Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CO0314

    Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 22 september 2011.
    Hubert Pagnoul tegen Belgische Staat.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal de première instance de Liège - België.
    Artikelen 92, lid 1, 103, lid 1, en 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor de procesvoering - Prejudiciële verwijzing - Onderzoek van overeenstemming van nationaal voorschrift met zowel Unierecht als nationale Grondwet - Nationale regeling die voorziet in voorrang van incidentele procedure voor grondwettigheidstoetsing - Handvest van grondrechten van Europese Unie - Noodzakelijke band met Unierecht - Kennelijke onbevoegdheid van Hof.
    Zaak C-314/10.

    Jurisprudentie 2011 I-00136*

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2011:609





    Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 22 september 2011 – Pagnoul/Belgische Staat

    (Zaak C‑314/10)

    „Artikelen 92, lid 1, 103, lid 1, en 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering – Prejudiciële verwijzing – Onderzoek van overeenstemming van nationaal voorschrift met zowel recht van Unie als nationale grondwet – Nationale regeling die voorziet in voorrang van incidentele procedure van grondwettigheidstoetsing – Handvest van grondrechten van Europese Unie – Noodzakelijke band met recht van Unie – Kennelijke onbevoegdheid van Hof”

    1.                     Prejudiciële vragen – Voorlegging aan Hof – Bevoegdheid van nationale rechter – Nationale wettelijke regeling die voorrang verleent aan incidentele nationale procedure van grondwettigheidstoetsing – Ontoelaatbaarheid – Voorwaarde (Art. 267 VWEU) (cf. punt 21)

    2.                     Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van Hof – Grenzen – Verzoek om uitlegging van Handvest van grondrechten van Unie – Voorwerp van nationaal geding zonder enig punt van aanknoping bij recht van Unie – Onbevoegdheid van Hof (Art. 267 VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 17, 47 en 51, lid 1) (cf. punten 22‑25)

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing – Rechtbank van eerste aanleg te Luik – Uitlegging van art. 6 VEU, art. 267 VWEU en art. 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Verplichting voor de nationale rechter om zich eerst tot het Grondwettelijk Hof te wenden in geval van een vermeende schending van de grondrechten door een nationale wet – Verenigbaarheid met het recht van de Unie van de nationale bepaling die deze verplichting tot voorafgaande adiëring oplegt – Mogelijkheid voor de nationale rechter om de verenigbaarheid van nationale normen met internationale verdragen te toetsen wanneer de constitutionele rechter de betrokken nationale wet verenigbaar met de door de grondwet gewaarborgde grondrechten heeft verklaard

    Dictum

    Het Hof van Justitie van de Europese Unie is kennelijk onbevoegd om te antwoorden op de prejudiciële vraag die door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik (België) is gesteld.

    Top