Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007CN0537

    Zaak C-537/07: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Social número 30 de Madrid (Spanje) op 3 december 2007 — Evangelina Gómez-Limón Sánchez-Camacho/Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS) Tesorería General de la Seguridad Social (TGSS) Alcampo SA

    PB C 64 van 8.3.2008, p. 16–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    8.3.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 64/16


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Social número 30 de Madrid (Spanje) op 3 december 2007 — Evangelina Gómez-Limón Sánchez-Camacho/Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS) Tesorería General de la Seguridad Social (TGSS) Alcampo SA

    (Zaak C-537/07)

    (2008/C 64/25)

    Procestaal: Spaans

    Verwijzende rechter

    Juzgado de lo Social número 30 de Madrid

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Evangelina Gómez-Limón Sánchez-Camacho

    Verwerende partijen: Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS) Tesorería General de la Seguridad Social (TGSS) Alcampo SA

    Prejudiciële vragen

    1)

    Gelet op het feit dat de toekenning van ouderschapsverlof een maatregel ter bevordering van de gelijkheid moet zijn, in de vorm en omvang die iedere lidstaat vrij kan bepalen binnen de door richtlijn 96/34/EG (1) voorgeschreven minimumgrenzen, is het dan geoorloofd dat gebruikmaking van dit ouderschapsverlof in een geval waarin de arbeidstijd en het loon wegens de zorg voor minderjarige kinderen zijn verminderd, leidt tot aantasting van de rechten in wording van de werknemer of werkneemster die dat ouderschapsverlof geniet, en kunnen particulieren zich tegenover de overheidsinstellingen van een lidstaat beroepen op het beginsel, dat verworven rechten en rechten in wording niet mogen worden aangetast?

    2)

    Omvat meer bepaald de uitdrukking „verworven rechten of rechten in wording” in clausule 2, punt 6, van genoemde richtlijn enkel rechten met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden en is zij uitsluitend van toepassing op de contractuele arbeidsverhouding met de werkgever, of betreft zij daarentegen ook het behoud van de verworven rechten of rechten in wording op het gebied van de sociale zekerheid, en voldoet de in casu door de nationale autoriteiten toegepaste formulering aan het vereiste van „continuïteit van de rechten op de sociale-zekerheidsuitkeringen krachtens de verschillende regelingen” van clausule 2, punt 8, van richtlijn 96/34/EG, en, zo ja, is dat recht op continuïteit van de rechten op de socialezekerheidsuitkeringen voldoende bepaald en concreet om tegenover de overheidsinstanties van een lidstaat te kunnen worden ingeroepen?

    3)

    Zijn de communautaire bepalingen verenigbaar met een nationale regeling die gedurende de periode van arbeidstijdverkorting wegens ouderschapsverlof het bedrag van het te betalen invaliditeitspensioen verlaagt ten opzichte van het bedrag dat voorafgaand aan dat verlof toepasselijk zou zijn geweest, en die tevens leidt tot vermindering van de opbouw en consolidatie van toekomstige uitkeringen naar evenredigheid van de vermindering van de arbeidstijd en het loon?

    4)

    In aanmerking genomen dat de nationale rechterlijke instanties verplicht zijn om het nationale recht uit te leggen in het licht van de verplichtingen van de richtlijn teneinde de verwezenlijking van de door de communautaire regeling beoogde doelstellingen zo veel mogelijk te vergemakkelijken, geldt deze verplichting dan ook wat betreft de continuïteit van de rechten op het gebied van de sociale zekerheid tijdens het ouderschapsverlof, in het bijzonder wanneer wordt gekozen voor een vorm van deeltijdverlof of arbeidstijdverkorting als in de onderhavige zaak?

    5)

    Kan in de concrete omstandigheden van de zaak de vermindering van de toegekende en opgebouwde socialezekerheidsuitkeringen tijdens het ouderschapsverlof worden opgevat als een directe of indirecte discriminatie die in strijd is met de voorschriften van richtlijn 79/7/EEG (2) van 19 december 1978 inzake het beginsel van gelijke behandeling en uitsluiting van discriminatie van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid, en tevens met de vereisten van gelijke behandeling en non-discriminatie van mannen en vrouwen overeenkomstig de aan de lidstaten gemeen zijnde tradities, in die zin dat dit beginsel niet alleen op de arbeidsvoorwaarden van toepassing is, maar ook op de overheidsmaatregelen op het gebied van de sociale bescherming van werknemers?


    (1)  Richtlijn 96/34/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof (PB L 145, blz. 4).

    (2)  PB 1979, L 6, blz. 24.


    Top