This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62022CN0087
Case C-87/22: Request for a preliminary ruling from the Landesgericht Korneuburg (Austria) lodged on 9 February 2022 — TT v AK
Zaak C-87/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesgericht Korneuburg (Oostenrijk) op 9 februari 2022 — TT / AK
Zaak C-87/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesgericht Korneuburg (Oostenrijk) op 9 februari 2022 — TT / AK
PB C 213 van 30.5.2022, p. 25–25
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
PB C 213 van 30.5.2022, p. 23–23
(GA)
30.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 213/25 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesgericht Korneuburg (Oostenrijk) op 9 februari 2022 — TT / AK
(Zaak C-87/22)
(2022/C 213/34)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Landesgericht Korneuburg
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: TT
Verwerende partij: AK
Prejudiciële vragen
1. |
Moet artikel 15 van verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000 (1), aldus worden uitgelegd dat een lidstaat die bevoegd is om ten gronde over een zaak te beslissen, het gerecht van een andere lidstaat kan verzoeken zich bevoegd te verklaren wanneer eerstbedoelde lidstaat van oordeel is dat dit gerecht van die andere lidstaat, waarmee het kind een bijzondere band heeft, beter in staat is de zaak of een specifiek onderdeel daarvan te behandelen, ook al is de andere lidstaat een lidstaat waar het kind na een ongeoorloofde overbrenging zijn gewone verblijfplaats heeft verkregen? |
2. |
Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: Moet artikel 15 van verordening nr. 2201/2003 aldus worden uitgelegd dat de daarin genoemde criteria voor de overgang van de bevoegdheid uitputtend zijn geregeld, zonder dat verdere criteria, rekening houdend met een procedure die is ingeleid krachtens artikel 8, onder f), van het Verdrag van ’s-Gravenhage van 25 oktober 1980 inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, nodig zijn? |
(1) PB. 2003, L 338, blz. 1.