Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021TN0647

    Zaak T-647/21: Beroep ingesteld op 1 oktober 2021 — Sberbank Europe/ECB

    PB C 481 van 29.11.2021, p. 40–41 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    29.11.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 481/40


    Beroep ingesteld op 1 oktober 2021 — Sberbank Europe/ECB

    (Zaak T-647/21)

    (2021/C 481/55)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: Sberbank Europe AG (Wenen, Oostenrijk) (vertegenwoordiger: M. Fellner, advocaat)

    Verwerende partij: Europese Centrale Bank

    Conclusies

    het besluit van 2 augustus 2021 van de Europese Centrale Bank (ECB) (1) nietig verklaren;

    de ECB verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster twaalf middelen aan.

    1.

    De ECB heeft inbreuk gepleegd op het verbod van dubbele bestraffing zoals dat is neergelegd in artikel 50 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: “Handvest”) en artikel 4 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (hierna: “EVRM”).

    2.

    De ECB heeft artikel 49 van het Handvest en artikel 7 EVRM geschonden door een sanctie op te leggen die de in artikel 18, lid 1, van verordening (EU) nr. 1024/2013 (2) vastgestelde maximumbedragen overschrijdt.

    3.

    De ECB heeft artikel 17 van het Handvest en artikel 1 van het eerste aanvullend protocol bij het EVRM geschonden.

    4.

    De ECB heeft het beginsel van goede trouw geschonden door de methode voor de vaststelling van administratieve geldboeten overeenkomstig artikel 18, leden 1 en 7 van verordening (EU) nr. 1024/2013 onjuist toe te passen.

    5.

    De ECB heeft artikel 6 EVRM geschonden.

    6.

    De ECB heeft het in artikel 18, lid 1, van verordening (EU) nr. 1024/2013 bepaalde maximumbedrag voor sancties geschonden.

    7.

    § 97 van het Oostenrijkse Bankwesengesetz (“BWG”) is niet van toepassing wanneer geen voordeel wordt behaald of geen verlies wordt vermeden door de limiet voor grote blootstellingen te overschrijden.

    8.

    De ECB kan verzoekster geen winstafromingsrente meer opleggen op grond van § 97 BWG in samenhang met artikel 395 van verordening (EU) nr. 575/2013 (3).

    9.

    Verzoekster heeft § 97, lid 1, BWG, in samenhang met § 30a BWG en artikel 395, lid 1, van verordening (EU) nr. 575/2013 onjuist toegepast.

    10.

    Verzoekster had niet de bedoeling om de in artikel 395 van verordening nr. 575/2013 bedoelde limieten voor grote blootstellingen te overschrijden.

    11.

    Verzoekster heeft geen voordeel behaald of enig verlies vermeden dat moest worden opgevangen door in de betrokken periode de limieten voor grote blootstellingen te overschrijden.

    12.

    De ECB heeft haar beoordelingsbevoegdheid misbruikt door verzoekster niet de uitzondering van artikel 396, lid 1, van verordening (EU) nr. 575/2013 toe te staan.


    (1)  Nr. ECB-SSM-2021-ATSBE-7 — ESA-2020-00000051.

    (2)  Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB 2013, L 287, blz. 63).

    (3)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 (Voor de EER relevante tekst) (PB 2013, L 176, blz. 1).


    Top