Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61997CJ0304

    Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 18 maart 1999.
    Fernando Carbajo Ferrero tegen Europees Parlement.
    Ambtenaren - Intern vergelijkend onderzoek - Aanstelling in ambt van afdelingshoofd.
    Zaak C-304/97 P.

    Jurisprudentie 1999 I-01749

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1999:152

    61997J0304

    Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 18 maart 1999. - Fernando Carbajo Ferrero tegen Europees Parlement. - Ambtenaren - Intern vergelijkend onderzoek - Aanstelling in ambt van afdelingshoofd. - Zaak C-304/97 P.

    Jurisprudentie 1999 bladzijde I-01749


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    Ambtenaren - Kennisgeving van vacature - Aankondiging van vergelijkend onderzoek - Noodzakelijke overeenstemming tussen in die aankondigingen geformuleerde voorwaarden

    (Ambtenarenstatuut, art. 29, lid 1; bijlage III, art. 5)

    Samenvatting


    Ingevolge artikel 29, lid 1, van het Statuut moeten de aanwervingsvoorwaarden die voorkomen in de aankondiging van een intern vergelijkend onderzoek in het kader van een procedure die bedoeld is om te voorzien in een vacature bij een instelling, waarin niet kon worden voorzien na afloop van de eerste fase van de procedure, dat wil zeggen bij wege van bevordering of overplaatsing, overeenkomen met de in de kennisgeving van vacature gestelde voorwaarden. Een instelling handelt met deze bepaling en met artikel 5 van bijlage III bij het Statuut in strijd, wanneer zij de voorwaarden betreffende de van de kandidaten verlangde kennis en kwalificaties niet in de aankondiging van vergelijkend onderzoek vermeldt, maar het in plaats daarvan aan de jury overlaat om in het kader van het examen van dit vergelijkend onderzoek de verdiensten van de kandidaten met inachtneming van deze voorwaarden te beoordelen. Wanneer dit gebeurt, wordt afbreuk gedaan aan het belang en aan de rol van de aankondiging van vergelijkend onderzoek, die erin bestaat de belanghebbenden zo juist mogelijk te informeren over de aard van de voor het betrokken ambt gestelde voorwaarden, teneinde hen in staat te stellen te beoordelen, of het voor hen dienstig is te solliciteren. Een dergelijke handelwijze is ook niet zonder gevolgen voor het resultaat van het vergelijkend onderzoek, aangezien het bij gebreke van overeenstemming tussen de twee aankondigingen voor kandidaten die de vereiste kwalificaties en kennis niet bezitten, gemakkelijker wordt om in het vacante ambt te worden aangesteld.

    Partijen


    In zaak C-304/97 P,

    F. Carbajo Ferrero, ambtenaar van het Europees Parlement, wonende te Madrid, vertegenwoordigd door G. Vandersanden en L. Levi, advocaten te Brussel, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij Fiduciaire Myson SARL, Rue de Cessange 30,

    rekwirant,

    betreffende hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer) van 12 juni 1997, Carbajo Ferrero/Parlement (T-237/95, JurAmbt. blz. I-A-141 en II-429), strekkende tot vernietiging van dat arrest,

    andere partij bij de procedure:

    Europees Parlement, vertegenwoordigd door N. Lorenz, lid van zijn juridische dienst, als gemachtigde, bijgestaan door F. Herbert en D. M. Tomasevic, advocaten te Brussel, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij het secretariaat-generaal van het Europees Parlement, Kirchberg,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE

    (Zesde kamer),

    samengesteld als volgt: P. J. G. Kapteyn, kamerpresident, G. Hirsch, G. F. Mancini, H. Ragnemalm (rapporteur) en K. M. Ioannou, rechters,

    advocaat-generaal: N. Fennelly

    griffier: R. Grass

    gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 17 december 1998,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 26 augustus 1997, heeft F. Carbajo Ferrero (hierna: "rekwirant") krachtens artikel 49 van 's Hofs Statuut-EG en de overeenkomstige bepalingen van 's Hofs Statuten-EGKS en EGA hogere voorziening ingesteld tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 12 juni 1997, Carbajo Ferrero/Parlement (T-237/95, JurAmbt. blz. I-A-141 en II-429; hierna: "bestreden arrest"), waarbij zijn beroep tot nietigverklaring van het besluit van 21 februari 1995 waarbij X is aangesteld in het ambt van afdelingshoofd en is tewerkgesteld bij het Voorlichtingsbureau van het Europees Parlement te Madrid, en van het overeenkomstige besluit om hem niet in dat ambt aan te stellen, is verworpen.

