Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61991CJ0127

    Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 12 november 1992.
    Comptoir National Technique Agricole tegen Ministère de l'agriculture.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal administratif de Paris - Frankrijk.
    Landbouw - Recht op verwerkingssteun.
    Zaak C-127/91.

    Jurisprudentie 1992 I-05681

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1992:433

    61991J0127

    ARREST VAN HET HOF (VIERDE KAMER) VAN 12 NOVEMBER 1992. - COMPTOIR NATIONAL TECHNIQUE AGRICOLE TEGEN MINISTERE DE L'AGRICULTURE. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: TRIBUNAL ADMINISTRATIF DE PARIS - FRANKRIJK. - LANDBOUW - RECHT OP VERWERKINGSSTEUN. - ZAAK C-127/91.

    Jurisprudentie 1992 bladzijde I-05681


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    Landbouw ° Gemeenschappelijke ordening der markten ° Oliën en vetten ° Steun voor oliehoudende zaden ° Niet-nakoming van verplichting, de aanvraag van deel ID van certificaat van communautaire steun in te dienen op dag van ondercontrolestelling van zaden ° Algeheel verlies van recht op steun ° Evenredigheidsbeginsel ° Schending ° Geen

    (Verordening nr. 2114/71 van de Raad; verordening nr. 1204/72 van de Commissie)

    Samenvatting


    De steun voor oliehoudende zaden, zoals voorzien in verordening nr. 2114/71 betreffende de steun voor oliehoudende zaden, kan, overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen neergelegd in verordening nr. 1204/72, slechts worden toegekend onder de voorwaarde, dat de aanvraag van het deel ID van het certificaat van communautaire steun, bedoeld in artikel 5, lid 1, sub b, van laatstgenoemde verordening, is ingediend op de dag waarop de betrokken Lid-Staat de controle op de zaden in de oliefabriek op zich neemt, dus voordat zij met het oog op de produktie van olie worden verwerkt. Aangezien het bedrag van de steun voortdurend fluctueert, is het enige middel om te voorkomen dat de betrokkenen een ongerechtvaardigd voordeel behalen, als voorwaarde te stellen, dat de bedoelde aanvraag wordt ingediend op dezelfde dag als waarop de zaden onder controle worden gesteld. Deze voorwaarde is onmisbaar voor de goede werking van de steunregeling en het is niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel, dat degene die deze verplichting niet nakomt, alle recht op de steun verliest.

    Partijen


    In zaak C-127/91,

    betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Tribunal administratif de Paris, in het aldaar aanhangig geding tussen

    Comptoir National Technique Agricole (CNTA)

    en

    Ministerie van Landbouw,

    om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van verordening (EEG) nr. 2114/71 van de Raad van 28 september 1971 betreffende de steun voor oliehoudende zaden (PB 1971, L 222, blz. 2) en van verordening (EEG) nr. 1204/72 van de Commissie van 7 juni 1972 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de steunregeling voor oliehoudende zaden (PB 1972, L 133, blz. 1),

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

    samengesteld als volgt: F. Grévisse, waarnemend voor de kamerpresident, M. Diez de Velasco en P. J. G. Kapteyn, rechters,

    advocaat-generaal: G. Tesauro

    griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier

    gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

    ° Comptoir National Technique Agricole, vertegenwoordigd door Loesch en Wolter, advocaten te Luxemburg, en door J. F. Pericaud en G. Benchetrit, advocaten te Parijs;

    ° de Commissie, vertegenwoordigd door P. Hetsch, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,

    gezien het rapport ter terechtzitting,

    gehoord de mondelinge opmerkingen van Comptoir National Technique Agricole, vertegenwoordigd door J.-F. Pericaud, advocaat te Parijs, en van de Commissie ter ter terechtzitting van 14 mei 1992,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 11 juni 1992,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij vonnis van 14 maart 1991, ingekomen ten Hove op 6 mei daaraanvolgend, heeft het Tribunal administratif de Paris krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van verordening (EEG) nr. 2114/71 van de Raad van 28 september 1971 betreffende de steun voor oliehoudende zaden (PB 1971, L 222, blz. 2) en van verordening (EEG) nr. 1204/72 van de Commissie van 7 juni 1972 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de steunregeling voor oliehoudende zaden (PB 1972, L 133, blz. 1).

