EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62016TA0603
Case T-603/16: Judgment of the General Court of 22 November 2018 — Brahma v Court of Justice of the European Union (Civil service — Probationary officials — Probationary period — Extension of the probationary period — Dismissal at the end of the probationary period — Article 34 of the Staff Regulations — Misuse of powers — Obligation to state reasons — Article 25(2) of the Staff Regulations — Right to be heard — Article 90(2) of the Staff Regulations — Liability — Formal requirements — Rule of correspondence between the application and the complaint — Admissibility — Material damage — Non-material damage — Causal link)
Zaak T-603/16: Arrest van het Gerecht van 22 november 2018 — Brahma/Hof van Justitie van de Europese Unie („Openbare dienst — Ambtenaren op proef — Proeftijd — Verlenging van de proeftijd — Ontslag aan het einde van de proeftijd — Artikel 34 van het Statuut — Misbruik van bevoegdheid — Motiveringsplicht — Artikel 25, lid 2, van het Statuut — Recht om te worden gehoord — Artikel 90, lid 2, van het Statuut — Aansprakelijkheid — Vormvereisten — Regel van overeenstemming tussen het verzoekschrift en de klacht — Ontvankelijkheid — Materiële schade — Immateriële schade — Causaal verband”)
Zaak T-603/16: Arrest van het Gerecht van 22 november 2018 — Brahma/Hof van Justitie van de Europese Unie („Openbare dienst — Ambtenaren op proef — Proeftijd — Verlenging van de proeftijd — Ontslag aan het einde van de proeftijd — Artikel 34 van het Statuut — Misbruik van bevoegdheid — Motiveringsplicht — Artikel 25, lid 2, van het Statuut — Recht om te worden gehoord — Artikel 90, lid 2, van het Statuut — Aansprakelijkheid — Vormvereisten — Regel van overeenstemming tussen het verzoekschrift en de klacht — Ontvankelijkheid — Materiële schade — Immateriële schade — Causaal verband”)
PB C 35 van 28.1.2019, p. 19–20
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
28.1.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 35/19 |
Arrest van het Gerecht van 22 november 2018 — Brahma/Hof van Justitie van de Europese Unie
(Zaak T-603/16) (1)
((„Openbare dienst - Ambtenaren op proef - Proeftijd - Verlenging van de proeftijd - Ontslag aan het einde van de proeftijd - Artikel 34 van het Statuut - Misbruik van bevoegdheid - Motiveringsplicht - Artikel 25, lid 2, van het Statuut - Recht om te worden gehoord - Artikel 90, lid 2, van het Statuut - Aansprakelijkheid - Vormvereisten - Regel van overeenstemming tussen het verzoekschrift en de klacht - Ontvankelijkheid - Materiële schade - Immateriële schade - Causaal verband”))
(2019/C 35/23)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Zoher Brahma (Thionville, Frankrijk) (vertegenwoordiger: A. Tymen, advocaat)
Verwerende partij: Hof van Justitie van de Europese Unie (vertegenwoordigers: aanvankelijk J. Inghelram en L. Tonini Alabiso, vervolgens J. Inghelram en Á. Almendros Manzano, gemachtigden)
Voorwerp
Verzoek krachtens artikel 270 VWEU, strekkende in de eerste plaats tot nietigverklaring van het besluit van 17 juli 2015 waarbij het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft beslist om verzoeker niet in vaste dienst aan te stellen en per 31 juli 2015 over te gaan tot ontslag, alsook van het besluit van 16 maart 2016 van het klachtencomité houdende afwijzing van de klacht van verzoeker tegen het besluit van 17 juli 2015, en in de tweede plaats tot vergoeding van de materiële en immateriële schade die verzoeker zou hebben geleden als gevolg van deze besluiten
Dictum
1) |
Het besluit van de griffier van het Hof van Justitie van de Europese Unie, in zijn hoedanigheid van tot aanstelling bevoegd gezag, van 17 juli 2015 waarbij Zoher Brahma na afloop van zijn proeftijd per 31 juli 2015 is ontslagen, wordt nietig verklaard. |
2) |
Het besluit van het klachtencomité van 16 maart 2016 tot afwijzing van de klacht tegen het besluit van de griffier van het Hof van Justitie van de Europese Unie, in zijn hoedanigheid van tot aanstelling bevoegd gezag, van 17 juli 2015 waarbij Zoher Brahma na afloop van zijn proeftijd per 31 juli 2015 is ontslagen, wordt nietig verklaard. |
3) |
Het beroep wordt verworpen voor het overige. |
4) |
Het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt verwezen in de kosten. |
(1) PB C 296 van 16.8.2016 (zaak aanvankelijk ingeschreven bij het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie onder nummer F-33/16, en op 1 september 2016 overgedragen aan het Gerecht van de Europese Unie).