    De feiten

    2 Rekwirant, ambtenaar in de rang A 5 bij het directoraat-generaal Voorlichting en public relations van het Europees Parlement, is sedert 1 februari 1987 tewerkgesteld bij het Voorlichtingsbureau te Madrid. Op 10 januari 1994 publiceert het Parlement kennisgeving van vacature nr. 7424 om bij wege van bevordering of overplaatsing te voorzien in het ambt van afdelingshoofd bij het bureau te Madrid, een ambt in de rang A 3.

    3 In die kennisgeving van vacature wordt de functie als volgt omschreven:

    "Hooggekwalificeerd ambtenaar, die belast is met taken op het gebied van public relations, in het bijzonder in de Spaanse sector, die met name omvatten:

    - totstandbrenging en ontwikkeling van contacten met de pers en met elk ander medium (radio, televisie, enz.) in de Spaanse sector;

    - verspreiding van informatie over de activiteiten van het Parlement in specifieke kringen (universiteiten, jeugd, vakbonden, etc.);

    - verantwoordelijkheid voor het Voorlichtingsbureau te Madrid.

    Deze werkzaamheden vooronderstellen de bekwaamheid om contacten te onderhouden met verschillende gesprekspartners, alsmede bekendheid met de politiek."

    4 De kennisgeving van vacature bepaalt voorts met betrekking tot de kwalificaties en de kennis waarover de sollicitanten moeten beschikken:

    - met een diploma afgesloten universitaire studie dan wel beroepservaring die een gelijkwaardig niveau garandeert;

    - aantoonbare ervaring op het gebied van public relations en journalistiek;

    - grondige kennis van het functioneren van de media en van het Spaanse regeringssysteem;

    - zeer goede kennis van de Europese problemen;

    - grondige kennis van één van de officiële talen van de Europese Gemeenschappen; zeer goede kennis van een andere officiële taal. Om met de functie verband houdende redenen is een grondige kennis van het Spaans vereist. Kennis van andere officiële talen van de Europese Gemeenschappen zal in aanmerking worden genomen.

    5 Deze procedure leidt niet tot een aanstelling. Op 9 maart 1994 wordt aankondiging van intern vergelijkend onderzoek nr. A/88 gepubliceerd om te voorzien in genoemd ambt van afdelingshoofd bij het bureau te Madrid.

    6 Titel I van deze aankondiging van vergelijkend onderzoek bevat een functieomschrijving die vergelijkbaar is met die van kennisgeving van vacature nr. 7424. In titel II worden de toelatingsvoorwaarden genoemd. Volgens deze voorwaarden dienen de kandidaten in het bezit te zijn van een universitair diploma, moeten zij kunnen bogen op een bepaalde diensttijd bij de gemeenschapsinstellingen en moeten zij het Spaans perfect beheersen alsmede een zeer goede kennis hebben van een andere taal van de Europese Unie.

    7 In titel III van de aankondiging van vergelijkend onderzoek worden de modaliteiten van het vergelijkend onderzoek en de aard van het examen gepreciseerd. Dit examen omvat:

    - een opstel over een onderwerp dat de kandidaat zelf heeft gekozen uit verscheidene met de Europese Unie verband houdende algemene onderwerpen, ter beoordeling van het niveau van zijn kennis, zijn redactionele vaardigheden en zijn redeneervermogen;

    - een praktische toets op basis van een aan de kandidaat ter hand gesteld dossier, ter beoordeling van zijn analytisch vermogen en van zijn vermogen om zaken met elkaar in verband te brengen, alsmede van zijn bekwaamheid om een dossier te behandelen in samenhang met de aard van de betrokken functies;

    - een onderhoud met de jury, ter beoordeling van zowel de algemene kennis van de kandidaat en zijn bekwaamheid om de betrokken functies uit te oefenen, als zijn beroepskwalificaties en -ervaring;

    - een groepsdiscussie, ter beoordeling van het aanpassingsvermogen, de onderhandelingsvaardigheden, de besluitvaardigheid en het gedrag van de kandidaat in een groep; en

    - een vrij onderhoud met de jury, ter beoordeling van de kennis die de kandidaat van andere officiële talen van de Europese Unie dan zijn hoofdtaal heeft.

