Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019CA0032

    Zaak C-32/19: Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 22 januari 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Oberste Gerichtshof - Oostenrijk) – AT/Pensionsversicherungsanstalt (Prejudiciële verwijzing – Vrij verkeer van personen – Burgerschap van de Unie – Recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten – Richtlijn 2004/38/EG – Artikel 17, lid 1, onder a) – Duurzaam verblijfsrecht – Verwerving nog voordat de ononderbroken periode van vijf jaar verblijf verstreken is – Werknemer die op het tijdstip waarop hij zijn werkzaamheid staakt, de leeftijd heeft bereikt waarop hij aanspraak heeft op een ouderdomspensioen)

    PB C 77 van 9.3.2020, p. 7–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.3.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 77/7


    Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 22 januari 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Oberste Gerichtshof - Oostenrijk) – AT/Pensionsversicherungsanstalt

    (Zaak C-32/19) (1)

    (Prejudiciële verwijzing - Vrij verkeer van personen - Burgerschap van de Unie - Recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten - Richtlijn 2004/38/EG - Artikel 17, lid 1, onder a) - Duurzaam verblijfsrecht - Verwerving nog voordat de ononderbroken periode van vijf jaar verblijf verstreken is - Werknemer die op het tijdstip waarop hij zijn werkzaamheid staakt, de leeftijd heeft bereikt waarop hij aanspraak heeft op een ouderdomspensioen)

    (2020/C 77/09)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Oberster Gerichtshof

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: AT

    Verwerende partij: Pensionsversicherungsanstalt

    Dictum

    Artikel 17, lid 1, onder a), van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG moet aldus worden uitgelegd dat de voorwaarden waaronder in het gastland een duurzaam verblijfsrecht wordt verworven nog voordat de ononderbroken periode van vijf jaar verblijf verstreken is, te weten in de betrokken lidstaat gedurende ten minste de laatste twaalf maanden werkzaam zijn geweest en er meer dan drie jaar ononderbroken hebben verbleven, gelden voor een werknemer die op het tijdstip waarop hij zijn werkzaamheid staakt, de leeftijd heeft bereikt waarop hij volgens de wetgeving van die lidstaat aanspraak heeft op een ouderdomspensioen.


    (1)  PB C 131 van 8.4.2019.


    Top