Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015TO0242

    Beschikking van het Gerecht (Eerste kamer) van 12 januari 2017.
    Automobile club des avocats (ACDA) e.a. tegen Europese Commissie.
    Beroep tot nietigverklaring – Staatssteun – Verlenging van de concessies – Plan tot herstel van het autosnelwegennet op Frans grondgebied – Besluit om geen bezwaar te maken – Vereniging – Geen individuele geraaktheid – Regelgevingshandeling die uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt – Niet-ontvankelijkheid.
    Zaak T-242/15.

    Court reports – general

    ECLI identifier: ECLI:EU:T:2017:6

    BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Eerste kamer)

    12 januari 2017 ( 1 )

    „Beroep tot nietigverklaring — Staatssteun — Verlenging van de concessies — Plan tot herstel van het autosnelwegennet op Frans grondgebied — Besluit om geen bezwaar te maken — Vereniging — Geen individuele geraaktheid — Regelgevingshandeling die uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt — Niet-ontvankelijkheid”

    In zaak T‑242/15,

    Automobile club des avocats (ACDA), gevestigd te Parijs (Frankrijk),

    Organisation des transporteurs routiers européens (OTRE), gevestigd te Bordeaux (Frankrijk),

    Fédération française des motards en colère (FFMC), gevestigd te Parijs,

    Fédération française de motocyclisme, gevestigd te Parijs,

    Union nationale des automobile clubs, gevestigd te Parijs,

    vertegenwoordigd door M. Lesage, advocaat,

    verzoeksters,

    tegen

    Europese Commissie, vertegenwoordigd door L. Flynn en R. Sauer als gemachtigden,

    verweerster,

    betreffende een beroep krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van besluit C(2014) 7850 final van de Commissie van 28 oktober 2014 betreffende staatssteun SA.2014/N 38271 – Frankrijk – Plan tot herstel van het autosnelwegennet,

    geeft HET GERECHT (Eerste kamer),

    samengesteld als volgt: I. Pelikánová, president, P. Nihoul (rapporteur) en J. Svenningsen, rechters,

    griffier: E. Coulon,

    de navolgende

    Beschikking

    Voorgeschiedenis van het geding

    1

    Verzoeksters, de Automobile club des avocats (ACDA), de Organisation des transporteurs routiers européens (OTRE), de Fédération française des motards en colère (FFMC), de Fédération française de motocyclisme en de Union nationale des automobile clubs zijn verenigingen die opkomen voor weggebruikers.

    2

    Op 16 mei 2014 hebben de Franse autoriteiten de Europese Commissie in kennis gesteld van een plan tot herstel van het autosnelwegennet, waarbij bepaalde concessies voor de exploitatie van autosnelwegen werden verlengd en de betrokken ondernemingen als tegenprestatie de binnen hun concessie te verrichten werken zouden financieren.

    3

    Op 28 oktober 2014 heeft de Commissie besluit C(2014) 7850 final betreffende staatssteun SA.2014/N 38271 – Frankrijk – Plan tot herstel van het autosnelwegennet (hierna: „bestreden besluit”) vastgesteld.

    4

    In het bestreden besluit heeft de Commissie geoordeeld dat de betrokken maatregel staatssteun vormde in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, maar dat deze steun krachtens artikel 106, lid 2, VWEU verenigbaar kon worden verklaard met de interne markt. Derhalve heeft zij besloten geen bezwaar te maken tegen deze maatregel. Bij de vaststelling van dit besluit werd met name rekening gehouden met de door de Franse autoriteiten gedane toezeggingen.

    Procedure en conclusies van partijen

    5

    Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 18 mei 2015, hebben verzoeksters het onderhavige beroep ingesteld.

    6

    Bij afzonderlijke akte, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 3 augustus 2015, heeft de Commissie krachtens artikel 130, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht een exceptie van niet-ontvankelijkheid opgeworpen.