    2 Deze vraag is gerezen in een geding tussen Comptoir Technique Agricole (hierna: "CNTA") en de minister van Landbouw.

    3 Artikel 27, lid 1, van verordening 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (PB 1966, nr. 172, blz. 3025) voorziet in de toekenning van steun voor oliehoudende zaden die binnen de Gemeenschap worden voortgebracht en verwerkt.

    4 Verordening nr. 2114/71 stelt de beginselen vast volgens welke deze steun wordt toegekend, alsmede de wijze van controle op het recht op deze steun.

    5 Artikel 2 van deze verordening bepaalt, dat de Lid-Staten in de oliefabriek de verwerking controleren, teneinde te waarborgen dat de steun alleen voor die zaden wordt toegekend, die er recht op hebben. Ingevolge artikel 4 wordt door de Lid-Staten aan iedere belanghebbende die erom verzoekt, een certificaat van communautaire steun afgegeven dat als bewijs moet dienen dat de in de Gemeenschap voortgebrachte zaden in een oliefabriek onder controle zijn gesteld. Artikel 6, tweede alinea, bepaalt, dat dit certificaat wordt afgeven op de dag waarop de betrokken Lid-Staat de controle in de oliefabriek op zich neemt. Ingevolge artikel 10 wordt het recht op de steun verkregen op het tijdstip van verwerking van de zaden met het oog op de produktie van olie.

    6 De uitvoeringsbepalingen van de steunregeling zijn vastgesteld bij verordening nr. 1204/72. Krachtens artikel 3, lid 1, van deze verordening wordt de controle uitgeoefend vanaf het ogenblik waarop het zaad in de oliefabriek aankomt tot het wordt verwerkt. Artikel 5, lid 1, van de verordening bepaalt, dat het certificaat van communautaire steun onder meer bestaat uit een deel I.D., waaruit blijkt dat de daarin geïdentificeerde hoeveelheid zaad geoogst in de Gemeenschap is onderworpen aan de controle bedoeld in artikel 2 van verordening nr. 2114/71.

    7 In 1980 heeft CNTA in een fabriek in Bordeaux verscheidene partijen zaden vermalen. Een eerste partij van 2 317 ton was in de loop van de maand oktober in de fabriek binnengekomen en vermalen, en de aanvraag van het deel I.D. van het steuncertificaat werd eerst op 31 oktober 1980 bij Société Interprofessionnelle des oléagineux (hierna: "SIDO") ingediend. Een tweede partij van 3 725 ton kwam in november in de fabriek binnen om vervolgens te worden vermalen. Het deel I.D. van het certificaat werd op 4 december 1980 aangevraagd. De te late indiening van de aanvragen was volgens het CNTA te wijten aan de wanordelijke situatie bij de fabriek als gevolg van een brand in januari 1980.

    8 Hoewel SIDO had vastgesteld dat de delen I.D. van het certificaat van communautaire steun te laat waren aangevraagd, stemde zij ermee in de steun te betalen, mits CNTA een waarborg stelde tot zekerheid van de terugbetaling, op enkel verzoek van SIDO, van het bedrag dat CNTA eventueel verschuldigd zou zijn wanneer het EOGFL (Europees Oriëntatie- en Garantiefonds) zich had uitgesproken over de regelmatigheid van de voorgeschoten steun. Deze waarborg werd door de bank Étoile commerciale gesteld.

    9 In haar tot de Franse Republiek gerichte beschikking 85/456/EEG van 28 augustus 1985 (PB 1985, L 267, blz. 24) weigerde de Commissie het bedrag van bovengenoemde steun ten laste van het EOGFL te brengen. Bij brief van 27 januari 1986 stelde SIDO Étoile commerciale hiervan in kennis en maande zij haar aan om de voor CNTA gestelde waarborgsom te betalen. Étoile commerciale stelde op haar beurt CNTA van dit verzoek in kennis en maakte het betrokken bedrag aan SIDO over.