    8 Op 13 december 1994 wordt rekwirant, die aan het vergelijkend onderzoek heeft deelgenomen, door de jury in kennis gesteld van haar besluit om hem als tweede op de lijst van geschikte kandidaten te plaatsen, na X.

    9 Daarop heeft de directeur-generaal van het directoraat-generaal Voorlichting en public relations van het Parlement een onderhoud met degenen die op de lijst de eerste drie plaatsen innemen. Rekening houdend met, in het bijzonder, de plaats van de kandidaten op de lijst en hun ervaring op het gebied van voorlichting en management, stelt hij voor, rekwirant in het ambt aan te stellen.

    10 De secretaris-generaal van het Parlement stelt vast, dat rekwirant en X bij het vergelijkend onderzoek volstrekt vergelijkbare beoordelingen hebben gekregen en dat het ene punt dat X meer heeft behaald, verband houdt met diens kennis van een derde taal van de Europese Unie. Hij stelt zich op het standpunt, dat de conclusies van de jury moeten worden gevolgd, en geeft de voorzitter van het Parlement daarom in overweging, X in het vacante ambt aan te stellen. Op 21 februari 1995 stelt het tot aanstelling bevoegd gezag (hierna: "TABG") X aan als afdelingshoofd in de rang A 3 bij het Voorlichtingsbureau te Madrid.

    11 Bij brief van 22 februari 1995 wendt rekwirant zich tot de secretaris-generaal met het verzoek, hem te laten weten hoe ver de procedure gevorderd is. Op 2 maart daaraanvolgend antwoordt de secretaris-generaal hem, dat is besloten ten gunste van degene die als eerste op de lijst van geschikte kandidaten is geplaatst. Daar rekwirant dit antwoord niet geheel ondubbelzinnig acht, vraagt hij de secretaris-generaal, of het hierbij om een definitief standpunt gaat. De secretaris-generaal bevestigt aanstonds, dat de als eerste geplaatste kandidaat daadwerkelijk is aangesteld.

    12 Op 29 mei 1995 dient rekwirant een klacht in tegen het besluit van het TABG om niet hem, maar X in het betrokken ambt aan te stellen. Die klacht wordt afgewezen bij uitdrukkelijk besluit van 6 oktober daaraanvolgend.

    Het bestreden arrest

    13 Op 29 december 1995 stelde rekwirant bij het Gerecht beroep in tot nietigverklaring van, enerzijds, het besluit van het TABG van 21 februari 1995 waarbij X was aangesteld in het ambt van afdelingshoofd bij het Voorlichtingsbureau te Madrid, en anderzijds, het in de brief van de secretaris-generaal van het Parlement van 2 maart 1995 vervatte besluit om hem niet in dat ambt aan te stellen.

    14 Rekwirant voerde tot staving van zijn beroep tot nietigverklaring zeven middelen aan, te weten misbruik van bevoegdheid, schending van de aankondiging van vergelijkend onderzoek, schending van de procedure van voorziening in een vacature, schending van de motiveringsplicht, schending van het beginsel van behoorlijk bestuur en van het belang van de dienst, kennelijk verkeerde beoordeling en schending van het discriminatieverbod.

    15 Met zijn eerste middel betoogde rekwirant, dat het misbruik van bevoegdheid onder meer voortvloeide uit een wijziging ad hoc van de aankondiging van vergelijkend onderzoek ten opzichte van de kennisgeving van vacature. Hij beriep zich op het feit, dat de drie bijzondere voorwaarden die in de kennisgeving van vacature waren geformuleerd in verband met de vereiste kwalificaties en kennis - te weten aantoonbare ervaring op het gebied van public relations en journalistiek, grondige kennis van het functioneren van de media en van het Spaanse regeringssysteem, alsmede een zeer goede kennis van de Europese problemen -, in de aankondiging van vergelijkend onderzoek niet meer voorkwamen.

    16 In punt 50 van het bestreden arrest oordeelde het Gerecht, dat de voorwaarden die voorkomen in de kennisgevingen betreffende de latere fasen van de procedure, moeten overeenkomen met de in de kennisgeving van vacature gestelde voorwaarden.

