Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021TN0075

    Zaak T-75/21: Beroep ingesteld op 5 februari 2021 — Mendes de Almeida/Raad

    PB C 128 van 12.4.2021, p. 42–43 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    12.4.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 128/42


    Beroep ingesteld op 5 februari 2021 — Mendes de Almeida/Raad

    (Zaak T-75/21)

    (2021/C 128/50)

    Procestaal: Portugees

    Partijen

    Verzoekende partij: Ana Carla Mendes de Almeida (Sobreda, Portugal) (vertegenwoordigers: R. Leandro Vasconcelos en M. Marques de Carvalho, advocaten)

    Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    uitvoeringsbesluit 2020/1117 van de Raad van 27 juli 2020 houdende benoeming van de Europese aanklagers van het Europees Openbaar Ministerie nietig verklaren voor zover daarbij de door Portugal voorgedragen kandidaat José Eduardo Moreira Alves d’Oliveira Guerra wordt benoemd tot Europese aanklager van het Europees Openbaar Ministerie als tijdelijk functionaris in rang AD 13 voor een niet-verlengbare termijn van drie jaar met ingang van 29 juli 2020;

    de Raad van de Europese Unie verwijzen in de kosten van beide partijen.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan:

    1-

    Eerste middel: schending van de regels die gelden voor de benoeming van de Europese aanklagers, welke regels het beginsel van onafhankelijkheid van het Europees Openbaar Ministerie waarborgen. Verzoekster voert aan dat het bezwaar dat de Portugese regering bij brief aan de Raad van de Europese Unie van 29 november 2019 heeft geuit aangaande de door de selectiecommissie bedoeld in artikel 14, lid 3, van verordening (EU) 2017/1939 opgestelde rangschikking van de kandidaten die door de Portugese regering zelf zijn voorgedragen — in welke brief deze regering te kennen heeft gegeven dat een andere kandidaat haar voorkeur heeft — , en de aanvaarding van die brief door de Raad, — afbreuk doen aan de opzet van de procedure voor de benoeming van de Europese aanklagers. Die opzet heeft tot doel de onafhankelijkheid van het Europees Openbaar Ministerie en de Europese aanklagers te waarborgen. De Europese aanklagers ontlenen hun legitimiteit aan de instellingen van de Unie die bij de benoemingsprocedure betrokken zijn, in het bijzonder de Raad van de Europese Unie maar ook het Europees Parlement, en niet aan de betrokkenheid van de nationale regeringen. De voornoemde brief van de Portugese regering en de aanvaarding ervan door de Raad doen ernstige twijfel rijzen over de onafhankelijkheid, en zelfs de geloofwaardigheid van het Europees Openbaar Ministerie en de Europese aanklagers.

    2-

    Tweede middel: kennelijke fout met betrekking tot de uitgangspunten van het besluit. Verzoekster stelt met name dat de brief van 29 november 2019 die de Portugese regering aan de Raad heeft gestuurd twee ernstige fouten bevatte, die de regering overigens zelf heeft erkend. Die fouten bestonden erin dat de voorkeurskandidaat van de Portugese regering hierin zesmaal werd aangeduid als “plaatsvervangend hoofdaanklager José Guerra”, en dat werd gesteld dat die aanklager onderzoeks- en vervolgingsfuncties had uitgeoefend in een belangrijk proces inzake strafbare inbreuken op de financiële belangen van de Europese Unie. De bij de bestreden handeling benoemde aanklager was en is echter geen plaatsvervangend hoofdaanklager, en heeft evenmin deelgenomen aan de onderzoeksfase van het genoemde proces. De Raad ontkent weliswaar dat die twee fouten relevant waren voor zijn besluit, maar heeft ze in feite nooit benoemd, althans nooit gecorrigeerd, hoewel hij de overige argumenten die de Portugese regering in de brief had aangevoerd heeft aanvaard. In werkelijkheid heeft de Raad de kwestie van de fouten pas aan de orde gesteld nadat de betreffende feiten bekend waren geworden, hetgeen overigens heeft geleid tot aanzienlijke publieke verontwaardiging zowel in Portugal als in Europa.

    3-

    Derde middel: misbruik van bevoegdheid. Verzoekster voert aan dat de doelstellingen met het oog waarop aan de Raad van de Europese Unie bevoegdheden zijn verleend in het kader van de procedure voor de selectie en de benoeming van de Europese aanklagers, erin bestaan dat de onafhankelijkheid van het Europees Openbaar Ministerie wordt gewaarborgd, en dat voor de uitoefening van het ambt van Europese aanklager die nationale kandidaten worden benoemd die het meest geschikt zijn en wier onafhankelijkheid buiten twijfel staat. De inmenging van de Portugese regering en de handelwijze van de Raad waren gericht op andere doelstellingen dan die welke waren aangevoerd, of hebben op zijn minst geleid tot een ander resultaat. De selectie en daarna de benoeming — bij de bestreden handeling — van de Portugese aanklager, dragen niet noodzakelijkerwijs bij tot de benoeming van de meest geschikte nationale kandidaten wier onafhankelijkheid buiten twijfel staat voor de uitoefening van het ambt van Europese aanklager, waardoor de doelstellingen die voortvloeien uit de voormelde verordeningen en besluiten worden ondermijnd en afbreuk wordt gedaan aan de legitimiteit van de benoemde aanklagers en aan de geloofwaardigheid van het Europees Openbaar Ministerie zelf.


    Top