EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007FJ0098

Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 29 januari 2009.
Nicole Petrilli tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Ambtenaren - Ontvankelijkheid - Bezwarend besluit.
Zaak F-98/07.

Jurisprudentie – Ambtenarenrecht 2009 I-A-1-00013; II-A-1-00041

ECLI identifier: ECLI:EU:F:2009:7

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

29 januari 2009

Zaak F‑98/07

Nicole Petrilli

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Arbeidscontractanten voor hulptaken – Ontvankelijkheid – Bezwarend besluit – Artikelen 3 ter en 88 RAP – Contractduur – Artikel 3, lid 1, van besluit van de Commissie van 28 april 2004 betreffende de maximumduur van gebruikmaking van niet-permanent personeel in de diensten van de Commissie – Rechtmatigheid”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA en strekkende tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 20 juli 2007 tot afwijzing van verzoeksters verzoek om verlenging van haar overeenkomst van arbeidscontractant voor hulptaken alsmede tot veroordeling van de Commissie tot betaling van een schadevergoeding.

Beslissing: Het besluit van de Commissie van 20 juli 2007 houdende afwijzing van het verzoek om verlenging van een overeenkomst van arbeidscontractant voor hulptaken, wordt nietig verklaard. Partijen zullen het Gerecht binnen drie maanden te rekenen vanaf de uitspraak van het onderhavige interlocutoire arrest in kennis stellen van hetzij het in onderlinge overeenstemming vastgestelde bedrag van de wegens onrechtmatigheid van het besluit van 20 juli 2007 uit te keren geldelijke vergoeding, hetzij, bij gebreke van overeenstemming, hun berekeningen van dat bedrag. De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Regeling andere personeelsleden – Arbeidscontractant voor hulptaken – Aanstellingsduur

(Regeling andere personeelsleden, art. 88, eerste alinea)

2.      Ambtenaren – Regeling andere personeelsleden – Arbeidscontractant voor hulptaken – Aanstellingsduur

(Regeling andere personeelsleden, art. 88, eerste alinea)

1.      Op grond van artikel 88, eerste alinea, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden mag het tot het sluiten van aanstellingsovereenkomsten bevoegde gezag overeenkomsten van arbeidscontractanten voor hulptaken voor bepaalde tijd sluiten en verlengen, voor zover „de werkelijke diensttijd binnen een instelling, met inbegrip van alle eventuele verlengingen, niet meer bedragen dan drie jaar”. De bewoordingen „werkelijke diensttijd binnen een instelling” kunnen slechts betrekking hebben op de duur van een overeenkomst van arbeidscontractant in de zin van artikel 3 ter van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en niet op om het even welke diensttijd binnen de instelling.

(cf. punten 47 en 48)

2.      Een instelling kan niet zonder schending van artikel 88, eerste alinea, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden de maximumduur die voor de aanstelling van arbeidscontractanten in de zin van artikel 3 ter van die Regeling mogelijk is en zoals deze door de wetgever zelf is vastgesteld, algemeen en objectief beperken, met name door middel van algemene uitvoeringsbepalingen of een intern besluit met een algemene strekking. De instelling is immers niet bevoegd om bij wijze van een uitvoeringsbepaling af te wijken van een expliciete regel van het Statuut of die Regeling, tenzij zij daartoe uitdrukkelijk gemachtigd is.

Uit artikel 1, lid 2, sub a, derde streepje, van het besluit van de Commissie van 28 april 2004 betreffende de maximumduur van gebruikmaking van niet-permanent personeel in de diensten van de Commissie blijkt dat dit besluit, en dus de in artikel 3, lid 1, daarvan opgenomen maximumduur van zes dienstjaren, van toepassing is op alle arbeidscontractanten voor hulptaken, met als enige uitzondering de in artikel 90 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden bedoelde conferentietolken.

Het is juist dat de regel van zes jaar de duur van een overeenkomst van arbeidscontractant voor hulptaken alleen kan beperken tot een periode van minder dan drie jaar wanneer de betrokkene eerder was aangeworven als tijdelijk of hulpfunctionaris dan wel als arbeidscontractant of anderszins. Artikel 3, lid 1, van het besluit van 28 april 2004 heeft dus niet tot gevolg dat de maximumperiode van drie jaar voorzien in artikel 88, eerste alinea, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, systematisch wordt beperkt.

De frequentie van de toepassing van een in algemene en onpersoonlijke bewoordingen geformuleerde uitzondering op de maximale aanstellingsduur van arbeidscontractanten voor hulptaken, zoals vastgesteld in artikel 88, eerste alinea, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, kan echter niet doorslaggevend zijn voor de vraag of de Commissie mag afwijken van een expliciete regel van die Regeling.

Derhalve beperkt artikel 3, lid 1, van het besluit van de Commissie van 28 april 2004 ten onrechte de strekking van de bepaling van artikel 88, eerste alinea, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.

(cf. punten 54‑59)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 1 december 1994, Schneider/Commissie, T‑54/92, JurAmbt. blz. I‑A‑281 en II‑887, punt 19

Gerecht voor ambtenarenzaken: 26 juni 2008, Joseph/Commissie, F‑54/07, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 69

Top