    17 In punt 51 van het bestreden arrest concludeerde het Gerecht evenwel, dat datgene waarop de kandidaten werden getoetst, niet wezenlijk was gewijzigd. Hun kennis en beroepskwalificaties op het gebied van public relations en journalistiek, op het gebied van het functioneren van de media en op het gebied van Europese problemen, werden wel degelijk door de jury getoetst, zij het ook in het kader van het examen van het vergelijkend onderzoek, dat wil zeggen in casu in de tweede fase van dit onderzoek, en niet in de eerste fase ervan, dat wil zeggen bij het onderzoek op basis van de diploma's en bewijsstukken, of de sollicitaties aan de in de aankondiging van vergelijkend onderzoek geformuleerde voorwaarden voldeden.

    18 Volgens het Gerecht vertoonde de aankondiging van vergelijkend onderzoek dus geen verschillen die afbreuk deden aan de noodzakelijke overeenstemming tussen de in de kennisgeving van vacature geformuleerde voorwaarden en de voorwaarden die voorkomen in de kennisgevingen betreffende de latere fasen van de procedure. In elk geval - aldus het Gerecht in punt 52 van het bestreden arrest - was de wijziging van de aankondiging van vergelijkend onderzoek ten opzichte van de kennisgeving van vacature niet van dien aard, dat daardoor afbreuk werd gedaan aan het recht van het personeel van de instelling om aan het vergelijkend onderzoek deel te nemen, en daarmee externe sollicitaties werden begunstigd.

    19 Overigens had rekwirant volgens het Gerecht niet aangetoond, dat het bezit van kwalificaties en ervaring die verband hielden met de aard van de aan het vacante ambt verbonden functies, in de aankondiging van vergelijkend onderzoek als toelatingsvoorwaarde was weggelaten om X in staat te stellen, aan het vergelijkend onderzoek deel te nemen (punt 55 van het bestreden arrest).

    20 Het Gerecht heeft derhalve het eerste middel afgewezen. Hetzelfde is gebeurd met de overige middelen die rekwirant had aangevoerd.

    De hogere voorziening

    21 Rekwirant vordert vernietiging van het bestreden arrest en, bijgevolg, toewijzing van het in eerste aanleg gevorderde, alsmede verwijzing van het Parlement in de kosten van beide instanties.

    22 Tot staving van zijn hogere voorziening voert rekwirant zes middelen aan. Hij stelt in het bijzonder, dat het Gerecht de door het beroep opgeworpen rechtsvragen niet juist heeft beoordeeld.

    23 Het Parlement concludeert tot afwijzing van de hogere voorziening wegens niet-ontvankelijkheid, althans ongegrondheid, alsmede tot verwijzing van rekwirant in de kosten van het geding.

    Beoordeling door het Hof

    24 Met zijn eerste middel stelt rekwirant in het bijzonder, dat het Gerecht zijn bezwaar dat de aankondiging van vergelijkend onderzoek wezenlijk was gewijzigd ten opzichte van de kennisgeving van vacature, ten onrechte heeft behandeld als een bezwaar dat verband hield met een wezenlijke wijziging van datgene waarop de kandidaten werden getoetst. Daarmee zou het Gerecht de verschillende fasen van de procedure voor een vergelijkend onderzoek op de grondslag van zowel schriftelijke bewijsstukken als een examen, zoals beschreven in artikel 5 van bijlage III bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna: "Statuut"), hebben miskend. Volgens rekwirant heeft het Gerecht dus ten onrechte geoordeeld, dat de aankondiging van vergelijkend onderzoek geen verschillen vertoonde die afbreuk deden aan de noodzakelijke overeenstemming tussen de in de kennisgeving van vacature geformuleerde voorwaarden en de voorwaarden die voorkomen in de kennisgevingen betreffende de latere fasen van de procedure.

    25 Volgens het Parlement is het middel niet-ontvankelijk, zo al niet wegens het feit dat rekwirant slechts herhaalt wat hij voor het Gerecht heeft aangevoerd, dan toch in elk geval op grond dat hij van het Hof een antwoord verlangt op de feitelijke vraag, of de aankondiging van vergelijkend onderzoek ten opzichte van de kennisgeving van vacature wezenlijk was gewijzigd.

