This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61975CJ0055
Judgment of the Court of 22 January 1976. # Balkan-Import Export GmbH v Hauptzollamt Berlin-Packhof. # Reference for a preliminary ruling: Finanzgericht Berlin - Germany. # Monetary compensatory amounts. # Case 55-75.
Arrest van het Hof van 22 januari 1976.
Balkan-Import Export GmbH tegen Hauptzollamt Berlin-Packhof.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Finanzgericht Berlin - Duitsland.
Zaak 55-75.
Arrest van het Hof van 22 januari 1976.
Balkan-Import Export GmbH tegen Hauptzollamt Berlin-Packhof.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Finanzgericht Berlin - Duitsland.
Zaak 55-75.
Jurisprudentie 1976 -00019
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1976:8
ARREST VAN HET HOF VAN 22 JANUARI 1976. - BALKAN - IMPORT EXPORT GMBH TEGEN HAUPTZOLLAMT BERLIN - PACKHOF. - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET FINANZGERICHT BERLIN). - ZAAK NO. 55/75.
Jurisprudentie 1976 bladzijde 00019
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00003
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00005
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
1 . INGEWIKKELDE ECONOMISCHE SITUATIE - BEOORDELING - ADMINISTRATIE - BEOORDELINGSBEVOEGDHEID - OMVANG - RECHTERLIJKE CONTROLE - OMVANG
2 . LANDBOUW - MONETAIRE CRISIS - DERDE LANDEN - HANDELSVERKEER - VERSTORINGEN - BEHEERCOMITEPROCEDURE - BEOORDELINGSBEVOEGDHEID - OMVANG - RECHTERLIJKE CONTROLE - BEPERKING
( VERORDENING NR . 974/71 VAN DE RAAD , ART . 6 )
3 . LANDBOUW - MONETAIRE CRISIS - DERDE LANDEN - HANDELSVERKEER - VERSTORINGEN - RISICO - BESTAAN - BESLUIT VAN DE ADMINISTRATIE - CRITERIA
( VERORDENING NR . 974/71 VAN DE RAAD , ART . 1 , LID 3 )
4 . EEG - BUITENLANDSE BETREKKINGEN - BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING - ONTBREKEN
1 . BIJ DE BEOORDELING VAN EEN INGEWIKKELDE ECONOMISCHE SITUATIE BESCHIKT DE ADMINISTRATIE OVER EEN RUIME BEOORDELINGSBEVOEGDHEID . IN DAT GEVAL BEPERKT DE RECHTER ZICH TOT DE VRAAG OF BIJ DE UITOEFENING VAN EEN DERGELIJKE BEVOEGDHEID NIET SPRAKE IS VAN EEN KENNELIJKE DWALING OF MISBRUIK VAN BEVOEGDHEID DAN WEL OF HET BETROKKEN ADMINISTRATIEVE GEZAGSORGAAN DE GRENZEN VAN ZIJN BEOORDELINGSBEVOEGDHEID NIET KLAARBLIJKELIJK HEEFT OVERSCHREDEN .
2 . BIJ DE BESLISSING DAT ER GEVAAR VAN VERSTORING IN DE ZIN VAN ARTIKEL 6 VAN VERORDENING NR . 974/71 BESTAAT , BEOORDELEN DE COMMISSIE EN HET BEHEERCOMITE EEN INGEWIKKELDE ECONOMISCHE SITUATIE EN BESCHIKKEN ZIJ DERHALVE OVER EEN RUIME BEOORDELINGSBEVOEGDHEID WAARVAN DE UITOEFENING AAN EEN BEPERKTE RECHTERLIJKE CONTROLE IS ONDERWORPEN .
3 . BIJ DE BESLISSING OVER HET GEVAAR VAN VERSTORING KAN DE COMMISSIE EEN GLOBAAL OORDEEL GEVEN DOOR UIT TE GAAN VAN GROEPEN PRODUKTEN DIE TOT DEZELFDE TARIEFPOST HOREN EN AAN EENZELFDE HEFFINGSSTELSEL ZIJN ONDERWORPEN .