    7

    Op 7 september 2015 heeft de Franse Republiek verzocht om toelating tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van de Commissie.

    8

    Verzoeksters hebben geen opmerkingen ingediend over de exceptie van niet-ontvankelijkheid.

    9

    Verzoeksters verzoeken het Gerecht het bestreden besluit nietig te verklaren.

    10

    De Commissie verzoekt het Gerecht:

    het beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren;

    verzoeksters te verwijzen in de kosten.

    In rechte

    11

    Ter ondersteuning van de exceptie van niet-ontvankelijkheid betoogt de Commissie, primair, dat de advocaat die verzoeksters vertegenwoordigt in het kader van de onderhavige zaak niet kan worden aangemerkt als een van hen onafhankelijke derde, aangezien hij de vicepresident is van de raad van bestuur van de ACDA. Bijgevolg is het beroep niet ingesteld overeenkomstig artikel 19, derde en vierde alinea, en artikel 21, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, alsook artikel 73, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering.

    12

    Subsidiair betoogt de Commissie dat verzoeksters en hun leden geen procesbevoegdheid hebben in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU, op grond, ten eerste, dat zij niet individueel door het bestreden besluit worden geraakt en, ten tweede, dat dit geen regelgevingshandeling zonder uitvoeringsmaatregelen vormt.

    13

    Krachtens artikel 130, leden 1 en 7, van het Reglement voor de procesvoering kan het Gerecht, indien de verwerende partij hierom verzoekt, uitspraak doen over de niet-ontvankelijkheid of de onbevoegdheid zonder op de zaak ten principale in te gaan.

    14

    In casu acht het Gerecht zich door de processtukken voldoende voorgelicht en beslist het uitspraak te doen zonder de behandeling voort te zetten.

    15

    Aangezien het door de Commissie primair aangevoerde argument, indien het zou worden aanvaard, slechts met betrekking tot één van de verzoeksters kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, acht het Gerecht het opportuun om allereerst het door de Commissie subsidiair aangevoerde middel tot niet-ontvankelijkheid te onderzoeken.

    16

    Krachtens artikel 263, vierde alinea, VWEU kan „[i]edere natuurlijke of rechtspersoon […] onder de in de eerste en tweede alinea vastgestelde voorwaarden beroep instellen tegen handelingen die tot hem gericht zijn of die hem rechtstreeks en individueel raken, alsmede tegen regelgevingshandelingen die hem rechtstreeks raken en die geen uitvoeringsmaatregelen met zich brengen”.

    17

    Artikel 263, vierde alinea, VWEU maakt dus onderscheid tussen drie hypothesen waarin een door een natuurlijke of rechtspersoon ingesteld beroep tot nietigverklaring ontvankelijk kan worden verklaard. Om een standpunt te kunnen innemen over de door de Commissie opgeworpen exceptie, moet worden onderzocht of zich in casu een van deze hypothesen voordoet.

    18

    Aangezien vaststaat dat het bestreden besluit is gericht tot de Franse autoriteiten en niet tot verzoeksters, kan het onderhavige beroep niet ontvankelijk zijn op grond van de eerste hypothese van artikel 263, vierde alinea, VWEU. Bijgevolg dient de ontvankelijkheid van het beroep achtereenvolgens in het licht van de twee andere hypothesen van de vierde alinea van dat artikel te worden onderzocht.

    19

    In deze omstandigheden is het onderhavige beroep slechts op grond van de tweede en derde hypothese van artikel 263, vierde alinea, VWEU, ontvankelijk, indien verzoeksters door het bestreden besluit rechtstreeks en individueel worden geraakt of indien zij door het bestreden besluit rechtstreeks worden geraakt en dit besluit een regelgevingshandeling is die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt.

