This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52024AP0131
P9_TA(2024)0131 – Substantiation and communication of explicit environmental claims (Green Claims Directive) – European Parliament legislative resolution of 12 March 2024 on the proposal for a directive of the European Parliament and of the Council on substantiation and communication of explicit environmental claims (Green Claims Directive) (COM(2023)0166 – C9-0116/2023 – 2023/0085(COD)) (Ordinary legislative procedure: first reading)
P9_TA(2024)0131 — De staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (richtlijn groene claims) — Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 maart 2024 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (richtlijn groene claims) (COM(2023)0166 – C9-0116/2023 – 2023/0085(COD)) (Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
P9_TA(2024)0131 — De staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (richtlijn groene claims) — Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 maart 2024 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (richtlijn groene claims) (COM(2023)0166 – C9-0116/2023 – 2023/0085(COD)) (Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
PB C, C/2025/1023, 27.2.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/1023/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
|
Publicatieblad |
NL C-serie |
|
C/2025/1023 |
27.2.2025 |
P9_TA(2024)0131
De staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (richtlijn groene claims)
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 maart 2024 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (richtlijn groene claims) (COM(2023)0166 – C9-0116/2023 – 2023/0085(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
(C/2025/1023)
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2023)0166), |
|
— |
gezien artikel 294, lid 2, en artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C9-0116/2023), |
|
— |
gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, |
|
— |
gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1), |
|
— |
gezien artikel 59 van zijn Reglement, |
|
— |
gezien het gezamenlijk overleg van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie interne markt en consumentenbescherming overeenkomstig artikel 58 van het Reglement, |
|
— |
gezien het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, |
|
— |
gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A9-0056/2024), |
|
1. |
stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast; |
|
2. |
verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen; |
|
3. |
verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen. |
P9_TC1-COD(2023)0085
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 12 maart 2024 met het oog op de vaststelling van Richtlijn (EU) 2024/... van het Europees Parlement en de Raad betreffende de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (richtlijn groene claims)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Beweren “groen” en duurzaam te zijn, is een concurrentiefactor geworden, aangezien groene producten door de toenemende belangstelling van consumenten een grotere groei laten optekenen dan standaardproducten. Als goederen en diensten die op de interne markt worden aangeboden en gekocht, niet zo milieuvriendelijk zijn als wordt beweerd, wordt de consument misleid, de groene transitie belemmerd en de vermindering van negatieve milieueffecten verhinderd. Het potentieel van groene markten wordt niet volledig benut. Uiteenlopende door nationale wetgeving of privé-initiatieven opgelegde vereisten voor milieuclaims vormen een belasting voor bedrijven bij grensoverschrijdende handel, aangezien zij in elke lidstaat aan andere vereisten moeten voldoen. Dit heeft gevolgen voor hun vermogen om op de interne markt actief te zijn en de voordelen ervan te benutten. Tegelijkertijd is het voor marktdeelnemers moeilijk om betrouwbare milieuclaims te herkennen en de best mogelijke aankoopbeslissingen te nemen op de interne markt. Door een wildgroei aan keurmerken en berekeningsmethoden op de markt is het voor consumenten, bedrijven, investeerders en belanghebbenden moeilijk om te achterhalen of claims betrouwbaar zijn. [Am. 1] |
|
(2) |
Als milieuclaims niet betrouwbaar, vergelijkbaar en verifieerbaar zijn, kunnen consumenten en andere marktdeelnemers hun aankoopbeslissingen niet ten volle inzetten om betere milieuprestaties te belonen. Evenzo belemmert het gebrek aan betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie stimulansen voor het optimaliseren van milieuprestaties, wat doorgaans gepaard gaat met efficiëntiewinsten en kostenbesparingen voor bedrijven in de hele toeleveringsketen. Deze gevolgen worden nog verergerd door het ontbreken van een gemeenschappelijke referentie op de interne markt en de daaruit voortvloeiende verwarring. |
|
(3) |
Voor gebruikers (consumenten, bedrijven, investeerders, overheidsdiensten, ngo’s) van in milieuclaims vervatte milieu-informatie leidt het ontbreken van betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid en verifieerbaarheid tot een gebrek aan vertrouwen in milieu-informatie en verwarring bij het interpreteren van heterogene, tegenstrijdige boodschappen. Dit is nadelig voor consumenten en andere marktdeelnemers, aangezien zij mogelijk op basis van misleidende informatie voor een product of zakelijke transactie kiezen in plaats van voor een alternatief. |
|
(4) |
De regulering van milieuclaims moet derhalve verder worden geharmoniseerd. Een dergelijke harmonisatie zal de markt voor duurzamere producten en handelaren versterken door marktversnippering als gevolg van uiteenlopende nationale benaderingen te voorkomen. Dit zal ook voor een maatstaf zorgen die de wereldwijde transitie naar een rechtvaardige, klimaatneutrale, hulpbronnenefficiënte en circulaire economie kan stimuleren (2). |
|
(5) |
Gedetailleerde regels van de Unie inzake de staving van uitdrukkelijke milieuclaims, die gelden voor ondernemingen die op de markt van de Unie actief zijn op het gebied van de communicatie van bedrijven naar consumenten toe, zullen bijdragen tot de groene transitie naar een circulaire, klimaatneutrale en schone economie in de Unie , die de planeet niet zwaarder belast dan zij aankan, bijdragen door consumenten in staat te stellen weloverwogen aankoopbeslissingen te nemen , en zullen bijdragen tot het creëren van een gelijk speelveld voor marktdeelnemers die dergelijke claims doen , én bevorderen duurzame consumptie . [Am. 2] |
|
(6) |
Een regelgevingskader voor milieuclaims is een van de maatregelen die de Commissie voorstelt voor de uitvoering van de Europese Green Deal (3), waarin wordt erkend dat betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie belangrijk is om kopers in staat te stellen duurzamere beslissingen te nemen en het risico op “greenwashing” verkleint en waarin verbintenissen zijn opgenomen om de regelgevende en niet-regelgevende inspanningen op te voeren om valse milieuclaims aan te pakken. In combinatie met andere toepasselijke regelgevingskaders van de Unie, waaronder het voorstel voor een richtlijn betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie (4) en tot wijziging van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (5), waarop dit voorstel als lex specialis een aanvulling is, wordt een duidelijke regeling vastgesteld voor milieuclaims, met inbegrip van milieukeurmerken. [Am. 3] |
|
(7) |
Deze richtlijn maakt deel uit van een reeks onderling samenhangende initiatieven om een sterk en coherent productbeleidskader tot stand te brengen waarmee ecologisch duurzame producten en bedrijfsmodellen de norm in plaats van de uitzondering worden , en om ervoor te zorgen dat een claim die gewoon neerkomt op een gangbare praktijk, niet als duurzaam aan consumenten kan worden gecommuniceerd. Dit heeft tot doel consumptiepatronen zodanig te veranderen dat afvalproductie al bij voorbaat wordt vermeden. De richtlijn wordt door middel van het voorstel voor een verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten (6) aangevuld met onder meer interventies wat betreft het circulaire ontwerp van producten, het bevorderen van nieuwe bedrijfsmodellen en het vaststellen van minimumvereisten om te voorkomen dat producten die schadelijk zijn voor het milieu, in de EU in de handel worden gebracht. [Am. 4] |
