Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CN0116

Zaak C-116/13: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia nr. 17 te Palma de Mallorca (Spanje) op 11 maart 2013 — Banco de Valencia SA/Joaquín Valldeperas Tortosa, María Ángeles Miret Jaume

PB C 171 van 15.6.2013, p. 10–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 171/10


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia nr. 17 te Palma de Mallorca (Spanje) op 11 maart 2013 — Banco de Valencia SA/Joaquín Valldeperas Tortosa, María Ángeles Miret Jaume

(Zaak C-116/13)

2013/C 171/18

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Juzgado de Primera Instancia nr. 17 te Palma de Mallorca

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Banco de Valencia SA

Verwerende partijen: Joaquín Valldeperas Tortosa, María Ángeles Miret Jaume

Prejudiciële vragen

1)

Is de Spaanse hypothecaire uitwinningsprocedure verenigbaar met artikel 7 van richtlijn 93/13/EEG (1) in zoverre zij niet als voorwaarde voor de verlening van verlof tot uitwinning voorziet in de mogelijkheid van ambtshalve rechterlijke toetsing van een beding tot vervroegde beëindiging van de lening op eenzijdig verzoek van de bank, een beding dat op zichzelf en in zijn concrete toepassing in de zaak als oneerlijk wordt beschouwd, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat dit beding onontbeerlijk is om voor deze professionele kredietverlener de weg vrij te maken voor deze voor haar gunstige uitwinningsprocedure?

2)

Wat dient, vanuit hetzelfde gezichtspunt van artikel 7 van richtlijn 93/13/EEG, de handelingsruimte van de rechter met betrekking tot dit beding te zijn, wanneer hij heeft te beslissen over de verlening van het verlof tot uitwinning in de hypothecaire uitwinningsprocedure?

3)

Kan vanuit het gezichtspunt van artikel 3, leden 1 en 3, van richtlijn 93/13/EEG en de bijlage daarbij, punt 1, sub e en g, en punt 2, sub a, een contractueel beding dat de kredietverlenende bank toestaat om de leningovereenkomst op basis van volkomen objectieve gronden, waarvan sommige zonder verband met de overeenkomst zelf, eenzijdig te ontbinden, in de onderhavige zaak wegens niet-betaling van vier maandelijkse termijnen van de hypotheek, op zichzelf beschouwd en tevens in zijn concrete toepassing in de zaak als oneerlijk worden aangemerkt?


(1)  Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95, blz. 29).


Top