This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62021CA0461
Case C-461/21, Cartrans Preda: Judgment of the Court (Third Chamber) of 7 September 2023 (request for a preliminary ruling from the Tribunalul Prahova — Romania) — SC Cartrans Preda SRL v Direcţia Generală Regională a Finanţelor Publice Ploieşti — Administraţia Judeţeană a Finanţelor Publice Prahova (Reference for a preliminary ruling — Directive 2006/112/EC — Common system of value added tax (VAT) — Exemptions — Road carriage transactions directly connected with the import of goods — Rules of evidence — Articles 56 and 57 TFEU — Freedom to provide services — Recovery of VAT by a non-resident — Taxation of consideration paid by way of a tax on the income of non-resident persons — Tax withheld at source by a resident)
Zaak C-461/21, Cartrans Preda: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 7 september 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Prahova — Roemenië) — SC Cartrans Preda SRL / Direcţia Generală Regională a Finanţelor Publice Ploieşti — Administraţia Judeţeană a Finanţelor Publice Prahova [Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2006/112/EG – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Vrijstellingen – Wegvervoersactiviteiten die rechtstreeks verband houden met de invoer van goederen – Bewijsregeling – Artikelen 56 en 57 VWEU – Vrij verrichten van diensten – Inning van de btw door een niet-ingezetene – Belastingheffing over de betaalde tegenprestatie in het kader van de belasting over de inkomsten van niet-ingezetenen – Bronheffing bij de ingezetene]
Zaak C-461/21, Cartrans Preda: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 7 september 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Prahova — Roemenië) — SC Cartrans Preda SRL / Direcţia Generală Regională a Finanţelor Publice Ploieşti — Administraţia Judeţeană a Finanţelor Publice Prahova [Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2006/112/EG – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Vrijstellingen – Wegvervoersactiviteiten die rechtstreeks verband houden met de invoer van goederen – Bewijsregeling – Artikelen 56 en 57 VWEU – Vrij verrichten van diensten – Inning van de btw door een niet-ingezetene – Belastingheffing over de betaalde tegenprestatie in het kader van de belasting over de inkomsten van niet-ingezetenen – Bronheffing bij de ingezetene]
PB C, C/2023/186, 23.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/186/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
|
Publicatieblad |
NL Serie C |
|
C/2023/186 |
23.10.2023 |
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 7 september 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Prahova — Roemenië) — SC Cartrans Preda SRL / Direcţia Generală Regională a Finanţelor Publice Ploieşti — Administraţia Judeţeană a Finanţelor Publice Prahova
(Zaak C-461/21 (1), Cartrans Preda)
(Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 2006/112/EG - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Vrijstellingen - Wegvervoersactiviteiten die rechtstreeks verband houden met de invoer van goederen - Bewijsregeling - Artikelen 56 en 57 VWEU - Vrij verrichten van diensten - Inning van de btw door een niet-ingezetene - Belastingheffing over de betaalde tegenprestatie in het kader van de belasting over de inkomsten van niet-ingezetenen - Bronheffing bij de ingezetene)
(C/2023/186)
Procestaal: Roemeens
Verwijzende rechter
Tribunalul Prahova
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: SC Cartrans Preda SRL
Verwerende partij: Direcţia Generală Regională a Finanţelor Publice Ploieşti — Administraţia Judeţeană a Finanţelor Publice Prahova
Dictum
|
1) |
Artikel 86, lid 1, onder b), en lid 2, alsmede artikel 144 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, moeten aldus worden uitgelegd dat, om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) voor vervoerdiensten die betrekking hebben op de invoer van goederen, wanneer het vervoer van een in de Europese Unie ingevoerd goed door een belastingplichtige wordt verricht tussen de lidstaat op het grondgebied waarvan dat goed in de Unie wordt binnengebracht en een plaats van bestemming in een andere lidstaat, de enkele registratie van de invoeractiviteit niet stelselmatig inhoudt dat de kosten van dit vervoer in de maatstaf van heffing van de btw over de ingevoerde goederen worden opgenomen. |
|
2) |
Artikel 86, lid 1, onder b), en lid 2, alsmede artikel 144 van richtlijn 2006/112 moeten aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan de belastingpraktijk van een lidstaat waarbij de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) voor vervoerdiensten die betrekking hebben op invoer van goederen automatisch wordt geweigerd op grond dat de belastingplichtige niet de door de nationale wettelijke regeling voorgeschreven specifieke documenten heeft overgelegd, terwijl hij andere documenten overlegt waarvan de echtheid en betrouwbaarheid niet in twijfel kunnen worden getrokken en waarmee kan worden aangetoond dat aan de voorwaarden voor het recht op btw-vrijstelling is voldaan. |
|
3) |
De artikelen 56 en 57 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat, ten eerste, een dienst bestaande in de terugvordering van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) en accijnzen bij de belastingautoriteiten van meer dan één lidstaat een dienstverrichting in de zin van deze artikelen is en, ten tweede, de toepassing van een bronheffing op de door een niet-ingezeten dienstverrichter voor een verrichte dienst ontvangen inkomsten — welke bronheffing niet van toepassing is op een identieke prestatie die door een ingezeten dienstverrichter wordt verricht — het vrij verrichten van diensten beperkt. Deze beperking kan worden gerechtvaardigd door de noodzaak om de doelmatige invordering van belastingen te verzekeren, voor zover zij geschikt is om de verwezenlijking van dat doel te verzekeren en niet verder gaat dan nodig is om dat doel te bereiken. |
|
4) |
Artikel 56 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling volgens welke niet-ingezeten dienstverrichters in de regel aan de bron worden belast over de door hen voor verrichte diensten ontvangen inkomsten, zonder mogelijkheid tot aftrek van de rechtstreeks aan de betrokken activiteit verbonden bedrijfskosten, terwijl ingezeten dienstverrichters die mogelijkheid wel hebben, tenzij de in die regeling vervatte beperking van het vrij verrichten van diensten aan een met het VWEU verenigbaar rechtmatig doel beantwoordt en wordt gerechtvaardigd door dwingende vereisten van algemeen belang. |
ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/186/oj
ISSN 1977-0995 (electronic edition)