|
(8) |
Er moet rekening worden gehouden met de specifieke behoeften van afzonderlijke economische sectoren en deze richtlijn moet derhalve van toepassing zijn op vrijwillige uitdrukkelijke milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken die niet door een andere handeling van de Unie worden geregeld wat betreft de staving, het communiceren of de verificatie ervan. Deze richtlijn mag derhalve niet van toepassing zijn op uitdrukkelijke milieuclaims waarvoor in de wetgeving van de Unie specifieke regels zijn vastgesteld, onder meer inzake methodologische kaders, beoordelings- of registratieregels voor het meten en berekenen van milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van producten of handelaren, of het verstrekken van verplichte en niet-verplichte informatie aan consumenten over de milieuprestaties van producten en handelaren of van duurzaamheidsinformatie door middel van boodschappen of voorstellingen die op grond van de regels van de Unie verplicht of vrijwillig kunnen zijn. |
|
(9) |
In het kader van de Europese Green Deal, de “van boer tot bord”-strategie en de biodiversiteitsstrategie, en in overeenstemming met de doelstelling om tegen 2030 25 % van de landbouwgrond in de EU voor biologische landbouw te gebruiken en een aanzienlijke toename van de biologische aquacultuur te bereiken en met het actieplan voor de ontwikkeling van de biologische productie (COM(2021) 141), moeten de biologische landbouw en de biologische productie verder worden ontwikkeld. Wat Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad (7) betreft, mag deze richtlijn niet van toepassing zijn op milieuclaims betreffende gecertificeerde biologische producten die op basis van die verordening worden gestaafd, bijvoorbeeld in verband met het gebruik van pesticiden, meststoffen en antimicrobiële middelen of met de positieve effecten van biologische landbouw op de biodiversiteit, de bodem of het water (8). Dit heeft ook positieve gevolgen voor de biodiversiteit en de samenleving , aangezien dit banen creëert banen en trekt en jonge landbouwers aan aantrekt . De consument erkent de waarde ervan. Overeenkomstig Verordening (EU) 2018/848 mogen de termen “bio” en “eco” en afleidingen daarvan, alleen of in combinatie, in de Unie uitsluitend voor onder het toepassingsgebied van die verordening vallende producten, ingrediënten daarvan of voedermiddelen worden gebruikt wanneer zij overeenkomstig Verordening (EU) 2018/848 zijn geproduceerd. Om bijvoorbeeld katoen “eco” te mogen noemen, moet het als biologisch worden gecertificeerd, aangezien het binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/848 valt. Als daarentegen een wasmiddel voor vaatwasmachines “eco” wordt genoemd, valt dit niet binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/848, maar wordt dit door Richtlijn 2005/29/EG geregeld. [Am. 5] |
|
(9 bis) |
Binnen de context van de Europese Green Deal, het EU-actieplan: Verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul (COM(2021)0400), de Europese strategie voor duurzame chemische stoffen (COM(2020)0667) en de strategische aanpak van de Europese Unie van geneesmiddelen in het milieu (COM(2019)0128) speelt de sector gezondheidszorg een belangrijke rol bij het verminderen van de druk op het milieu. Binnen deze context is het vaststellen van een robuust regelgevingskader voor het gebruik van groene claims in verband met de duurzaamheid, biologische afbreekbaarheid, circulariteit en herkomst van de componenten van een product, zowel wat geneesmiddelen (in overeenstemming met Richtlijn 2001/83/EG) als medische hulpmiddelen (in overeenstemming met Verordening (EU) 2017/745) betreft, van cruciaal belang om bedrijven te stimuleren een bijdrage te leveren aan milieudoelstellingen en om voor een betrouwbare communicatie naar consumenten toe te zorgen. [Am. 6] |
|
(10) |
Deze richtlijn is ook niet van toepassing op duurzaamheidsinformatie door middel van boodschappen of voorstellingen die op grond van de regels voor financiële diensten op nationaal of Unieniveau verplicht of vrijwillig kunnen zijn, zoals regels in verband met bankdiensten, kredietverstrekking, verzekering en herverzekering, individuele en bedrijfspensioenen, effecten, beleggingsfondsen, beleggingsondernemingen, betalingen, vermogensbeheer en beleggingsadvies, met inbegrip van de in bijlage I bij Richtlijn 2013/36 van het Europees Parlement en de Raad (9) vermelde diensten, alsook afwikkelings- en clearingactiviteiten en advies-, bemiddelings- en andere ondersteunende financiële diensten, met inbegrip van normen of certificeringsregelingen die met dergelijke financiële diensten verband houden. |
|
(11) |
Daarnaast mag deze richtlijn niet van toepassing zijn op milieu-informatie die wordt gerapporteerd door ondernemingen die op verplichte of vrijwillige basis Europese duurzaamheidsrapporteringsstandaarden toepassen overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU (10), noch op duurzaamheidsinformatie die op vrijwillige basis wordt gerapporteerd door ondernemingen zoals omschreven in artikel 3, lid 1, 2 of 3, van die richtlijn indien die informatie wordt gerapporteerd overeenkomstig de in artikel 29 ter of artikel 29 quater van Richtlijn 2013/34/EU bedoelde standaarden of overeenkomstig andere internationale, Europese of nationale duurzaamheidsrapporteringsstandaarden of -richtsnoeren. |
|
(12) |
Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op aanbiedingen om goederen aan te kopen of diensten te ontvangen, op voorwaarde dat aan door de verkoper of dienstverlener vastgestelde milieucriteria wordt voldaan, noch op aanbiedingen waarbij de consument gunstigere contractuele voorwaarden of prijzen geniet als hij aan dergelijke criteria voldoet, bijvoorbeeld zogenaamde groene leningen, verzekeringen voor groene woningen of financiële diensten met gelijkaardige beloningen voor milieuvriendelijke acties of milieuvriendelijk gedrag. |
|
(13) |
Indien in toekomstige wetgeving van de Unie regels worden vastgesteld voor milieuclaims of milieukeurmerken of voor de beoordeling of het communiceren van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van bepaalde producten of handelaren in specifieke sectoren, zoals in het aangekondigde initiatief CountEmissions EU, het toekomstige voorstel van de Commissie voor een wetgevingskader voor een duurzaam voedselsysteem in de Unie, de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten (11) of Verordening (EU) nr. 1007/2011 van het Europees Parlement en de Raad (12) , moeten die regels op de desbetreffende uitdrukkelijke milieuclaims worden toegepast in plaats van de regels van deze richtlijn. [Am. 7] |
|
(14) |
Het voorstel voor een richtlijn betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie en tot wijziging van Richtlijn 2005/29/EG bevat een aantal specifieke vereisten voor milieuclaims en voorziet in een verbod op generieke milieuclaims die niet gebaseerd zijn op erkende voortreffelijke milieuprestaties die relevant zijn voor de claim. Voorbeelden van dergelijke generieke milieuclaims zijn “ milieuvriendelijk”, “ milieubewust ”, “eco”, “groen”, “natuurvriendelijk”, “ecologisch”en , “ecologisch verantwoord” , “klimaatvriendelijk”, “zacht voor het milieu”, “koolstofarm”, “energie-efficiënt”, “biologisch afbreekbaar”, “biogebaseerd” of vergelijkbare vermeldingen die de indruk of suggestie van voortreffelijke milieuprestaties wekken . Deze richtlijn moet de vereisten van dat voorstel aanvullen met betrekking tot specifieke aspecten van en vereisten voor uitdrukkelijke milieuclaims wat betreft de staving, het communiceren en de verificatie ervan. De vereisten van deze richtlijn moeten van toepassing zijn op specifieke aspecten van uitdrukkelijke milieuclaims en zullen in geval van strijdigheid boven de bepalingen van Richtlijn 2005/29/EG prevaleren met betrekking tot die aspecten, zoals bepaald in artikel 3, lid 4, van die richtlijn. [Am. 8] |
