This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62012CN0515
Case C-515/12: Reference for a preliminary ruling from the Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas (Lithuania) lodged on 14 November 2012 — 4finance UAB v Valstybinė vartotojų teisių apsaugos tarnyba, Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos
Zaak C-515/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas (Litouwen) op 14 november 2012 — UAB 4finance/Valstybinė vartotojų teisių apsaugos tarnyba, Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos
Zaak C-515/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas (Litouwen) op 14 november 2012 — UAB 4finance/Valstybinė vartotojų teisių apsaugos tarnyba, Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos
PB C 26 van 26.1.2013, p. 33–33
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
26.1.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 26/33 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas (Litouwen) op 14 november 2012 — UAB 4finance/Valstybinė vartotojų teisių apsaugos tarnyba, Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos
(Zaak C-515/12)
2013/C 26/62
Procestaal: Litouws
Verwijzende rechter
Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: UAB 4finance
Verwerende partijen: Valstybinė vartotojų teisių apsaugos tarnyba, Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos
Prejudiciële vragen
1) |
Moet punt 14 van bijlage I bij richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 (1) van het Europees Parlement en de Raad aldus worden uitgelegd, dat het opzetten, beheren of promoten van een piramidaal bevorderingssysteem enkel moet worden beschouwd als een onder alle omstandigheden misleidende handelspraktijk indien de consument een betaling moet verrichten om een vergoeding te ontvangen wegens het doen toetreden van andere consumenten tot het systeem, en niet wegens de verkoop of het verbruik van goederen? |
2) |
Indien het noodzakelijk is dat de consument een betaling verricht om een vergoeding te kunnen ontvangen, beïnvloedt de hoogte van het door de consument betaalde bedrag om een vergoeding te kunnen ontvangen wegens het doen toetreden van andere consumenten tot het systeem, en niet wegens de verkoop of het verbruik van goederen, de kwalificatie van het piramidale bevorderingssysteem als misleidende handelspraktijk in de zin van punt 14 van bijlage I bij de richtlijn? Kunnen louter symbolische bijdragen betaald door consumenten om hun identificatie mogelijk te maken, worden beschouwd als een bijdrage voor de kans op een vergoeding in de zin van artikel 14 van bijlage I bij de richtlijn? |
3) |
Moet punt 14 van bijlage I bij de richtlijn aldus worden uitgelegd dat, om een piramidaal bevorderingssysteem als een misleidende handelspraktijk te kunnen beschouwen, enkel van belang is dat de vergoeding wordt betaald aan de reeds ingeschreven consument wegens het doen toetreden van andere consumenten tot het systeem, en niet wegens de verkoop of het verbruik van goederen, of is eveneens van belang in hoeverre de aan de deelnemers van dat systeem toegekende vergoeding voor het doen toetreden van nieuwe consumenten wordt gefinancierd door bijdragen van nieuwe leden? Moet, in casu, de aan de reeds ingeschreven deelnemers van het piramidale bevorderingssysteem toegekende vergoeding geheel of grotendeels zijn gefinancierd uit de bijdragen van nieuw toegetreden leden tot dit systeem? |
(1) PB L 149, blz. 22.