    26 Ten gronde betoogt het Parlement, dat de aankondiging van vergelijkend onderzoek in geen enkel opzicht van de kennisgeving van vacature verschilde en dat het onderdeel "vereiste kwalificaties en kennis" in de kennisgeving van vacature zijn tegenhanger heeft in de in de aankondiging van vergelijkend onderzoek gegeven beschrijving van de aard van het examen. Het stelt voorts, dat het arrest van 28 februari 1989, Van der Stijl en Cullington/Commissie (341/85, 251/86, 258/86, 259/86, 262/86, 266/86, 222/87 en 232/87, Jurispr. blz. 511), waarop rekwirant zich beroept, gebaseerd is op de redenering, dat interne sollicitaties bescherming verdienen ten opzichte van sollicitaties van buiten. In de onderhavige zaak zou het probleem van de bescherming van de belangen van het personeel van de instelling evenwel niet spelen, daar zowel de kennisgeving van vacature als de aankondiging van vergelijkend onderzoek tot het personeel van de instelling is gericht. Het Parlement acht het middel dan ook ongegrond.

    27 Wat om te beginnen de door het Parlement opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid betreft, moet worden opgemerkt, dat rekwirant in wezen stelt, dat het Gerecht artikel 29, lid 1, van het Statuut en artikel 5 van bijlage III bij dit Statuut heeft geschonden, door na te gaan of er sprake was van overeenstemming tussen de voorwaarden in de kennisgeving van vacature en die in de aankondiging van het intern vergelijkend onderzoek in de tweede fase van het vergelijkend onderzoek, dus in casu bij het door de kandidaten af te leggen examen, en niet in de eerste fase, dat wil zeggen bij het onderzoek op basis van de diploma's en bewijsstukken, of de sollicitaties aan de in de aankondiging van vergelijkend onderzoek geformuleerde voorwaarden voldeden.

    28 Rekwirant werpt hiermee een rechtsvraag op, die in hogere voorziening ontvankelijk is.

    29 Ten gronde zij eraan herinnerd, dat artikel 29, lid 1, van het Statuut de fasen noemt die achtereenvolgens moeten worden doorlopen wanneer moet worden voorzien in een vacature bij een instelling. Volgens deze bepaling dient het tot aanstelling bevoegd gezag allereerst de mogelijkheden tot bevordering en tot overplaatsing binnen de instelling waar de vacature ontstaat, vervolgens de mogelijkheden tot het organiseren van een vergelijkend onderzoek binnen deze instelling, en in de derde plaats de verzoeken tot overgang van ambtenaren van andere instellingen te onderzoeken, alvorens over te gaan tot een vergelijkend onderzoek op de grondslag van schriftelijke bewijsstukken, van een examen of op de grondslag van beide (zie arrest van 5 december 1974, Van Belle/Raad, 176/73, Jurispr. blz. 1361, punten 5 en 6).

    30 Deze bepaling verleent dus, in het kader van een uit een reeks opeenvolgende fasen bestaande procedure, aan degenen die reeds bij de instelling werkzaam zijn (eerste en tweede fase), voorrang boven ambtenaren van andere instellingen (derde fase).

    31 De kennisgeving van vacature, die vóór de aanvang van de eerste fase van deze procedure wordt opgesteld, legt het kader van de procedure vast, in het bijzonder door een beschrijving te geven van de aard van de vacature waarin moet worden voorzien, en door te vermelden welke kwalificaties en kennis in het belang van de dienst van de kandidaten worden verlangd.

    32 Het TABG dient zich dus reeds bij de opstelling van de kennisgeving van vacature rekenschap te geven van de kwalificaties die voor de vervulling van het ambt in het bijzonder zijn vereist (zie arrest van 30 oktober 1974, Grassi/Raad, 188/73, Jurispr. blz. 1099, punt 39).

    33 Wanneer het TABG achteraf tot de bevinding komt, dat in de kennisgeving van vacature strengere eisen zijn gesteld dan voor de behoefte van de dienst noodzakelijk is, mag het de procedure opnieuw beginnen door de oorspronkelijke kennisgeving van vacature in te trekken en deze door een gerectificeerde te vervangen (arrest Grassi/Raad, reeds aangehaald, punt 43).

    34 Wanneer daarentegen de toelatingsvoorwaarden van de ene op de andere fase van de procedure van artikel 29, lid 1, van het Statuut werden gewijzigd, zouden daardoor de bepalingen van dit artikel worden uitgehold.

