking 2001/672 de „datum van aankomst in de weide” als een voor elk rund te melden datum voorschrijft, volgt hieruit in beginsel niets anders. In tegenstelling tot de tijdige, maar onjuiste vermelding van een dergelijke datum, worden er bij een te late melding van de verplaatsing van een rund na het verstrijken van de meldingstermijn namelijk helemaal geen datum en plaats van aankomst in het register vermeld, waardoor de in overweging 3 van beschikking 2001/672 vereiste traceerbaarheid zou zijn gewaarborgd.(22)

    54.      Ten tweede wordt met een te late melding slechts voor de toekomst een fout verholpen, die qua tijd en gelet op de vereiste permanente traceerbaarheid van de verblijfsplaats van het betrokken dier eigenlijk niet meer kan worden gecorrigeerd. Hierdoor kan niet met terugwerkende kracht ongedaan worden gemaakt dat de bevoegde autoriteiten de juiste verblijfplaats van het dier vanaf het moment van de verplaatsing tot aan deze melding niet kenden of konden bepalen, hoewel zij hiertoe bij het verstrijken van de meldingstermijn in staat hadden moeten zijn. Een dergelijke fout kan dus ook gevolgen hebben voor de effectieve controle van de minimale weideperiode van dit dier op een bepaalde plaats.

    55.      Het feit dat de twaalf betrokken dieren en het bedrijf van TF aan alle andere subsidiabiliteitscriteria, met uitzondering van de tijdige melding van hun verplaatsing voldeden, doet er bijgevolg niets aan af dat hun verblijfplaats vanaf het moment van de niet-naleving van de meldingsplicht en de termijn voor de melding niet door de autoriteiten kon worden vastgesteld en geverifieerd, hoewel dit noodzakelijk zou zijn geweest. Zoals blijkt uit overweging 30 en artikel 34 van gedelegeerde verordening nr. 640/2014, ziet de Uniewetgever in een dergelijk geval alleen af van een administratieve sanctie en niet van de verlaging van de gekoppelde steun; enkel daartoe worden een onjuiste vermelding en het ontbreken van een vermelding gelijk behandeld (zie dienaangaande meer specifiek de punten 69 e.v. hieronder).

    56.      De niet-naleving van de meldingsplicht en de termijn voor de melding kan daarom niet worden gelijkgesteld met een „onjuiste vermelding” in de zin van artikel 30, lid 4, onder c), van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 die later nog kan worden gecorrigeerd. Derhalve dienen de betrokken dieren als niet-geconstateerd in de zin van artikel 2, lid 1, tweede alinea, punt 18, van deze verordening te worden beschouwd.

    57.      De in artikel 30, lid 4, onder c), van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 eveneens genoemde uitzonderingsbepaling van artikel 53, lid 4, van gedelegeerde verordening nr. 639/2014(23) is in dit verband niet relevant. In beginsel kunnen de lidstaten op grond van deze bepaling een dier ook als subsidiabel beschouwen wanneer aan de eisen inzake identificatie en registratie vanaf een latere door hen vast te stellen datum – dus na het verstrijken van de termijn voor de melding – is voldaan en zij de Commissie uiterlijk op 15 september 2015 van deze datum in kennis hebben gesteld.(24) De verwijzende rechter maakt evenwel louter melding van deze bepaling, zonder te preciseren of de Oostenrijkse wetgever er überhaupt gebruik van heeft gemaakt of zonder vragen te stellen over de uitlegging ervan. Indien er toch een overeenkomstige nationale bepaling bestaat, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan, zou niet kunnen worden uitgesloten dat de te late melding er niettemin toe kan leiden dat de niet-naleving van de meldingsplicht wordt hersteld.

    3.      Doelen van verordening nr. 1760/2000, beschikking 2001/672 en gedelegeerde verordeningen nr. 639/2014 en nr. 640/2014

    58.      De doelen van de toepasselijke regelingen bevestigen dat te laat aangegeven dieren in beginsel noch als geconstateerd, noch als subsidiabel kunnen worden beschouwd. De strenge eisen inzake de tijdige melding van de verblijfplaats van de dieren beogen namelijk, ten eerste, een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid te waarborgen en, ten tweede, de financiële belangen van de Unie te beschermen.