VOORTS MOET DE COMMISSIE NIET ALLEEN REKENING HOUDEN MET DE INVLOED VAN DE WAARDEVERMINDERING OF WAARDEVERMEERDERING VAN DE MUNTEENHEID VAN EEN LID-STAAT OP DE HANDEL TUSSEN DERDE LANDEN EN DIE LID-STAAT MAAR OOK MET DE INVLOED DAARVAN OP DE HANDEL TUSSEN DE VERSCHILLENDE LID-STATEN VOOR DE BETROKKEN GROEP PRODUKTEN .
TEN SLOTTE HOEFT ZIJ NIET UITSLUITEND TE ZIEN NAAR DE WERKELIJKE FRANCOGRENSPRIJS BIJ EEN BEPAALDE UITVOER , DOCH KAN ZIJ ZICH BASEREN OP VASTE MAAR GERECHTVAARDIGDE BEOORDELINGSCRITERIA .
4 . HET VERDRAG KENT GEEN ALGEMEEN BEGINSEL DAT DE GEMEENSCHAP VERPLICHT OM IN HAAR BUITENLANDSE BETREKKINGEN DE DERDE LANDEN IN ALLE OPZICHTEN GELIJK TE BEHANDELEN ; DE ECONOMISCHE PARTNERS KUNNEN ZICH IN ELK GEVAL NIET GEFUNDEERD OP EEN DERGELIJK ALGEMEEN BEGINSEL BEROEPEN .
IN DE ZAAK 55-75
BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN HET FINANZGERICHT TE BERLIJN , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN
BALKAN-IMPORT EXPORT GMBH ,
EN
HAUPTZOLLAMT BERLIN-PACKHOF ,
OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING INZAKE DE GELDIGHEID VAN DE INGEVOLGE VERORDENING ( EEG ) NR . 974/71 VAN DE RAAD TOEGEPASTE MONETAIRE COMPENSERENDE BEDRAGEN ,
1 OVERWEGENDE DAT HET FINANZGERICHT BERLIJN BIJ BESCHIKKING VAN 4 JUNI 1975 , INGEKOMEN TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 24 JUNI 1975 , KRACHTENS ARTIKEL 177 VAN HET EEG-VERDRAG TWEE VRAGEN HEEFT GESTELD INZAKE DE GELDIGHEID VAN DE BEPALING VAN DEEL 5 VAN BIJLAGE I VAN VERORDENING NR . 725/74 VAN DE COMMISSIE VAN 29 MAART 1974 ( PB NR . L 89 VAN 1 APRIL 1974 , BLZ . 1 EN 18 ) HOUDENDE WIJZIGING VAN DE MONETAIRE COMPENSERENDE BEDRAGEN , VOLGENS WELKE BEPALING HET TE HEFFEN COMPENSERENDE BEDRAG BIJ INVOER IN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND VAN PRODUKTEN VAN POST 04.04 E I B ) 4 VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF ( SCHAPEKAAS EN KAAS BEREID UIT BUFFELMELK , IN BERGINGSMIDDELEN WELKE PEKEL BEVATTEN OF IN ZAKKEN VAN SCHAPE- OF GEITEVELLEN ) ( PB NR . L 1 VAN 1 JANUARI 1974 ) IS VASTGESTELD OP 63,80 DM PER 100 KG , VOORZOVER GENOEMDE BEPALING BETREKKING HEEFT OP DEZE PRODUKTEN , INDIEN INGEVOERD UIT BULGARIJE ;