    10 CNTA vorderde vervolgens voor het Tribunal administratif de Paris bij verzoekschrift schadevergoeding ter zake van de door SIDO gevorderde terugbetaling van de ten onrechte toegekende communautaire steun. Dit gerecht heeft daarop de behandeling van de zaak geschorst en het Hof een prejudiciële vraag gesteld, namelijk

    "of verordening nr. 2114/71 van de Raad van 28 september 1971 en verordening nr. 1204/72 van de Commissie van 7 juni 1972 de toekenning van de steun verbieden, wanneer het certificaat ° deel I.D. ° aan de bevoegde instantie is toegezonden nadat de voor die steun in aanmerking komende granen zijn vermalen".

    11 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.

    12 Voor de beantwoording van de vraag van de verwijzende rechter moeten eerst de bepalingen inzake de strekking van het deel I.D. van het certificaat van communautaire steun en de voorschriften voor de afgifte daarvan worden bestudeerd.

    13 Ingevolge artikel 4 van verordening nr. 2114/71 en artikel 5, lid 1, sub b, van verordening nr. 1204/72 geeft dit certificaat aan, dat de daarin geïdentificeerde hoeveelheid zaad geoogst in de Gemeenschap is onderworpen aan de controle bedoeld in artikel 2 van verordening nr. 2114/71. Volgens artikel 3, lid 1, van verordening nr. 1204/72 wordt deze controle uitgeoefend vanaf het ogenblik dat het zaad in de oliefabriek aankomt totdat het met het oog op de produktie van olie wordt verwerkt of in ongewijzigde staat de oliefabriek verlaat.

    14 Op grond van artikel 6, tweede alinea, van verordening nr. 2114/71 wordt het certificaat afgegeven op de dag waarop de betrokken Lid-Staat de controle op de zaden in de oliefabriek waar zij worden verwerkt, op zich neemt. Luidens artikel 12 van verordening nr. 1204/72 wordt het certificaat, wat het deel I.D. betreft, geacht te zijn afgegeven op de dag waarop de aanvraag werd ingediend.

    15 In haar opmerkingen voor het Hof betoogde CNTA in de eerste plaats, dat onderscheid moet worden gemaakt tussen het onder controle stellen van de zaden als bedoeld in de verordeningen nrs. 2114/71 en 1204/72 en de voorschriften ter bepaling van het bedrag van de steun.

    16 CNTA merkt in dit verband op, dat de oliefabriek met het oog op deze controle een afzonderlijke voorraadboekhouding bijhoudt voor in de Gemeenschap voortgebrachte zaden en voor ingevoerde zaden. Bij aankomst in de oliefabriek worden de in de Gemeenschap voortgebrachte zaden overeenkomstig artikel 11, lid 1, van verordening nr. 2114/71 onder verantwoordelijkheid van door SIDO aangewezen deskundigen gewogen en gemonsterd. Door deze nauwkeurige materiële en contradictoire controle kan worden vastgesteld, welke zaden recht geven op steun. De bij aankomst in de oliefabriek opgemaakte staten tonen aan, dat de zaden onder de bovengenoemde voorwaarden onder controle zijn gesteld.

    17 Het deel I.D. van het certificaat van communautaire steun, dat wordt afgegeven op enkel verzoek en zonder enige controle door het uitbetalende orgaan, in casu SIDO, is daarentegen slechts bedoeld om te bevestigen, dat de geïdentificeerde hoeveelheid zaden onder de in artikel 2 van verordening nr. 2114/71 bedoelde controle is gesteld. De aanvraag van het deel I.D. van het certificaat is slechts van belang voor de vaststelling van het bedrag van de steun en van de datum waarop zij kan worden voorgeschoten.

    18 Deze redenering kan niet worden aanvaard. Hoewel volgens artikel 35, lid 1, van verordening nr. 1204/71 het bedrag van de steun het bedrag is dat geldt op de dag waarop de aanvraag van het deel I.D. van het certificaat wordt ingediend, blijkt uit artikel 3 van verordening nr. 2114/71, dat deze dag moet samenvallen met de dag waarop de betrokken Lid-Staat de controle op de zaden op zich heeft genomen.

