Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017TN0549

    Zaak T-549/17: Beroep ingesteld op 14 augustus 2017 — Duym/Raad

    PB C 347 van 16.10.2017, p. 42–43 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    16.10.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 347/42


    Beroep ingesteld op 14 augustus 2017 — Duym/Raad

    (Zaak T-549/17)

    (2017/C 347/55)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: Frederik Duym (Oostende, België) (vertegenwoordiger: M. Velardo, advocaat)

    Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    te verklaren en vast te stellen,

    het besluit vervat in het schrijven van 7 oktober 2016 waarbij verzoeker definitief is uitgesloten van de procedure tot benoeming van een eenheidshoofd bij het DGA 3B Unit NL, en het daarop volgende besluit tot benoeming van [X] als hoofd van de Nederlandse vertaaleenheid (hierna: „bestreden besluit”), worden nietig verklaard;

    de Raad wordt verwezen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

    1.

    Eerste middel, ontleend aan het ontbreken van motivering aangezien de Raad heeft geweigerd om verzoeker een schriftelijke en becijferde motivering te geven voor zijn uitsluiting van de procedure tot benoeming van een hoofd van de Nederlandse vertaaleenheid.

    2.

    Tweede middel, ontleend aan schending van het beginsel van behoorlijk bestuur en een kennelijke beoordelingsfout, aangezien de jury niet alleen heeft nagelaten om de kandidaten te vergelijken op basis van een becijferde beoordeling, maar het dossier evenmin enig ander stuk bevat, zoals een samenvattend commentaar, waaruit blijkt dat er binnen de jury overeenstemming bestond over de benoeming van [X] in plaats van verzoeker.

    3.

    Derde middel, ontleend aan schending van de kennisgeving van een interne vacature aangezien verzoekers beoordeling eveneens betrekking heeft gehad op de politieke rol van het hoofd van de vertaaleenheid, terwijl dit element niet werd genoemd in de kennisgeving van vacature en uit het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: „Statuut”) evenmin blijkt dat het hoofd van de vertaaleenheid een politieke rol heeft.

    4.

    Vierde middel, ontleend aan miskenning van het dienstbelang en een kennelijke beoordelingsfout, aangezien er geen toetsing van de kennis van het Nederlands heeft plaatsgevonden, terwijl het om een Nederlandstalige eenheid ging. In dit verband werpt verzoeker krachtens artikel 277 VWEU een exceptie van onwettigheid op van de interne kennisgeving van vacature, gelet op artikel 7 van het Statuut. Die kennisgeving is in strijd met artikel 7 van het Statuut, omdat geen perfecte beheersing van het Nederlands wordt verlangd. Mitsdien vraagt verzoeker om in deze procedure incidenter tantum vast te stellen dat die kennisgeving onwettig is. Ten slotte wordt betoogd dat terwijl de andere vertaaldiensten van de instelling zich kunnen laten voorstaan op een eenheidshoofd met een perfecte kennis van de taal, dit niet het geval is voor de Nederlandse taal. Die taal wordt dus anders behandeld dan de andere talen, hetgeen in strijd is met artikel 1 van verordening nr. 1/1958 die aan alle talen dezelfde waarde toekent.

    5.

    Vijfde middel, ontleend aan schending van het beginsel van gelijke behandeling en met name van artikel 1 quinquies van het Statuut wegens discriminatie op grond van geslacht en taal alsmede schending van het evenredigheidsbeginsel. Verzoeker is van mening dat het feit dat de talen die in het onderhoud kunnen worden gebruikt, beperkt is tot het Engels, een kennelijke schending van artikel 1 quinquies van het Statuut vormt, aangezien [X] het Engels als tweede taal had, terwijl het voor verzoekers slechts de derde taal was. Bovendien heeft hij duidelijk meer leidinggevende ervaring dan [X], zodat niet kan worden uitgesloten dat er sprake is geweest van discriminatie op grond van geslacht, aangezien uit andere elementen van het dossier blijkt dat de Raad bij de interne selectie de neiging heeft om vrouwen te kiezen ter compensatie van de benoeming van mannen in de externe procedure. Ten slotte is verzoeker van mening dat er sprake is van een irrationele keuze, aangezien één enkele taal is bevoordeeld en bevoorrecht, hetgeen in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.


    Top