Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CA0225

    Zaak C-225/10: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 20 oktober 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Sozialgericht Nürnberg — Duitsland) — Juan Pérez García, José Arias Neira, Fernando Barrera Castro, Dolores Verdún Espinosa optredend als rechtsopvolgster van José Bernal Fernández/Familienkasse Nürnberg (Sociale zekerheid — Verordening (EEG) nr. 1408/71 — Artikelen 77 en 78 — Rechthebbenden op pensioenen verschuldigd krachtens wettelijke regelingen van verschillende lidstaten — Gehandicapte kinderen — Gezinsbijslagen voor kinderen ten laste — Recht op uitkeringen in vroegere lidstaat van tewerkstelling — Bestaan van recht op uitkeringen in lidstaat van verblijf — Geen aanvraag — Keuze voor ontvangen van invaliditeitsuitkering onverenigbaar met bijslag voor kinderen ten laste — Begrip „bijslag voor kinderen ten laste” — Behoud van in vroegere lidstaat van tewerkstelling verworven rechten)

    PB C 362 van 10.12.2011, p. 8–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.12.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 362/8


    Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 20 oktober 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Sozialgericht Nürnberg — Duitsland) — Juan Pérez García, José Arias Neira, Fernando Barrera Castro, Dolores Verdún Espinosa optredend als rechtsopvolgster van José Bernal Fernández/Familienkasse Nürnberg

    (Zaak C-225/10) (1)

    (Sociale zekerheid - Verordening (EEG) nr. 1408/71 - Artikelen 77 en 78 - Rechthebbenden op pensioenen verschuldigd krachtens wettelijke regelingen van verschillende lidstaten - Gehandicapte kinderen - Gezinsbijslagen voor kinderen ten laste - Recht op uitkeringen in vroegere lidstaat van tewerkstelling - Bestaan van recht op uitkeringen in lidstaat van verblijf - Geen aanvraag - Keuze voor ontvangen van invaliditeitsuitkering onverenigbaar met bijslag voor kinderen ten laste - Begrip „bijslag voor kinderen ten laste” - Behoud van in vroegere lidstaat van tewerkstelling verworven rechten)

    2011/C 362/11

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Sozialgericht Nürnberg

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partijen: Juan Pérez García, José Arias Neira, Fernando Barrera Castro, Dolores Verdún Espinosa optredend als rechtsopvolgster van José Bernal Fernández

    Verwerende partij: Familienkasse Nürnberg

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing — Sozialgericht Nürnberg — Uitlegging van de artikelen 77 en 78 van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB L 149, blz. 2) — Uitkeringen voor gehandicapte kinderen ten laste van rechthebbenden op een pensioen of een rente verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van meerdere lidstaten en uitkeringen voor wezen waarop de wettelijke regelingen van meerdere lidstaten van toepassing zijn — Recht op een door de werkstaat te betalen toeslag wanneer de kinderbijslag in de woonstaat hoger is maar niet verenigbaar met een niet op premiebetaling berustende uitkering wegens invaliditeit waarvoor de betrokkene heeft geopteerd

    Dictum

    1)

    De artikelen 77, lid 2, sub b-i, en 78, lid 2, sub b-i, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in de versie zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1992/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006, moeten aldus worden uitgelegd dat rechthebbenden op een ouderdoms- en/of invaliditeitspensioen, of de wees van een overleden werknemer, die aan de wettelijke regelingen van verschillende lidstaten onderworpen waren, maar van wie de rechten op een pensioen of een wezenpensioen uitsluitend op de wettelijke regeling van de vroegere werkstaat zijn gesteund, het recht hebben om van de bevoegde autoriteiten van die staat uitbetaling te vorderen van het totale bedrag van de kinderbijslag waarin deze wettelijke regeling ten gunste van gehandicapte kinderen voorziet, ook al hebben zij in hun woonstaat de vergelijkbare, hogere bijslag waarin de wettelijke regeling van deze woonstaat voorziet, niet aangevraagd, omdat zij hebben geopteerd voor een andere bijslag voor gehandicapten die onverenigbaar is met laatstbedoelde bijslag, aangezien het recht op kinderbijslag in de vroegere werkstaat is verworven krachtens de wettelijke regeling van laatstbedoelde staat alleen.

    2)

    Het antwoord op de derde vraag luidt hetzelfde als het antwoord op de eerste twee vragen, wanneer de belanghebbenden op grond van de wettelijke regeling van de woonstaat niet kunnen kiezen voor de uitkering van de kinderbijslag in die staat.


    (1)  PB C 221 van 14.8.2010.


    Top