    59.      Verordening nr. 1760/2000 heeft tot doel het vertrouwen van de consument in de kwaliteit van rundvlees te vergroten, de bescherming van de volksgezondheid op een hoog niveau te handhaven en de rundvleesmarkt duurzaam stabieler te maken.(25) De daartoe vastgestelde identificatie- en registratieregeling berust onder meer op door de lidstaten op te zetten nationale gegevensbestanden voor rundvee, waarin de identiteit van de dieren, alle bedrijven op het grondgebied van de lidstaat en alle verplaatsingen van de dieren worden opgenomen. Deze regeling moet steeds volledig en doeltreffend zijn, zodat de bevoegde autoriteit de verblijfplaats van elk rund op elk moment kan bepalen en bij de uitbraak van een dierziekte de herkomst van een dier snel kan traceren en onmiddellijk de nodige maatregelen kan treffen ter bescherming van de volksgezondheid.(26) Voor dit doel is elke houder van dieren krachtens artikel 7, lid 1, van verordening nr. 1760/2000 juncto artikel 2, lid 4, van beschikking 2001/672 met name verplicht om de bevoegde autoriteit in kennis te stellen van de precieze gegevens van alle verplaatsingen.(27) In § 13 van het besluit rechtstreekse betalingen 2015, § 21 en § 22 van de horizontale GLB-verordening en § 6 van het besluit betreffende de identificatie van runderen 2008 worden deze vereisten in het nationale recht nader uitgewerkt.

    60.      Het Hof heeft wat deze doelen betreft reeds geoordeeld dat artikel 7, lid 1, van verordening nr. 1760/2000 is gesteld in dwingende bewoordingen, die de omvang van de op de houders van dieren rustende meldingsplicht in bijzonderheden omschrijven en nauwkeurig de termijn vaststellen waarbinnen de houders aan deze verplichting dienen te voldoen. Daaruit heeft het Hof afgeleid dat iedere houder van dieren zich (onvoorwaardelijk) dient te houden aan de gestelde termijn.(28) Ten slotte heeft het Hof geoordeeld dat de niet-inachtneming van de in artikel 7, lid 1, tweede streepje, van verordening nr. 1760/2000 gestelde termijn voor de melding aan het gecomputeriseerde gegevensbestand van de verplaatsing van een rund, tot gevolg heeft dat het betrokken dier niet in aanmerking komt voor de slachtpremie.(29)

    61.      Het dwingende karakter van de plicht tot inachtneming van de meldingstermijnen is bijgevolg gebaseerd op het doel de doeltreffendheid van de identificatie- en registratieregeling voor runderen te waarborgen en vooral de bevoegde autoriteiten in staat te stellen om de verblijfplaats van elk rund op elk moment te bepalen.(30)

    62.      Zoals vermeld in de punten 12 en 42 van deze conclusie, moeten bovendien de lidstaten volgens artikel 53, leden 1 en 4, van gedelegeerde verordening nr. 639/2014 overeenkomstig het kader van verordening nr. 1307/2013 en de voorwaarden van deze gedelegeerde verordening subsidiabiliteitscriteria vaststellen. Tot die criteria behoren, in het geval van gekoppelde steunmaatregelen voor runderen, de eisen inzake identificatie en registratie van dieren waarin verordening nr. 1760/2000 voorziet. Zoals blijkt uit overweging 74 van gedelegeerde verordening nr. 639/2014, dient ook deze verplichting het – door de Commissie te controleren – doel dat de lidstaten de eisen inzake consistentie en niet-cumulatie van de steun, alsmede de in artikel 53 van verordening nr. 1307/2013 bedoelde maximumpercentages van de nationale maxima en de betrokken totale bedragen bij het ontwerpen van de steunmaatregelen in acht nemen. Met andere woorden, het gaat er ook om te voorkomen dat voor eenzelfde rund in het aanvraagjaar meerdere malen gekoppelde steun kan worden aangevraagd en toegekend.(31) Ook om deze reden is het noodzakelijk dat de identiteit en de verblijfplaats van de runderen op elk moment door de bevoegde autoriteiten kunnen worden vastgesteld. Dit doet geen afbreuk aan eventuele uitzonderingen waarin de lidstaat krachtens artikel 53, lid 4, van gedelegeerde verordening nr. 639/2014 kan voorzien voor de te late melding van een gebeurtenis in verband met een dier.(32)

    63.      Deze doelen vereisen een strikte uitlegging van de registratieregelingen en dus ook van de termijnen voor de melding van dieren. De niet-naleving van de plicht om binnen de gestelde termijn kennis te geven van de verplaatsing van dieren naar een andere verblijfplaats kan daarom niet meer worden hersteld.

