EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021TN0302

Zaak T-302/21: Beroep ingesteld op 27 mei 2021 — ABOCA e.a. / Commissie

PB C 289 van 19.7.2021, p. 45–46 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

19.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 289/45


Beroep ingesteld op 27 mei 2021 — ABOCA e.a. / Commissie

(Zaak T-302/21)

(2021/C 289/61)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: ABOCA SpA Società Agricola (Sansepolcro, Italië), Coswell SpA (Funo di Argelato, Italië), Associação portuguesa de suplementos alimentares (Apard) (Lissabon, Portugal) (vertegenwoordigers: B. Kelly, Solicitor, K. Ewert, advocaat, D. Scannell, en C. Thomas, Barristers-at-law)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Verordening (EU) 2021/468 van de Commissie van 18 maart 2021 tot wijziging van bijlage III bij verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft botanische soorten die hydroxyantraceenderivaten bevatten (1) (hierna: “bestreden verordening”) geheel of (subsidiair) gedeeltelijk nietig verklaren en de Commissie verwijzen in de kosten

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen drie middelen aan.

1.

Eerste middel: het besluit van de Commissie om te handelen op grond van verordening (EG) nr. 1925/2006 (hierna: “toevoegingsverordening”) is onrechtmatig:

het gebruik van het begrip “bereidingen” in de bestreden verordening lijkt ertoe te strekken dat het wordt verboden om ingrediënten van volledige planten en natuurlijke botanische extracten te gebruiken als levensmiddelen. De Commissie is krachtens de toevoegingsverordening niet bevoegd om levensmiddelen te verbieden;

de Commissie had de strengere procedure en het strengere juridische criterium van richtlijn 2002/46/EG moeten toepassen.

2.

Tweede middel: de bestreden verordening brengt rechtsonzekerheid met zich mee:

verzoeksters kunnen niet nagaan of hun producten zijn onderworpen aan een aanvullend onderzoek op grond van artikel 1, lid 2, van de bestreden verordening, omdat de betekenis van het begrip “bereidingen” in de context van de toevoegingsverordening onduidelijk is;

het verband tussen de twee artikelen van de toevoegingsverordening is onduidelijk;

hoe dan ook is de bestreden verordening in strijd met het non-discriminatiebeginsel doordat zij gericht is op de producten van verzoeksters en niet op de talrijke levensmiddelen die vergelijkbare hoeveelheden hydroxyantraceenderivaten bevatten.

3.

Derde middel: de beoordeling die de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (“EFSA”) in 2017 heeft verricht, kan niet voldoen aan het in de toevoegingsverordening neergelegde juridische criterium:

volgens het toepasselijke juridische criterium moet voor de opneming van de betreffende stoffen in de bijlage bij de toevoegingsverordening kunnen worden vastgesteld dat er sprake is van schadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid;

in de conclusies van EFSA worden geen schadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid vastgesteld;

de aanpak van de Commissie is onevenredig omdat hij niet voldoet aan het in de toevoegingsverordening neergelegde criterium “noodzakelijkheid”;

de Commissie heeft geen rekening gehouden met sinds 2017 gepubliceerde gegevens waaruit blijkt dat de consumptie van de stoffen in kwestie geen schadelijke gevolgen heeft voor de menselijke gezondheid.


(1)  PB 2021, L 96, blz. 6.


Top