EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CC0394

Conclusie van advocaat-generaal A. Rantos van 29 september 2022.
Bursa Română de Mărfuri SA tegen Autoritatea Naţională de Reglementare în domeniul Energiei i (ANRE).
Verzoek van de Curte de Apel Bucureşti om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Interne markt voor elektriciteit – Richtlijn 2009/72/EG – Verordening (EU) 2019/943 – Artikel 1, onder b) en c), en artikel 3 – Beginselen inzake het beheer van elektriciteitsmarkten – Verordening (EU) 2015/1222 – Artikel 5, lid 1 – Benoemde elektriciteitsmarktbeheerder – Nationaal wettelijk monopolie voor day-ahead- en intradayhandelsdiensten – Nationale regeling die voorziet in een monopolie voor de handel in elektriciteit op groothandelsniveau op korte, middellange en lange termijn.
Zaak C-394/21.

Court reports – general

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2022:743

 CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL

A. RANTOS

van 29 september 2022 ( 1 )

Zaak C‑394/21

Bursa Română de Mărfuri SA

tegen

Autoritatea Naţională de Reglementare în domeniul Energiei (ANRE)

in aanwezigheid van:

Federaţia Europeană a Comercianţilor de Energie

[verzoek van de Curte de Apel Bucureşti (rechter in eerste aanleg Boekarest, Roemenië) om een prejudiciële beslissing]

„Prejudiciële verwijzing – Elektriciteitsmarkt – Verordening (EU) 2019/943 – Richtlijn (EU) 2019/944 – Verordening (EU) 2015/1222 – Nationale regeling waarbij één elektriciteitsmarktbeheerder is aangewezen”

Inleiding

1.

Het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing is ingediend door de Curte de Apel București (rechter in eerste aanleg Boekarest, Roemenië) in het kader van een geding tussen Bursa Română de Mărfuri SA (hierna: „BRM”) en de Autoritate Naţională de Reglementare în domeniul Energiei (ANRE) [nationale regelgevende instantie op energiegebied, Roemenië] inzake de weigering van laatstgenoemde om BRM een vergunning te verlenen voor de organisatie en het beheer van gecentraliseerde elektriciteitsmarkten.

2.

De prejudiciële vragen waarop deze gerichte conclusie is toegespitst, betreffen ten eerste de vraag of verordening (EU) 2019/943 ( 2 ), uitgelegd in het licht van richtlijn (EU) 2019/944 ( 3 ), de lidstaten verbiedt om één enkele vergunning af te geven voor de organisatie en het beheer van de elektriciteitsmarkten en hen verplicht om een bestaand wettelijk monopolie ter zake te beëindigen, en ten tweede de vraag of de in die verordening neergelegde beginselen van vrije mededinging van toepassing zijn op de beheerder van de elektriciteitsmarkt, mede gelet op het begrip „elektriciteitsmarkten”, dat in die verordening door verwijzing naar die richtlijn wordt omschreven.

Toepasselijke bepalingen

Unierecht

Verordening 2019/943

3.

Artikel 1 („Onderwerp en werkingssfeer”) van verordening 2019/943 bepaalt het volgende:

„Deze verordening beoogt:

[…]

b)

fundamentele beginselen vast te stellen voor goed functionerende, geïntegreerde elektriciteitsmarkten, waarbij niet-discriminerende toegang voor alle aanbieders van middelen en elektriciteitsafnemers mogelijk is, de consumenten mondig worden gemaakt, het concurrentievermogen op de mondiale markt alsook vraagrespons, energieopslag en energie-efficiëntie worden verzekerd, de aggregatie van decentrale vraag en aanbod mogelijk is en markt- en sectorintegratie en marktgebaseerde vergoeding van uit hernieuwbare bronnen opgewekte elektriciteit mogelijk worden gemaakt;

c)

eerlijke regels te stellen voor de grensoverschrijdende elektriciteitshandel, om aldus de mededinging op de interne elektriciteitsmarkt te bevorderen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de nationale en regionale markten […];

[…]”

4.

Artikel 2 van deze verordening bevat de volgende definities:

„Volgende definities zijn van toepassing:

[…]

7.