    Rechtstreekse en individuele geraaktheid van verzoeksters

    20

    Volgens artikel 263, vierde alinea, VWEU kunnen natuurlijke of rechtspersonen een beroep tot nietigverklaring instellen tegen met name een handeling van de Europese Unie die niet tot hen gericht is, voor zover zij door die handeling rechtstreeks en individueel worden geraakt.

    21

    Volgens de rechtspraak kunnen degenen die niet de adressaat van een besluit zijn, slechts stellen individueel te worden geraakt, indien dit besluit hen treft uit hoofde van bepaalde bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie die hen ten opzichte van ieder ander karakteriseert en daardoor individualiseert op soortgelijke wijze als de adressaat (arrest van 15 juli 1963, Plaumann/Commissie, 25/62, EU:C:1963:17, blz. 232).

    22

    Wat de individuele geraaktheid betreft, is geoordeeld dat een vereniging die de collectieve belangen behartigt van haar leden, in twee gevallen kan worden beschouwd als individueel geraakt door een eindbesluit van de Commissie inzake staatssteun, te weten, in de eerste plaats, indien zij een eigen belang kan doen gelden, met name omdat haar onderhandelingspositie ongunstig is beïnvloed door de handeling waarvan nietigverklaring wordt gevorderd, en, ten tweede, indien haar leden, of een aantal daarvan, individueel procesbevoegdheid hebben (zie beschikking van 29 maart 2012, Asociación Española de Banca/Commissie, T‑236/10, EU:T:2012:176, punt 19en aldaar aangehaalde rechtspraak).

    23

    In casu presenteren verzoeksters zich als verenigingen van weggebruikers, waarvan zij de belangen behartigen:

    de ACDA brengt advocaten in functie en in opleiding alsook gekwalificeerde juristen bijeen, en heeft als doel het verdedigen van de fundamentele rechten van weggebruikers;

    de OTRE vertegenwoordigt en verdedigt de immateriële en professionele belangen van de aangesloten wegvervoerders;

    de FFMC verenigt de gebruikers van gemotoriseerde twee- en driewielige voertuigen (van rijwiel met hulpmotor tot zware motorfiets), treedt op ten behoeve van de verkeersveiligheid en het gezamenlijk weggebruik en komt op voor de belangen van de bij haar aangesloten leden, in hun hoedanigheid van weggebruikers en consumenten;

    de Fédération française de motocyclisme brengt verenigingen die sportieve evenementen of andere motorfietsactiviteiten organiseren en toerclubs bijeen, en heeft onder meer als doel het voeren van acties met betrekking tot de verkeersveiligheid en de openbare weg;

    de Union nationale des automobile clubs, ten slotte, beoogt de betrekkingen te bevorderen tussen de Franse automobielclubs en tussen haar leden en de Europese automobielclubs.

    24

    Verzoeksters hebben er voorts op gewezen dat zij optreden namens henzelf en in het belang van hun leden.

    25

    Zij hebben evenwel geen enkel element aangevoerd waaruit blijkt dat hun eigen belang zou zijn geschaad. Uit de stukken blijkt met name niet dat zij zijn tussengekomen in de procedure die heeft geleid tot de vaststelling van het bestreden besluit. In het algemeen beschikt het Gerecht over geen enkel element waaruit kan worden afgeleid dat de positie van verzoeksters tijdens welke onderhandeling dan ook door dat besluit zou zijn geschaad.

    26

    Of sprake is van een individuele geraaktheid hangt dus af van de vraag of de leden van verzoeksters ontvankelijk zijn in hun vordering tot nietigverklaring van het bestreden besluit.

    27

    Dienaangaande moet worden vastgesteld dat verzoeksters in casu geen enkel gegeven hebben ingebracht om aan te tonen dat hun leden door het bestreden besluit worden geïndividualiseerd op soortgelijke wijze als een adressaat.

    28

    Integendeel, uit de stukken blijkt dat de leden van verzoeksters stellen door het bestreden besluit te worden geraakt in hun algemene hoedanigheid van (autosnel)weggebruikers.