2 DAT DEZE VRAGEN ZIJN GESTELD IN HET KADER VAN EEN GESCHIL TUSSEN EEN IMPORTEUR EN DE DOUANEADMINISTRATIE VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND OVER DE VERENIGBAARHEID MET HET GEMEENSCHAPSRECHT VAN DE HEFFING VAN BOVENBEDOELD COMPENSEREND BEDRAG BIJ DE INVOER VAN BULGAARSE SCHAPEKAAS OP 25 APRIL 1974 ; DAT NAAR UIT DE PROCESSTUKKEN BLIJKT , OP DE EERSTE PLAATS WORDT GETWIJFELD AAN DE GELDIGHEID VAN DE BETROKKEN BEPALING , OMDAT DE COMMISSIE BIJ DE VASTSTELLING VAN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN HET LITIGIEUZE COMPENSERENDE BEDRAG ZONDER DE BEDOELDE PRODUKTEN VAN HERKOMST UIT BULGARIJE DAARVAN UIT TE ZONDEREN , ZICH SCHULDIG ZOU HEBBEN GEMAAKT AAN SCHENDING VAN MET NAME ARTIKEL 1 , LID 2 , TWEEDE ALINEA , VAN VERORDENING NR . 974/71 VAN DE RAAD VAN 12 MEI 1971 ( PB NR . L 106 VAN 12 MEI 1971 ), ZOALS ONDER MEER GEWIJZIGD BIJ VERORDENING NR . 2746/72 VAN DE RAAD VAN 19 DECEMBER 1972 ( PB NR . L 291 VAN 28 DECEMBER 1972 ) EN VERORDENING NR . 509/73 VAN DE RAAD VAN 22 FEBRUARI 1973 ( PB NR . L 50 , VAN 23 FEBRUARI 1973 ) BETREFFENDE DE - AANVANKELIJK FACULTATIEVE , DAARNA VERPLICHTE - TOEPASSING VAN COMPENSERENDE BEDRAGEN IN HET HANDELSVERKEER IN BEPAALDE LANDBOUWPRODUKTEN TUSSEN DE LID-STATEN EN TUSSEN LID-STATEN EN DERDE LANDEN ;
DAT DE BEWEERDE ONWETTIGHEID OP DE TWEEDE PLAATS ZOU KUNNEN BESTAAN IN DE DISCRIMINATIE VAN KAASSOORTEN VAN POST 04.04 E I B ) 4 TEN OPZICHTE VAN ANDERE KAASSOORTEN UIT ITALIE EN ZWITSERLAND WELKE WEL ZIJN VRIJGESTELD VAN DE COMPENSERENDE BEDRAGEN ;
3 OVERWEGENDE DAT VERORDENING NR . 974/71 VAN DE RAAD , ZOALS MET NAME GEWIJZIGD BIJ DE VERORDENINGEN NRS . 2746/72 EN 509/73 , DE LID-STATEN DIE TOESTAAN DAT DE WISSELKOERS VAN HUN MUNTEENHEDEN VOOR HANDELSTRANSACTIES DE FLUCTUATIEGRENS , TOEGELATEN BIJ DE OP 12 MEI 1971 GELDENDE INTERNATIONALE REGELING , IN BOVENWAARTSE OF BENEDENWAARTSE RICHTING OVERSCHRIJDT , VERPLICHT OM BIJ UITVOER OF BIJ INVOER VAN BEPAALDE LANDBOUWPRODUKTEN COMPENSERENDE BEDRAGEN TE HEFFEN RESPECTIEVELIJK TOE TE KENNEN TENEINDE DE INVLOED VAN DE MONETAIRE FLUCTUATIES OP DE PRIJZEN VAN GENOEMDE PRODUKTEN IN HET HANDELSVERKEER TUSSEN LID-STATEN OF MET DERDE LANDEN TE COMPENSEREN ;
DAT LUIDENS ARTIKEL 1 , LID 2 , EERSTE ALINEA , SUB A EN B VAN VERORDENING NR . 974/71 DE HEFFING OF TOEKENNING VAN COMPENSERENDE BEDRAGEN WORDT TOEGEPAST OP LANDBOUWPRODUKTEN WAARVOOR IN HET KADER VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER LANDBOUWMARKTEN IS VOORZIEN IN INTERVENTIEMAATREGELEN , ALSMEDE OP PRODUKTEN WAARVAN DE PRIJS AFHANKELIJK IS VAN DIE VAN DE SUB A BEDOELDE PRODUKTEN EN DIE HETZIJ ONDER DE GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN VALLEN , HETZIJ HET VOORWERP ZIJN VAN EEN SPECIFIEKE REGELING KRACHTENS ARTIKEL 235 VAN HET VERDRAG ;
