Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020TN0074

    Zaak T-74/20: Beroep ingesteld op 7 februari 2020 — IJ/Parlement

    PB C 103 van 30.3.2020, p. 35–36 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    30.3.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 103/35


    Beroep ingesteld op 7 februari 2020 — IJ/Parlement

    (Zaak T-74/20)

    (2020/C 103/50)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: IJ (vertegenwoordigers: L. Levi, M. Vandenbussche en A. Champetier, advocaten)

    Verwerende partij: Europees Parlement

    Conclusies

    De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

    het beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren,

    dientengevolge,

    het besluit van het Europees Parlement van 10 oktober 2018 nietig te verklaren, voor zover daarbij het voorbehoud van artikel 100 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie op haar wordt toegepast;

    voor zover nodig, het besluit van het Europees Parlement van 29 oktober 2019 nietig te verklaren, voor zover daarbij haar klacht van 8 januari 2019 wordt afgewezen;

    de verwerende partij te verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

    1.

    Eerste middel, ontleend aan schending van artikel 100 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie (RAP). Volgens verzoekster is de toepassing van het voorbehoud op haar in strijd met artikel 100 RAP, dat restrictief en in overeenstemming met het in artikel 45 VWEU bedoelde vrije verkeer van werknemers moet worden uitgelegd. Artikel 100 RAP moet eveneens in overeenstemming met de artikelen 34 en 35 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: “Handvest”) en met de artikelen 12 en 13 van het Europees Sociaal Handvest worden uitgelegd. Subsidiair wordt een exceptie van onwettigheid van artikel 100 RAP opgeworpen, op grond dat die bepaling in strijd is met artikel 45 VWEU, met de artikelen 34 en 35 van het Handvest en met de artikelen 12 en 13 van het Europees Sociaal Handvest.

    2.

    Tweede middel, ontleend aan schending van het discriminatieverbod zoals neergelegd in artikel 1 quinquies van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en in artikel 21 van het Handvest. Verzoekster is van mening dat zij door de toepassing van het voorbehoud op haar voor een periode van vijf jaar verstoken blijft van bepaalde elementen van de invaliditeitsuitkering en dat deze toepassing voorts discriminatie oplevert die in strijd is met artikel 1 quinquies van het Statuut en met artikel 21 van het Handvest.

    3.

    Derde middel, ontleend aan niet-nakoming van de zorgplicht. De administratie is de op haar rustende zorgplicht niet nagekomen, terwijl die verplichting des te zwaarder woog als gevolg van de kwetsbare gezondheidstoestand van de betrokken functionaris.


    Top