Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CA0534

    Zaak C-534/16: Arrest van het Hof (Negende kamer) van 26 oktober 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Najvyšší súd Slovenskej republiky — Slowakije) — Finančné riaditeľstvo Slovenskej republiky / BB construct s. r. o. [Prejudiciële verwijzing — Belasting over de toegevoegde waarde (btw) — Richtlijn 2006/112/EG — Inschrijving in het register van btw-plichtigen — Nationale wettelijke regeling die het stellen van een zekerheid verlangt — Fraudebestrijding — Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Vrijheid van ondernemerschap — Discriminatieverbod — Ne-bis-in-idembeginsel — Verbod van terugwerkende kracht]

    PB C 437 van 18.12.2017, p. 14–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    18.12.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 437/14


    Arrest van het Hof (Negende kamer) van 26 oktober 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Najvyšší súd Slovenskej republiky — Slowakije) — Finančné riaditeľstvo Slovenskej republiky / BB construct s. r. o.

    (Zaak C-534/16) (1)

    ([Prejudiciële verwijzing - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Inschrijving in het register van btw-plichtigen - Nationale wettelijke regeling die het stellen van een zekerheid verlangt - Fraudebestrijding - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Vrijheid van ondernemerschap - Discriminatieverbod - Ne-bis-in-idembeginsel - Verbod van terugwerkende kracht])

    (2017/C 437/17)

    Procestaal: Slowaaks

    Verwijzende rechter

    Najvyšší súd Slovenskej republiky

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Finančné riaditeľstvo Slovenskej republiky

    Verwerende partij: BB construct s. r. o.

    Dictum

    1)

    Artikel 273 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, en artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet ertegen verzetten dat de belastingdienst bij de registratie voor de belasting over de toegevoegde waarde van een belastingplichtige, waarvan de bestuurder voorheen bestuurder of aandeelhouder was van een andere rechtspersoon die niet aan zijn belastingverplichtingen had voldaan, verlangt dat die belastingplichtige een zekerheid stelt waarvan het bedrag kan oplopen tot 500 000 EUR, wanneer de van hem verlangde zekerheid niet verder gaat dan noodzakelijk is ter verwezenlijking van de in artikel 273 genoemde doelstellingen, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.

    2)

    Het gelijkheidsbeginsel moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet ertegen verzet dat de belastingdienst bij de registratie voor de belasting over de toegevoegde waarde van een nieuwe belastingplichtige verlangt dat hij wegens zijn betrekkingen met een andere rechtspersoon die belastingschulden heeft, een dergelijke zekerheid stelt.


    (1)  PB C 22 van 23.1.2017.


    Top