TEN AANZIEN VAN DE EERSTE VRAAG
4 DAT HET BLIJKENS DE OVERWEGINGEN VAN DE VERWIJZINGSBESCHIKKING BIJ DE EERSTE VRAAG VOORAL EROM GAAT OF AAN DE GELDIGHEID VAN DE BETROKKEN BEPALING KAN WORDEN AFGEDAAN DOORDAT HAAR TOEPASSINGSGEBIED MEDE HET ONDERHAVIGE PRODUKT OMVATTE , TERWIJL DE MONETAIRE MAATREGELEN DIE AANLEIDING HADDEN GEGEVEN TOT INVOERING VAN HET STELSEL DER COMPENSERENDE BEDRAGEN - MET NAME DE WAARDEVERMEERDERING VAN DE DUITSE MARK - OP 25 APRIL 1974 NIET MEER TOT GEVOLG KONDEN HEBBEN DAT DE INVOER UIT BULGARIJE VAN DAT PRODUKT VERSTORINGEN ZOU VEROORZAKEN OP DE DUITSE MARKT VAN LANDBOUWPRODUKTEN ;
5 DAT DE ONDERHAVIGE KAAS IN DE GEMEENSCHAP NIET ZOU WORDEN GEPRODUCEERD NOCH ZOU CONCURREREN MET DE DAAR WEL GEPRODUCEERDE KAASSOORTEN ;
DAT BOVENDIEN DE WERKELIJKE AANBIEDINGSPRIJS FRANCO-GRENS VAN HET BETROKKEN PRODUKT - IN HET BIJZONDER DOOR DE VERHOGING VAN DE PRODUKTIEKOSTEN IN HET LAND VAN UITVOER - ZODANIG ZOU ZIJN GESTEGEN DAT CONCURRENTIEVERVALSINGEN BINNEN DE GEMEENSCHAP ZOUDEN ZIJN UITGESLOTEN ;
DAT DIT DES TE MEER ZOU GELDEN , OMDAT BIJ DE ONDERHAVIGE INVOER DE BETROKKEN PRODUKTEN IN DM WAREN GEFACTUREERD ;
6 OVERWEGENDE DAT VASTSTAAT DAT HET DOOR DE LITIGIEUZE BELASTING GETROFFEN PRODUKT BEHOORT TOT DE CATEGORIE PRODUKTEN WAARVOOR HET HEFFEN OF HET TOEKENNEN VAN COMPENSERENDE BEDRAGEN VERPLICHT IS GESTELD IN ARTIKEL 1 VAN VERORDENING NR . 974/71 ;
DAT EVENEENS VASTSTAAT DAT DE VOORWAARDEN WAARONDER DEZE VERORDENING LUIDENS HAAR ARTIKEL 8 , LID 2 , NIET MEER VAN TOEPASSING IS , TEN TIJDE VAN DE ONDERHAVIGE INVOER NIET WAREN VERVULD ;
7 OVERWEGENDE DAT VOLGENS ARTIKEL 1 , LID 3 , VAN VERORDENING NR . 974/71 DE COMPENSERENDE BEDRAGEN SLECHTS WORDEN TOEGEKEND OF GEHEVEN ' ' VOORZOVER DE TOEPASSING VAN DE ( IN LID 1 ) BEDOELDE MONETAIRE MAATREGELEN VERSTORINGEN ZOU VEROORZAKEN IN DE HANDEL IN LANDBOUWPRODUKTEN ' ' ;
DAT HET INGEVOLGE ARTIKEL 6 VAN VERORDENING NR . 974/71 AAN DE COMMISSIE IS OM , IN HET KADER VAN DE BEHEERSCOMITEPROCEDURE TE BESLISSEN OF GEVAAR VOOR VERSTORING AANWEZIG IS ;
8 OVERWEGENDE DAT , AANGEZIEN HET OM DE BEOORDELING VAN EEN INGEWIKKELDE ECONOMISCHE SITUATIE GAAT , DE COMMISSIE EN HET BEHEERSCOMITE IN DIT OPZICHT OVER EEN RUIME BEOORDELINGSVRIJHEID BESCHIKKEN ;
