EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62012TN0128
Case T-128/12: Action brought on 21 March 2012 — HTTS v Council
Zaak T-128/12: Beroep ingesteld op 21 maart 2012 — HTTS/Raad
Zaak T-128/12: Beroep ingesteld op 21 maart 2012 — HTTS/Raad
PB C 157 van 2.6.2012, p. 8–9
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
2.6.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 157/8 |
Beroep ingesteld op 21 maart 2012 — HTTS/Raad
(Zaak T-128/12)
2012/C 157/15
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partij: HTTS Hanseatic Trade Trust & Shipping GmbH (Hamburg, Duitsland) (vertegenwoordigers: J. Kienzle en M. Schlingmann, advocaten)
Verwerende partij: Raad van de Europese Unie
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:
— |
besluit 2012/35/GBVB van de Raad van 23 januari 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (1) en uitvoeringsverordening (EU) nr. 54/2012 van de Raad van 23 januari 2012 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 961/2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (2) nietig te verklaren, voor zover dit besluit en deze verordening betrekking hebben op verzoekster; |
— |
de Raad te verwijzen in de kosten van de procedure, met name in de kosten die verzoekster heeft gemaakt. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.
1) |
Eerste middel: schending van verzoeksters rechten van verdediging
|
2) |
Tweede middel: ontbreken van een rechtsgrondslag voor de bestreden verordening Volgens verzoekster ontbeert de bestreden uitvoeringsverordening om te beginnen een rechtsgrondslag, aangezien verordening nr. 961/2010 bij arrest van het Gerecht van 7 december 2011 in zaak T-562/10 nietig is verklaard voor zover zij op verzoekster betrekking heeft; ook al zijn de gevolgen van verordening nr. 961/2010 gedurende twee maanden gehandhaafd, toch kan deze verordening ten aanzien van verzoekster geen geldige rechtsgrondslag vormen voor de vaststelling van een uitvoeringsverordening. |
3) |
Derde middel: schending van artikel 266 VWEU Verzoekster voert voorts aan dat de Raad geen maatregelen heeft genomen om het arrest van het Gerecht van 7 december 2011 in zaak T-562/10 uit te voeren, maar dat hij in plaats daarvan verzoekster, in strijd met het arrest van het Gerecht, opnieuw in de sanctielijst heeft opgenomen. |
4) |
Vierde middel: ontbreken van een rechtsgrondslag voor verzoeksters opname in de sanctielijst Verzoekster betoogt verder dat de redenen die de Raad heeft opgegeven om haar in de sanctielijst op te nemen grotendeels irrelevant zijn en die opname niet kunnen rechtvaardigen. |
5) |
Vijfde middel: schending van verzoeksters grondrecht op eerbiediging van haar eigendom Het feit dat verzoekster opnieuw is opgenomen in de sanctielijst houdt een ongerechtvaardigde inbreuk op haar fundamenteel eigendomsrecht in, aangezien verzoekster wegens de ontoereikende motivering door de Raad niet kan uitmaken waarom zij in de sanctielijst is opgenomen. Het feit dat verzoekster opnieuw is opgenomen in de sanctielijst is verder gebaseerd op een kennelijk onjuiste beoordeling van haar situatie en haar activiteiten door de Raad en vormt bovendien een buitensporige maatregel. |
(1) Besluit 2012/35/GBVB van de Raad van 23 januari 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 19, blz. 22).
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 54/2012 van de Raad van 23 januari 2012 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 961/2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 19, blz. 1).
(3) Besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195, blz. 39).
(4) Verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EG) nr. 423/2007 (PB L 281, blz. 1).