This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62015CN0609
Case C-609/15: Request for a preliminary ruling from the Letrado de la Administración de Justicia del Juzgado de Violencia sobre la Mujer Único de Terrassa (Spain) lodged on 18 November 2015 — María Assumpció Martínez Roges v José Antonio García Sánchez
Zaak C-609/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Letrado de la Administración de Justicia del Juzgado de Violencia sobre la mujer único de Terrassa (Spanje) op 18 november 2015 — María Assumpció Martínez Roges/José Antonio García Sánchez
Zaak C-609/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Letrado de la Administración de Justicia del Juzgado de Violencia sobre la mujer único de Terrassa (Spanje) op 18 november 2015 — María Assumpció Martínez Roges/José Antonio García Sánchez
PB C 38 van 1.2.2016, p. 36–37
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
1.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 38/36 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Letrado de la Administración de Justicia del Juzgado de Violencia sobre la mujer único de Terrassa (Spanje) op 18 november 2015 — María Assumpció Martínez Roges/José Antonio García Sánchez
(Zaak C-609/15)
(2016/C 038/49)
Procestaal: Spaans
Verwijzende rechter
Letrado de la Administración de Justicia del Juzgado de Violencia sobre la mujer único de Terrassa
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: María Assumpció Martínez Roges
Verwerende partij: José Antonio García Sánchez
Prejudiciële vragen
1) |
Zijn de artikelen 34 en 35 van Ley 1/2000, die de ambtshalve rechterlijke toetsing uitsluiten van mogelijk oneerlijke bedingen of oneerlijke handelspraktijken in overeenkomsten tussen advocaten en natuurlijke personen die anders dan in het kader van hun beroepsuitoefening handelen, in strijd met de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 2, van richtlijn [93/13/EEG] (1) en de artikelen 6, lid 1, onder d), 11 en 12, van richtlijn 2005/29/EG (2)? |
2) |
Zijn de artikelen 34 en 35 van Ley 1/2000, die bewijslevering ten behoeve van de beslechting van het geding in de administratieve procedure van de „jura de cuentas” verbieden, in strijd met de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 2, en [punt 1, onder q), van de bijlage] van richtlijn [93/13/EEG]? |
(1) Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, PB L 95, blz. 29.
(2) Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad („Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”), PB L 149, blz. 2.