|
(15) |
Om ervoor te zorgen dat de consument betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie krijgt die hem in staat stelt ecologisch duurzamere beslissingen te nemen en om het risico op “greenwashing” te beperken, moeten vereisten voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims worden vastgesteld. Die staving moet rekening houden met robuuste en onafhankelijke internationaal erkende en actuele wetenschappelijke methoden voor het identificeren en meten van milieueffecten, milieuaspecten en milieuprestaties van producten of handelaren en moet resulteren in betrouwbare, transparante, vergelijkbare en verifieerbare informatie voor de consument. [Am. 9] |
|
(16) |
Bij de beoordeling ter staving van uitdrukkelijke milieuclaims moet rekening worden gehouden met de levenscyclus van het product of met alle activiteiten van de handelaar en mogen geen relevante milieuaspecten of milieueffecten buiten beschouwing worden gelaten. De geclaimde voordelen mogen niet leiden tot een ongerechtvaardigde overdracht van negatieve effecten naar andere stadia van de levenscyclus van een product of van de activiteiten van een handelaar of tot het ontstaan of vergroten van andere negatieve milieueffecten. [Am. 10] |
|
(17) |
De beoordeling ter staving van een uitdrukkelijke milieuclaim moet het mogelijk maken de milieueffecten en milieuaspecten van het product of de handelaar te identificeren die gezamenlijk in aanzienlijke mate bijdragen tot de algehele milieuprestaties van het product of de handelaar (“relevante milieueffecten” en “relevante milieuaspecten”). Aanwijzingen voor de relevantie van milieueffecten en milieuaspecten kunnen afkomstig zijn uit beoordelingen waarin rekening wordt gehouden met de levenscyclus, met inbegrip van studies op basis van milieuvoetafdrukmethoden, mits deze volledig zijn wat betreft de effecten die relevant zijn voor de productcategorie en geen belangrijke milieueffecten buiten beschouwing laten. Zo moeten in de aanbeveling van de Commissie betreffende het gebruik van milieuvoetafdrukmethoden (13) de vastgestelde relevantste effectcategorieën samen bijdragen tot ten minste 80 % van de enkele totale score. Deze aanwijzingen voor de relevantie van milieueffecten of milieuaspecten kunnen ook voortkomen uit de criteria voor verschillende milieukeuren van type I, zoals de EU-milieukeur, uit de criteria van de Unie voor groene overheidsopdrachten, uit vereisten die in de taxonomieverordening (14) zijn vastgesteld, uit productspecifieke regels die in het kader van Verordening.../... van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten (15) zijn vastgesteld of uit andere relevante Unieregels. |
|
(18) |
Overeenkomstig Richtlijn 2005/29/EG, zoals gewijzigd bij het voorstel voor een richtlijn betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie, mag een handelaar wettelijk opgelegde vereisten voor producten binnen een bepaalde productcategorie niet als een onderscheidend kenmerk van zijn aanbod voorstellen of reclame maken over voordelen voor de consument die binnen de relevante markt als een gangbare praktijk worden beschouwd. De informatie die wordt gebruikt om uitdrukkelijke milieuclaims te staven, moet het daarom mogelijk maken om de milieuprestaties van een product of handelaar te vergelijken met de gangbare praktijk voor producten in de desbetreffende productgroep, zoals levensmiddelen, of in de desbetreffende sector. Dit is noodzakelijk om te kunnen beoordelen of de uitdrukkelijke milieuclaims met betrekking tot een bepaald product of een bepaalde handelaar kunnen worden gedaan in overeenstemming met de functie van een milieuclaim, die erin bestaat aan te tonen dat een product of handelaar een positief of geen effect op het milieu heeft of dat een product of handelaar minder schadelijk voor het milieu is dan andere producten of handelaren. De gangbare praktijk kan gelijkwaardig zijn aan de wettelijke minimumvereisten die van toepassing zijn op het specifieke milieuaspect of de specifieke milieuprestaties, bijvoorbeeld met betrekking tot de productsamenstelling, het verplichte gehalte aan gerecycled materiaal of de verwerking aan het einde van de levensduur. Indien de meeste producten binnen een productgroep of de meeste handelaren binnen een sector echter beter presteren dan die wettelijke vereisten, mogen de wettelijke minimumvereisten niet als de gangbare praktijk worden beschouwd. Daarnaast geldt dat, indien bestaande certificeringsregelingen en hun merken, zoals certificeringsregelingen die gebruikmaken van certificering van de controleketen, die fraudegevoeliger kunnen zijn of geen betrouwbare waarborgen kunnen bieden betreffende de legaliteit van de productie van de gecertificeerde producten, deze volledig moeten worden gecontroleerd volgens de voorschriften van deze richtlijn om ervoor te zorgen dat de consument niet wordt misleid. [Am. 11] |
|
(19) |
Het zou misleidend zijn voor de consument als in een uitdrukkelijke milieuclaim op de voordelen met betrekking tot milieueffecten of milieuaspecten wordt gewezen, terwijl niet wordt vermeld dat het verwezenlijken van die voordelen een negatieve invloed op andere milieueffecten of milieuaspecten heeft. De informatie die wordt gebruikt om uitdrukkelijke milieuclaims te staven, moet daarom waarborgen dat de onderlinge verbanden tussen de relevante milieueffecten en tussen de milieuaspecten en milieueffecten kunnen worden vastgesteld, net als mogelijke wisselwerkingen. Bij de beoordeling ter staving van uitdrukkelijke milieuclaims moet worden gekeken naar verbeteringen op het gebied van milieueffecten of milieuaspecten die leiden tot het soort wisselwerkingen dat de prestaties met betrekking tot andere milieueffecten of milieuaspecten aanzienlijk verslechtert, bijvoorbeeld besparingen op het waterverbruik die een aanzienlijke toename van broeikasgasemissies tot gevolg hebben, of die leiden tot een aanzienlijke toename van hetzelfde milieueffect in een andere fase van de levenscyclus van het product, bijvoorbeeld CO2 CO2 -besparingen in de productiefase die een aanzienlijke toename van de CO2 CO2 -emissies in de gebruiksfase tot gevolg hebben. Zo kan een claim over de positieve effecten van een efficiënt gebruik van hulpbronnen bij intensieve landbouwpraktijken consumenten misleiden wat betreft wisselwerkingen met betrekking tot effecten op de biodiversiteit, ecosystemen of het dierenwelzijn. Een milieuclaim over groene energie kan de consument misleiden indien hij gebaseerd is op hulpbronnen die een negatieve impact hebben op de lokale ontwikkeling en het milieu, of een milieuclaim over textiel dat polymeren uit gerecyclede petflessen bevat, kan de consument ook misleiden wat betreft de milieuvoordelen van dat aspect als het gebruik van die gerecyclede polymeren ten koste gaat van de toepassing van de gesloten recyclingkringloop voor materialen die met levensmiddelen in contact komen, wat vanuit het oogpunt van circulariteit gunstiger wordt geacht. [Am. 12] |
|
(20) |
