This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62020TN0230
Case T-230/20: Action brought on 27 April 2020 — PNB Banka v ECB
Zaak T-230/20: Beroep ingesteld op 27 april 2020 — PNB Banka/ECB
Zaak T-230/20: Beroep ingesteld op 27 april 2020 — PNB Banka/ECB
PB C 209 van 22.6.2020, p. 33–34
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
22.6.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 209/33 |
Beroep ingesteld op 27 april 2020 — PNB Banka/ECB
(Zaak T-230/20)
(2020/C 209/45)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: PNB Banka AS (Riga, Letland) (vertegenwoordiger: O. Behrends, advocaat)
Verwerende partij: Europese Centrale Bank
Conclusies
— |
nietigverklaring van het besluit van de ECB van 17 februari 2020 inzake de intrekking van de bankvergunning van AS PNB Banka; |
— |
verwijzing van verweerster in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster dertien middelen aan.
1. |
Eerste middel: de tekst van het bestreden besluit bevat ontoereikende en misleidende procedurele informatie. |
2. |
Tweede middel: de ECB heeft voor het bestreden besluit ten onrechte gebruikgemaakt van de tweefasenprocedure (die een voorstel van de nationale bevoegde autoriteit omvat) overeenkomstig artikel 14, lid 5, tweede alinea, van verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad (1) en artikel 83 van verordening (EU) nr. 468/2014 (2), ondanks het herindelingsbesluit van de ECB van 1 maart 2019 waarbij de ECB het rechtstreekse toezicht op verzoekster heeft overgenomen. |
3. |
Derde middel: schending van de procedure voor de nationale bevoegde autoriteit, de commissie voor de financiële markten en kapitaalmarkten. |
4. |
Vierde middel: wegens het procedurele voorschrift van artikel 83, lid 1, van verordening nr. 468/2014 was het voor de ECB vanuit procedureel oogpunt onmogelijk om op 17 februari 2020 een ontwerpbesluit van 12 september 2019 tot intrekking van de vergunning aan te nemen. |
5. |
Vijfde middel: het bestreden besluit is procedureel en materieel onrechtmatig wegens de feitelijke intrekking van de vergunning door de ECB door middel van de voorafgaande beoordeling van 15 augustus 2019 dat de bank “faalt of waarschijnlijk zal falen”. |
6. |
Zesde middel: het bestreden besluit is onrechtmatig omdat het is gebaseerd op een onrechtmatige inmenging in verzoeksters rechten op vertegenwoordiging, waardoor verzoekster al haar procedurele rechten worden ontnomen. |
7. |
Zevende middel: het bestreden besluit is onrechtmatig omdat het is gebaseerd op een ontoereikende motivering. |
8. |
Achtste middel: schending van verzoeksters recht om te worden gehoord. |
9. |
Negende middel: de ECB mocht zich niet baseren op de Letse faillissementsregeling van 12 september 2019 omdat deze regeling onrechtmatig was en uitsluitend was gebaseerd op de onjuiste beoordeling van de ECB dat de bank faalt of waarschijnlijk zal falen. |
10. |
Tiende middel: de ECB heeft zich ten onrechte gebaseerd op andere gronden voor het bestreden besluit, namelijk vermeende schendingen van de grenswaarde voor omvangrijke risico’s en wettelijke kapitaalvereisten, die niet gerechtvaardigd waren en waarop de commissie voor de financiële markten en kapitaalmarkten zich in haar ontwerpbesluit niet heeft gebaseerd. |
11. |
Elfde middel: het bestreden besluit is materieel onrechtmatig omdat verzoekster vanaf 12 september 2019 uitsluitend onder het toezicht stond van de commissie voor de financiële markten en kapitaalmarkten, en derhalve indirect onder het toezicht van de ECB. |
12. |
Twaalfde middel: het bestreden besluit is onevenredig. |
13. |
Dertiende middel: het bestreden besluit is gebaseerd op alle gebreken van de beoordeling dat de bank faalt of waarschijnlijk zal falen. |
(1) Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB 2013, L 287, blz. 63).
(2) Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (PB 2014, L 141, blz. 1).