61969J0068

++++

1 . HANDELINGEN VAN EEN INSTELLING - WIJZIGING VAN EEN VROEGERE BEPALING - SITUATIES WELKE NOG ONDER DE VIGUEUR DAARVAN ONTSTONDEN - TOEKOMSTIGE GEVOLGEN - TOEPASSING VAN DE NIEUWE REGEL

2 . SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS - DE DUITSE WETGEVING - TOEPASSING OP PENSIOENEN VERSCHULDIGD NA 1 JANUARI 1964

( VERORDENING NO . 3, BIJLAGE G/I-B, PARAGRAAF 1; VERORDENING NO . 130/63/EEG, ART . 6 )

3 . SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS - PENSIOENEN - AMBTSHALVE HERZIENING KRACHTENS NATIONAAL RECHT - TOELAATBAARHEID DAARVAN - MODALITEITEN

( VERORDENING NO . 3, ART . 53 VAN HET EEG-VERDRAG )

1 . TENZIJ HET TEGENDEEL WERD BEPAALD, IS DE WET WAARBIJ EEN VORIGE WET WERD GEWIJZIGD VAN TOEPASSING OP DE TOEKOMSTIGE GEVOLGEN VAN FEITELIJKE SITUATIES WELKE NOG ONDER DE VIGUEUR DER OUDE WET ONTSTONDEN .

2 . HET IN BIJLAGE G/I-B, PARAGRAAF 1, VAN VERORDENING NO . 3 ( GEWIJZIGD BIJ ARTIKEL 6 VAN VERORDENING NO . 130/63/EEG ) INGEVOERDE STELSEL IS VAN TOEPASSING OP DE SEDERT 1 JANUARI 1964 VERSCHENEN PENSIOENEN EN PENSIOENGEDEELTEN, OOK INDIEN DIE PENSIOENEN WORDEN UITGEKEERD TERZAKE VAN V}}R DIE DATUM VERWEZENLIJKTE RISICO'S .

3 . VERORDENING NO . 3 VOORZIET, ZOWEL IN DE NIEUWE VERSIE ALS NAAR HAAR VROEGERE TEKST, UITSLUITEND DE HERZIENING OP VERZOEK VAN DE BETROKKENEN . HET GEMEENSCHAPSRECHT VERZET ZICH EVENWEL NIET TEGEN EEN AMBTSHALVE HERZIENING KRACHTENS NATIONAAL RECHT INDIEN DIT VOOR DE VERZEKERDEN TOT EEN GUNSTIGER REGELING LEIDT . IN DAT GEVAL STAAT HET AAN DE NATIONALE WETGEVER DE GEVOLGEN VAN DEZE GUNSTIGER BEHANDELING TE REGELEN, DOCH ZONDER DAARBIJ INBREUK TE MAKEN OP DE RECHTEN DIE DE VERZEKERDE RECHTSTREEKS AAN VERORDENING NO . 3 ONTLEENT .

IN DE ZAAK 68-69

BETREFFENDE EEN VERZOEK WAARMEDE HET BUNDESSOZIALGERICHT TE KASSEL ZICH OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 117 VAN HET EEG-VERDRAG TOT HET HOF HEEFT GEWEND TEN EINDE IN HET VOOR EERSTGENOEMDE RECHTER AANHANGIGE GEDING :

BUNDESKNAPPSCHAFT, BOCHUM

TEGEN

ELISABETH BROCK, STADE, HARSEFELDER STRASSE 24

EEN PREJUDICIELE BESLISSING TE VERKRIJGEN OVER DE INTERPRETATIE VAN ENKELE BEPALINGEN DER VERORDENING NO . 3 VAN DE RAAD DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VAN 25 SEPTEMBER 1958, WIJST

1 OVERWEGENDE DAT HET BUNDESSOZIALGERICHT BIJ BESCHIKKING VAN 30 OKTOBER 1969 OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 177 VAN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EEG TWEE VRAGEN HEEFT GESTELD OVER DE INTERPRETATIE VAN ENKELE BEPALINGEN DER VERORDENING NO . 3 VAN DE RAAD VAN 25 SEPTEMBER 1958 INZAKE DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS, GEWIJZIGD BIJ VERORDENING NO . 130/63 VAN DE RAAD VAN 18 DECEMBER 1963;