Om als degelijk te kunnen worden beschouwd, moet een milieuclaim een zo nauwkeurig mogelijk beeld van de milieuprestaties van het specifieke product of de specifieke handelaar geven. De informatie die wordt gebruikt om uitdrukkelijke milieuclaims te staven, moet daarom primaire, bedrijfsspecifieke gegevens omvatten over relevante aspecten die in aanzienlijke mate bijdragen tot de milieuprestaties van het product of de handelaar waarnaar in de claim wordt verwezen. Er moet een goed evenwicht worden gevonden tussen het waarborgen van de relevantie en degelijkheid van de informatie waarmee milieuclaims worden gestaafd en de inspanningen die nodig zijn om primaire informatie te verzamelen. De verplichting om primaire informatie te gebruiken moet worden gezien in het licht van de invloed van de handelaar die de claim doet op het desbetreffende proces en van de beschikbaarheid van primaire informatie. Als het proces niet wordt beheerd door de handelaar die de claim doet en er geen primaire informatie beschikbaar is, moet het mogelijk zijn om ook voor processen die in aanzienlijke mate tot de milieuprestaties van het product of de handelaar bijdragen nauwkeurige secundaire informatie te gebruiken. Dit is met name van belang om kmo’s niet te benadelen en om de inspanningen die nodig zijn om primaire gegevens te verzamelen op een evenredig niveau te houden. Bovendien zijn de relevante milieuaspecten voor elk type milieuclaim anders. Zo zijn voor claims over gerecycled of biogebaseerd materiaal primaire gegevens over de samenstelling van het product vereist. Voor claims dat een product in een bepaalde fase van de levenscyclus minder vervuilend is, moet de informatie over emissies en milieueffecten in verband met die levenscyclusfase ook primaire gegevens omvatten. Zowel primaire gegevens als secundaire gegevens, d.w.z. gemiddelde gegevens, moeten van een hoog kwaliteits- en nauwkeurigheidsniveau zijn. |
|
(21) |
Klimaatgerelateerde claims zijn bijzonder gevoelig gebleken voor onduidelijkheid en dubbelzinnigheid en zijn vaak misleiden misleidend voor de consument. Dit is met name het geval voor milieuclaims dat producten of entiteiten “klimaatneutraal”, “koolstofneutraal” of “100 % CO2 CO2 -gecompenseerd” zijn of tegen een bepaald jaar “nettonul” zullen zijn en voor gelijkaardige claims. Dergelijke claims zijn vaak gebaseerd op de “compensatie” van broeikasgasemissies door middel van “koolstofkredieten” die buiten de waardeketen van de onderneming worden gegenereerd, bijvoorbeeld in het kader van bosbouwprojecten of projecten op het gebied van hernieuwbare energie. De methoden die aan de compensaties ten grondslag liggen, lopen sterk uiteen en zijn niet altijd transparant, nauwkeurig of consistent. Dit leidt tot aanzienlijke risico’s op overschatting en dubbeltelling van vermeden of verminderde emissies wegens een gebrek aan additionaliteit, permanentie, ambitieuze en dynamische referentiescenario’s voor compensatiekredieten die afwijken van de gebruikelijke gang van zaken, en nauwkeurige boekhoudkundige verwerking. Deze factoren leiden tot compensatiekredieten met een lage milieu-integriteit en geloofwaardigheid die consumenten misleiden wanneer zij in uitdrukkelijke milieuclaims worden gebruikt. Compensatie kan handelaren ook beletten emissiereducties in hun eigen activiteiten en waardeketens na te streven. Om een toereikende bijdrage aan de wereldwijde doelstellingen voor de beperking van de klimaatverandering te leveren, moeten handelaren prioriteit geven aan effectieve emissiereducties in hun eigen activiteiten en waardeketens in plaats van gebruik te maken van compensaties. Eventuele resterende emissies zullen per sectorspecifiek emissietraject verschillen in overeenstemming met de wereldwijde klimaatdoelstellingen en zullen door middel van de verbetering van verwijderingen moeten worden aangepakt. Als toch compensaties worden gebruikt, wordt het passend geacht klimaatgerelateerde claims op basis van compensaties koolstofkredieten , met inbegrip van claims over toekomstige milieuprestaties, op transparante wijze aan te pakken. Daarom moet bij de staving van claims met betrekking tot het klimaat rekening worden gehouden met alle compensaties voor broeikasgasemissies die door handelaren worden gebruikt, los van de broeikasgasemissies van de handelaar of het product. Daarnaast moet in deze informatie ook worden gespecificeerd welk aandeel van de totale emissies door middel van compensaties wordt aangepakt, of deze compensaties betrekking hebben op emissiereducties of op een verbetering van de verwijderingen, en welke methode is toegepast. Klimaatgerelateerde claims die het gebruik van compensaties omvatten, moeten worden gestaafd met methoden die de integriteit en correcte boekhoudkundige verwerking van deze compensaties waarborgen en dus een coherente en transparante afspiegeling van de gevolgen voor het klimaat bieden. [Am. 13] |
|
(22) |
Handelaren zijn er steeds meer toe geneigd milieuclaims over de toekomstige milieuprestaties van een product of handelaar te doen, onder meer door zich aan te sluiten bij initiatieven ter bevordering van praktijken die aan een verminderd milieueffect of meer circulariteit kunnen bijdragen. Die claims moeten worden gestaafd volgens de regels die op alle uitdrukkelijke milieuclaims van toepassing zijn. [Am. 14] |
|
(23) |
De informatie die wordt gebruikt om uitdrukkelijke milieuclaims te staven, moet gebaseerd zijn op onafhankelijk, collegiaal getoetst, algemeen erkend, robuust en verifieerbaar wetenschappelijk onderbouwd zijn bewijs, d.w.z. op methoden, benaderingen of studies die zijn ontwikkeld in overeenstemming met de beste praktijken op het gebied van transparantie en collegiale toetsing door de wetenschappelijke gemeenschap , en als bepaalde milieueffecten of milieuaspecten buiten beschouwing worden gelaten, moet dat een weloverwogen beslissing zijn. De methoden moeten vrij toegankelijk zijn om ervoor te zorgen dat de beoordelingen transparant en integer zijn. [Am. 15] |
|
(24) |
Milieuvoetafdrukmethoden kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van de staving van uitdrukkelijke milieuclaims over specifieke milieueffecten met betrekking tot de levenscyclus waarop de methoden betrekking hebben, mits deze volledig zijn wat betreft de effecten die relevant zijn voor de productcategorie en geen belangrijke milieueffecten buiten beschouwing laten. De methoden hebben betrekking op 16 milieueffecten, waaronder klimaatverandering en effecten in verband met water, lucht, bodem, hulpbronnen, landgebruik en toxiciteit. |
|
(25) |
Het feit dat een aanzienlijk milieueffect van een product onder geen van de 16 effectcategorieën van de milieuvoetafdrukmethoden valt, mag geen reden zijn om dat effect buiten beschouwing te laten. Een marktdeelnemer die een uitdrukkelijke milieuclaim over een dergelijke productgroep doet, moet een zorgvuldigheidsplicht hebben om bewijsmateriaal ter staving van die claim te vinden. Zo moet een marktdeelnemer die een uitdrukkelijke milieuclaim over een visserijproduct zoals gedefinieerd in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad (16) doet, een zorgvuldigheidsplicht hebben om bewijs te vinden waaruit de duurzaamheid van het betrokken visbestand blijkt. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de evaluaties van bestanden door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee en soortgelijke instanties. |
|
(26) |
Daarnaast bestaat er nog geen betrouwbare methode voor de beoordeling van milieueffecten met betrekking tot de levenscyclus wat het vrijkomen van microplastics betreft. Indien het vrijkomen van microplastics echter bijdraagt aan aanzienlijke milieueffecten die niet het voorwerp van een claim zijn, mag het niet toegelaten zijn dat een handelaar die een claim over een ander aspect doet, dit negeert, maar moet die handelaar verplicht worden rekening te houden met de beschikbare informatie en de beoordeling bij te werken zodra er algemeen erkend wetenschappelijk bewijs beschikbaar is. |
|
(27) |