    64.      Bijgevolg moeten de te laat gemelde runderen als niet-geconstateerd worden beschouwd en komen zij in beginsel niet voor steun in aanmerking. Derhalve moet de eerste prejudiciële vraag ontkennend worden beantwoord en dient ook de tweede prejudiciële vraag te worden beantwoord.

    B.      Tweede vraag: Toelaatbaarheid van een administratieve sanctie voor dieren die te laat zijn gemeld maar voor het overige wel voor steun in aanmerking komen

    65.      Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of de bevoegde autoriteit, naast de weigering van gekoppelde steun, een (financiële) administratieve sanctie mag opleggen.

    66.      Noch de voorwaarden, noch de berekening als zodanig van de door Agrarmarkt Austria op grond van artikel 31 van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 opgelegde administratieve sanctie zijn in casu in geschil.

    67.      De verwijzende rechter twijfelt echter of het opleggen van een administratieve sanctie toegestaan dan wel evenredig is omdat TF later alsnog melding heeft gedaan van de verplaatsing van de twaalf runderen naar de bergweide.

    68.      Dat een dergelijke sanctie niet toegestaan is, zou kunnen voortvloeien uit artikel 15, lid 1, juncto artikel 34 van gedelegeerde verordening nr. 640/2014.

    69.      Volgens artikel 15, lid 1, van deze verordening zijn de administratieve sancties niet van toepassing op het gedeelte van de steunaanvraag of de betalingsaanvraag waarvoor de begunstigde de bevoegde autoriteit schriftelijk meedeelt dat de steunaanvraag of de betalingsaanvraag onjuist is of onjuist is geworden sinds de indiening ervan, tenzij de begunstigde op de hoogte is gebracht van het voornemen van de bevoegde autoriteit een controle ter plaatse te verrichten, of de autoriteit de begunstigde reeds van een niet-naleving in de steunaanvraag of betalingsaanvraag in kennis heeft gesteld.

    70.      Volgens artikel 34 van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 geldt artikel 15 van die verordening voor fouten en omissies in de in het geautomatiseerde gegevensbestand voor runderen opgenomen gegevens vanaf het tijdstip waarop de steunaanvraag of betalingsaanvraag wordt ingediend, voor zover het om aangegeven dieren gaat.

    71.      Blijkens de in de verwijzingsbeslissing vermelde feiten lijkt het erop dat de twaalf runderen waarvan de verplaatsing te laat is gemeld, reeds in de verzamelaanvraag voor gekoppelde steun waren geïdentificeerd en het dus ging om „aangegeven dieren”(33) als bedoeld in artikel 2, lid 1, tweede alinea, punt 16, van gedelegeerde verordening nr. 640/2014. Bijgevolg zijn vanaf de datum van indiening van die verzamelaanvraag op grond van de in artikel 34 vastgestelde uitbreiding van het toepassingsgebied van artikel 15, lid 1, van deze verordening de overige voorwaarden en rechtsgevolgen ervan ook van toepassing op omissies in de in het geautomatiseerde gegevensbestand voor runderen opgenomen gegevens.(34) Het feit dat niet overeenkomstig artikel 7, lid 1, van verordening nr. 1760/2000 juncto artikel 2, lid 4, van beschikking 2001/672 binnen de termijn melding is gedaan van de verplaatsing van de betrokken runderen naar de zomerweiden, vormt ongetwijfeld een dergelijke omissie.

    72.      Dat de bewoordingen van artikel 15, lid 1, van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 alleen betrekking hebben op de later verstrekte schriftelijke mededeling over de onjuiste steunaanvraag of betalingsaanvraag of een steunaanvraag of betalingsaanvraag die onjuist is geworden, is bijgevolg irrelevant. Zoals ook de verwijzende rechter veronderstelt, breidt artikel 34 van die verordening namelijk de werkingssfeer van die uitzonderingsbepaling uit tot de latere correctie van een niet-gedane vermelding van diergegevens in het geautomatiseerde gegevensbestand voor dieren. Dit geldt ook voor de te late melding van de verplaatsing van runderen naar zomerweiden.