‚marktbeheerder’: een entiteit die een dienst levert waarbij de aanbiedingen om elektriciteit te verkopen in evenwicht [worden gebracht] met biedingen om elektriciteit te kopen;

8.

,benoemde elektriciteitsmarktbeheerder’ of ‚NEMO’[ ( 4 )]: een marktbeheerder die door de bevoegde autoriteit is aangewezen om taken uit te voeren met betrekking tot eenvormige day-ahead- of eenvormige intradaykoppeling;

[…]

25.

‚marktdeelnemer’: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit aankoopt, verkoopt, of produceert, aan aggregatie doet of vraagrespons- of energieopslagdiensten verstrekt, onder meer door het plaatsen van handelsorders op een of meerdere elektriciteitsmarkten, waaronder op balanceringsenergiemarkten;

[…]

40.

‚elektriciteitsmarkten’: elektriciteitsmarkten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 9, van [richtlijn 2019/944];

[…]”

5.

Artikel 3 („Beginselen inzake het beheer van elektriciteitsmarkten”) van de verordening luidt als volgt:

„De lidstaten, de regulerende instanties, de transmissiesysteembeheerders, de distributiesysteembeheerders, de marktbeheerders en de gedelegeerde beheerders waarborgen dat de elektriciteitsmarkten in overeenstemming met de volgende beginselen worden beheerd:

a)

prijsvorming vindt plaats op basis van vraag en aanbod;

b)

de marktvoorschriften moedigen de vrije prijsvorming aan en vermijden acties waardoor prijsvorming op basis van vraag en aanbod wordt tegengegaan;

c)

de marktvoorschriften vergemakkelijken de ontwikkeling van meer flexibele productie, duurzame koolstofarme productie en meer flexibele vraag;

d)

eindafnemers worden in staat gesteld te profiteren van de mogelijkheden die de markt biedt en van scherpere concurrentie op de retailmarkten, en krijgen de mogelijkheid om als marktdeelnemers op te treden op de energiemarkt en bij de energietransitie;

[…]

h)

belemmeringen voor grensoverschrijdende elektriciteitsstromen tussen biedzones of lidstaten en grensoverschrijdende transacties op elektriciteitsmarkten en aanverwante dienstenmarkten worden geleidelijk weggenomen;

[…]

o)

om marktdeelnemers de mogelijkheid te geven zich op marktgebaseerde wijze te beschermen tegen risico’s op prijsvolatiliteit en om onzekerheid wat betreft toekomstige producten te beperken, zijn indekkingsmogelijkheden op lange termijn op transparante wijze verhandelbaar op beurzen, en komen elektriciteitsleveringscontracten voor de lange termijn buiten de beurs tot stand, waarbij het mededingingsrecht van de Unie moet worden nageleefd;

[…]”

6.

Artikel 10 („Technische beperkingen van biedingen”) van deze verordening bepaalt in de leden 4 en 5:

„4.   De regulerende instanties [of de aangewezen bevoegde autoriteiten] identificeren de op hun grondgebied toegepaste beleids- en andere maatregelen die er indirect toe kunnen bijdragen dat de groothandelsprijsvorming wordt ingeperkt, met inbegrip van het beperken van biedingen die verband houden met de activering van balanceringsenergie, capaciteitsmechanismen, door de transmissiesysteembeheerders getroffen maatregelen alsmede maatregelen die zijn gericht op het tegengaan van marktresultaten of het voorkomen van misbruik van dominante posities of op inefficiënte wijze afgebakende biedzones.

5.   Wanneer een regulerende instantie of een aangewezen bevoegde autoriteit een beleid of een maatregel heeft geïdentificeerd waardoor de groothandelsprijsvorming kan worden ingeperkt, onderneemt hij alle passende acties om ervoor te zorgen dat dat beleid of die maatregel geen gevolgen voor het biedingsgedrag heeft of dat de gevolgen van dat beleid of die maatregel beperkt blijven. […]”

Richtlijn 2019/944

7.

Artikel 2 van richtlijn 2019/944 bevat de volgende definitie:

„Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

[…]

9)

‚elektriciteitsmarkten’: markten voor elektriciteit, onder meer over-the-counter-markten en elektriciteitsbeurzen, markten voor de verhandeling van energie, capaciteit, balancerings- en ondersteunende diensten in alle tijdsbestekken, waaronder termijn-, day-ahead- en intraday-markten;

[…]”

8.