DAT DE RECHTER BIJ DE CONTROLE OP DE RECHTMATIGE UITOEFENING VAN EEN DERGELIJKE BEVOEGDHEID ZICH HEEFT TE BEPERKEN TOT DE VRAAG OF DAARBIJ NIET SPRAKE IS VAN EEN KENNELIJKE DWALING OF MISBRUIK VAN BEVOEGDHEID DANWEL OF DIT GEZAGSORGAAN DE GRENZEN VAN ZIJN BEOORDELINGSVRIJHEID NIET KLAARBLIJKELIJK HEEFT OVERSCHREDEN ;
9 DAT ARTIKEL 1 , LID 3 , VAN VERORDENING NR . 974/71 NIET ALDUS MAG WORDEN VERSTAAN DAT HET DE COMMISSIE VERPLICHT OM VAN GEVAL TOT GEVAL , OF PER PRODUKT EN NAAR GELANG VAN HET LAND VAN EXPORT , TE BESLISSEN OF GEVAAR VOOR VERSTORING AANWEZIG IS ;
DAT REEDS UIT DE BEWOORDINGEN DIER BEPALING BLIJKT DAT DE COMMISSIE TEN DEZE EEN GLOBAAL OORDEEL KAN GEVEN ;
DAT HET MET NAME OM REDENEN VAN DWINGENDE AARD , WELKE SAMENHANGEN MET DE UITVOERBAARHEID VAN HET STELSEL DER COMPENSERENDE BEDRAGEN , IS VEROORLOOFD OM VOOR DE BEOORDELING VAN DE MOGELIJKHEID VAN VERSTORINGEN IN DE HANDEL IN LANDBOUWPRODUKTEN UIT TE GAAN VAN GROEPEN PRODUKTEN ;
DAT DIT IN HET BIJZONDER HET GEVAL KAN ZIJN BIJ EEN GROEP PRODUKTEN DIE TOT DEZELFDE TARIEFPOST BEHOREN EN AAN EENZELFDE HEFFINGSSTELSEL ZIJN ONDERWORPEN ;
10 DAT BOVENDIEN EEN VERSCHILLENDE BEOORDELING VAN DE MOGELIJKHEDEN VAN VERSTORING BIJ INVOER VAN EENZELFDE PRODUKT NAAR GELANG VAN ZIJN GEOGRAFISCHE HERKOMST NIET ALLEEN DE UITVOERBAARHEID VAN HET STELSEL IN GEVAAR ZOU BRENGEN , MAAR OOK TOT VERSCHUIVINGEN VAN HET HANDELSVERKEER ZOU KUNNEN LEIDEN ;
DAT DE COMMISSIE VOORTS NIET ALLEEN REKENING MOET HOUDEN MET DE INVLOED VAN DE WAARDEVERMINDERING OF WAARDEVERMEERDERING VAN DE MUNTEENHEID VAN EEN LID-STAAT OP DE HANDEL TUSSEN DERDE LANDEN EN DIE LID-STAAT MAAR OOK MET DE INVLOED DAARVAN OP DE HANDEL TUSSEN DE VERSCHILLENDE LID-STATEN VOOR DE BETROKKEN GROEP PRODUKTEN ;
DAT IMMERS UIT DE DOOR DE COMMISSIE OVERGELEGDE STUKKEN BLIJKT DAT BIJ AFSCHAFFING VAN DE GEWRAAKTE COMPENSERENDE BEDRAGEN HET VERKEER ZICH ZOU KUNNEN VERLEGGEN NAAR DE LID-STATEN MET DE GEDEVALUEERDE MUNTEENHEID , HETGEEN DE HANDEL ZOU KUNNEN ONTWRICHTEN ;
DAT DE COMMISSIE TENSLOTTE VOOR HAAR OORDEEL OVER EEN MOGELIJKE VERSTORING NIET UITSLUITEND HOEFT TE ZIEN NAAR DE WERKELIJKE FRANCO-GRENSPRIJS BIJ EEN BEPAALDE UITVOER , DOCH ZICH KAN BASEREN OP FORFAITAIRE MAAR GERECHTVAARDIGDE BEOORDELINGSCRITERIA ZOALS MINIMUM FRANCO-GRENSPRIJZEN , DIE IN FEITE IN OVERLEG MET DERDE LANDEN ZIJN VASTGESTELD OVEREENKOMSTIG VERORDENING NR . 664/74 VAN DE RAAD VAN 28 MAART 1974 HOUDENDE WIJZIGING VAN ARTIKEL 8 VAN VERORDENING NR . 823/68 VAN DE RAAD VAN 28 JUNI 1968 ( PB NR . L 151 VAN 30 JUNI 1968 );