    73.      De in artikel 15, lid 1, van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 bedoelde correctiemogelijkheid veronderstelt ook dat de begunstigde nog niet op de hoogte is gebracht van het voornemen van de bevoegde autoriteit een controle ter plaatse te verrichten of de autoriteit de begunstigde nog niet van een niet-naleving in de steunaanvraag of betalingsaanvraag in kennis heeft gesteld. Dit heeft tot doel ervoor te zorgen dat de correctie achteraf door de houder van de dieren om autonome redenen en vrijwillig gebeurt. Het is onbetwist dat een dergelijke mededeling of kennisgeving door de autoriteit waardoor deze correctie niet vrijwillig zou lijken, in casu niet heeft plaatsgevonden.

    74.      Derhalve kan in de onderhavige zaak op grond van artikel 34 juncto artikel 15, lid 1, van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 geen administratieve sanctie worden opgelegd wegens de te late melding van de verplaatsing van de betrokken runderen naar de bergweide die later alsnog heeft plaatsgevonden. De vraag of een dergelijke administratieve sanctie evenredig zou zijn, is bijgevolg niet meer relevant.

    75.      Deze conclusie is niet in tegenspraak met het voorgestelde antwoord op de eerste prejudiciële vraag.

    76.      Ten eerste heeft de Uniewetgever in artikel 34 van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 namelijk bewust besloten dat, voor de toepassing van de uitzondering op het opleggen van administratieve sancties krachtens artikel 15, lid 1, van die verordening, omissies met betrekking tot de vermelding van diergegevens in het geautomatiseerde gegevensbestand voor dieren moeten worden gelijkgesteld met (inhoudelijk) onjuiste vermeldingen („fouten en omissies”) en niet mogen worden bestraft in het geval van een latere vrijwillige correctie door de houder van het dier. Ten tweede gaat het in beide gevallen om inbreuken op de subsidiabiliteitscriteria, die in beginsel tot een verlaging van de aangevraagde gekoppelde steun leiden; zij zijn echter niet onderworpen aan een administratieve sanctie.

    77.      De achterliggende gedachte is dat de uitsluiting of verlaging van het recht op gekoppelde steun voor runderen waarvan de verplaatsing te laat is gemeld, een voldoende stimulans voor aanvragers is om te voldoen aan de geldende subsidiabiliteitscriteria, waaronder de meldingsplicht, zonder dat een aanvullende administratieve sanctie nodig is. Dit geldt des te meer wanneer de latere melding inhoudelijk juist(35) was en aan de overige subsidiabiliteitscriteria is voldaan.

    V.      Conclusie

    78.      Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging de door het Verwaltungsgerichtshof gestelde prejudiciële vragen te beantwoorden als volgt:

    „1)      Artikel 2, lid 1, tweede alinea, punt 2, onder a), en punt 18, en artikel 30, lid 4, onder c), van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 moeten aldus worden uitgelegd dat in geval van een te late melding van de verplaatsing van runderen naar zomerweiden – die in strijd is met artikel 7, lid 1, van verordening nr. 1760/2000 juncto artikel 2, lid 4, van beschikking 2001/672 – de betrokken dieren als niet-geconstateerd worden beschouwd en niet voor steun in aanmerking komen.

    2)      Artikel 15, lid 1, en artikel 34 van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 moeten aldus worden uitgelegd dat een administratieve sanctie niet toegestaan is indien een dergelijke te late melding van de verplaatsing naar zomerweiden van runderen die volgens artikel 2, lid 1, tweede alinea, punt 16, van die gedelegeerde verordening zijn aangegeven of in de steunaanvraag zijn geïdentificeerd en voor het overige voor steun in aanmerking komen, achteraf door de begunstigde wordt gecorrigeerd; dit geldt slechts voor zover de begunstigde niet op de hoogte is gebracht van het voornemen van de bevoegde autoriteit een controle ter plaatse te verrichten en de autoriteit de begunstigde niet reeds van een niet-naleving in de steunaanvraag of betalingsaanvraag in kennis heeft gesteld.”


