Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61993CJ0154

    Arrest van het Hof van 9 februari 1994.
    Abdullah Tawil-Albertini tegen Ministre des affaires sociales.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Conseil d'Etat - Frankrijk.
    Vestiging en dienstverrichting - Tandarts - Erkenning van titels.
    Zaak C-154/93.

    Jurisprudentie 1994 I-00451

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1994:51

    61993J0154

    ARREST VAN HET HOF VAN 9 FEBRUARI 1994. - ABDULLAH TAWIL-ALBERTINI TEGEN MINISTRE DES AFFAIRES SOCIALES. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: CONSEIL D'ETAT - FRANKRIJK. - VESTIGING EN DIENSTVERRICHTING - TANDARTS - ERKENNING VAN TITELS. - ZAAK C-154/93.

    Jurisprudentie 1994 bladzijde I-00451
    Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00111
    Finse bijz. uitgave bladzijde I-00037


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    Vrij verkeer van personen - Vrijheid van vestiging - Vrij verrichten van diensten - Beoefenaars der tandheelkunde - Erkenning van diploma' s en titels - Richtlijn 78/686 - Werkingssfeer - Titel verkregen als afsluiting van in derde staat gevolgde opleiding - Daarvan uitgesloten - Erkenning van gelijkwaardigheid van titel door een van de Lid-Staten - Geen invloed

    (Richtlijnen van de Raad 78/686, art. 7, en 78/687, art. 1, lid 4)

    Samenvatting


    Artikel 7 van richtlijn 78/686 inzake de onderlinge erkenning van de diploma' s, certificaten en andere titels van de beoefenaar der tandheelkunde, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten, verplicht de Lid-Staten niet, de diploma' s, certificaten en andere titels te erkennen, die niet zijn verkregen als afsluiting van een in een van de Lid-Staten van de Gemeenschap gevolgde tandartsopleiding.

    De in richtlijn 78/686 bedoelde onderlinge erkenning van de door de Lid-Staten afgegeven tandartsdiploma' s berust immers op de waarborg die voortvloeit uit de toepassing van de door richtlijn 78/687 opgelegde minimumopleidingscriteria. In de betrekkingen met derde staten kan een dergelijke cooerdinatie van de wettelijke regelingen inzake de opleiding slechts worden verzekerd door tussen de betrokken staten gesloten verdragen. Daarom blijven de Lid-Staten krachtens artikel 1, lid 4, van richtlijn 78/687 weliswaar vrij, op hun eigen grondgebied volgens hun eigen regeling de toegang tot de werkzaamheden van beoefenaar der tandheelkunde toe te staan aan houders van diploma' s die in een derde staat zijn behaald, doch de erkenning door een Lid-Staat van een door een derde staat afgegeven titel bindt de andere Lid-Staten niet.

    Partijen


    In zaak C-154/93,

    betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Franse Conseil d' État, in het aldaar aanhangig geding tussen

    A. Tawil-Albertini

    en

    Minister van Sociale zaken,

    om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 7 van richtlijn 78/686/EEG van de Raad van 25 juli 1978 inzake de onderlinge erkenning van de diploma' s, certificaten en andere titels van de beoefenaar der tandheelkunde, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten (PB 1978, L 233, blz. 1),

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE,

    samengesteld als volgt: O. Due, president, M. Díez de Velasco en D. A. O. Edward (rapporteur), kamerpresidenten, C. N. Kakouris, R. Joliet, F. A. Schockweiler en M. Zuleeg, rechters,

    advocaat-generaal: M. Darmon

    griffier: H. A. Ruehl, hoofdadministrateur

    gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

    - A. Tawil-Albertini,

    - de Franse regering, vertegenwoordigd door E. Belliard, adjunct-directeur juridische zaken bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, en C. Chavance, hoofdattaché centrale administratie, als gemachtigden,

    - de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur M.-J. Jonczy als gemachtigde,

    gezien het rapport ter terechtzitting,

    gehoord de mondelinge opmerkingen van de Franse regering en de Commissie ter terechtzitting van 19 oktober 1993,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 17 november 1993,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij beslissing van 15 februari 1993, ten Hove ingekomen op 14 april daaraanvolgend, heeft de Franse Conseil d' État krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van artikel 7 van richtlijn 78/686/EEG van de Raad van 25 juli 1978 inzake de onderlinge erkenning van de diploma' s, certificaten en andere titels van de beoefenaar der tandheelkunde, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten (PB 1978, L 233, blz. 1).

