Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017TN0022

    Zaak T-22/17: Beroep ingesteld op 16 januari 2017 — Portugal/Commissie

    PB C 104 van 3.4.2017, p. 49–49 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    3.4.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 104/49


    Beroep ingesteld op 16 januari 2017 — Portugal/Commissie

    (Zaak T-22/17)

    (2017/C 104/69)

    Procestaal: Portugees

    Partijen

    Verzoekende partij: Portugese Republiek (vertegenwoordigers: L. Inez Fernandes, M. Figueiredo, P. Estêvão en J. Saraiva de Almeida, gemachtigden)

    Verwerende partij: Europese Commissie

    Conclusies

    De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

    nietig te verklaren uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2018 van de Commissie van 15 november 2016 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB 2016, L 312, blz. 26), voor zover daarbij van financiering wordt uitgesloten het bedrag van 1 990 810,30 EUR betreffende de kosten die Portugal voor „Plattelandsontwikkeling Elfpo investeringen — Particuliere begunstigden” heeft gedeclareerd voor de boekjaren 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014;

    de Europese Commissie in de kosten te verwijzen.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

    1.

    Eerste middel, ontleend aan schending van artikel 31, lid 4, onder c) van verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB 2005, L 209, blz. 1).

    2.

    Tweede middel, ontleend aan gebrek aan motivering. Met dit middel voert verzoekster drie argumenten aan:

    Volgens het eerste argument heeft de Commissie niet het bewijs van ernstige en redelijke twijfel geleverd.

    Het tweede argument luidt dat op het onderhavige geval de richtsnoeren van document VI/5330/97 van 23 december 1997 niet van toepassing zijn.

    Met het derde argument betoogt verzoekster dat de Commissie de tenlastegelegde feiten niet heeft gekwalificeerd aan de hand van de vereisten voor de financiële correctie van 5 % overeenkomstig document VI/5330/97 van 23 december 1997.


    Top