    1      Oorspronkelijke taal: Duits.


    2      Volgens de uitleg van de Commissie (https://agriculture.ec.europa.eu/common-agricultural-policy/income-support/additional-optional-schemes/voluntary-coupled-support_nl) is de koppeling tussen betalingen ter ondersteuning van het inkomen van landbouwers en de vervaardiging van bepaalde producten in het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) geleidelijk afgebouwd („ontkoppeld”). Daartoe is besloten om overproductie op bepaalde gebieden tegen te gaan en ervoor te zorgen dat de landbouwers zich richten op de marktvraag. In sommige situaties is gerichte steun echter gerechtvaardigd als een sector in moeilijkheden verkeert. Er is een steunregeling ontwikkeld om zulke moeilijkheden niet te laten escaleren. Dat zou uiteindelijk immers kunnen leiden tot de stopzetting van de productie en tot problemen in andere delen van de toeleveringsketen of aanverwante markten. Daarom mogen de lidstaten een beperkt deel van de inkomenssteun blijven koppelen aan bepaalde sectoren of producten. Hiervoor gelden wel diverse voorwaarden en maxima om verstoring van de markt zoveel mogelijk te voorkomen.


    3      Zie voor vergelijkbare gevallen ook mijn conclusie in de zaken EP Agrarhandel (C‑554/16, EU:C:2017:956) en Agrárminiszter (Afkalfpercentage) (C‑538/22, EU:C:2023:938).


    4      Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PB 2000, L 204, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 653/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot wijziging van verordening (EG) nr. 1760/2000 wat betreft de elektronische identificatie van runderen en de etikettering van rundvlees (PB 2014, L 189, blz. 33).


    5      Beschikking van de Commissie van 20 augustus 2001 houdende vaststelling van bijzondere voorschriften voor het verplaatsen van runderen naar zomerweiden in bergstreken (PB 2001, L 235, blz. 23), zoals gewijzigd bij besluit 2010/300/EU van de Commissie van 25 mei 2010 tot wijziging van beschikking 2001/672/EG wat betreft de tijdsperioden voor het verplaatsen van runderen naar zomerweiden (PB 2010, L 127, blz. 19). Deze beschikking is inmiddels ingetrokken bij artikel 84 van gedelegeerde verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren (PB 2019, L 314, blz. 115).


    6      Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB 2013, L 347, blz. 608).


    7      Gedelegeerde verordening van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot wijziging van bijlage X bij die verordening (PB 2014, L 181, blz. 1), zoals gewijzigd bij gedelegeerde verordening (EU) 2018/1784 van de Commissie van 9 juli 2018 (PB 2018, L 293, blz. 1).


    8      Gedelegeerde verordening van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden (PB 2014, L 181, blz. 48), zoals gewijzigd bij gedelegeerde verordening (EU) 2017/723 van de Commissie van 16 februari 2017 (PB 2017, L 107, blz. 1).


    9      De artikelen 1‑10 van verordening nr. 1760/2000 zijn geschrapt bij artikel 278 van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid („diergezondheidswetgeving”) (PB 2016, L 84, blz. 1). Volgens artikel 271 juncto artikel 283 van verordening (EU) 2016/429 blijven deze artikelen echter van toepassing tot drie jaar na de datum waarop deze verordening van toepassing is geworden, te weten vanaf 21 april 2021.


    10      In mijn conclusie in zaak EP Agrarhandel (C‑554/16, EU:C:2017:956, punt 55, voetnoot 22) heb ik er reeds op gewezen dat de formulering „op elk moment” in de overgrote meerderheid van de taalversies van deze overweging te vinden is. Het feit dat deze in de Franse taalversie ontbreekt, lijkt mij op een redactionele fout te berusten.


    11      De tweede alinea van lid 4 is toegevoegd bij gedelegeerde verordening (EU) 2015/1383 van de Commissie van 28 mei 2015 tot wijziging van gedelegeerde verordening nr. 639/2014 wat betreft de subsidiabiliteitsvoorwaarden voor de identificatie- en registratievoorschriften voor dieren met het oog op gekoppelde steun in het kader van verordening nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB 2015, L 214, blz. 1).


          Overweging 3 van gedelegeerde verordening (EU) 2021/841 van de Commissie van 19 februari 2021 tot wijziging van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 wat betreft de regels voor niet-nalevingen met betrekking tot de identificatie- en registratieregeling voor runderen, schapen en geiten en de regels voor de berekening van de hoogte van de administratieve sancties voor dieren die zijn aangegeven in het kader van steunregelingen voor dieren of diergebonden bijstandsmaatregelen (PB 2021, L 186, blz. 12), luidt met betrekking tot deze bepaling als volgt:


          „Op grond van artikel 53, lid 4, van gedelegeerde verordening [nr. 639/2014] van de Commissie moeten de lidstaten, wanneer de gekoppelde steunmaatregel betrekking heeft op runderen en/of schapen en geiten, als een van de subsidiabiliteitsvoorwaarden voor de steun vaststellen dat de eisen inzake identificatie en registratie van dieren waarin respectievelijk verordening [nr. 1760/2000] en verordening (EG) nr. 21/2004 [...] voorzien, in acht moeten worden genomen. Voorts moeten gebeurtenissen in verband met dieren, zoals geboorten, sterftes en verplaatsingen, overeenkomstig die verordeningen binnen bepaalde termijnen aan het geautomatiseerde gegevensbestand worden gemeld. Niet-naleving van die termijnen wordt beschouwd als een niet-naleving met betrekking tot het dier in kwestie. Met het oog op evenredigheid en onverminderd andere door de lidstaat vastgestelde subsidiabiliteitsvoorwaarden moeten runderen, schapen en geiten echter worden geacht voor steun of bijstand in aanmerking te komen zonder toepassing van administratieve sancties voor zover een te late melding van een gebeurtenis in verband met een dier plaatsvond vóór het begin van een aanhoudperiode of vóór een bepaalde door de lidstaat overeenkomstig artikel 53, lid 4, van gedelegeerde verordening [nr. 639/2014] vastgestelde referentiedatum.”


    12      In overweging 11 van verordening (EU) nr. 2016/1393 van de Commissie van 4 mei 2016 tot wijziging van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 van de Commissie tot aanvulling van verordening nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden (PB 2016, L 225, blz. 41) wordt de wijziging van deze bepaling als volgt toegelicht:


          „Krachtens artikel 53, lid 4, van gedelegeerde verordening [nr. 639/2014] van de Commissie [...] moeten de lidstaten als een van de subsidiabiliteitsvoorwaarden vaststellen dat de eis tot identificatie en registratie van dieren waarin verordening [nr. 1760/2000] van het Europees Parlement en de Raad [...] voorziet, in acht moet worden genomen. De verwijzing naar de inachtneming van die verordening als systematische subsidiabiliteitsvoorwaarde moet ervoor zorgen dat de dieren die in aanmerking komen voor steun of bijstand, ondubbelzinnig worden geïdentificeerd. In dit verband moet in artikel 30, lid 4, onder c), van gedelegeerde verordening [nr. 640/2014] worden verduidelijkt dat onjuiste vermeldingen betreffende geslacht, ras, kleur of datum die in het register, de dierpaspoorten en/of het geautomatiseerde gegevensbestand voor runderen zijn opgenomen, na de eerste bevinding als niet-naleving moeten worden beschouwd, indien die informatie essentieel is om te beoordelen of de dieren subsidiabel zijn in het kader van de betrokken steunregeling of bijstandsmaatregel. Anders moet het dier in kwestie als niet-geconstateerd worden beschouwd indien zulke onjuiste vermeldingen in een tijdsbestek van 24 maanden bij op zijn minst twee controles worden vastgesteld.”


    13      BGBl. I nr. 55/2007, in de versie BGBl. I nr. 46/2018.


    14      BGBl. II nr. 368/2014, in de versie BGBl. II nr. 57/2018.


    15      BGBl. II nr. 100/2015, in de versie BGBl. II nr. 165/2020.


    16      Uitvoeringsverordening van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor verordening nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PB 2014, L 227, blz. 69), zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) 2019/1804 van de Commissie van 28 oktober 2019 (PB 2019, L 276, blz. 12).


    17      BGBl. II nr. 201/2008, in de versie BGBl. II nr. 285/2019.


    18      Dit is minder duidelijk met betrekking tot de in het dictum van de beslissing van het Bundesverwaltungsgericht gelaste „doorhaling” van de inhouding op de gekoppelde steun. De ontoelaatbaarheid van deze inhouding lijkt deze rechter eveneens te hebben afgeleid uit artikel 15 van gedelegeerde verordening nr. 640/2014, hoewel deze bepaling slechts voorziet in een uitzondering op de toepassing van administratieve sancties. Uit de toelichting in de verwijzingsbeschikking over het onderlinge verband tussen de twee prejudiciële vragen blijkt dat het Verwaltungsgerichtshof hoe dan ook niet uitsluit dat TF geen aanspraak kan maken op gekoppelde steun voor de te laat gemelde dieren.


    19      De begrippen „subsidiabiliteitsvoorwaarden” en „subsidiabiliteitscriteria” dienen in dit verband als synoniemen te worden opgevat. Dit wordt bijvoorbeeld bevestigd door de Engelse (eligibility conditions en eligibility criteria) en de Franse taalversie (conditions d’admissibilité en conditions d’octroi) van deze bepalingen.