Overeenkomstig artikel 72 van richtlijn 2019/944 is met ingang van 1 januari 2021 richtlijn 2009/72/EG ( 5 ) ingetrokken en vervangen door richtlijn 2019/944, en overeenkomstig artikel 73 ervan zijn de meeste bepalingen van de nieuwe richtlijn vanaf die datum van toepassing.

Verordening 2015/1222

9.

Artikel 4 („Aanwijzing en intrekking van de aanwijzing van NEMO’s”) van verordening (EU) 2015/1222 ( 6 ) bepaalt in lid 1:

„Elke lidstaat waarvan het elektriciteitsnet is aangesloten op een biedzone in een andere lidstaat zorgt ervoor dat […] één of meer NEMO’s worden aangewezen om de eenvormige day-ahead- en/of intradaykoppeling uit te voeren. […]”

10.

Artikel 5 („Aanwijzing van NEMO’s in het geval van een nationaal wettelijk monopolie voor handelsdiensten”) van deze verordening luidt als volgt:

„1.   Wanneer er in een lidstaat of in de biedzone van een lidstaat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening al een nationaal wettelijk monopolie voor day-ahead- en intradayhandelsdiensten bestaat, waarbij de aanwijzing van meer dan één NEMO wordt uitgesloten, stelt de desbetreffende lidstaat de Commissie daarvan binnen twee maanden na de inwerkingtreding van deze verordening in kennis en kan die lidstaat de aanwijzing van meer dan één NEMO per biedzone weigeren.

[…]

2.   In de zin van deze verordening wordt een nationaal wettelijk monopolie geacht te bestaan wanneer bij nationaal recht uitdrukkelijk is vastgesteld dat niet meer dan één entiteit binnen een lidstaat of biedzone van een lidstaat day-ahead- en intradayhandelsdiensten mag uitvoeren.

3.   Twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening zendt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag […] toe […]. Op basis van dit verslag, en als de Commissie van mening is dat er geen rechtvaardiging bestaat voor de voortzetting van de nationale wettelijke monopolies […], kan de Commissie passende wetgeving of andere passende maatregelen in overweging nemen om de mededinging en de handel tussen en binnen de lidstaten verder te doen toenemen. […]”

Roemeens recht

11.

Legea energiei electrice şi a gazelor naturale nr. 123/2012 ( 7 ) bepaalt in artikel 10, lid 2, onder f), het volgende:

„De bevoegde autoriteit geeft vergunningen af voor:

[…]

f)

het beheer van de gecentraliseerde markten – er wordt één vergunning verleend aan de elektriciteitsmarktbeheerder en één vergunning aan de balanceringsmarktbeheerder.”

Hoofdgeding, prejudiciële vragen en procedure bij het Hof

12.

BRM is een onderneming die krachtens de Roemeense wet een algemene bevoegdheid heeft om markten van openbaar belang te beheren.

13.

Op 20 augustus 2020 heeft deze onderneming bij ANRE een vergunningaanvraag ingediend voor de organisatie en het beheer van gecentraliseerde elektriciteitsmarkten. ( 8 )

14.

Aangezien ANRE dit verzoek had afgewezen op grond dat de enige vergunning die overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder f), van wet nr. 123/2012 beschikbaar was, was verleend aan de onderneming OPCOM, heeft BRM beroep ingesteld bij de Curte de Apel Bucureşti, de verwijzende rechter, opdat ANRE zou worden gelast haar de gevraagde vergunning te verlenen. De Federaţia Europeană a Comercianţilor de Energie (Europese federatie van energiehandelaars, Roemenië) heeft in dit geding geïntervenieerd.

15.

BRM heeft in wezen aangevoerd dat verordening 2019/943, gelezen in samenhang met richtlijn 2019/944, ANRE verplichtte om elk monopolie op de gecentraliseerde elektriciteitsmarkten te vermijden, terwijl ANRE heeft gesteld dat, op de datum van inwerkingtreding van wet nr. 123/2012, reeds rechtsgeldig een vergunning voor het beheer van deze markten aan OPCOM was verleend op basis van verordening 2015/1222 en dat niets in verordening 2019/943 de lidstaten verplichtte om meer dan één beheerder te benoemen voor de organisatie en het beheer van deze markten.

