Alegeți funcționalitățile experimentale pe care doriți să le testați

Acest document este un extras de pe site-ul EUR-Lex

Document 62007CN0560

    Zaak C-560/07: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tallinna Halduskohus (Republiek Estland) op 18 december 2007 — Balbiino AS/EV Põllumajandusministeerium, Maksu- ja Tolliameti Põhja maksu- ja tollikeskus

    PB C 64 van 8.3.2008, p. 20-21 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    8.3.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 64/20


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tallinna Halduskohus (Republiek Estland) op 18 december 2007 — Balbiino AS/EV Põllumajandusministeerium, Maksu- ja Tolliameti Põhja maksu- ja tollikeskus

    (Zaak C-560/07)

    (2008/C 64/31)

    Procestaal: Ests

    Verwijzende rechter

    Tallinna Halduskohus

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Balbiino AS

    Verwerende partij: EV Põllumajandusministeerium, Maksu- ja Tolliameti Põhja maksu- ja tollikeskus

    Prejudiciële vragen

    1)

    Staat het gemeenschaprecht, in het bijzonder artikel 6, lid 1, van verordening (EG) nr. 60/2004 (1) juncto de derde overweging van de considerans van verordening (EG) nr. 832/2005 (2) alsmede artikel 4, leden 1 en 2, van verordening (EG) nr. 1972/2003 (3) van de Commissie, eraan in de weg dat de omvang van de overtollige voorraad van een marktdeelnemer aldus wordt bepaald dat automatisch van de overtollige voorraad (als overdrachthoeveelheid) de met de factor 1,2 vermeerderde gemiddelde voorraad van de marktdeelnemer op 1 mei van de laatste — niet meer dan vier — bedrijfsjaren voor 1 mei 2004 wordt afgetrokken?

    Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, luidt het antwoord dan anders wanneer bij de bepaling van de omvang van de overdrachthoeveelheid en van de overtollige voorraad ook rekening kan worden gehouden met een toename van het productie-, verwerkings- of verkoopvolume van de marktdeelnemer, de tijd voor het rijpen van de betrokken landbouwproducten, de tijd voor de vorming van de voorraden alsmede andere, van de marktdeelnemer onafhankelijke omstandigheden?

    2)

    Is het verenigbaar met het doel van het gemeenschapsrecht, in het bijzonder met dat van verordening (EG) nr. 1972/2003 van de Commissie, de totale op 1 mei 2004 bij een marktdeelnemer aanwezige voorraad van een landbouwproduct als diens overtollige voorraad aan te merken?

    3)

    Wanneer een marktdeelnemer zijn activiteiten met het betrokken landbouwproduct minder dan een jaar voor 1 mei 2004 is begonnen, staat het gemeenschapsrecht, in het bijzonder artikel 4 van verordening (EG) nr. 1972/2003 van de Commissie alsmede artikel 6 van verordening (EG) nr. 60/2004 van de Commissie, dan eraan in de weg dat deze marktdeelnemer zelf moet aantonen dat de omvang van de op 1 mei 2004 bij hem aanwezige voorraad van het landbouwproduct overeenkomt met de omvang van de voorraad van het landbouwproduct die hij gewoonlijk zou produceren en verkopen of op andere wijze onder bezwarende titel of zonder tegenprestatie zou overdragen of aanschaffen?

    Indien deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, luidt het antwoord dan anders wanneer de overheidsinstantie, onafhankelijk van de bewijsplicht van de marktdeelnemer, gehouden is om, op de grondslag van de door hem verstrekte verklaring inzake het betrokken landbouwproduct, bij de bepaling van de overdrachthoeveelheid en de overtollige voorraad van de marktdeelnemer rekening te houden met een toename van zijn productie, verwerkings- of verkoopvolume alsmede van zijn voorraad na 1 mei 2004?

    4)

    Is het verenigbaar met het doel van verordening (EG) nr. 1972/2003 en van verordening (EG) nr. 60/2004 om de belasting op overtollige voorraad ook dan te heffen wanneer bij de marktdeelnemer op 1 mei 2004 een overtollige voorraad wordt geconstateerd, maar hij kan aantonen geen daadwerkelijk voordeel in de vorm van een prijsverschil te hebben behaald uit de verhandeling van de overtollige voorraad na 1 mei 2004?

    5)

    Kan artikel 6, lid 3, van verordening (EG) nr. 60/2004 van de Commissie, volgens hetwelk bij de bepaling van de overtollige hoeveelheden suiker, isoglucose en fructose onder andere de capaciteit van de opslagvoorzieningen in aanmerking wordt genomen, aldus worden uitgelegd dat wanneer de capaciteit van de opslagvoorzieningen van een marktdeelnemer gedurende het jaar voor de toetreding is uitgebreid, dit een grondslag biedt om de op 1 mei 2004 bij de marktdeelnemer aanwezige overtollige voorraad van het landbouwproduct lager vast te stellen, ongeacht de economische activiteiten van de marktdeelnemer, de omvang van de verwerking door hem van het landbouwproduct, en de overeenkomstige voorraad in de bedrijfsjaren voor 1 mei 2004 en in de twee jaar na 1 mei 2004?

    6)

    Staat artikel 10 van verordening (EG) nr. 1972/2003 van de Commissie eraan in de weg dat de belasting op overtollige voorraad bij de marktdeelnemer wordt ingevorderd door middel van een belastingaanslag, wanneer de belastingaanslag weliswaar ten tijde van de toepasselijkheid van de verordening — op 30 april 2007 — werd opgelegd, maar volgens nationaal recht pas na het einde van de toepasselijkheid van de verordening van kracht is geworden en het nationale recht niet voorziet in een termijn voor de invordering van de voorraadbelasting?


    (1)  Verordening (EG) nr. 60/2004 van de Commissie van 14 januari 2004 houdende overgangsmaatregelen in de sector suiker in verband met de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (PB L 9, blz. 8).

    (2)  Verordening (EG) nr. 832/2005 van de Commissie van 31 mei 2005 betreffende de bepaling van de overtollige hoeveelheid suiker, isoglucose en fructose voor Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (PB L 138, blz. 3).

    (3)  Verordening (EG) nr. 1972/2003 van de Commissie van 10 november 2003 betreffende de overgangsmaatregelen die voor het handelsverkeer van landbouwproducten moeten worden vastgesteld wegens de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (PB L 293, blz. 3).


    Sus