    20      Zie voetnoot 12 hierboven.


    21      Zie voetnoot 10 hierboven.


    22      Zie de laatste zinsnede van overweging 5 van besluit 2010/300: „zonder de traceerbaarheid in het gedrang te brengen”.


    23      Zie in dit verband arrest van 20 september 2023, Spanje/Commissie (T‑450/21, niet gepubliceerd, EU:T:2023:571, punten 43 e.v.), en de hiertegen ingestelde hogere voorziening van Spanje in zaak C‑729/23 P.


    24      Zie dienaangaande ook overweging 3 van gedelegeerde verordening 2021/841 (voetnoot 11 hierboven). Een niet-tijdige melding wordt bijgevolg als niet-naleving ten aanzien van het betrokken dier beschouwd. Met het oog op evenredigheid en onverminderd andere door de lidstaat vastgestelde subsidiabiliteitsvoorwaarden moeten met name runderen echter worden geacht voor steun of bijstand in aanmerking te komen zonder toepassing van administratieve sancties voor zover een te late melding van een gebeurtenis in verband met een dier plaatsvond vóór het begin van een aanhoudperiode of vóór een bepaalde door de lidstaat overeenkomstig artikel 53, lid 4, van gedelegeerde verordening nr. 639/2014 vastgestelde referentiedatum.


    25      Zie met name overweging 7 van verordening nr. 1760/2000.


    26      Zie overweging 3 van beschikking 2001/672, arrest van 24 mei 2007, Maatschap Schonewille-Prins (C‑45/05, EU:C:2007:296, punt 41), en mijn conclusie in zaak EP Agrarhandel (C‑554/16, EU:C:2017:956, punten 34 en 58).


    27      Zie arrest van 24 mei 2007, Maatschap Schonewille-Prins (C‑45/05, EU:C:2007:296, punt 35), en mijn conclusie in zaak EP Agrarhandel (C‑554/16, EU:C:2017:956, punt 35).


    28      In deze zin arrest van 24 mei 2007, Maatschap Schonewille-Prins (C‑45/05, EU:C:2007:296, punten 35‑41, met name punten 36 en 38); zie ook arrest van 7 juni 2018, EP Agrarhandel (C‑554/16, EU:C:2018:406, punt 38).


    29      Arrest van 24 mei 2007, Maatschap Schonewille-Prins (C‑45/05, EU:C:2007:296, punt 43).


    30      Met betrekking tot de niet-inachtneming van de meldingstermijn in het kader van vergelijkbare bepalingen inzake de toekenning van zoogkoeienpremies, zie mijn conclusie in zaak EP Agrarhandel (C‑554/16, EU:C:2017:956, punten 71‑73).


    31      Bijgevolg zijn de definities in artikel 2, lid 1, tweede alinea, punt 15 („steunaanvraag voor vee”), punt 16 („aangegeven dieren”) en punt 18 („geconstateerd dier”) van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 gebaseerd op het beginsel dat gekoppelde steun alleen kan worden verleend voor dieren die in de desbetreffende aanvraag nauwkeurig zijn omschreven.


    32      Zie punt 57 hierboven en overweging 3 van gedelegeerde verordening 2021/841 (voetnoten 11 en 24 hierboven).


    33      De iets afwijkende formulering „angemeldete Tiere” in de Duitse taalversie van artikel 34 van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 lijkt in dit verband niet relevant te zijn (cursivering van mij). Dit wordt bijvoorbeeld bevestigd door de Franse en de Engelse taalversie, waarin in deze bepalingen uniform de begrippen „animaux déclarés” respectievelijk „declared [...] animals” worden gebruikt.


    34      Zie ook overweging 30 van gedelegeerde verordening nr. 640/2014 die bepaalt dat de „voor de steunaanvraag en betalingsaanvraag geboden mogelijkheid om correcties aan te brengen zonder dat zij tot de administratieve sanctie leiden, [...] ook [moet] gelden voor onjuiste gegevens in het geautomatiseerde gegevensbestand ten aanzien van aangegeven runderen”.


    35      Zie mijn conclusie in zaak EP Agrarhandel (C‑554/16, EU:C:2017:956, punt 94) over de vergelijkbare situatie van de te late melding van gegevens voor de toekenning van een zoogkoeienpremie.

    Top