11 DAT DERHALVE , ZELFS ALS ZOU ZIJN AANGETOOND DAT DE INVOER UIT BULGARIJE IN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND , IN APRIL 1974 , VAN HET ONDERHAVIGE PRODUKT TEGEN DE FRANCO-GRENSPRIJS WELKE IS VERMELD IN DE DOOR VERZOEKSTER OVERGELEGDE STUKKEN , OP ZICH GEEN VERSTORINGEN HAD KUNNEN VEROORZAKEN IN DE HANDEL IN LANDBOUWPRODUKTEN IN DE BONDSREPULIEK DUITSLAND , DAARUIT GEENSZINS VOLGT DAT DE COMMISSIE KENNELIJK HEEFT GEDWAALD OF DE GRENZEN VAN HAAR BEOORDELINGSBEVOEGDHEID KENNELIJK TE BUITEN IS GEGAAN , TOEN ZIJ VAN MENING WAS DAT IN HET ALGEMEEN DE INVOER UIT DERDE LANDEN VAN DE GROEP ZUIVELPRODUKTEN WAARONDER SCHAPEKAAS WAS GERANGSCHIKT , BIJ ONTBREKEN VAN COMPENSERENDE BEDRAGEN DE HANDEL IN LANDBOUWPRODUKTEN IN DE GEMEENSCHAP KON VERSTOREN ;
12 OVERWEGENDE BOVENDIEN DAT ER IN DE GEMEENSCHAP SOORTGELIJKE KAASVARIETEITEN BESTAAN ALS DIE IN CASU , ZONDER DAT IS KOMEN VAST TE STAAN DAT HET ONDERHAVIGE PRODUKT VANWEGE ZIJN BIJZONDERE EIGENSCHAPPEN NIET IN CONCURRENTIE VERMAG TE TREDEN MET DE IN DE GEMEENSCHAP GEPRODUCEERDE KAASSOORTEN ;
13 OVERWEGENDE DAT DE NATIONALE RECHTER , ONDER VERWIJZING NAAR DE VRIJSTELLING VAN COMPENSERENDE BEDRAGEN VOOR BEPAALDE ITALIAANSE EN ZWITSERSE KAASSOORTEN , VERVOLGENS VRAAGT OF DE COMMISSIE NIET HET GELIJKHEIDSBEGINSEL HEEFT GESCHONDEN DOOR BULGAARSE SCHAPEKAAS NIET OP DEZELFDE WIJZE TE BEHANDELEN ;
DAT HIJ TEN DEZE MEENT DAT , ALS DE VRIJGESTELDE KAASSOORTEN VOLGENS DE COMMISSIE GEEN VERSTORING VEROORZAKEN , DAARUIT VOLGT DAT DIT BIJ INVOER VAN BULGAARSE SCHAPEKAAS EVENMIN HET GEVAL KAN ZIJN ;
14 OVERWEGENDE DAT HET FEIT DAT ARTIKEL 2 VAN VERORDENING NR . 974/71 VAN DE RAAD , WAARIN DE WIJZE VAN BEREKENING VAN DE COMPENSERENDE BEDRAGEN WORDT VASTGELEGD , DE HOOGTE BEPAALT WELKE DEZE COMPENSERENDE BEDRAGEN NIET MOGEN OVERSCHRIJDEN , NIET MEEBRENGT DAT DE COMMISSIE ZICH TEGENOVER BEPAALDE DERDE LANDEN OM REDENEN WELKE SAMENHANGEN MET DE UITOEFENING VAN DE ANDERE BEVOEGDHEDEN DIE ZIJ KRACHTENS HET VERDRAG HEEFT , NIET ZOU MOGEN VERBINDEN LAGERE BEDRAGEN TOE TE PASSEN OF BIJ ONDERHANDELINGEN VRIJSTELLINGEN TE VERLENEN ;
DAT HET VERDRAG GEEN ALGEMEEN BEGINSEL KENT DAT DE GEMEENSCHAP VERPLICHT OM IN HAAR BUITENLANDSE BETREKKINGEN DE DERDE LANDEN IN ALLE OPZICHTEN GELIJK TE BEHANDELEN , EN DAT DE HANDELAARS ZICH IN ELK GEVAL NIET OP EEN DERGELIJK ALGEMEEN BEGINSEL KUNNEN BEROEPEN ;