    19 Uit artikel 6, tweede alinea, van verordening nr. 2114/71 en artikel 12 van verordening nr. 1204/72 volgt immers, dat de ondercontrolestelling en de indiening van de aanvraag in de loop van dezelfde dag moeten plaatsvinden.

    20 De inachtneming van de verplichting om het deel I.D. van het certificaat in te dienen op de dag waarop de zaden onder controle zijn gesteld, is daarenboven onmisbaar om de goede werking van de betrokken steunregeling te verzekeren.

    21 Aangezien het bedrag van de toe te kennen steun het bedrag is dat geldt op de dag van indiening van de aanvraag van het deel I.D. en dit bedrag voortdurend fluctueert, zouden immers sommige ondernemers ° indien de voor deze indiening vastgestelde dag, namelijk die waarop de betrokken zaden onder controle worden gesteld, geen dwingend karakter zou dragen ° ertoe kunnen worden gebracht een gunstiger moment voor de indiening af te wachten en zich aldus een ongerechtvaardigd voordeel te verschaffen.

    22 CNTA betoogt bovendien, dat de voor haar rampzalige gevolgen van een ontzegging van de communautaire steun kennelijk onevenredig zijn aan de niet-nakoming van haar kant van eenvoudige uitvoeringsregelingen voor de afgifte van het deel I.D. van het certificaat van communautaire steun.

    23 Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet, om te kunnen vaststellen of een bepaling van gemeenschapsrecht zich verdraagt met het evenredigheidsbeginsel, in de eerste plaats worden nagegaan, of de middelen die zij aanwendt om het gestelde doel te bereiken, beantwoorden aan het belang van dit doel en, in de tweede plaats, of zij noodzakelijk zijn om het te bereiken (zie met name het arrest van 22 januari 1986, zaak 266/84, Denkavit France, Jurispr. 1986, blz. 149, r.o. 17).

    24 Zoals hierboven is opgemerkt, is de verplichting om de aanvraag in te dienen op de dag waarop de zaden onder controle worden gesteld, onmisbaar om de goede werking van de ingestelde steunregeling te verzekeren.

    25 Zoals het Hof reeds heeft aangegeven, is in deze omstandigheden de ontzegging van het recht op steun als gevolg van de niet-nakoming van een dergelijke verplichting niet onevenredig aan het doel dat de gemeenschapswetgever heeft willen bereiken (zie de arresten van 2 mei 1990, in zaak C-357/88, Hopermann I, Jurispr. 1990, blz. I-1669, r.o. 15 en 16, en in zaak C-358/88, Hopermann II, ibid., blz. I-1687, r.o. 14 en 15).

    26 Mitsdien moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord, dat de steun voor oliehoudende zaden, zoals voorzien in verordening nr. 2114/71 van de Raad van 28 september 1971, overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen in verordening nr. 1204/72 van de Commissie van 7 juni 1972, slechts kan worden toegekend onder de voorwaarde, dat de aanvraag van het deel I.D. van het certificaat van communautaire steun, bedoeld in artikel 5, lid 1, sub b, van laatstgenoemde verordening, is ingediend op de dag waarop de betrokken Lid-Staat de controle op de zaden in de oliefabriek op zich neemt, dat wil zeggen voordat zij met het oog op de produktie van olie worden verwerkt.

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    27 De kosten door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening harer opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

    uitspraak doende op de door het Tribunal administratif de Paris bij vonnis van 14 maart 1991 gestelde vraag, verklaart voor recht:

    De steun voor oliehoudende zaden, zoals voorzien in verordening (EEG) nr. 2114/71 van de Raad van 28 september 1971 betreffende de steun voor oliehoudende zaden, kan, overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen neergelegd in verordening (EEG) nr. 1204/72 van de Commissie van 7 juni 1972 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de steunregeling voor oliehoudende zaden, slechts worden toegekend onder de voorwaarde, dat de aanvraag van het deel I.D. van het certificaat van communautaire steun, bedoeld in artikel 5, lid 1, sub b, van laatstgenoemde verordening, is ingediend op de dag waarop de betrokken Lid-Staat de controle op de zaden in de oliefabriek op zich neemt, dat wil zeggen voordat zij met het oog op de produktie van olie worden verwerkt.

    Top