16.

Daarop heeft de Curte de Apel Bucureşti de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

1)

Staat [verordening 2019/943], en met name artikel 1, onder b), en artikel 3 daarvan, gelet op de bepalingen van [richtlijn 2019/944], eraan in de weg dat een lidstaat sinds de datum van inwerkingtreding van die verordening nog steeds slechts één vergunning verleent voor de organisatie en het beheer van gecentraliseerde elektriciteitsmarkten? Is de Roemeense Staat sinds 1 januari 2020 verplicht om een bestaand monopolie betreffende het beheer van de elektriciteitsmarkt te beëindigen?

2)

Valt een beheerder van een elektriciteitsmarkt als een grondstoffenbeurs onder de werkingssfeer ratione personae van de beginselen van vrije mededinging van verordening 2019/943, en met name artikel 1, onder b) en c), en artikel 3, daarvan? Is voor het antwoord op die vraag relevant dat artikel 2, punt 40, van verordening 2019/943 voor de definitie van elektriciteitsmarkten verwijst naar de definitie van elektriciteitsmarkten in artikel 2, punt 9, van richtlijn 2019/944?

3)

Moet de verlening door een lidstaat van één vergunning voor het beheer van de elektriciteitsmarkt worden aangemerkt als een beperking van de mededinging in de zin van de artikelen 101 en 102 VWEU junctis artikel 4, lid 3, VEU en artikel 106, lid 1, VWEU?”

17.

Schriftelijke opmerkingen zijn ingediend door BRM, de Roemeense, de Griekse, de Italiaanse en de Cypriotische regering en de Europese Commissie. BRM, Federaţia Europeană a Comercianţilor de Energie, de Roemeense en de Griekse regering en de Commissie hebben tevens mondelinge opmerkingen gemaakt ter terechtzitting van 22 juni 2022.

Analyse

18.

Overeenkomstig het verzoek van het Hof spits ik mijn conclusie toe op de analyse van de eerste en de tweede prejudiciële vraag.

Eerste vraag

19.

Met zijn eerste prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of verordening 2019/943, in het bijzonder artikel 1, onder b), en artikel 3 ervan, gelet op de bepalingen van richtlijn 2019/944, aldus moet worden uitgelegd dat zij de lidstaten sinds haar inwerkingtreding verbiedt één enkele vergunning voor de organisatie en het beheer van de elektriciteitsmarkten af te geven en hen ertoe verplicht een einde te maken aan een bestaand wettelijk monopolie op dat gebied.

20.

In dit verband zij opgemerkt dat in Roemenië artikel 10, lid 2, onder f), van wet nr. 123/2012 bepaalt dat slechts één vergunning kan worden verleend voor het beheer van de elektriciteitsmarkt en dat deze vergunning door ANRE is verleend aan de onderneming OPCOM. Deze vergunning betreft met name het beheer van de gecentraliseerde elektriciteitsmarkt, waarbij het hoofdzakelijk gaat om het beheer van twee soorten handel tussen verkopers en kopers van elektriciteit: ten eerste kortetermijntransacties, namelijk overeenkomsten betreffende de levering van elektriciteit op dezelfde dag (intraday) of de volgende dag (day-ahead), en ten tweede langetermijntransacties, namelijk overeenkomsten betreffende de levering van elektriciteit over een langere periode.

21.

In de eerste plaats merk ik op dat verordening 2019/943 en richtlijn 2019/944 ( 9 ), waarin de algemene beginselen voor de werking van de elektriciteitsmarkten zijn vastgesteld, geen specifieke regels bevatten voor handelsdiensten tussen verkopers en kopers op die markten.

22.