    35 In punt 52 van het arrest Van der Stijl en Cullington/Commissie, reeds aangehaald, dat betrekking had op de overeenstemming tussen een kennisgeving van vacature en een aankondiging van een algemeen vergelijkend onderzoek, oordeelde het Hof, dat de mogelijkheid voor de instellingen om de toelatingsvoorwaarden van de ene op de andere fase van de procedure te wijzigen, met name door ze te verzachten, de bepalingen van artikel 29 van het Statuut zou uithollen, omdat de instellingen dan in feite de vrije hand zouden hebben om externe aanwervingsprocedures te organiseren zonder de interne sollicitaties te behoeven onderzoeken.

    36 Dezelfde overwegingen gaan op voor een wijziging van de toelatingsvoorwaarden tussen de fasen van de procedure die uitsluitend het personeel van de instelling of van de instellingen in het algemeen betreffen en die aan de organisatie van een algemeen vergelijkend onderzoek voorafgaan.

    37 Zoals de advocaat-generaal in punt 19 van zijn conclusie heeft beklemtoond, zou een instelling die de in de kennisgeving van vacature gestelde voorwaarden bij de overgang van de eerste fase naar die van de organisatie van een intern vergelijkend onderzoek versoepelde, die ambtenaren van de betrokken instelling van bevordering of overplaatsing uitsluiten, welke hadden kunnen voldoen aan de minder strenge voorwaarden in de aankondiging van vergelijkend onderzoek.

    38 In dat geval zou de instelling dus in strijd handelen met de in artikel 29, lid 1, van het Statuut geformuleerde verplichting om, alvorens tot de organisatie van een intern vergelijkend onderzoek te besluiten, de mogelijkheden tot bevordering en tot overplaatsing van haar ambtenaren te onderzoeken.

    39 Bovendien zou, indien de instelling de voorwaarden betreffende de van de kandidaten verlangde kwalificaties en kennis, die zij zelf heeft vastgesteld als zijnde noodzakelijk in het belang van de dienst, van de ene op de andere fase van de procedure zou mogen wijzigen, met name door ze te versoepelen, de procedure van artikel 29, lid 1, van het Statuut niet kunnen leiden tot de aanstelling van personen die uit een oogpunt van bekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen, zoals artikel 27 van het Statuut verlangt.

    40 Derhalve moet worden geconcludeerd, dat ingevolge artikel 29, lid 1, van het Statuut de aanwervingsvoorwaarden die voorkomen in de aankondiging van een intern vergelijkend onderzoek in het kader van een procedure die bedoeld is om te voorzien in een vacature bij een instelling, waarin niet kon worden voorzien na afloop van de eerste fase van de procedure, moeten overeenkomen met de in de kennisgeving van vacature gestelde voorwaarden.

    41 Het Gerecht heeft de noodzakelijke overeenstemming tussen de in de twee aankondigingen geformuleerde voorwaarden in casu aanwezig geacht, op grond dat de volgens de kennisgeving van vacature vereiste kwalificaties en kennis waren onderzocht en beoordeeld in het kader van het examen van het intern vergelijkend onderzoek.

    42 Dienaangaande moet worden opgemerkt, dat volgens artikel 5 van bijlage III bij het Statuut de jury van een vergelijkend onderzoek pas tot het examen mag overgaan nadat zij de lijst heeft vastgesteld van de kandidaten die aan de in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek omschreven voorwaarden voldoen.

    43 Wanneer nu de eisen die op het gebied van de kwalificaties en kennis van de kandidaten worden gesteld, niet expliciet in de aankondiging van vergelijkend onderzoek worden vermeld, maar in plaats daarvan in het kader van het examen worden gebruikt als criteria ter beoordeling van de verdiensten van de kandidaten, wordt afbreuk gedaan aan het belang en aan de essentiële rol van die aankondiging, die erin bestaat de belanghebbenden zo juist mogelijk te informeren over de aard van de voor het vacante ambt gestelde voorwaarden, teneinde hen in staat te stellen te beoordelen, of het voor hen dienstig is te solliciteren (zie onder meer beschikking van 28 november 1996, Ryan-Sheridan/ESVLA, C-119/96 P, Jurispr. blz. I-6151, punt 47).

    44 Zoals de advocaat-generaal in punt 23 van zijn conclusie heeft opgemerkt, is een dergelijke handelwijze ook niet zonder gevolgen voor het resultaat van het vergelijkend onderzoek. Bij gebreke van overeenstemming tussen de twee aankondigingen zou het immers voor kandidaten die de vereiste kwalificaties en kennis niet bezitten, gemakkelijker worden om in het vacante ambt te worden aangesteld.