Consumenten kunnen ook worden misleid door uitdrukkelijke milieuclaims die stellen of impliceren dat een product of een handelaar minder of meer milieueffecten of betere of slechtere milieuprestaties dan andere producten of handelaren heeft (“vergelijkende milieuclaims”). Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad (17), moet ervoor worden gezorgd dat vergelijkende milieuclaims op passende wijze kunnen worden vergeleken, zodat de consument toegang heeft tot betrouwbare informatie. Als Zo werken bijvoorbeeld prestatiegebaseerde certificering en procesgebaseerde certificering met verschillende reeksen indicatoren, zoals het vaststellen van specifieke drempels die moeten worden nageleefd of het waarborgen dat in een bepaalde procedure is voorzien. Als indicatoren voor dezelfde milieuaspecten worden gekozen, maar verschillende formules worden gebruikt om die indicatoren te kwantificeren, is het niet mogelijk om een vergelijking te maken en bestaat het risico dat de consument wordt misleid. Als twee handelaren een milieuclaim met betrekking tot klimaatverandering doen en één handelaar alleen met rechtstreekse milieueffecten rekening houdt terwijl de andere zowel met rechtstreekse als met onrechtstreekse milieueffecten rekening houdt, is het niet mogelijk om deze resultaten te vergelijken. Ook als wordt beslist om slechts voor bepaalde fasen van de levenscyclus van een product een vergelijking te maken, kan dit tot misleidende claims leiden als die beslissing niet transparant wordt gemaakt. Bij een vergelijkende milieuclaim moet ervoor worden gezorgd dat ook voor producten met zeer verschillende grondstoffen, gebruiksdoeleinden en productieketens, zoals biogebaseerde kunststoffen en kunststoffen op basis van fossiele grondstoffen, rekening wordt gehouden met de meest relevante fasen van de levenscyclus van alle producten. Landbouw en bosbouw zijn bijvoorbeeld relevant voor biogebaseerde kunststoffen, terwijl aardoliewinning relevant is voor kunststoffen op basis van fossiele grondstoffen; de vraag of een relevant aandeel van het product uiteindelijk op een stortplaats terechtkomt is zeer relevant voor kunststoffen die goed biologisch afbreekbaar zijn onder stortplaatsomstandigheden, maar is mogelijk minder relevant voor kunststoffen die niet biologisch afbreekbaar zijn onder die omstandigheden. [Am. 16] |
|
(27 bis) |
Het is belangrijk dat handelaren geen generieke claims doen zoals “bewust”, “duurzaam” of “verantwoord” die uitsluitend gebaseerd zijn op erkende voortreffelijke milieuprestaties omdat dergelijke termen niet alleen betrekking hebben op milieuaspecten, maar ook op andere zaken, zoals sociale kenmerken. [Am. 17] |
|
(28) |
Bij het vaststellen van de vereisten voor de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims, onder meer door middel van door de Commissie vastgestelde gedelegeerde handelingen, moet rekening worden gehouden met de moeilijkheden die handelaren kunnen ondervinden bij het verzamelen van informatie van actoren in de hele waardeketen of over de volledige levenscyclus van het product, met name voor diensten of wanneer er onvoldoende wetenschappelijk bewijs voorhanden is. Dit is bijvoorbeeld belangrijk voor diensten zoals elektronischecommunicatiediensten, waarvan de reikwijdte en de systeemgrenzen, zoals het begin en het einde van de levenscyclus, moeilijk te bepalen kunnen zijn, vooral wanneer de toeleveringsketens complex en onstabiel zijn, bijvoorbeeld als veel apparatuur of onderdelen door een groot aantal ondernemingen buiten de EU worden vervaardigd, waardoor duurzaamheidsinformatie mogelijk niet gemakkelijk toegankelijk is voor betrokken EU-handelaren. |
|
(29) |
Voor sommige sectoren of voor bepaalde producten of handelaren kan het vermoeden bestaan dat de milieueffecten of milieuaspecten ervan aanzienlijk zijn, maar is er mogelijk nog geen erkende wetenschappelijke methode om die milieueffecten en milieuaspecten volledig te beoordelen. Terwijl inspanningen worden geleverd om methoden te ontwikkelen en bewijsmateriaal te verzamelen om de respectieve milieueffecten of milieuaspecten van die sectoren, handelaren of producten te kunnen beoordelen, moeten handelaren in het bovengenoemde geval hun duurzaamheidsinspanningen kunnen presenteren door middel van duurzaamheidsrapportering en op feiten gebaseerde rapportering over de prestaties van hun bedrijf en de inspanningen die hun bedrijf levert om de energieconsumptie te verlagen, onder andere op hun website. Dankzij deze flexibiliteit zouden de stimulansen voor die sectoren of handelaren om hun werkzaamheden voor de ontwikkeling van gemeenschappelijke milieubeoordelingen overeenkomstig deze richtlijn voort te zetten, worden behouden en bevorderd, terwijl de nodige tijd wordt geboden om die werkzaamheden te voltooien. |
|
(29 bis) |
Het is belangrijk de uitdagingen te onderkennen waarmee micro-, kleine en middelgrote ondernemingen wat middelen en capaciteiten betreft worden geconfronteerd, met name in vergelijking met grotere bedrijven. Daarom is het van essentieel belang dat de lidstaten bij de uitvoering van deze richtlijn alle passende maatregelen nemen om micro-, kleine en middelgrote ondernemingen te helpen aan de eisen van deze richtlijn te voldoen. [Am. 18] |
|
(30) |
Hoewel oneerlijke handelspraktijken, waaronder misleidende milieuclaims, krachtens Richtlijn 2005/29/EG (18) voor alle handelaren verboden zijn, zou de administratieve last van de staving en verificatie van milieuclaims onevenredig groot kunnen zijn voor de kleinste ondernemingen en moet die worden vermeden. Micro-ondernemingen moeten daarom van de vereisten inzake staving van de artikelen 3 en 4 worden vrijgesteld, tenzij die ondernemingen een conformiteitscertificaat voor uitdrukkelijke milieuclaims wensen te verkrijgen dat door alle bevoegde autoriteiten in de Unie wordt erkend. |
|
(31) |
Om tegemoet te komen aan zowel de behoeften van handelaren wat betreft dynamische marketingstrategieën als aan de behoeften van de consument wat betreft meer gedetailleerde en nauwkeurigere milieu-informatie, kan de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen om de bepalingen inzake de staving van uitdrukkelijke milieuclaims aan te vullen door de criteria voor die staving met betrekking tot bepaalde claims (bv. claims in verband met het klimaat, met inbegrip van claims over compensaties op basis van koolstofkredieten voor resterende emissies van een handelaar , zoals “klimaatneutraliteit”of dergelijke, en claims over de recyclebaarheid en het gehalte aan gerecycled materiaal) nader te specificeren. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om verdere regels voor het meten en berekenen van de milieueffecten, milieuaspecten en milieuprestaties vast te stellen door te bepalen welke activiteiten, processen, materialen, emissies of gebruiksdoeleinden van een product of handelaar in aanzienlijke mate bijdragen of niet kunnen bijdragen tot de desbetreffende milieueffecten en milieuaspecten; door te bepalen voor welke milieuaspecten en milieueffecten primaire informatie moet worden gebruikt; en door de criteria voor de beoordeling van de juistheid van primaire en secundaire informatie vast te stellen. Hoewel de Commissie in de meeste gevallen pas zou beslissen of het nodig is om die regels vast te stellen nadat de resultaten van de monitoring van de evolutie van milieuclaims op de markt van de Unie beschikbaar zijn, kan het voor sommige soorten claims nodig zijn dat de Commissie al aanvullende regels vaststelt voordat de resultaten van die monitoring beschikbaar zijn. In het geval van claims in verband met het klimaat kan het bijvoorbeeld nodig zijn dergelijke aanvullende handelingen vast te stellen om de bepalingen inzake de staving van claims op basis van compensaties gebruikte koolstofkredieten voor resterende emissies van een handelaar in de praktijk toepasbaar te maken. [Am. 19] |
|
(32) |
