Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CA0556

    Zaak C-556/10: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 28 februari 2013 — Europese Commissie/Bondsrepubliek Duitsland (Niet-nakoming — Vervoer — Ontwikkeling van spoorwegen in Gemeenschap — Richtlijn 91/440/EEG — Artikel 6, lid 3, en bijlage II — Richtlijn 2001/14/EG — Artikelen 4, lid 2, en 14, lid 2 — Infrastructuurbeheerder — Onafhankelijkheid in organisatorisch opzicht en voor besluitvorming — Holdingstructuur — Richtlijn 2001/14 — Artikelen 7, lid 3, en 8, lid 1 — Vaststelling van gebruiksrechten op basis van rechtstreekse kosten — Tarifering — Rechtstreekse kosten — Totale kosten — Richtlijn 2001/14 — Artikel 6, lid 2 — Geen stimuleringsregeling voor kostenverlaging — Richtlijn 91/440 — Artikel 10, lid 7 — Richtlijn 2001/14 — Artikel 30, lid 4 — Toezichthoudende instantie — Bevoegdheden)

    PB C 114 van 20.4.2013, p. 7–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    20.4.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 114/7


    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 28 februari 2013 — Europese Commissie/Bondsrepubliek Duitsland

    (Zaak C-556/10) (1)

    (Niet-nakoming - Vervoer - Ontwikkeling van spoorwegen in Gemeenschap - Richtlijn 91/440/EEG - Artikel 6, lid 3, en bijlage II - Richtlijn 2001/14/EG - Artikelen 4, lid 2, en 14, lid 2 - Infrastructuurbeheerder - Onafhankelijkheid in organisatorisch opzicht en voor besluitvorming - Holdingstructuur - Richtlijn 2001/14 - Artikelen 7, lid 3, en 8, lid 1 - Vaststelling van gebruiksrechten op basis van rechtstreekse kosten - Tarifering - Rechtstreekse kosten - Totale kosten - Richtlijn 2001/14 - Artikel 6, lid 2 - Geen stimuleringsregeling voor kostenverlaging - Richtlijn 91/440 - Artikel 10, lid 7 - Richtlijn 2001/14 - Artikel 30, lid 4 - Toezichthoudende instantie - Bevoegdheden)

    2013/C 114/07

    Procestaal: Duits

    Partijen

    Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Braun en H. Støvlbæk, gemachtigden)

    Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland (vertegenwoordigers: T. Henze, J. Möller en N. Graf Vitzthum, gemachtigden, bijgestaan door R. Van der Hout, advocaat)

    Interveniënten aan de zijde van verwerende partij: Tsjechische Republiek (vertegenwoordigers: M. Smolek, T. Müller en J. Očková, gemachtigden), Italiaanse Republiek (vertegenwoordigers: G. Palmieri, gemachtigde, bijgestaan door S. Fiorentino, avvocato dello Stato)

    Voorwerp

    Niet-nakoming — Verzuim om binnen de gestelde termijn alle noodzakelijke bepalingen vast te stellen om te voldoen aan artikel 6, lid 3, van richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap (PB L 237, blz. 25) en bijlage II bij deze richtlijn alsook aan de artikelen 2, 6, lid 2, 7, lid 3, 8, lid 1, 14, lid 2, en 30, lid 4, van richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (PB L 75, blz. 29)

    Dictum

    1)

    Het beroep wordt verworpen.

    2)

    De Europese Commissie wordt in de kosten verwezen.

    3)

    De Tsjechische Republiek en de Italiaanse Republiek zullen hun eigen kosten dragen.


    (1)  PB C 38 van 5.2.2011.


    Top