    29

    In het verzoekschrift stellen verzoeksters namelijk in wezen dat in Frankrijk de door de concessiehouders van autosnelwegen gehanteerde tarieven buitensporig hoog zijn en dat hun leden daardoor worden geschaad in hun hoedanigheid van gebruikers van deze verbindingswegen.

    30

    Inzonderheid betogen verzoeksters dat in Frankrijk de concessiehouders van autosnelwegen elke verhoging van de belastingen, van de vastgoedvergoeding of van de van hen geheven belastingen compenseren met een verhoging van de tolgelden en, in het algemeen, met tariefsverhogingen die voor de gebruikers buitensporig hoog zijn en disproportioneel zijn ten opzichte van de geleverde dienst.

    31

    Verzoeksters betogen voorts dat in Frankrijk de buitensporig hoge winsten die worden gegenereerd door de tolgelden die de concessiehouders van autosnelwegen ontvangen in ruil voor hun toezegging om het in concessie gegeven wegennet aan te leggen, te financieren en te beheren, leiden tot overcompensatiemechanismen.

    32

    Verzoeksters beklemtonen dat deze situatie, als gevolg van de door de Commissie in het bestreden besluit toegestane verlenging van de concessieovereenkomsten, zal voortduren.

    33

    Dienaangaande zij opgemerkt dat de geraaktheid waarop verzoeksters zich met betrekking tot hun leden beroepen, namelijk dat de in Frankrijk door de concessiehouders van autosnelwegen gehanteerde toltarieven buitensporig hoog zijn en gedurende de periode van verlenging van de concessieovereenkomsten kunnen worden verhoogd, niet verschilt van die waarop alle gebruikers van de desbetreffende autosnelwegen zich kunnen beroepen.

    34

    Hieruit volgt dat het bestreden besluit de leden van verzoeksters niet treft uit hoofde van een bepaalde bijzondere hoedanigheid of van een feitelijke situatie die hen op overeenkomstige wijze individualiseert als de adressaat van dit besluit.

    35

    Op grond hiervan moet worden geconcludeerd dat verzoeksters niet individueel worden geraakt door het bestreden besluit en, bijgevolg, niet voldoen aan het vereiste waaraan de ontvankelijkheid in de tweede hypothese van artikel 263, vierde alinea, VWEU is onderworpen.

    36

    Derhalve hoeft niet te worden bepaald of verzoeksters ook rechtstreeks door het bestreden besluit worden geraakt.

    Kwalificatie van het bestreden besluit als regelgevingshandeling die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt

    37

    Volgens het laatste zinsdeel van artikel 263, vierde alinea, VWEU kunnen natuurlijke of rechtspersonen beroep tot nietigverklaring instellen tegen een regelgevingshandeling die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt en hen rechtstreeks raakt.

    38

    Het begrip „regelgevingshandelingen […] die geen uitvoeringsmaatregelen met zich brengen”, in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU, dient te worden uitgelegd in het licht van het doel van deze bepaling, te weten, te vermijden dat een particulier gedwongen is om het recht te schenden om toegang tot de rechter te krijgen. Wanneer een regelgevingshandeling rechtstreekse gevolgen heeft voor de rechtspositie van een natuurlijke of rechtspersoon, zonder dat daarvoor enige uitvoeringsmaatregel vereist is, loopt deze het risico verstoken te blijven van een effectieve rechterlijke bescherming indien hij niet rechtstreeks beroep kan instellen bij de rechter van de Unie om de wettigheid van deze regelgevingshandeling te betwisten. Een natuurlijke of rechtspersoon die zich in deze situatie bevindt, zou immers, ook al zou hij door de betrokken handeling rechtstreeks worden geraakt, de bepalingen ervan eerst moeten schenden voordat hij deze handeling door de rechter zou kunnen laten toetsen, door de onrechtmatigheid ervan aan te voeren in het kader van de procedures die voor de nationale rechterlijke instanties tegen hem zouden worden ingesteld (arrest van 19 december 2013, Telefónica/Commissie, C‑274/12 P, EU:C:2013:852, punt 27).