Aanbeveling (EU) 2021/2279 van de Commissie bevat richtsnoeren voor het meten van de milieuprestatie van specifieke producten of organisaties gedurende hun levenscyclus en voor de ontwikkeling van regels voor de milieuvoetafdruk van een productcategorie (PEFCR’s) en regels voor de milieuvoetafdruk van een organisatiesector (OEFSR’s) die het mogelijk maken producten met een benchmark te vergelijken. Dergelijke regels per categorie voor specifieke producten of handelaren kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van de staving van claims overeenkomstig de vereisten van deze richtlijn. De Commissie moet daarom de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen om in regels voor productgroepen of specifieke sectoren te voorzien als dit een toegevoegde waarde heeft. Voor sommige productgroepen is de milieuvoetafdrukmethode echter niet geschikt om in een alomvattende milieubeoordeling te voorzien. Indien de milieuvoetafdrukmethode voor producten echter een voor een productgroep relevante effectcategorie nog niet omvat, mogen de PEFCR’s pas worden vastgesteld nadat deze nieuwe relevante milieueffectcategorieën zijn toegevoegd. Wat de mariene visserij betreft, moeten de PEFCR’s bijvoorbeeld de visserijspecifieke milieueffectcategorieën omvatten, met name de duurzaamheid van het doelbestand. Wat ruimtevaart betreft, moeten de PEFCR’s de defensie- en ruimtevaartspecifieke milieueffectcategorieën omvatten, waaronder het gebruik van omloopbanen. Wat levensmiddelen en landbouwproducten betreft, moeten bijvoorbeeld ook biodiversiteit en natuurbescherming evenals landbouwpraktijken, met inbegrip van de positieve externe effecten van , extensieve landbouw en dierenwelzijn, worden geïntegreerd voordat de vaststelling van PEFCR’s kan worden overwogen. Wat textiel betreft, moeten de PEFCR’s bijvoorbeeld het vrijkomen van microplastics omvatten voordat de vaststelling van PEFCR’s kan worden overwogen. Met het oog op het verder ontwikkelen van de huidige milieuvoetafdrukmethode en het aanpakken van de beperkingen ervan, is het belangrijk dat de Commissie de methoden regelmatig evalueert en actualiseert om rekening te houden met de vooruitgang op wetenschappelijk gebied. Ook is het belangrijk dat de Commissie het uit hoofde van deze richtlijn opgerichte overlegforum in staat stelt bij te dragen aan de ontwikkeling van PEFCR’s en OEFSR’s. [Am. 20] |
|
(32 bis) |
Om de integriteit, onpartijdigheid en hoogwaardige kwaliteit van de staving van milieuclaims te waarborgen en ervoor te zorgen dat de voorschriften inzake de staving erin resulteren dat consumenten een beter inzicht in de milieueffecten krijgen, is het belangrijk dat deze voorschriften inzake de staving van milieuclaims worden ontwikkeld samen met een evenwichtig samengestelde groep belanghebbende partijen, zoals consumentenorganisaties, milieu-ngo’s, beheerders van keurmerkregelingen en bevoegde autoriteiten, naast vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, met inbegrip van vertegenwoordigers van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en van de ambachtssector, vakbonden, handelaren, detailhandelaren en importeurs. Hiertoe moet de Commissie een overlegforum in het leven roepen dat tot taak krijgt adviezen uit te brengen over de vraag of de bestaande regelgeving en methodes geschikt zijn voor de staving van specifieke milieuclaims en dat ook moet worden geraadpleegd bij de voorbereiding van de herziening of de ontwikkeling van nieuwe gedelegeerde handelingen. [Am. 21] |
|
(33) |
Aangezien Richtlijn 2005/29/EG reeds van toepassing is op misleidende milieuclaims, kunnen de nationale rechterlijke en administratieve instanties dergelijke claims tegenhouden en verbieden. Om aan Richtlijn 2005/29/EG te voldoen, mogen milieuclaims bijvoorbeeld alleen betrekking hebben op aspecten die significant zijn wat de milieueffecten van een product of handelaar betreft. Milieuclaims en keurmerkregelingen moeten ook duidelijk en ondubbelzinnig zijn wat betreft de aspecten van het product of de handelaar waarop zij betrekking hebben en mogen geen belangrijke informatie over de milieuprestaties van het product of de handelaar die de consument nodig heeft om weloverwogen keuzes te kunnen maken, weglaten of verbergen. De formulering, afbeeldingen en algemene presentatie van het product, met inbegrip van de slogans, lay-out, de kleurenkeuze, afbeeldingen, foto’s, geluiden, symbolen , handelsmerken of etiketten, die voor de milieuclaim worden gebruikt, moeten een waarheidsgetrouw en nauwkeurig beeld van de schaal van het behaalde milieuvoordeel geven en mogen het behaalde milieuvoordeel niet overdrijven. In voorkomend geval mag informatie over de exacte hoeveelheid gecertificeerde materiaalinhoud van een product, een kenmerk waaromheen bepaalde soorten keurmerkregelingen van toepassing zijn, niet worden weggelaten, met name wanneer de minimale gecertificeerde inhoud nul zou kunnen zijn. [Am. 22] |
|
(34) |
Wanneer een uitdrukkelijke milieuclaim betrekking heeft op een eindproduct en zich tijdens de gebruiksfase of aan het eind van de levenscyclus ervan relevante milieueffecten of milieuaspecten voordoen en de consument die milieueffecten of milieuaspecten kan beïnvloeden door middel van passend gedrag, zoals correcte afvalsortering of het effect van gebruikspatronen op de levensduur van het product, moet in de claim ook worden uitgelegd hoe de consument door middel van zijn gedrag een positieve bijdrage aan de bescherming van het milieu kan leveren. [Am. 23] |
|
(35) |
Om het voor de consument gemakkelijker te maken om voor duurzame producten te kiezen en om handelaren ertoe aan te zetten hun milieueffecten te verkleinen, moet de claim, als deze betrekking heeft op toekomstige milieuprestaties, in de eerste plaats gebaseerd zijn op verbeteringen binnen de eigen activiteiten en waardeketens van de handelaar in plaats van op compensaties voor broeikasgasemissies of andere milieueffecten. |
|
(36) |
De consument moet op eenvoudige wijze toegang hebben tot de informatie over het product of de handelaar waarop de uitdrukkelijke milieuclaim betrekking heeft, onder meer rechtstreeks op het product of bij het product, alsook tot de informatie die voor de staving van de claim met betrekking tot het product in kwestie wordt gebruikt. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de behoeften van oudere consumenten. Handelaren moeten die informatie daarom in fysieke vorm verstrekken of moeten een weblink, QR-code , digitaal productpaspoort of gelijkaardige verwijzing verstrekken naar een website die meer gedetailleerde informatie over de staving van de uitdrukkelijke milieuclaim bevat in ten minste één van de officiële talen van de lidstaat waarin de claim wordt gedaan. Om de handhaving van deze richtlijn te vergemakkelijken, moet de weblink, QR-code of gelijkaardige verwijzing ook op eenvoudige wijze toegang bieden tot het conformiteitscertificaat betreffende de staving van de uitdrukkelijke milieuclaim en tot de contactgegevens van de verificateur die dat certificaat heeft opgesteld. De onderliggende studies, beoordelingen, methoden of berekeningen moeten openbaar worden gemaakt, tenzij de informatie een bedrijfsgeheim is overeenkomstig artikel 2, punt 1, van Richtlijn (EU) 2016/943. [Am. 24] |
|
(37) |
Om eventuele onevenredige gevolgen voor micro-ondernemingen te vermijden, moeten de deze kleinste ondernemingen worden vrijgesteld van de vereisten van artikel 5 in verband met informatie over de staving van uitdrukkelijke milieuclaims, tenzij die ondernemingen een conformiteitscertificaat voor een uitdrukkelijke milieuclaim wensen te verkrijgen dat door alle bevoegde autoriteiten in de Unie wordt erkend. [Am. 25] |
|
(38) |