    45 Ten slotte zou het dan voor de gemeenschapsrechter zeer moeilijk zijn, in het kader van de toetsing van de wettigheid van de handelingen van de communautaire instanties na te gaan, of in een bepaald geval het vereiste van overeenstemming tussen de kennisgeving van vacature en de aankondiging van vergelijkend onderzoek door de instelling is gerespecteerd.

    46 In deze omstandigheden moet worden geconcludeerd, dat het Gerecht artikel 29, lid 1, van het Statuut en artikel 5 van bijlage III bij dit Statuut heeft geschonden, door te oordelen dat het mogelijk was om, in plaats van de voorwaarden betreffende de van de kandidaten verlangde kennis en kwalificaties te vermelden in de aankondiging van het intern vergelijkend onderzoek, het aan de jury over te laten om in het kader van het examen van dit vergelijkend onderzoek de verdiensten van de kandidaten met inachtneming van deze voorwaarden te beoordelen.

    47 Zonder dat op de overige middelen van rekwirant behoeft te worden ingegaan, moet derhalve worden vastgesteld, dat het middel volgens hetwelk de aankondiging van vergelijkend onderzoek op onregelmatige wijze ten opzichte van de kennisgeving van vacature was gewijzigd, doel treft, zodat het bestreden arrest moet worden vernietigd.

    48 Overeenkomstig artikel 54, eerste alinea, tweede zin, van 's Hofs Statuut-EG kan het Hof in geval van vernietiging van de uitspraak van het Gerecht zelf de zaak afdoen, wanneer deze in staat van wijzen is. Naar het oordeel van het Hof is zulks in casu het geval.

    49 Er zij aan herinnerd, dat het merendeel van de in kennisgeving van vacature nr. 7424 gestelde voorwaarden betreffende de kwalificaties en kennis die de kandidaten moesten bezitten - te weten aantoonbare ervaring op het gebied van public relations en journalistiek, grondige kennis van het functioneren van de media en van het Spaanse regeringssysteem, alsmede een zeer goede kennis van de Europese problemen -, in aankondiging van intern vergelijkend onderzoek nr. A/88 niet meer voorkwam.

    50 Derhalve moet worden geconcludeerd, dat het vereiste van overeenstemming tussen de voorwaarden in de kennisgeving van vacature en die in de aankondiging van vergelijkend onderzoek niet in acht is genomen.

    51 Bijgevolg moet het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag van 21 februari 1995 waarbij X is aangesteld als afdelingshoofd en is tewerkgesteld bij het Voorlichtingsbureau van het Europees Parlement te Madrid, nietig worden verklaard.

    52 Wat ten slotte de door rekwirant gevorderde nietigverklaring betreft van het in de brief van de secretaris-generaal van het Parlement van 2 maart 1995 vervatte besluit om hem niet in het betrokken ambt aan te stellen, kan worden volstaan met op te merken, dat het feit dat rekwirant niet in dat ambt is aangesteld, niet meer dan een noodzakelijk gevolg van het besluit tot aanstelling van X is, zodat op deze vordering niet behoeft te worden beslist.

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    53 Volgens artikel 122, eerste alinea, van het Reglement voor de procesvoering beslist het Hof ten aanzien van de proceskosten, wanneer de hogere voorziening gegrond is en het zelf de zaak afdoet. Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering, dat ingevolge artikel 118 van toepassing is op de procedure in hogere voorziening, wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Aangezien het Parlement in het ongelijk is gesteld, dient het behalve in zijn eigen kosten ook te worden verwezen in alle kosten die rekwirant in eerste aanleg en in hogere voorziening heeft gemaakt.

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

    rechtdoende:

    1) Vernietigt het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van 12 juni 1997, Carbajo Ferrero/Parlement (T-237/95).

    2) Verklaart nietig het besluit van 21 februari 1995 waarbij X is aangesteld als afdelingshoofd bij het directoraat-generaal Voorlichting en public relations van het Europees Parlement en is tewerkgesteld bij het Voorlichtingsbureau van het Parlement voor Spanje te Madrid.

    3) Verwijst het Europees Parlement in alle kosten van beide instanties.

    Top