    2 Deze vraag is gesteld in een geding tussen A. Tawil-Albertini, van Franse nationaliteit, en de Franse minister van Sociale zaken, die hem de vergunning om in Frankrijk het beroep van tandarts uit te oefenen, had geweigerd.

    3 Richtlijn 78/686 beoogt de onderlinge erkenning door de Lid-Staten van de in artikel 3 limitatief opgesomde, door die staten afgegeven tandartsdiploma' s. De cooerdinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van de beoefenaar der tandheelkunde wordt verzekerd door richtlijn 78/687/EEG van de Raad van 25 juli 1978 (PB 1978, L 233, blz. 10). Volgens artikel 2 van richtlijn 78/686 worden de diploma' s die in een Lid-Staat overeenkomstig de bij richtlijn 78/687 vastgestelde minimumcriteria voor de theoretische en praktische opleiding zijn afgegeven, automatisch in de andere Lid-Staten erkend.

    4 Met betrekking tot de vóór de invoering van dat stelsel in een Lid-Staat behaalde diploma' s, certificaten en andere titels bepaalt artikel 7, lid 1, van richtlijn 78/686:

    "Elke Lid-Staat erkent, ten aanzien van onderdanen van de Lid-Staten welker diploma' s, certificaten en andere titels niet beantwoorden aan het geheel der minimumopleidingseisen bedoeld in artikel 1 van richtlijn 78/687/EEG, als genoegzaam bewijs de vóór de inwerkingtreding van genoemde richtlijn door die Lid-Staten afgegeven diploma' s, certificaten en andere titels van de beoefenaar der tandheelkunde, indien deze vergezeld gaan van een verklaring waarin wordt bevestigd dat deze onderdanen de bedoelde werkzaamheden gedurende ten minste drie jaren achtereen tijdens de vijf jaren die aan de afgifte van de verklaring voorafgaan daadwerkelijk en op wettige wijze hebben verricht."

    5 Wat de in een derde staat behaalde diploma' s, certificaten en andere titels betreft, bepaalt artikel 1, lid 4, van richtlijn 78/687:

    "Deze richtlijn laat de mogelijkheid voor de Lid-Staten om op hun eigen grondgebied volgens hun eigen regeling de toegang tot de werkzaamheden van de beoefenaar der tandheelkunde en de uitoefening ervan toe te staan aan de houders van diploma' s, certificaten en andere titels die niet in een Lid-Staat zijn behaald, geheel onverlet."

    6 De Code de la santé publique, waarbij richtlijn 78/686 in Frankrijk ten uitvoer is gelegd, kent in de artikelen L 356, 1 , en L 356-2 het recht om in die staat de tandheelkunde te beoefenen, toe aan de onderdanen van de andere Lid-Staten die houder zijn van een door een van die staten afgegeven diploma.

    7 Tawil-Albertini behaalde in 1968 te Beiroet (Libanon) het diploma van doctor in de tandheelkunde. Op 20 juli 1979, dus vóór de inwerkingtreding van richtlijn 78/686, erkende de Belgische minister van Nationale opvoeding en Franse cultuur de gelijkwaardigheid van zijn Libanees diploma met het Belgische wettelijk diploma van licentiaat in de tandheelkunde, wat hem in staat stelde in België te praktizeren. In december 1980 kreeg hij in het Verenigd Koninkrijk en in februari 1986 in Ierland vergunning om de praktijk uit te oefenen. Uit de stukken kan niet worden opgemaakt, op welke grondslag deze laatste vergunningen zijn verleend.