TEN AANZIEN VAN DE EERSTE VRAAG

2 OVERWEGENDE DAT HET HOF ALLEREERST WORDT VERZOCHT TE WILLEN BESLISSEN OF HET STELSEL VAN BIJLAGE G/I-B, PARAGRAAF 1, VAN VERORDENING NO . 3, GEWIJZIGD BIJ ARTIKEL 6 VAN VERORDENING NO . 130/63, VAN TOEPASSING IS OP PENSIOENEN UITGEKEERD TER ZAKE VAN RISICO'S DIE V}}R 1 JANUARI 1964 - DAG DER INWERKINGTREDING VAN DE GEWIJZIGDE TEKST - ZIJN VERWEZENLIJKT;

3 OVERWEGENDE DAT GENOEMDE WIJZIGING TEN DOEL HEEFT MET TOETREDING TOT EN BIJDRAGE AAN HET DUITSE SYSTEEM VAN PENSIOENVERZEKERING GELIJK TE STELLEN DE TOETREDING TOT EN BIJDRAGE AAN HET PENSIOENVERZEKERINGSSTELSEL VAN EEN ANDERE LID-STAAT WANNEER MOET WORDEN VASTGESTELD OF DE VERZEKERDE VOLDOET AAN DE MINIMUMVOORWAARDEN VAN BIJDRAGEBETALING EN TOETREDING WAARAAN VOLGENS DE DUITSE WET VOLDAAN MOET ZIJN OM DE "TIJDVAKKEN VAN ONDERBREKING" VOOR DE BEREKENING VAN HET PENSIOEN IN AANMERKING TE KUNNEN NEMEN;

4 DAT DEZE WIJZIGING BLIJKENS PARAGRAAF 2 VAN GENOEMD ARTIKEL 6 MET INGANG VAN 1 JANUARI 1964 IN WERKING TRAD;

5 OVERWEGENDE DAT IN DE VERWIJZINGSBESCHIKKING WORDT GEZEGD DAT VOLGENS DE BUNDESKNAPPSCHAFT DE OP SOCIALE UITKERINGEN VAN TOEPASSING ZIJNDE WET IN HET ALGEMEEN DIE IS WELKE GOLD TOEN HET RISICO WERD VERWERKELIJKT EN DAT, ZO ARTIKEL 53 VAN VERORDENING NO . 3 VOOR DE NIEUWE OP 1 JANUARI 1959 INGEVOERDE REGELING EEN UITZONDERING OP DIE REGEL MAAKT, DIT NIET GELDT VOOR DE NADIEN IN GENOEMDE VERORDENING AANGEBRACHTE WIJZIGINGEN;

DAT DERHALVE DE PENSIOENEN VERWORVEN TER ZAKE VAN EEN V}}R 1 JANUARI 1964 INGETREDEN FEIT NIET VALLEN ONDER DE OP DIE DAG IN WERKING GETREDEN BEPALINGEN EN, OOK VOOR DE TOEKOMST , AAN DE OUDE TEKST ONDERWORPEN BLIJVEN;

6 OVERWEGENDE DAT VOLGENS PARAGRAAF 3 VAN ARTIKEL 53 "EEN UITKERING VERSCHULDIGD IS, ZELFS INDIEN DEZE IN VERBAND STAAT MET EEN GEBEURTENIS WELKE V}}R DE DATUM VAN INWERKINGTREDING VAN DEZE VERORDENING HEEFT PLAATSGEVONDEN";

DAT ANDERZIJDS VOLGENS PARAGRAAF 4 VAN DITZELFDE ARTIKEL DE RECHTEN VAN BELANGHEBBENDEN AAN WIE V}}R DE INWERKINGTREDING VAN VERORDENING NO . 3 EEN PENSIOEN OF RENTE IS UITBETAALD, OP HUN VERZOEK ZULLEN KUNNEN WORDEN HERZIEN;

7 DAT, HOEWEL DEZE BEPALINGEN OORSPRONKELIJK GOLDEN VOOR DE SITUATIE OP 1 JANUARI 1959, DE DAG VAN INWERKINGTREDING DER VERORDENING IN HAAR OUDE VORM, ZIJ NIETTEMIN VAN ALGEMENE STREKKING ZIJN ZODAT ZIJ EVENEENS TOEPASSING VINDEN OP DE GEWIJZIGDE TEKST VAN DEZE VERORDENING EN IN HET BIJZONDER OP BIJLAGE G GELIJK DIE BIJ DE VERORDENING NO . 130/63 WERD GEWIJZIGD, MET DIEN VERSTANDE DAT MEN DE WERKING VAN GENOEMDE BEPALINGEN DOET INGAAN OP 1 JANUARI 1964, DE DAG WAAROP DAT AMENDEMENT VAN KRACHT WERD;