15 OVERWEGENDE IN HET BIJZONDER MET BETREKKING TOT DE KAASSOORTEN UIT ITALIE , DAT HET ALGEMENE BEGINSEL VAN DE GEMEENSCHAPSPREFERENTIE EEN VERSCHILLENDE BEOORDELING VAN HET GEVAAR VAN VERSTORING RECHTVAARDIGT NAAR GELANG HET GAAT OM PRODUKTEN UIT EEN ANDERE LID-STAAT OF UIT EEN DERDE LAND ;
DAT MET BETREKKING TOT DE PRODUKTEN UIT ZWITSERLAND ALLEREERST ZIJ OPGEMERKT DAT BIJ DE TOETSING AAN HET GELIJKHEIDSBEGINSEL NIET MOET WORDEN NAGEGAAN OF ZWITSERSE KAAS EN BULGAARSE KAAS AL DAN NIET MET ELKAAR CONCURREREN , MAAR OF ZIJ BIJ INVOER DE HANDEL IN LANDBOUWPRODUKTEN IN VERGELIJKBARE MATE KUNNEN VERSTOREN ;
DAT DE COMMISSIE TEN DEZE VAN MENING IS DAT DE INVOER VAN ZWITSERSE KAASSOORTEN VANWEGE DE HOGE FRANCO-GRENS AANBIEDINGSPRIJS ( 165,54 REKENEENHEDEN VOOR EMMENTALER ) MINDER GEVAAR VOOR VERSTORING OPLEVERT DAN DE INVOER VAN BULGAARSE SCHAPEKAAS WAARVAN DE FRANCO-GRENS AANBIEDINGSPRIJS DUIDELIJK LAGER LAG ;
DAT DE COMMISSIE , GELIJK GEZEGD , VOOR DE BEOORDELING VAN DE MOGELIJKHEID VAN VERSTORING KAN AFGAAN OP DE FORFAITAIR VASTGESTELDE FRANCO-GRENS AANBIEDINGSPRIJZEN ;
DAT HET DERHALVE NIET TER ZAKE DOET OF , ZOALS VERZOEKSTER BETOOGT MAAR DE COMMISSIE WEERSPREEKT DE WERKELIJKE FRANCO-GRENS AANBIEDINGSPRIJZEN VAN BULGAARSE SCHAPEKAAS IN APRIL 1974 HOGER LAGEN DAN DE WERKELIJKE FRANCO-GRENS AANBIEDINGSPRIJZEN VAN EMMENTALER ;
TEN AANZIEN VAN DE TWEEDE VRAAG
16 OVERWEGENDE DAT VERVOLGENS GEVRAAGD WORDT OF ' ' OP 25 APRIL 1974 OVER DE INVOER VAN SCHAPEKAAS UIT DERDE LANDEN TERECHT EEN MONETAIR COMPENSEREND BEDRAG IS GEHEVEN EN HOE DIT MET NAME REKENKUNDIG TE RECHTVAARDIGEN IS ' ' ;
17 OVERWEGENDE DAT HET BEDRAG VAN 63,80 DM/100 KG VOLGENS VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING IN STRIJD IS MET HET IN DE LAATSTE OVERWEGING BIJ ' S RAADS VERORDENING NR . 974/71 VERVATTE BEGINSEL DAT ' ' DE COMPENSERENDE BEDRAGEN NIET HOGER DIENEN TE ZIJN DAN STRIKT NOODZAKELIJK IS OM DE INVLOED TE COMPENSEREN VAN DE MONETAIRE MAATREGELEN OP DE PRIJZEN VAN DE BASISPRODUKTEN WAARVOOR IS VOORZIEN IN INTERVENTIEMAATREGELEN ' ' ;
18 OVERWEGENDE DAT HET HOF IN ZIJN ARREST VAN 24 OKTOBER 1973 ( ZAAK 5-73 , BALKAN , JURISPR . 1973 , BLZ . 1117 ) HEEFT GEOORDEELD DAT BIJ ONDERZOEK VAN DE WIJZE VAN BEREKENING VAN HET COMPENSERENDE BEDRAG DAT IN MAART 1972 WAS TOEGEPAST OP DE INVOER VAN BULGAARSE SCHAPEKAAS , NIET IS GEBLEKEN VAN GEGRONDE BEZWAREN TEGEN DE GELDIGHEID VAN DEZE HEFFING ;
