Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CN0194

    Zaak C-194/17 P: Hogere voorziening ingesteld op 14 april 2017 door Georgios Pandalis tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 14 februari 2017 in zaak T-15/16, Georgios Pandalis/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

    PB C 300 van 11.9.2017, p. 10–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    11.9.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 300/10


    Hogere voorziening ingesteld op 14 april 2017 door Georgios Pandalis tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 14 februari 2017 in zaak T-15/16, Georgios Pandalis/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

    (Zaak C-194/17 P)

    (2017/C 300/14)

    Procestaal: Duits

    Partijen

    Rekwirant: Georgios Pandalis (vertegenwoordiger: A. Franke, Rechtsanwältin)

    Andere partijen in de procedure: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie, LR Health & Beauty Systems GmbH

    Conclusies

    I.

    vernietiging van het arrest van het Gerecht van 14 februari 2017 in zaak T-15/16 inzake de procedure tot vervallenverklaring van het onder nummer 001273119 ingeschreven Uniemerk „Cystus”;

    II.

    vernietiging van de beslissing van 30 oktober 2015 van de eerste kamer van beroep van het EUIPO (zaak R 2839/2014-1) inzake de procedure tot vervallenverklaring van het onder nummer 001273119 ingeschreven Uniemerk „Cystus”;

    III.

    vernietiging van de beslissing van 12 september 2014 van de nietigheidsafdeling in zaak 8374 C, voor zover daarbij het onder nummer 001273119 ingeschreven Uniemerk „Cystus” vervallen is verklaard voor de waren „niet-medische voedingssupplementen” van klasse 30;

    IV.

    afwijzing van de vordering die LR Health & Beauty Systems GmbH in de procedure bij de nietigheidsafdeling en bij de eerste kamer van beroep van het EUIPO heeft ingesteld tot nietigverklaring van het onder nummer 001273119 ingeschreven Uniemerk „Cystus”, voor zover deze vordering betrekking heeft op de waren „niet-medische voedingsupplementen” van klasse 30;

    V.

    verwijzing van het EUIPO in de kosten van de procedure.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Rekwirant stelt dat bij de uitlegging en de toepassing van artikel 51, lid 1, onder a), en lid 2, van de Uniemerkenverordening (1) blijk is gegeven van de volgende onjuiste rechtsopvattingen:

    ten eerste, verzuim te specificeren in de motivering van het arrest welke vereisten van dit voorschrift precies afzonderlijk zijn onderzocht (gebruik als merk, normaal gebruik en gebruik van het merk voor de beschermde waren of diensten);

    ten tweede, verzuim te onderzoeken of de „Cystus”-producten vallen onder de definitie van voedingsmiddelen van artikel 2, onder a), van de voedingssupplementenrichtlijn;

    ten derde, verzuim aan te duiden voor welke categorieën „Cystus”-producten het litigieuze merk is gebruikt;

    ten vierde, onjuiste opvatting van de feiten bij de beoordeling of de „Cystus”-producten niet-medische voedingssupplementen zijn en dientengevolge onjuiste conclusie dat het merk niet is gebruikt voor niet-medische voedingssupplementen;

    ten vijfde, geen afzonderlijk onderzoek of de onder het merk verhandelde „zuigtabletten” (niet-medische) voedingssupplementen zijn.

    Voorts stelt rekwirant ontoereikende motivering bij de vaststelling dat het merk „Cystus” overeenkomstig artikel 51, lid 1, onder a), en lid 2, van de Uniemerkenverordening niet normaal is gebruikt voor niet-medische voedingsssupplementen:

    ten eerste, de motivering van het arrest maakt het niet mogelijk te begrijpen waarom het Gerecht niet op basis van de door rekwirant aangedragen feiten en bewijzen tot de overtuiging is gekomen dat het merk is gebruikt voor niet-medische voedingssupplementen;

    ten tweede, het volstaat niet het oordeel dat het merk niet voor de beschermde niet-medische voedingssupplementen is gebruikt, te baseren op de bevinding dat bepaalde aanwijzingen tegen een dergelijk kwalificatie pleiten zonder vast te stellen voor welke waren het merk in het andere geval is gebruikt;

    ten derde, er is niet afzonderlijk onderzocht of de onder het merk verhandelde „zuigtabletten” (niet-medische) voedingssupplementen vormen, waarbij niet is verklaard waarom dit afzonderlijk onderzoek niet is verricht.

    Daarnaast beroept rekwirant zich op onjuiste rechtsopvattingen bij de uitlegging en toepassing van artikel 51, lid 1, onder a), en lid 2, van de Uniemerkenverordening:

    ten eerste, onjuiste toetsing aan artikel 51, lid 1, onder a), en lid 2, van de Uniemerkenverordening: er is niet onderzocht of het merk in de vorm waarin het is ingeschreven of in een op onderdelen afwijkende vorm zonder dat het onderscheidend vermogen wordt gewijzigd (artikel 15, lid 1, onder a), van de Uniemerkenverordening), is gebruikt voor niet-medische voedingssupplementen;

    ten tweede, kwalificatie van het merk als een beschrijvende aanduiding in de zin van artikel 7, lid 1, onder c), van de Uniemerkenverordening, op grond dat rekwirant de facto geen andere mogelijkheid heeft dan het merk op een niet-beschrijvende wijze als merk te gebruiken voor zijn „Cystus”-producten, die afkomstig zijn van de plant Cistus Incanus, hoewel het Gerecht bij de toetsing aan artikel 51, lid 1, onder a), en lid 2, van de Uniemerkenverordening ervan is moeten uitgaan dat het merk ten minste een gemiddeld onderscheidend vermogen bezit.

    Vervolgens stelt rekwirant tegenstrijdige en ontoereikende motivering bij de vaststelling dat het onder nummer 001273119 ingeschreven Uniemerk „Cystus” overeenkomstig artikel 51, lid 1, onder a), en lid 2, van de Uniemerkenverordening niet normaal is gebruikt voor niet-medische voedingssupplementen:

    ten eerste, er bestaat een tegenspraak wanneer wordt vastgesteld dat de schrijfwijze van het merk met een „y” in plaats van een „i” niet volstaat tot bewijs van het gebruik als Uniemerk, en tegelijk het standpunt wordt gehandhaafd dat als gevolg daarvan geen sprake is van een absolute weigeringsgrond in de zin van artikel 7, lid 1, onder c), van de Uniemerkenverordening;

    ten tweede, er is sprake van ontoereikende motivering, voor zover niet wordt toegelicht waarom de vorm waarin het merk concreet is gebruikt, niet voldoet aan de vereisten van artikel 51, lid 1, onder a), en lid 2, van de Uniemerkenverordening.

    Ten slotte stelt rekwirant onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging en toepassing van artikel 75, tweede volzin, van de Uniemerkenverordening: het Gerecht heeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting gegeven door ten onrechte ervan uit te gaan dat de kamer van beroep geen toepasselijke weigeringsgrond in de zin van artikel 7, lid 1, onder c), van de Uniemerkenverordening in overweging had genomen.


    (1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk (PB 2009, L 78, blz. 1).


    Top