    8 Met een beroep op het feit dat zijn diploma in een andere Lid-Staat als gelijkwaardig was erkend, verzocht Tawil-Albertini de Franse minister van Sociale zaken om toepassing te zijnen aanzien van de in Frankrijk sinds 1980 ten uitvoer gelegde richtlijn 78/686, zodat hij zijn beroep op het grondgebied van deze staat zou kunnen uitoefenen. Dit verzoek werd op 2 mei 1986 afgewezen.

    9 Bij vonnis van 28 oktober 1987 verwierp het Tribunal administratif de Paris het door Tawil-Albertini ingestelde beroep tot nietigverklaring, op grond dat betrokkene zich niet kon beroepen op een Belgisch diploma van licentiaat in de tandheelkunde, doch enkel op de gelijkwaardigheid van zijn Libanees diploma met het Belgische.

    10 Daarop ging Tawil-Albertini in hoger beroep bij de Franse Conseil d' État, stellende dat hij krachtens artikel 7 van richtlijn 78/686 het recht had in Frankrijk de tandheelkunde te beoefenen. De Conseil d' État, die twijfels had over de uitlegging van die bepaling, heeft de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de vraag, of

    "artikel 7 van richtlijn 78/686/EEG van zijn toepassingsgebied titels heeft willen uitsluiten die zijn verkregen door gelijkstelling en derhalve niet als afsluiting van een in een van de Lid-Staten van de Gemeenschap gevolgde tandartsopleiding".

    11 Er zij aan herinnerd, dat artikel 2 van richtlijn 78/686 voorziet in de onderlinge erkenning door de Lid-Staten van de in artikel 3 limitatief opgesomde, door die staten afgegeven tandartsdiploma' s. Dat sedert de tenuitvoerlegging van de richtlijn die erkenning automatisch is, komt doordat terzelfder tijd bij richtlijn 78/687 de minimumcriteria zijn vastgesteld waaraan de tandartsopleiding in de verschillende staten van de Gemeenschap moet voldoen. De door richtlijn 78/686 beoogde onderlinge erkenning van de door de Lid-Staten afgegeven tandartsdiploma' s berust dus op de waarborg die voortvloeit uit de toepassing van de door richtlijn 78/687 opgelegde minimumopleidingscriteria.

    12 In de betrekkingen met derde staten kan een dergelijke cooerdinatie van de wettelijke regelingen inzake de opleiding slechts worden verzekerd door tussen de betrokken staten gesloten verdragen. Zo blijven de Lid-Staten krachtens artikel 1, lid 4, van richtlijn 78/687 vrij, op hun eigen grondgebied volgens hun eigen regeling de toegang tot de werkzaamheden van de beoefenaar der tandheelkunde toe te staan aan houders van diploma' s die in een derde staat zijn behaald.

    13 Daaruit volgt, dat de erkenning door een Lid-Staat van een door een derde staat afgegeven titel de andere Lid-Staten niet bindt.

    14 Artikel 7 van zijn kant betreft slechts de door de Lid-Staten afgegeven diploma' s.

    15 Mitsdien moet op de gestelde vraag worden geantwoord, dat artikel 7 van richtlijn 78/686 de Lid-Staten niet verplicht, de diploma' s, certificaten en andere titels te erkennen, die niet zijn verkregen als afsluiting van een in een van de Lid-Staten van de Gemeenschap gevolgde tandartsopleiding.

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    16 De kosten door de Franse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE,

    uitspraak doende op de door de Franse Conseil d' État bij beslissing van 15 februari 1993 gestelde vragen, verklaart voor recht:

    Artikel 7 van richtlijn 78/686/EEG van de Raad van 25 juli 1978 inzake de onderlinge erkenning van de diploma' s, certificaten en andere titels van de beoefenaar der tandheelkunde, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten, verplicht de Lid-Staten niet, de diploma' s, certificaten en andere titels te erkennen, die niet zijn verkregen als afsluiting van een in een van de Lid-Staten van de Gemeenschap gevolgde tandartsopleiding.

    Top