Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0041

    Zaak C-41/12 P: Hogere voorziening ingesteld op 26 januari 2012 door Monster Cable Products, Inc. tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 23 november 2011 in zaak T-216/10, Monster Cable Products, Inc./Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Live Nation (Music) UK Limited

    PB C 73 van 10.3.2012, p. 24–24 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.3.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 73/24


    Hogere voorziening ingesteld op 26 januari 2012 door Monster Cable Products, Inc. tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 23 november 2011 in zaak T-216/10, Monster Cable Products, Inc./Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Live Nation (Music) UK Limited

    (Zaak C-41/12 P)

    2012/C 73/41

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Rekwirante: Monster Cable Products, Inc. (vertegenwoordigers: O. Günzel, A. Wenninger-Lenz, Rechtsanwälten)

    Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Live Nation (Music) UK Limited

    Conclusies

    Rekwirante verzoekt het Hof:

    het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van de Europese Unie van 23 november 2011 in zaak T-216/10 vernietigen;

    geïntimeerde verwijzen in rekwirantes kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Rekwirante stelt dat het Gerecht, door het beroep te verwerpen op de in het arrest van 23 november 2011 uiteengezette gronden, heeft verzuimd rekening te houden met de gehele feitelijke achtergrond van en alle omstandigheden rond de procedure, zodat het bestreden arrest op een onvolledige feitelijke grondslag berust. In het arrest ontbreekt bijgevolg de verplichte globale beoordeling van alle factoren die bij het onderzoek van het gevaar van verwarring in aanmerking moeten worden genomen. Het arrest vertoont derhalve gebreken en schendt artikel 8, lid 1, van verordening nr. 40/94 (1).

    Indien het Gerecht een juiste globale beoordeling zou hebben gemaakt, dan zou het volgens verzoekster tot de conclusie zijn gekomen dat de beslissing van eerste kamer van beroep van 24 februari 2010 in strijd is met artikel 8, lid 1, sub b, van de verordening inzake het gemeenschapsmerk (2). Samengevat stelt verzoekster dat artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 is geschonden om de volgende redenen:

     

    Verzuim om rekening te houden met de „gemiddelde gespecialiseerde gebruiker in het Verenigd Koninkrijk” als het relevante publiek waarop de analyse van het gevaar van verwarring zich moet richten;

     

    Onjuiste toepassing van vaste rechtsbeginselen voor de beoordeling van de soortgelijkheid van waren;

     

    Schending van de beginselen krachtens welke alle relevante factoren van het concrete geval in aanmerking moeten worden genomen bij de beoordeling van het gevaar van verwarring, waaronder het onderscheidend vermogen van het oudere merk.


    (1)  Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (PB L 11, blz. 1).

    (2)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


    Top