Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CA0585

    Zaak C-585/20: Arrest van het Hof (derde kamer) van 20 oktober 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado Contencioso-Administrativo no 2 de Valladolid — Spanje) — BFF Finance Iberia SAU / Gerencia Regional de Salud de la Junta de Castilla y León (Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2011/7/EU – Bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties – Invordering bij een overheidsinstantie van vorderingen die door ondernemingen zijn overgedragen aan een incassobureau – Schadeloosstelling voor de invorderingskosten van de schuldeiser in geval van betalingsachterstand van de schuldenaar – Artikel 6 – Vast minimumbedrag van 40 EUR – Transacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties – Artikel 4 – Procedure voor vaststelling van de conformiteit van de goederen of diensten – Betalingstermijn – Artikel 2, punt 8 – Begrip, verschuldigd bedrag’ – Inaanmerkingneming van de belasting over de toegevoegde waarde bij de berekening van de vertragingsrente)

    PB C 472 van 12.12.2022, p. 5–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    12.12.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 472/5


    Arrest van het Hof (derde kamer) van 20 oktober 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado Contencioso-Administrativo no 2 de Valladolid — Spanje) — BFF Finance Iberia SAU / Gerencia Regional de Salud de la Junta de Castilla y León

    (Zaak C-585/20) (1)

    (Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 2011/7/EU - Bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties - Invordering bij een overheidsinstantie van vorderingen die door ondernemingen zijn overgedragen aan een incassobureau - Schadeloosstelling voor de invorderingskosten van de schuldeiser in geval van betalingsachterstand van de schuldenaar - Artikel 6 - Vast minimumbedrag van 40 EUR - Transacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties - Artikel 4 - Procedure voor vaststelling van de conformiteit van de goederen of diensten - Betalingstermijn - Artikel 2, punt 8 - Begrip, verschuldigd bedrag’ - Inaanmerkingneming van de belasting over de toegevoegde waarde bij de berekening van de vertragingsrente)

    (2022/C 472/06)

    Procestaal: Spaans

    Verwijzende rechter

    Juzgado Contencioso-Administrativo no 2 de Valladolid

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: BFF Finance Iberia SAU

    Verwerende partij: Gerencia Regional de Salud de la Junta de Castilla y León

    Dictum

    1)

    Artikel 6 van richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties

    moet aldus worden uitgelegd dat:

    het vaste minimumbedrag van 40 EUR, als vergoeding voor de invorderingskosten van de schuldeiser die het gevolg zijn van de betalingsachterstand van de schuldenaar, is verschuldigd voor iedere in een factuur vermelde handelstransactie die op de vervaldatum onbetaald is gebleven, ook wanneer die factuur samen met andere facturen wordt ingevorderd in het kader van één enkel administratief beroep of één enkel beroep in rechte.

    2)

    Artikel 4, leden 3 tot en met 6, van richtlijn 2011/7

    moet aldus worden uitgelegd dat:

    het in de weg staat aan een nationale regeling die op algemene wijze voor alle handelstransacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties voorziet in een betalingstermijn van maximaal 60 kalenderdagen, ook wanneer die termijn bestaat in een aanvankelijke termijn van 30 dagen voor een procedure voor goedkeuring of verificatie van de conformiteit van de geleverde goederen of de verrichte diensten met de overeenkomst en een aanvullende termijn van 30 dagen voor de betaling van de overeengekomen prijs.

    3)

    Artikel 2, punt 8, van richtlijn 2011/7

    moet aldus worden uitgelegd dat:

    het voor de vraag of de btw die is vermeld in de factuur of in het gelijkwaardige verzoek tot betaling mee in aanmerking moet worden genomen als “verschuldigd bedrag” in de zin van deze bepaling, niet bepalend is of de schuldeiser dit bedrag reeds aan de belastingdienst heeft afgedragen op de datum waarop de betalingsachterstand ontstaat.


    (1)  PB C 53 van 15.2.2021.


    Top