DAT NADIEN BIJ LATERE VERORDENINGEN DEZE BEREKENINGSWIJZE IN TWEE OPZICHTEN IS BIJGEWERKT ;
DAT ENERZIJDS IN VERORDENING NR . 648/73 VAN DE COMMISSIE VAN 1 MAART 1973 ( PB NR . L 64 VAN 9 MAART 1973 , BLZ . 1 ) EN IN VERORDENING NR . 1463/73 VAN DE COMMISSIE VAN 30 MEI 1973 ( PB NR . L 146 VAN 4 JUNI 1973 , BLZ . 4 , ARTIKEL 4 , LID D ) WORDT BEPAALD DAT HET COMPENSEREND BEDRAG , DAT ALS ' ' BASIS COMPENSEREND BEDRAG ' ' WORDT AANGEDUID , IN GEVAL VAN WAARDEVERMEERDERING VAN DE NATIONALE MUNTEENHEID ZAL WORDEN VERMINDERD MET EEN COEFFICIENT WELKE DE INVLOED UITDRUKT VAN DE MONETAIRE SITUATIE VAN DE BETROKKEN LID-STAAT OP DE HEFFING ;
DAT ANDERZIJDS BIJ VERORDENING NR . 3259/73 VAN DE COMMISSIE VAN 30 NOVEMBER 1973 ( PB NR . L 332 VAN 3 DECEMBER 1973 , BLZ . 1 ) HET STELSEL VAN EEN FORFAITAIR COMPENSEREND BEDRAG VOOR ALLE KAASSOORTEN IS VERVANGEN DOOR EEN STELSEL DAT DE KAASSOORTEN NAAR GELANG VAN HUN VET- EN EIWITGEHALTE IN VERSCHILLENDE GROEPEN ONDERSCHEIDT EN ELKE GROEP ONDERWERPT AAN EEN SPECIFIEK COMPENSEREND BEDRAG ;
DAT DAARENBOVEN DE METHODE VAN AFLEIDING VAN HET COMPENSERENDE BEDRAG WELKE IS GEBRUIKT VOOR DE BEREKENING VAN HET IN HET HOOFDGEDING OMSTREDEN BEDRAG , VOLLEDIG OVEREENKOMT MET DIE WELKE IN DE ZAAK 5-73 WAS GEBUIKT ;
DAT DE HIERBOVEN UITEENGEZETTE WIJZIGINGEN , IN HET GEVAL VAN INVOER IN EEN LID-STAAT WAARVAN DE WISSELKOERS NAAR BOVEN FLUCTUEERT , IN VERHOUDING TOT DE VROEGERE SITUATIE TOT EEN VERMINDERING VAN DE COMPENSERENDE DRUK LEIDEN ;
19 OVERWEGENDE DAT UIT DE VOORGAANDE BESCHOUWINGEN VOLGT DAT BIJ ONDERZOEK DER GESTELDE VRAGEN NIET IS GEBLEKEN VAN GEGRONDE BEZWAREN TEGEN DE GELDIGHEID VAN HET LITIGIEUZE COMPENSERENDE BEDRAG ;
TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN
20 OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN , DOOR DE COMMISSIE WEGENS INDIENING HARER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KUNNEN KOMEN ;
DAT DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT IS TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN ;
HOF VAN JUSTITIE ,
UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET FINANZGERICHT BERLIJN BIJ ZIJN BESCHIKKING VAN 4 JUNI 1975 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :
BIJ ONDERZOEK DER GESTELDE VRAGEN IS NIET GEBLEKEN VAN GEGRONDE BEZWAREN TEGEN DE GELDIGHEID VAN HET LITIGIEUZE COMPENSERENDE BEDRAG .