Wanneer de Commissie gedelegeerde handelingen ter aanvulling van de bepalingen betreffende de staving van uitdrukkelijke milieuclaims vaststelt, kan het nodig zijn om ook de bepalingen betreffende het communiceren van dergelijke claims aan te vullen. Als bijvoorbeeld specifieke op de levenscyclus gebaseerde regels betreffende de staving van uitdrukkelijke milieuclaims worden vastgesteld voor bepaalde productgroepen of sectoren, kan het nodig zijn om ook aanvullende regels vast te stellen betreffende de presentatie van de milieueffecten die op basis van de regels zijn beoordeeld door te eisen dat naast de geaggregeerde indicator van de milieuprestaties in het algemeen ook drie belangrijke milieueffecten worden gepresenteerd. Daartoe moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van de bepalingen inzake het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims. |
|
(39) |
Momenteel worden op de markt van de Unie meer dan 200 milieukeurmerken gebruikt. Zij vertonen grote verschillen qua werkwijze, bijvoorbeeld wat betreft de transparantie en volledigheid van de gebruikte normen of methoden, de frequentie van herzieningen of het niveau van controle of verificatie. Deze verschillen hebben gevolgen voor de betrouwbaarheid van de door middel van het milieukeurmerk gecommuniceerde informatie. Terwijl claims op basis van het milieukeurmerk van de EU of de nationale equivalenten daarvan een solide wetenschappelijke basis hebben, voldoen aan op transparante wijze ontwikkelde criteria, moeten worden getest, door een derde partij moeten worden geverifieerd, en regelmatig worden gemonitord, zijn er aanwijzingen dat veel milieukeurmerken die momenteel op de markt van de Unie worden gebruikt, misleidend zijn. Veel milieukeurmerken hebben met name geen toereikende verificatieprocedures. Uitdrukkelijke milieuclaims die door middel van een milieukeurmerk worden gedaan, moeten daarom op een certificeringsregeling zijn gebaseerd. |
|
(40) |
Als een milieukeurmerk een commerciële boodschap aan de consument omvat die suggereert of de indruk wekt dat een product een positief of geen effect op het milieu heeft, of minder schadelijk voor het milieu is dan concurrerende producten zonder het milieukeurmerk, moet dat milieukeurmerk ook als een uitdrukkelijke milieuclaim worden beschouwd. De inhoud van een dergelijk milieukeurmerk is derhalve onderworpen aan de vereisten inzake de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims. |
|
(41) |
Milieukeurmerken zijn er vaak op gericht consumenten een geaggregeerde score te verstrekken die het cumulatieve milieueffect van producten of handelaren weergeeft, zodat producten of handelaren rechtstreeks met elkaar kunnen worden vergeleken. Een dergelijke geaggregeerde score houdt echter het risico in dat de consument wordt misleid, aangezien de geaggregeerde indicator negatieve milieueffecten van bepaalde aspecten van het product kan afzwakken met behulp van positievere milieueffecten van andere aspecten van het product. Bovendien verschillen dergelijke keurmerken, wanneer zij door verschillende exploitanten worden ontwikkeld, doorgaans wat betreft de specifieke methoden die aan de geaggregeerde score ten grondslag liggen, bijvoorbeeld wat betreft de milieueffecten waarmee rekening wordt gehouden of de weging die aan die milieueffecten wordt toegekend. Dit kan ertoe leiden dat hetzelfde product naargelang de regeling een andere score of rating krijgt. Dit probleem bestaat zowel voor regelingen die in de Unie zijn opgericht als voor regelingen uit derde landen. Dit draagt bij tot de versnippering van de interne markt, dreigt kleinere bedrijven te benadelen en misleidt de consument waarschijnlijk nog meer, waardoor het vertrouwen in milieukeurmerken wordt ondermijnd. Om dit risico te vermijden en om voor meer harmonisatie binnen de eengemaakte markt te zorgen, mogen moeten uitdrukkelijke milieuclaims, met inbegrip van milieukeurmerken, op basis van een geaggregeerde score die een cumulatief milieueffect van een product of handelaar weergeeft, alleen als naar behoren gestaafd worden beschouwd als die geaggregeerde score is verkregen volgens de regels aan eisen voldoen met waarborgen betreffende de betrouwbaarheid van de Unie, met inbegrip van de gedelegeerde handelingen die de Commissie krachtens deze richtlijn mag vaststellen, zodat de onderliggende regelingen voor alle producten of per specifieke productgroep in de hele Unie geharmoniseerd zijn op basis van één enkele methode om de coherentie en vergelijkbaarheid te waarborgen milieukeurmerken, onder meer in verband met hun beoordelingsmethoden en governance . [Am. 26] |
|
(42) |
Overeenkomstig het voorstel voor een richtlijn betreffende het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie en tot wijziging van Richtlijn 2005/29/EG is het weergeven van een duurzaamheidskeurmerk dat niet op een certificeringsregeling is gebaseerd of niet door overheidsinstanties is ingesteld, in alle gevallen een oneerlijke handelspraktijk. Dit betekent dat “zelfgecertificeerde” duurzaamheidskeurmerken, waarvoor geen verificatie door derden en regelmatige monitoring wordt verricht wat de naleving van de onderliggende vereisten van het duurzaamheidskeurmerk betreft, verboden zijn. |
|
(43) |
Om misleidende uitdrukkelijke milieuclaims in de vorm van milieukeurmerken tegen te gaan en het vertrouwen van de consument in milieukeurmerken , met inbegrip van handelsmerken en logo’s van certificeringsregelingen, te vergroten, moeten in deze richtlijn, ter aanvulling van de voorschriften van het genoemde voorstel tot wijziging van Richtlijn 2005/29/EG, governancecriteria worden vastgesteld waaraan alle regelingen voor milieukeurmerken moeten voldoen. [Am. 27] |
|
(44) |
Om een verdere toename van het aantal nationale en regionale officieel erkende EN ISO 14024 type I-milieukeurregelingen en andere milieukeurregelingen te voorkomen en om voor meer harmonisatie op de interne markt te zorgen, mogen nieuwe nationale of regionale regelingen voor milieukeurmerken alleen in overeenstemming met het recht van de Unie worden ontwikkeld. Niettemin kunnen de lidstaten de Commissie verzoeken te overwegen om op het niveau van de Unie overheidsregelingen voor keurmerken te ontwikkelen voor productgroepen of sectoren waarvoor dergelijke keurmerken nog niet bestaan in het Unierecht en waarvoor harmonisatie een meerwaarde zou bieden om de duurzaamheids- en internemarktdoelstellingen op efficiënte wijze te verwezenlijken. [Am. 28] |
|
(45) |
Om onnodige belemmeringen voor de internationale handel te vermijden en een gelijke behandeling met de in de Unie ingestelde overheidsregelingen te waarborgen, moeten overheidsinstanties van derde landen die een nieuwe regeling voor een milieukeurmerk opzetten, de Commissie kunnen verzoeken om goedkeuring van het gebruik van het keurmerk op de markt van de Unie. Deze goedkeuring mag alleen worden verleend als de regeling bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn, een meerwaarde biedt wat betreft milieuambitie en dekking van milieueffecten, productgroepen of sectoren, en aan alle vereisten van deze richtlijn voldoet. |
|
(46) |
Door particuliere exploitanten ingestelde regelingen voor milieukeurmerken, kunnen, als zij te talrijk zijn en qua reikwijdte overlappen, tot verwarring bij de consument leiden of het vertrouwen in milieukeurmerken ondermijnen. De lidstaten mogen daarom alleen toestaan dat bestaande regelingen voor milieukeurmerken in handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten worden afgebeeld na de inwerkingtreding van deze richtlijn en wanneer deze regelingen voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn, en mogen alleen nieuwe regelingen voor milieukeurmerken van particuliere exploitanten daarom alleen toelaten als die regelingen in vergelijking met de bestaande nationale of regionale regelingen een aanzienlijke overeenstemming met deze richtlijn een meerwaarde bieden wat betreft de milieuambitie van de criteria voor de toekenning van het keurmerk, de dekking van relevante milieueffecten en de volledigheid van de onderliggende beoordeling. De lidstaten moeten een procedure opzetten voor de goedkeuring van nieuwe regelingen voor milieukeurmerken op basis van een door een onafhankelijke verificateur opgesteld conformiteitscertificaat , en de claims van bestaande regelingen voor milieu- en duurzaamheidskeurmerken en -certificering beoordelen . Dit moet zowel van toepassing zijn op in de Unie ingestelde regelingen als op regelingen uit derde landen , met inbegrip van bestaande regelingen . [Am. 29] |