    39

    Wanneer een regelgevingshandeling uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt, wordt het rechterlijk toezicht echter verzekerd (zie in die zin arresten van 23 april 1986, Les Verts/Parlement, 294/83, EU:C:1986:166, punt 23; 3 oktober 2013, Inuit Tapiriit Kanatami e.a./Parlement en Raad, C‑583/11 P, EU:C:2013:625, punt 93, en 19 december 2013, Telefónica/Commissie,C‑274/12 P, EU:C:2013:852, punt 28).

    40

    Wanneer de uitvoering van een regelgevingshandeling berust bij de instellingen, organen of instanties van de Unie, kunnen natuurlijke of rechtspersonen onder de voorwaarden van artikel 263, vierde alinea, VWEU bij de Unierechter rechtstreeks beroep instellen tegen de uitvoeringsmaatregelen en op grond van artikel 277 VWEU tot staving van dat beroep de onwettigheid van de betrokken basishandeling aanvoeren (arresten van 23 april 1986, Les Verts/Parlement, 294/83, EU:C:1986:166, punt 23; 3 oktober 2013, Inuit Tapiriit Kanatami e.a./Parlement en Raad, C‑583/11 P, EU:C:2013:625, punt 93, en 19 december 2013, Telefónica/Commissie, C‑274/12 P, EU:C:2013:852, punt 29).

    41

    Berust de uitvoering van een regelgevingshandeling bij de lidstaten, dan kunnen natuurlijke of rechtspersonen de geldigheid van de nationale uitvoeringsmaatregel betwisten voor een nationale rechter en kunnen zij in het kader van die procedure de ongeldigheid van de basishandeling aanvoeren en die rechter in voorkomend geval verzoeken om krachtens artikel 267 VWEU prejudiciële vragen aan het Hof te stellen (arresten van 23 april 1986, Les Verts/Parlement, 294/83, EU:C:1986:166, punt 23; 3 oktober 2013, Inuit Tapiriit Kanatami e.a./Parlement en Raad, C‑583/11 P, EU:C:2013:625, punt 93, en 19 december 2013, Telefónica/Commissie,C‑274/12 P, EU:C:2013:852, punt 29).

    42

    In casu zij opgemerkt dat de Commissie in het dictum van het bestreden besluit noch voor de ontvangers, noch voor elke andere persoon die door de betrokken maatregel zou kunnen worden geraakt, de specifieke en concrete gevolgen omschrijft van de verklaring dat de desbetreffende steun verenigbaar is met de interne markt.

    43

    Uit het bestreden besluit blijkt evenwel dat de concessieovereenkomsten tussen de Franse Staat en de betrokken concessiehouders van autosnelwegen moeten worden voorzien van bij decreet goedgekeurde aanhangsels, teneinde daarin de voorwaarden op te nemen van het herstelplan, te weten met name de uit te voeren werken, de verlenging van de concessies, de maatregelen ter verzekering van de follow-up van de werken, het ontbreken van overcompensatie en de door de Franse autoriteiten tegenover de Commissie gedane toezeggingen in het kader van de procedure waarin de betrokken maatregel is onderzocht.

    44

    De specifieke en concrete gevolgen van het bestreden besluit voor verzoeksters en hun leden moeten dus vaste vorm krijgen in nationale handelingen die aldus het karakter hebben van maatregelen ter uitvoering van dat besluit, in de zin van het laatste zinsdeel van artikel 263, vierde alinea, VWEU (zie in die zin beschikking van 21 april 2016, Royal Scandinavian Casino Århus/Commissie, C‑541/14 P, niet gepubliceerd, EU:C:2016:302, punt 47).

