This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019CA0061
Case C-61/19: Judgment of the Court (Second Chamber) of 11 November 2020 (request for a preliminary ruling from the Tribunalul Bucureşti — Romania) — Orange România SA v Autoritatea Națională de Supraveghere a Prelucrării Datelor cu Caracter Personal (ANSPDCP) (Reference for a preliminary ruling — Directive 95/46/EC — Article 2(h) and Article 7(a) — Regulation (EU) 2016/679 — Article 4(11) and Article 6(1)(a) — Processing of personal data and protection of private life — Collection and storage of the copies of identity documents by a provider of mobile telecommunications services — Concept of the data subject’s ‘consent’ — Freely given, specific and informed indication of wishes — Declaration of consent by means of a tick box — Signing of the contract by the data subject — Burden of proof)
Zaak C-61/19: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 11 november 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Bucureşti — Roemenië) — Orange România SA/Autoritatea Naţională de Supraveghere a Prelucrării Datelor cu Caracter Personal (ANSPDCP) (Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 95/46/EG – Artikel 2, onder h), en artikel 7, onder a) – Verordening (EU) 2016/679 – Artikel 4, punt 11, en artikel 6, lid 1, onder a) – Verwerking van persoonsgegevens en bescherming van de persoonlijke levenssfeer – Verzamelen en bewaren van kopieën van identiteitsbewijzen door een aanbieder van mobieletelecommunicatiediensten – Begrip ‚toestemming’ van de betrokkene – Vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting – Verlenen van toestemming door een vakje aan te vinken – Ondertekening van de overeenkomst door de betrokkene – Bewijslast)
Zaak C-61/19: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 11 november 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Bucureşti — Roemenië) — Orange România SA/Autoritatea Naţională de Supraveghere a Prelucrării Datelor cu Caracter Personal (ANSPDCP) (Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 95/46/EG – Artikel 2, onder h), en artikel 7, onder a) – Verordening (EU) 2016/679 – Artikel 4, punt 11, en artikel 6, lid 1, onder a) – Verwerking van persoonsgegevens en bescherming van de persoonlijke levenssfeer – Verzamelen en bewaren van kopieën van identiteitsbewijzen door een aanbieder van mobieletelecommunicatiediensten – Begrip ‚toestemming’ van de betrokkene – Vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting – Verlenen van toestemming door een vakje aan te vinken – Ondertekening van de overeenkomst door de betrokkene – Bewijslast)
PB C 19 van 18.1.2021, p. 4–4
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
18.1.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 19/4 |
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 11 november 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Bucureşti — Roemenië) — Orange România SA/Autoritatea Naţională de Supraveghere a Prelucrării Datelor cu Caracter Personal (ANSPDCP)
(Zaak C-61/19) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 95/46/EG - Artikel 2, onder h), en artikel 7, onder a) - Verordening (EU) 2016/679 - Artikel 4, punt 11, en artikel 6, lid 1, onder a) - Verwerking van persoonsgegevens en bescherming van de persoonlijke levenssfeer - Verzamelen en bewaren van kopieën van identiteitsbewijzen door een aanbieder van mobieletelecommunicatiediensten - Begrip ‚toestemming’ van de betrokkene - Vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting - Verlenen van toestemming door een vakje aan te vinken - Ondertekening van de overeenkomst door de betrokkene - Bewijslast)
(2021/C 19/04)
Procestaal: Roemeens
Verwijzende rechter
Tribunalul Bucureşti
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Orange România SA
Verwerende partij: Autoritatea Naţională de Supraveghere a Prelucrării Datelor cu Caracter Personal (ANSPDCP)
Dictum
Artikel 2, onder h), en artikel 7, onder a), van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, alsmede artikel 4, punt 11, en artikel 6, lid 1, onder a), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) moeten aldus worden uitgelegd dat het aan de voor de gegevensverwerking verantwoordelijke staat om aan te tonen dat de betrokkene met een actieve gedraging blijk heeft gegeven van zijn toestemming voor de verwerking van zijn persoonsgegevens, en dat die betrokkene vooraf geïnformeerd is over alle omstandigheden rond deze verwerking, in een begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal, zodat hij gemakkelijk kan bepalen welke gevolgen die toestemming heeft en wordt gewaarborgd dat de toestemming met kennis van zaken wordt verleend. Een overeenkomst inzake de verstrekking van telecommunicatiediensten die een beding bevat volgens hetwelk de betrokkene in kennis is gesteld van en toestemming heeft gegeven voor het verzamelen en het bewaren van een kopie van zijn identiteitsbewijs voor identificatiedoeleinden, kan niet aantonen dat die betrokkene op geldige wijze toestemming heeft gegeven — in de zin van die bepalingen — voor dat verzamelen en dat bewaren, wanneer
— |
het vakje betreffende dat beding door de voor de gegevensverwerking verantwoordelijke is aangevinkt vóór de ondertekening van die overeenkomst, |
— |
de bedingen van die overeenkomst de betrokkene kunnen misleiden omtrent de mogelijkheid om de overeenkomst te sluiten zonder in te stemmen met de verwerking van zijn gegevens, of |
— |
de vrije keuze om zich tegen dat verzamelen en dat bewaren te verzetten, onnodig wordt aangetast door deze verantwoordelijke doordat geëist wordt dat de betrokkene, om te weigeren toestemming te geven, een aanvullend formulier invult waaruit die weigering blijkt. |