DAT DEZE BEPALING SLECHTS EEN TOEPASSING VORMT VAN HET BEGINSEL DAT, TENZIJ HET TEGENDEEL IS BEPAALD, DE WET WAARBIJ EEN VORIGE WET WERD GEWIJZIGD VAN TOEPASSING IS OP DE TOEKOMSTIGE GEVOLGEN VAN FEITELIJKE SITUATIES WELKE NOG ONDER DE VIGUEUR DER OUDE WET ONTSTONDEN;

8 DAT, NU VERORDENING NO . 130/63 GEEN ENKEL ONDERSCHEID MAAKT TUSSEN PENSIOENEN VERKREGEN TER ZAKE VAN EEN GEBEURTENIS WELKE V}}R 1 JANUARI 1964 PLAATSVOND EN DIE WELKE VERBAND HOUDEN MET NA DIE DATUM VERWEZENLIJKTE RISICO'S, ZIJ NIET AAN DIT BEGINSEL DEROGEERT;

9 DAT DE NIEUWE REGELS DERHALVE GEACHT MOETEN WORDEN MET INGANG VAN 1 JANUARI 1964 VOOR ALLE PENSIOENEN ZONDER ONDERSCHEID TE GELDEN;

DAT MITSDIEN MOET WORDEN GEANTWOORD DAT HET STELSEL INGEVOERD IN BIJLAGE G/I-B, PARAGRAAF 1, VAN VERORDENING NO . 3 ( GEWIJZIGD BIJ ARTIKEL 6 VAN VERORDENING NO . 130/63/EEG ) VAN TOEPASSING IS OP DE SEDERT 1 JANUARI 1964 VERSCHENEN PENSIOENEN EN PENSIOENGEDEELTEN, OOK INDIEN DIE PENSIOENEN WORDEN UITGEKEERD TERZAKE VAN V}}R DIE DATUM VERWEZENLIJKTE RISICO'S;

TEN AANZIEN VAN DE TWEEDE VRAAG

10 OVERWEGENDE DAT HET BUNDESSOZIALGERICHT, INGEVAL DE EERSTE VRAAG BEVESTIGEND WORDT BEANTWOORD, VOORTS BESLIST WENST TE ZIEN OF DE PENSIOENEN AMBTSHALVE DAN WEL UITSLUITEND OP VERZOEK VAN DE BETROKKENE MOETEN WORDEN HERZIEN EN MET INGANG VAN WELK TIJDSTIP;

11 OVERWEGENDE DAT INGEVOLGE ARTIKEL 53, PARAGRAAF 4, VAN VERORDENING NO . 3 DE RECHTEN VAN BELANGHEBBENDEN AAN WIE V}}R DE INWERKINGTREDING VAN DEZE VERORDENING EEN PENSIOEN OF RENTE IS UITBETAALD, OP HUN VERZOEK ZULLEN KUNNEN WORDEN HERZIEN;

12 DAT DEZE BEPALING VAN TOEPASSING IS OP DE GEVALLEN BEDOELD IN ARTIKEL 6 DER VERORDENING NO . 130/63 WAARBIJ BIJLAGE G/I-B WERD GEWIJZIGD EN DERHALVE GELDT VOOR DE PENSIOENSHERZIENINGEN WELKE INGEVOLGE DEZE WIJZIGING PLAATS VONDEN;

DAT VERORDENING NO . 3 ZOWEL NAAR DE NIEUWE VERSIE ALS HAAR VROEGERE TEKST UITSLUITEND ZIET OP DE HERZIENING OP VERZOEK VAN DE BETROKKENEN;

13 DAT ARTIKEL 53 GEEN BELETSEL VORMT VOOR EEN MOGELIJK VOOR DE VERZEKERDEN UIT DE NATIONALE WET VOORTVLOEIENDE GUNSTIGER OPLOSSING;