Artikel 1, onder b) en c), en artikel 3 van deze verordening, waarop BRM zich beroept op grond dat zij de nationale regulerende instanties verplichten de mededinging tussen de beheerders van de elektriciteitsmarkten te bevorderen, sluiten namelijk op zich niet uit dat er een monopolie bestaat voor de organisatie en het beheer van de gecentraliseerde elektriciteitsmarkten. Voorts wordt een dergelijk monopolie evenmin uitgesloten door artikel 10, leden 4 en 5, van deze verordening, waarop BRM zich eveneens beroept op grond dat deze bepalingen de bevoegde autoriteiten ertoe aanzetten om de beleids- en andere maatregelen te identificeren die er indirect toe kunnen bijdragen dat de groothandelsprijsvorming wordt ingeperkt en om, wanneer zij een dergelijk beleid of een dergelijke maatregel hebben geïdentificeerd, alle passende acties te ondernemen om ervoor te zorgen dat dat beleid of die maatregel geen gevolgen heeft dan wel dat de gevolgen ervan beperkt blijven.

23.

In de tweede plaats herinner ik eraan dat bij verordening 2015/1222 regels zijn vastgesteld voor de benoeming van de elektriciteitsmarktbeheerders (NEMO’s) om de eenvormige day-ahead- of intradaykoppeling uit te voeren.

24.

Overeenkomstig artikel 4 van deze verordening kan elke kandidaat die voldoet aan de erin vermelde criteria worden aangewezen als NEMO en kan een dergelijke aanwijzing alleen worden geweigerd wanneer niet is voldaan aan de criteria voor aanwijzing of in het geval bedoeld in artikel 5, lid 1, van de verordening.

25.

Artikel 5, lid 1, eerste alinea, van deze verordening bevat een uitzondering op grond waarvan de lidstaten een nationaal wettelijk monopolie voor day-ahead- en intradayhandelsdiensten voor elektriciteit mogen handhaven. Deze uitzondering geldt slechts voor day-ahead- en intradaydiensten en moet zoals iedere uitzondering strikt worden uitgelegd. ( 10 ) Zij kan dus niet worden uitgebreid naar andere elektriciteitsmarkten, zoals die voor handelsdiensten op lange termijn.

26.

Mijn conclusie is dat de handhaving van een wettelijk monopolie voor day-ahead- en intradayhandelsdiensten voor elektriciteit weliswaar gerechtvaardigd kan zijn in de zin van artikel 5, lid 1, eerste alinea, van verordening 2015/1222, maar dat de Unierechtelijke regels betreffende de interne elektriciteitsmarkt van de Unie, en met name verordening 2019/943 en richtlijn 2019/944, niets bepalen met betrekking tot de handhaving van een wettelijk monopolie voor handelsdiensten voor elektriciteit op lange termijn. ( 11 )

27.

Aangezien de uitlegging van de Unieregeling inzake de elektriciteitsmarkt geen uitsluitsel geeft over de rechtmatigheid van een wettelijk monopolie voor handelsdiensten voor elektriciteit op lange termijn, rijst de vraag of een dergelijk monopolie geen beperking vormt van de in artikel 49 VWEU neergelegde vrijheid van vestiging of, in voorkomend geval, van de in artikel 56 VWEU neergelegde vrijheid van dienstverrichting ( 12 ), en zo ja, of deze beperking wordt gerechtvaardigd door een reden van algemeen belang en evenredig is.

28.

Volgens de rechtspraak van het Hof moet elke maatregel die de uitoefening van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten verbiedt, belemmert of minder aantrekkelijk maakt, worden beschouwd als een beperking van deze vrijheden. ( 13 )

29.

Aangezien het naar nationaal recht voor ondernemingen uit andere lidstaten onmogelijk is om via een vestiging in Roemenië of op grensoverschrijdende basis bemiddelingsdiensten te verrichten voor energietransacties op de langetermijnmarkt in deze lidstaat, omdat zij daarvoor geen vergunning kunnen krijgen, kan een dergelijke regeling, die de uitoefening van een economische activiteit exclusief maakt, worden aangemerkt als een beperking van de vrijheid van vestiging of van het vrij verrichten van diensten.

30.

Derhalve kan artikel 10, lid 2, onder f), van wet nr. 123/2012 alleen als verenigbaar met artikel 49 of artikel 56 VWEU worden beschouwd indien die bepaling haar rechtvaardiging vindt in een dwingende reden van algemeen belang en evenredig is aan het nagestreefde doel.

31.