    45

    Volgens de rechtspraak moeten de lidstaten garanderen dat natuurlijke of rechtspersonen de mogelijkheid hebben om bij de nationale rechterlijke instanties op te komen tegen nationale maatregelen ter uitvoering van een Uniehandeling. Zo heeft het Hof eraan herinnerd dat de lidstaten moeten voorzien in een stelsel van beroepsmogelijkheden en procedures dat de eerbiediging van het fundamentele recht op effectieve rechterlijke bescherming kan verzekeren (arrest van 3 oktober 2013, Inuit Tapiriit Kanatami e.a./Parlement en Raad, C‑583/11 P, EU:C:2013:625, punt 100, en beschikking van 21 april 2016, Royal Scandinavian Casino Århus/Commissie, C‑541/14 P, niet gepubliceerd, EU:C:2016:302, punt 51).

    46

    Ingevolge artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU voorzien de lidstaten in de nodige rechtsmiddelen om daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden te verzekeren (zie in die zin arrest van 3 oktober 2013, Inuit Tapiriit Kanatami e.a./Parlement en Raad, C‑583/11 P, EU:C:2013:625, punt 101).

    47

    Bovendien is het bij ontbreken van een Unieregeling ter zake een aangelegenheid van elke lidstaat om, met naleving van de vereisten die voortvloeien uit het Unierecht, de bevoegde rechterlijke instanties aan te wijzen en de procedureregels vast te stellen voor vorderingen die worden ingediend ter bescherming van de rechten die de justitiabelen aan het Unierecht ontlenen (arrest van 3 oktober 2013, Inuit Tapiriit Kanatami e.a./Parlement en Raad, C‑583/11 P, EU:C:2013:625, punt 102).

    48

    Los van de vraag of het bestreden besluit een regelgevingshandeling vormt in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU, moet derhalve worden geconcludeerd dat het onderhavige beroep niet voldoet aan het vereiste betreffende het ontbreken van uitvoeringsmaatregelen waaraan de ontvankelijkheid ervan wat betreft de derde hypothese van die bepaling is onderworpen.

    49

    Bijgevolg dient, gelet op het voorgaande, het onderhavige beroep in zijn geheel niet-ontvankelijk te worden verklaard, zonder dat uitspraak hoeft te worden gedaan op de argumenten van de Commissie die zijn gebaseerd op het ontbreken van vertegenwoordiging door een advocaat die geen derde en niet onafhankelijk is van verzoeksters.

    Verzoek tot interventie

    50

    Overeenkomstig artikel 142, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering hoeft geen uitspraak te worden gedaan op het verzoek tot interventie van de Franse Republiek.

    Kosten

    51

    Volgens artikel 134, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de kosten, voor zover dat is gevorderd.

    52

    Aangezien verzoeksters in het ongelijk zijn gesteld, dienen zij overeenkomstig de vordering van de Commissie in hun eigen kosten en in die van de Commissie te worden verwezen.

    53

    Daarnaast zal de Franse Republiek overeenkomstig artikel 144, lid 10, van het Reglement voor de procesvoering haar eigen kosten in verband met het verzoek tot interventie dragen.

     

    HET GERECHT (Eerste kamer)

    beschikt:

     

    1)

    Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

     

    2)

    Er hoeft geen uitspraak te worden gedaan op het verzoek tot interventie van de Franse Republiek.

     

    3)

    De Automobile club des avocats (ACDA), de Organisation des transporteurs routiers européens (OTRE), de Fédération française des motards en colère (FFMC), de Fédération française de motocyclisme en de Union nationale des automobile clubs dragen hun eigen kosten alsmede die van de Europese Commissie.

     

    4)

    De Franse Republiek draagt haar eigen kosten in verband met het verzoek tot interventie.

     

    Luxemburg, 12 januari 2017.

     

    De griffier

    E. Coulon

    De president

    I. Pelikánová


    ( 1 ) Procestaal: Frans.

    Top