This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62014CA0218
Case C-218/14: Judgment of the Court (Grand Chamber) of 16 July 2015 (request for a preliminary ruling from the High Court of Ireland — Ireland) — Kuldip Singh, Denzel Njume, Khaled Aly v Minister for Justice and Equality (Reference for a preliminary ruling — Directive 2004/38/EC — Article 13(2)(a) — Right of residence of family members of a Union citizen — Marriage between a Union citizen and a third-country national — Retention of the right of residence of a third-country national after the departure of the Union citizen from the host Member State, followed by divorce — Article 7(1)(b) — Sufficient resources — Taking into account the resources of the spouse who is a third-country national — Right of third-country nationals to work in the host Member State in order to contribute to obtaining sufficient resources)
Zaak C-218/14: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 16 juli 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Ireland — Ierland) — Kuldip Singh, Denzel Njume, Khaled Aly/Minister for Justice and Equality [Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 2004/38/EG — Artikel 13, lid 2, eerste alinea, onder a) — Verblijfsrecht van familieleden van een burger van de Unie — Huwelijk tussen een burger van de Unie en een derdelander — Behoud van het verblijfsrecht van de derdelander na het vertrek van de burger van de Unie uit het gastland, gevolgd door een scheiding — Artikel 7, lid 1, onder b) — Voldoende bestaansmiddelen — Inaanmerkingneming van de bestaansmiddelen van de echtgenoot, die derdelander is — Recht van derdelanders om in het gastland te werken teneinde te verzekeren dat de bestaansmiddelen toereikend zijn]
Zaak C-218/14: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 16 juli 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Ireland — Ierland) — Kuldip Singh, Denzel Njume, Khaled Aly/Minister for Justice and Equality [Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 2004/38/EG — Artikel 13, lid 2, eerste alinea, onder a) — Verblijfsrecht van familieleden van een burger van de Unie — Huwelijk tussen een burger van de Unie en een derdelander — Behoud van het verblijfsrecht van de derdelander na het vertrek van de burger van de Unie uit het gastland, gevolgd door een scheiding — Artikel 7, lid 1, onder b) — Voldoende bestaansmiddelen — Inaanmerkingneming van de bestaansmiddelen van de echtgenoot, die derdelander is — Recht van derdelanders om in het gastland te werken teneinde te verzekeren dat de bestaansmiddelen toereikend zijn]
PB C 302 van 14.9.2015, p. 9–10
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
14.9.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 302/9 |
Arrest van het Hof (Grote kamer) van 16 juli 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Ireland — Ierland) — Kuldip Singh, Denzel Njume, Khaled Aly/Minister for Justice and Equality
(Zaak C-218/14) (1)
([Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 2004/38/EG - Artikel 13, lid 2, eerste alinea, onder a) - Verblijfsrecht van familieleden van een burger van de Unie - Huwelijk tussen een burger van de Unie en een derdelander - Behoud van het verblijfsrecht van de derdelander na het vertrek van de burger van de Unie uit het gastland, gevolgd door een scheiding - Artikel 7, lid 1, onder b) - Voldoende bestaansmiddelen - Inaanmerkingneming van de bestaansmiddelen van de echtgenoot, die derdelander is - Recht van derdelanders om in het gastland te werken teneinde te verzekeren dat de bestaansmiddelen toereikend zijn])
(2015/C 302/11)
Procestaal: Engels
Verwijzende rechter
High Court of Ireland
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: Kuldip Singh, Denzel Njume, Khaled Aly
Verwerende partij: Minister for Justice and Equality
In tegenwoordigheid van: Immigrant Council of Ireland
Dictum
1) |
Artikel 13, lid 2, van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG, moet aldus worden uitgelegd dat een derdelander die gescheiden is van een burger van de Unie en wiens huwelijk bij de aanvang van de gerechtelijke procedure tot scheiding ten minste drie jaar heeft geduurd, waarvan één jaar in het gastland, zijn verblijfsrecht in die lidstaat op grond van die bepaling niet behoudt, wanneer de echtgenoot, die burger van de Unie is, vóór de aanvang van de gerechtelijke procedure tot scheiding uit die lidstaat is vertrokken. |
2) |
Artikel 7, lid 1, onder b), van richtlijn 2004/38 moet aldus worden uitgelegd dat de burger van de Unie voor zichzelf en voor zijn familieleden over voldoende bestaansmiddelen beschikt om te voorkomen dat zij tijdens hun verblijf ten laste komen van het socialebijstandsstelsel van het gastland, zelfs indien die bestaansmiddelen deels worden ingebracht door zijn echtgenoot, die derdelander is. |