Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018TN0338

    Zaak T-338/18: Beroep ingesteld op 31 mei 2018 — Saleh Thabet/Raad

    PB C 259 van 23.7.2018, p. 49–50 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    201807060631994542018/C 259/663382018TC25920180723NL01NLINFO_JUDICIAL20180531495021

    Zaak T-338/18: Beroep ingesteld op 31 mei 2018 — Saleh Thabet/Raad

    Top

    C2592018NL4910120180531NL0066491502

    Beroep ingesteld op 31 mei 2018 — Saleh Thabet/Raad

    (Zaak T-338/18)

    2018/C 259/66Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: Suzanne Saleh Thabet (Caïro, Egypte) (vertegenwoordigers: B. Kennelly QC, J. Pobjoy, Barrister, G. Martin en C. Enderby Smith, Solicitors)

    Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    besluit (GBVB) 2018/466 van de Raad van 21 maart 2018 tot wijziging van besluit 2011/172/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte, en uitvoeringsverordening (EU) 2018/465 van de Raad van 21 maart 2018 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 270/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Egypte nietig verklaren, voor zover zij betrekking hebben op verzoekster;

    vaststellen dat artikel 1, lid 1, van besluit 2011/172/GBVB van de Raad van 21 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte, en artikel 2, lid 1, van verordening (EU) nr. 270/2011 van de Raad van 21 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Egypte niet van toepassing zijn, voor zover zij betrekking hebben op verzoekster;

    de Raad verwijzen in verzoeksters kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

    1.

    Eerste middel: de Raad heeft beoordelingsfouten gemaakt door vast te stellen dat was voldaan aan het criterium voor plaatsing van verzoekster op een lijst, vastgelegd in artikel 1, lid 1, van het besluit en artikel 2, lid 1, van de verordening.

    2.

    Tweede middel: artikel 1, lid 1, van het besluit en artikel 2, lid 1, van de verordening zijn onwettig omdat zij (a) geen geldige rechtsgrondslag hebben en/of (b) het evenredigheidsbeginsel schenden.

    3.

    Derde middel: de Raad heeft verzoeksters rechten uit hoofde van artikel 6 VEU, gelezen in samenhang met de artikelen 2 en 3 VEU, en de artikelen 47 en 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie geschonden door aan te nemen dat de gerechtelijke procedures in Egypte de fundamentele mensenrechten eerbiedigen.

    Top