DAT, INTEGENDEEL, PARAGRAAF 5 VAN GENOEMD ARTIKEL DIT VOORDEEL, ALTHANS IN BEPAALDE OPZICHTEN, REEDS AAN BETROKKENEN TOEKENT;

DAT MITSDIEN NIETS ZICH VERZET TEGEN EEN AMBTSHALVE HERZIENING OVEREENKOMSTIG HET NATIONALE RECHT;

14 OVERWEGENDE DAT DE UIT ARTIKEL 53, PARAGRAFEN 4 EN 5, VOLGT DAT, IN GEVAL VAN HERZIENING OP VERZOEK, DE GEVOLGEN DAARVAN TERUGWERKEN TOT 1 JANUARI 1964 INDIEN HET VERZOEK BINNEN TWEE JAAR WERD GEDAAN EN TOT OP DE DAG VAN HET VERZOEK INDIEN DIT NA HET VERSTRIJKEN VAN DIE TERMIJN WERD INGEDIEND;

15 DAT, TEN AANZIEN VAN EVENTUELE AMBTSHALVE HERZIENINGEN, HET AAN DE NATIONALE WETGEVER STAAT DE GEVOLGEN VAN DEZE GUNSTIGER BEHANDELING TE REGELEN, DOCH ZONDER DAARBIJ INBREUK TE MAKEN OP DE RECHTEN DIE DE VERZEKERDE RECHTSTREEKS AAN VERORDENING NO . 3 ONTLEENT;

16 DAT DERHALVE MOET WORDEN GEANTWOORD DAT VOLGENS HET COMMUNAUTAIRE RECHT DE PENSIOENEN OP VERZOEK VAN DE BETROKKENEN ZULLEN WORDEN HERZIEN EN DAT DE GEVOLGEN DER HERZIENING TERUGWERKEN TOT 1 JANUARI 1964 OF TOT DE DAG VAN HET VERZOEK, ZULKS NAAR GELANG VAN DE IN ARTIKEL 53, PARAGRAFEN 4 EN 5, GEMAAKTE ONDERSCHEIDING EN ONVERMINDERD NATIONALE VOORSCHRIFTEN WELKE VOOR DE VERZEKERDEN GUNSTIGER MOCHTEN ZIJN;

17 OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN VAN DE REGERING DER BONDSREPUBLIEK DUITSLAND EN DE COMMISSIE DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, DIE HUN OPMERKINGEN AAN HET HOF HEBBEN VOORGELEGD, NIET TERUGVORDERBAAR ZIJN;

18 DAT DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN PARTIJEN HET KARAKTER DRAAGT VAN EEN INCIDENT IN HET GEDING VOOR HET BUNDESSOZIALGERICHT EN HET DERHALVE AAN DIT GERECHT STAAT OVER DE KOSTEN TE BESLISSEN;

HET HOF,

UITSPRAAK DOENDE OP DE BIJ BESCHIKKING VAN HET BUNDESSOZIALGERICHT VAN 30 OKTOBER 1969 VOORGELEGDE VRAGEN, VERKLAART VOOR RECHT :

1 . HET STELSEL INGEVOERD IN BIJLAGE G/I-B, PARAGRAAF 1, VAN VERORDENING NO . 3, GEWIJZIGD BIJ ARTIKEL 6 VAN VERORDENING NO . 130/63/EEG, IS VAN TOEPASSING OP DE SEDERT 1 JANUARI 1964 VERSCHENEN PENSIOENEN EN PENSIOENGEDEELTEN, OOK INDIEN DIE PENSIOENEN WORDEN UITGEKEERD TER ZAKE VAN V}}R DIE DATUM VERWEZENLIJKTE RISICO'S;

2 . VOLGENS HET COMMUNAUTAIRE RECHT ZULLEN DE PENSIOENEN OP VERZOEK VAN DE BETROKKENEN WORDEN HERZIEN EN DE GEVOLGEN DER HERZIENING TERUGWERKEN TOT 1 JANUARI 1964 OF TOT DE DAG VAN HET VERZOEK, ZULKS OP DE VOET VAN DE IN ARTIKEL 53, PARAGRAFEN 4 EN 5, VAN VERORDENING NO . 3 GEMAAKTE ONDERSCHEIDING EN ONVERMINDERD NATIONALE VOORSCHRIFTEN WELKE VOOR DE VERZEKERDEN GUNSTIGER MOCHTEN ZIJN .