Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017TN0249

    Zaak T-249/17: Beroep ingesteld op 28 april 2017 — Casino, Guichard-Perrachon en EMC Distribution/Commissie

    PB C 221 van 10.7.2017, p. 32–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.7.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 221/32


    Beroep ingesteld op 28 april 2017 — Casino, Guichard-Perrachon en EMC Distribution/Commissie

    (Zaak T-249/17)

    (2017/C 221/45)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partijen: Casino, Guichard-Perrachon (Saint-Étienne, Frankrijk) en EMC Distribution (Vitry-sur-Seine, Frankrijk) (vertegenwoordigers: D. Théophile, I. Simic, O. de Juvigny en T. Reymond, advocaten)

    Verwerende partij: Europese Commissie

    Conclusies

    alvorens recht te doen, de Commissie op grond van artikelen 89 en 90 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht gelasten alle documenten, stukken en overige informatie over te leggen op basis waarvan zij meende dat zij bij de vaststelling van besluit C(2017) 1054 beschikte over aanwijzingen die gegrond genoeg waren om een inspectie te houden in de bedrijfsruimten van verzoeksters;

    artikel 20 van verordening nr. 1/2003 op grond van artikel 277 VWEU niet van toepassing verklaren op de onderhavige zaak en dientengevolge besluit C(2017) 1054 van de Commissie van 9 februari 2017 nietig verklaren;

    besluit C(2017) 1054 van de Commissie van 9 februari 2017 op grond van artikel 263 VWEU nietig verklaren;

    de Commissie verwijzen in alle kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters vijf middelen aan.

    1.

    Eerste middel, ontleend aan de onrechtmatigheid van het in deze zaak bestreden besluit van de Europese Commissie van 9 februari 2017 waarbij verzoeksters werden onderworpen aan een inspectie krachtens artikel 20, leden 1 en 4, van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB 2003, L 1, blz. 1) (hierna: „bestreden besluit”). De verzoekende partijen stellen hieromtrent dat:

    het bestreden besluit is gebaseerd op een bepaling die zelf onrechtmatig is en dus overeenkomstig artikel 277 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: „VWEU”) in deze zaak niet-toepasselijk is;

    artikel 20 van verordening nr. 1/2003 schendt het grondrecht op een doeltreffende voorziening in rechte, vastgelegd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”) en artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: „EVRM”), aangezien dit artikel ondernemingen die een inspectiebesluit van de Commissie hebben ontvangen geen doeltreffende voorziening in rechte biedt tegen de uitvoering van de inspectie;

    deze bepaling schendt eveneens het beginsel van processuele gelijkheid en de verdedigingsrechten als gewaarborgd in de artikelen 47 en 48 Handvest en artikel 6 EVRM, aangezien deze bepaling partijen geen toegang biedt tot de stukken die ten grondslag liggen aan het Commissiebesluit om tot een inspectie over te gaan.

    2.

    Tweede middel, ontleend aan de inbreuk op het grondrecht van de onschendbaarheid van de woning, vastgelegd in artikel 7 Handvest en artikel 8 EVRM, aangezien het bestreden besluit een onbegrensde geldigheidsduur en een onduidelijke en onevenredige werkingssfeer heeft, daar:

    het bestreden besluit uitsluitend aangeeft op welke datum de inspectie kon beginnen, maar geen einddatum of maximale inspectieduur bevat;

    het gericht is tot alle ondernemingen van groupe Casino, ongeacht hun activiteiten en geografische locatie en zonder ook maar één van hen specifiek te onderscheiden, afgezien van de moedermaatschappij;

    het toestemming geeft voor inspecties in om het even welke bedrijfsruimten van het concern.

    3.

    Derde middel, ontleend aan niet-nakoming van de op de Commissie rustende motiveringsplicht, aangezien het bestreden besluit geen nadere gegevens bevat over de soort, aard, herkomst en inhoud van de informatie op basis waarvan de Commissie heeft besloten een inspectie te bevelen.

    4.

    Vierde middel, ontleend aan de inbreuk die het bestreden besluit heeft gemaakt op het grondrecht van de onschendbaarheid van de woning, vastgelegd in artikel 7 Handvest en artikel 8 EVRM, aangezien dit besluit werd vastgesteld zonder dat de aanwijzingen van de Commissie gegrond genoeg waren om een inspectie in de bedrijfsruimten van verzoeksters te rechtvaardigen.

    5.

    Vijfde middel, ontleend aan de schending van het evenredigheidsbeginsel die bij de vaststelling van het bestreden besluit is begaan, voor zover dit besluit erin voorzag de inspectie te beginnen op een voor het werk van verweersters zeer ongunstige datum, terwijl de Commissie zonder enig nadeel een voor verzoeksters minder bezwarende datum had kunnen vaststellen. Hieromtrent voeren verzoeksters aan dat de inspecties die toch specifiek waren gericht op de bedrijfsruimten van het onderdeel van groupe Casino dat de onderhandelingen met leveranciers voerde, volgens het bestreden besluit op of kort na 20 februari 2017 zouden beginnen, en dat terwijl de Commissie heel goed wist dat dit de laatste week was waarin met de leveranciers werd onderhandeld over de jaarlijks met hen af te sluiten overeenkomsten, die volgens artikel L 441-7 van de Franse code de commerce (wetboek van koophandel) voor 1 maart van het lopende jaar moeten worden ondertekend.


    Top