De verwijzende rechter heeft deze vraag echter niet opgeworpen, zodat hij geen inlichtingen heeft verstrekt over de legitieme reden die een beperking op voormelde vrijheden eventueel zou kunnen rechtvaardigen. ( 14 ) Daarom ben ik van mening dat het Hof zich niet kan uitspreken over deze vraag en nog minder over de daaruit voortvloeiende vraag of die beperking op de vrijheid van vestiging dan wel het vrij verrichten van diensten noodzakelijk en evenredig is.

32.

Ik stel derhalve voor om op de eerste prejudiciële vraag te antwoorden dat verordening 2019/943, met name artikel 1, onder b), en artikel 3 daarvan, gelet op de bepalingen van richtlijn 2019/944, aldus moet worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen een nationale regeling die slechts één vergunning voor day-ahead- en intradayhandelsdiensten voor elektriciteit toestaat in overeenstemming met artikel 5, lid 1, eerste alinea, van verordening 2015/1222. Bovendien moet deze verordening aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen de handhaving van een wettelijk monopolie voor langetermijnhandelsdiensten voor elektriciteit, waarvan de rechtmatigheid moet worden beoordeeld in het licht van met name de in de artikelen 49 en 56 VWEU neergelegde beginselen van vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverrichting.

Tweede vraag

33.

Met zijn tweede prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of verordening 2019/943, met name artikel 1, onder b) en c), en artikel 3 ervan, aldus moet worden uitgelegd dat de beginselen van vrije mededinging van toepassing zijn op de beheerder van de elektriciteitsmarkt. In dit verband vraagt hij zich ook af of het feit dat bij de definitie van het begrip „elektriciteitsmarkten” in artikel 2, punt 40, van die verordening wordt verwezen naar de definitie van dat begrip in artikel 2, punt 9, van richtlijn 2019/944, in dit verband relevant is.

34.

Gelet op de talrijke definities en kruisverwijzingen, met name in verordening 2019/943 en richtlijn 2019/944, komt het mij voor dat elektriciteitsmarktbeheerders zoals de onderneming OPCOM onder de bepalingen van die verordening vallen.

35.

Een benoemde elektriciteitsmarktbeheerder of NEMO valt immers ofwel onder de definitie van „marktbeheerder” in de zin van artikel 2, punt 7, van verordening 2019/943, waarin wordt verwezen naar „een entiteit die een dienst levert waarbij de aanbiedingen om elektriciteit te verkopen in evenwicht [worden gebracht] met biedingen om elektriciteit te kopen” ( 15 ), ofwel onder de ruimere definitie van „marktdeelnemer” in de zin van artikel 2, punt 25, van deze verordening, waarin wordt verwezen naar „een natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit aankoopt, verkoopt, of produceert, aan aggregatie doet of vraagrespons- of energieopslagdiensten verstrekt, onder meer door het plaatsen van handelsorders op een of meerdere elektriciteitsmarkten, waaronder op balanceringsenergiemarkten” ( 16 ).

36.

Ik stel derhalve voor dat op de tweede prejudiciële vraag wordt geantwoord dat verordening 2019/943, met name artikel 1, onder b) en c), en artikel 3 ervan, aldus moet worden uitgelegd dat de daarin vermelde beginselen van vrije mededinging van toepassing zijn op de elektriciteitsmarktbeheerder.

Conclusie

37.

Gelet op een en ander geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van de Curte de Apel Bucureşti te beantwoorden als volgt:

„1)

Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit, met name artikel 1, onder b), en artikel 3 ervan, moet, gelet op de bepalingen van richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van richtlijn 2012/27/EU,

aldus worden uitgelegd dat:

zij zich niet verzet tegen een nationale regeling die slechts één vergunning voor day-ahead- en intradayhandelsdiensten voor elektriciteit toestaat in overeenstemming met artikel 5, lid 1, eerste alinea, van verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie van 24 juli 2015 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer;

zij zich niet verzet tegen de handhaving van een wettelijk monopolie voor langetermijnhandelsdiensten voor elektriciteit, waarvan de rechtmatigheid moet worden beoordeeld in het licht van met name de in de artikelen 49 en 56 VWEU neergelegde beginselen van vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverrichting.

