This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62010CA0464
Case C-464/10: Judgment of the Court (Seventh Chamber) of 14 July 2011 (reference for a preliminary ruling from the Cour d’appel de Mons — Belgium) — État belge v Pierre Henfling, Raphaël Davin and Koenraad Tanghe, acting as administrators in the insolvency of Tiercé Franco-Belge SA (Taxation — Sixth VAT Directive — Article 6(4) — Exemption — Article 13(B)(f) — Gambling — Services provided by a commission agent ‘buraliste’ acting in his own name but on behalf of a principal operating a business of taking bets)
Zaak C-464/10: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 14 juli 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Beroep te Bergen — België) — Belgische Staat/Pierre Henfling, Raphaël Davin, Koenraad Tanghe, in hun hoedanigheid van curatoren van de failliete boedel van Tiercé Franco-Belge SA (Fiscale bepalingen — Zesde btw-richtlijn — Artikel 6, lid 4 — Vrijstelling — Artikel 13, B, sub f — Kansspelen — Diensten verricht door commissionair (zelfstandig exploitant van wedkantoor) die handelt op eigen naam maar voor rekening van opdrachtgever die als activiteit weddenschappen organiseert)
Zaak C-464/10: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 14 juli 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Beroep te Bergen — België) — Belgische Staat/Pierre Henfling, Raphaël Davin, Koenraad Tanghe, in hun hoedanigheid van curatoren van de failliete boedel van Tiercé Franco-Belge SA (Fiscale bepalingen — Zesde btw-richtlijn — Artikel 6, lid 4 — Vrijstelling — Artikel 13, B, sub f — Kansspelen — Diensten verricht door commissionair (zelfstandig exploitant van wedkantoor) die handelt op eigen naam maar voor rekening van opdrachtgever die als activiteit weddenschappen organiseert)
PB C 269 van 10.9.2011, p. 17–18
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
10.9.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 269/17 |
Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 14 juli 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Beroep te Bergen — België) — Belgische Staat/Pierre Henfling, Raphaël Davin, Koenraad Tanghe, in hun hoedanigheid van curatoren van de failliete boedel van Tiercé Franco-Belge SA
(Zaak C-464/10) (1)
(Fiscale bepalingen - Zesde btw-richtlijn - Artikel 6, lid 4 - Vrijstelling - Artikel 13, B, sub f - Kansspelen - Diensten verricht door commissionair (zelfstandig exploitant van wedkantoor) die handelt op eigen naam maar voor rekening van opdrachtgever die als activiteit weddenschappen organiseert)
2011/C 269/29
Procestaal: Frans
Verwijzende rechter
Hof van Beroep te Bergen
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Belgische Staat
Verwerende partijen: Pierre Henfling, Raphaël Davin, Koenraad Tanghe, in hun hoedanigheid van curatoren van de failliete boedel van Tiercé Franco-Belge SA
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Hof van Beroep te Bergen — Uitlegging van de artikelen 6, lid 4, en 13, B, sub f, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1) — Belastingvrijstelling voor diensten verricht door een commissionair die handelt op eigen naam, maar voor rekening van een opdrachtgever die spelen en weddenschappen als bedoeld in die richtlijn organiseert
Dictum
De artikelen 6, lid 4, en 13, B, sub f, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, moeten aldus worden uitgelegd dat voor zover een marktdeelnemer op eigen naam maar voor rekening van een onderneming die als activiteit weddenschappen organiseert, als tussenpersoon handelt bij de inzameling van weddenschappen die onder de vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde van dat artikel 13, B, sub f, vallen, laatstgenoemde onderneming krachtens dat artikel 6, lid 4, wordt geacht ten behoeve van deze marktdeelnemer een onder deze vrijstelling vallende weddenschap te verrichten.