2)

Verordening 2019/943, met name artikel 1, onder b) en c), en artikel 3 ervan,

moet aldus worden uitgelegd dat:

de daarin vermelde beginselen van vrije mededinging van toepassing zijn op de elektriciteitsmarktbeheerder.”


( 1 ) Oorspronkelijke taal: Frans.

( 2 ) Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit (PB 2019, L 158, blz. 54).

( 3 ) Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van richtlijn 2012/27/EU (PB 2019, L 158, blz. 125).

( 4 ) Engels acroniem dat staat voor nominated electricity market operator.

( 5 ) Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG (PB 2009, L 211, blz. 55).

( 6 ) Verordening van de Commissie van 24 juli 2015 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer (PB 2015, L 197, blz. 24).

( 7 ) Wet nr. 123/2012 betreffende elektriciteit en aardgas van 10 juli 2012 (Monitorul Oficial al României, deel I, nr. 485 van 16 juli 2012), in de op het hoofdgeding toepasselijke versie (hierna: „wet nr. 123/2012”).

( 8 ) Op die datum was de vennootschap OPCOM overeenkomstig wet nr. 123/2012 de enige benoemde beheerder van de day-ahead- en intraday-elektriciteitsmarkt, alsook van de markt voor diensten inzake de langetermijnhandel in elektriciteit voor de biedzone Roemenië. Volgens de informatie die de Roemeense regering ter terechtzitting heeft verstrekt, is in de Roemeense wetgeving het stelsel met één vergunning met ingang van 2022 afgeschaft en heeft BRM in dit jaar een vergunning voor diensten inzake de langetermijnhandel in elektriciteit verkregen.

( 9 ) Ik wijs er terzijde op dat, hoewel richtlijn 2019/944 ratione temporis niet van toepassing is op de feiten van deze zaak, zij niettemin een referentie kan zijn voor de uitlegging van verordening 2019/943.

( 10 ) Zelfs voor day-ahead- en intradayhandelsdiensten vormt de toepassing van het wettelijk monopoliemodel dat door deze bepaling wordt toegestaan, namelijk een afwijking van het mededingingsmodel dat door de relevante regelgeving wordt beoogd.

( 11 ) Overigens brengt noch verordening 2019/943, noch richtlijn 2019/944, noch verordening 2015/1222 een volledige harmonisatie tot stand. In het bijzonder deze laatste verordening beperkt zich tot het vastleggen van „minimale geharmoniseerde regels” (zie met name overweging 3 ervan) en betreft overigens slechts de eenvormige day-ahead- en intradaykoppeling.

( 12 ) Zie arrest van 23 februari 2016, Commissie/Hongarije (C‑179/14, EU:C:2016:108, punt 164 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

( 13 ) Zie in die zin onder andere arrest van 21 juli 2011, Commissie/Portugal (C‑518/09, niet gepubliceerd, EU:C:2011:501, punt 61 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

( 14 ) In dit verband merk ik alleen op dat, zoals de Commissie terecht opmerkt, de door ANRE aangevoerde legitieme redenen, namelijk de geringe omvang van de Roemeense markt en de aanwezigheid van één enkele beheerder op de elektriciteitsmarkt in de andere lidstaten (hetgeen overigens niet met de werkelijkheid lijkt overeen te stemmen), prima facie dergelijke beperkingen niet kunnen rechtvaardigen.

( 15 ) Zie ook artikel 7, lid 1, van verordening 2015/1222, dat luidt als volgt: „De NEMO’s treden op als marktbeheerders op nationale of regionale markten om in samenwerking met de [transmissiesysteembeheerders] [de] eenvormige day-ahead- en intradaykoppeling uit te voeren” (cursivering van mij).

( 16 ) Bovendien vallen de elektriciteitsmarktbeheerders, zoals de Commissie opmerkt, tevens onder de definitie van „elektriciteitsbedrijf” in artikel 2, punt 57, van richtlijn 2019/944, die ratione temporis niet op de feiten van toepassing is maar waar artikel 2, punt 40, van verordening 2019/943 naar verwijst, als „een natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: productie, transmissie, distributie, aggregatie, vraagrespons, energieopslag, levering of aankoop van elektriciteit, en die verantwoordelijk is voor de met deze functies verband houdende commerciële, technische of onderhoudswerkzaamheden, maar die geen eindafnemer is”.

Top