|
(47) |
Om rechtszekerheid te bieden en de handhaving van de bepalingen inzake nieuwe op nationaal of regionaal niveau officieel erkende regelingen voor milieukeurmerken en nieuwe particuliere regelingen voor keurmerken te vergemakkelijken, moet de Commissie een lijst publiceren van de regelingen waarvan het gebruik op de markt van de Unie toegestaan blijft of wordt goedgekeurd. [Am. 30] |
|
(48) |
Om te zorgen voor een geharmoniseerde aanpak door de lidstaten van de beoordeling en goedkeuring van door particuliere exploitanten ontwikkelde regelingen voor milieukeurmerken en om een procedure vast te stellen voor de goedkeuring door de Commissie van door overheidsinstanties van derde landen ingestelde regelingen, moeten wordt aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden de bevoegdheid toegekend om gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin gemeenschappelijke regels vast te stellen worden vastgelegd met gedetailleerde vereisten betreffende de goedkeuring van dergelijke regelingen voor milieukeurmerken, het formaat en de inhoud van ondersteunende documenten, en regels voor de goedkeuringsprocedure voor dergelijke regelingen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (19) . [Am. 31] |
|
(49) |
Het is van essentieel belang dat uitdrukkelijke milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken een juiste afspiegeling vormen van de milieuprestaties en milieueffecten waarop de claim betrekking heeft , zowel rechtstreeks op het product als bij het product, en rekening houden met de meest recente wetenschappelijke gegevens. De lidstaten moeten er daarom voor zorgen dat de handelaar die de claim en de regelingen voor milieukeurmerken doet, de staving en het communiceren van de claim ten minste om de vijf jaar herziet en bijwerkt om de naleving van de vereisten van deze richtlijn te waarborgen. [Am. 32] |
|
(49 bis) |
In artikel 13, lid 1, punt e), van Richtlijn 2014/40/EU (de tabaksproductenrichtlijn) worden milieuclaims voor tabaksproducten en -verpakkingen verboden, maar wordt niet verboden dat entiteiten uit de tabaksindustrie groene claims doen over hun activiteiten als geheel, met name door middel van reclamecampagnes over hun milieuprestaties die de consument zouden kunnen misleiden. Daarom mogen geen milieuclaims over activiteiten van de tabaksindustrie worden toegestaan. [Am. 33] |
|
(50) |
Om ervoor te zorgen dat uitdrukkelijke milieuclaims betrouwbaar zijn, moeten de lidstaten een procedure opzetten om te verifiëren of de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims, met inbegrip van milieukeurmerken, of de regelingen voor milieukeurmerken aan de vereisten van deze richtlijn voldoen. |
|
(51) |
Om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn efficiënter te controleren en om zo veel mogelijk te voorkomen dat ongestaafde uitdrukkelijke milieuclaims, met inbegrip van milieukeurmerken, op de markt verschijnen, moeten verificateurs die aan de geharmoniseerde vereisten van deze richtlijn voldoen, controleren dat de informatie die wordt gebruikt voor zowel de staving als het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims, aan de eisen van deze richtlijn voldoet. Om misleiding van de consument te voorkomen, moet de verificatie in elk geval plaatsvinden voordat milieuclaims openbaar worden gemaakt of milieukeurmerken worden aangebracht . Om echter afval te voorkomen van producten of verpakkingen die reeds vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn zijn afgedrukt, kunnen de lidstaten tussen de datum van inwerkingtreding en de datum van toepassing van deze richtlijn een overgangsperiode invoeren waarin bestaande milieuclaims die ter verificatie zijn ingediend, kunnen worden gebruikt. De lidstaten mogen voorrang geven aan de verificatie van claims die vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn zijn gedaan . De verificateur kan, indien dat passend is, verschillende manieren aangeven waarop een uitdrukkelijke milieuclaim kan worden gecommuniceerd in overeenstemming met de vereisten van deze richtlijn, zodat het niet nodig is om een claim steeds te hercertificeren als de manier van communiceren enigszins wordt aangepast zonder afbreuk te doen aan de naleving van de vereisten van deze richtlijn. Om handelaren te helpen de regels inzake de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims, met inbegrip van milieukeurmerken, na te leven, moet bij de verificatie rekening worden gehouden met de aard en de inhoud van de claim of het milieukeurmerk, met inbegrip van de vraag of zij oneerlijk lijken te zijn in het licht van Richtlijn 2005/29/EG. [Am. 34] |
|
(52) |
Om handelaren op de hele interne markt rechtszekerheid te bieden met betrekking tot de conformiteit van uitdrukkelijke milieuclaims met de vereisten van deze richtlijn, moet het conformiteitscertificaat in de hele Unie door de bevoegde autoriteiten worden erkend. Micro-ondernemingen en kleine ondernemingen die gebruikmaken van de overgangsfase moeten een dergelijk certificaat kunnen aanvragen als zij hun claims in overeenstemming met de vereisten van deze richtlijn willen laten certificeren om in de hele Unie voordeel te halen uit de erkenning van het certificaat. Het conformiteitscertificaat moet de beoordeling van een milieuclaim door de overheidsinstanties of rechtbanken die Richtlijn 2005/29/EG handhaven, echter onverlet laten. [Am. 35] |
|
(53) |
Om eenvormige voorwaarden voor de bepalingen inzake de verificatie van uitdrukkelijke milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken te waarborgen en om de handhaving van de bepalingen inzake verificatie van deze richtlijn te vergemakkelijken, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om een gemeenschappelijk formulier voor conformiteitscertificaten en de technische middelen voor de afgifte van dergelijke certificaten vast te stellen. Dit gemeenschappelijke formulier beoogt de erkenning van conformiteitscertificaten door de bevoegde autoriteiten in de hele Unie te vergemakkelijken. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (20). [Am. 36] |
|
(54) |
Micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) moeten kunnen profiteren van de kansen die de markt voor duurzamere producten biedt, maar zij kunnen worden geconfronteerd met verhoudingsgewijs hogere kosten en moeilijkheden in verband met bepaalde vereisten inzake de staving en verificatie van uitdrukkelijke milieuclaims. De lidstaten en de Commissie moeten relevante informatie verstrekken, de verschillende manieren om aan de vereisten van deze richtlijn te voldoen onder de aandacht brengen, zorgen voor gerichte en gespecialiseerde opleiding en, onder andere op financieel gebied, specifieke hulp en ondersteuning bieden aan kmo’s die uitdrukkelijke milieuclaims over hun producten of activiteiten willen doen. De lidstaten moeten deze maatregelen nemen in overeenstemming met de geldende staatssteunregels. Om te zorgen voor een gelijk speelveld voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in de hele Unie, moeten de lidstaten een regelmatige dialoog aangaan over steunmaatregelen voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen die respectievelijk op regionaal en nationaal niveau bestaan. Daarnaast moet de Commissie, ook om ervoor te zorgen dat micro-, kleine en middelgrote ondernemingen niet met onevenredig hogere kosten en problemen worden geconfronteerd in verband met de vereisten van deze richtlijn, een aantal initiatieven overwegen in het kader van financiële programma’s voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen voor het geval deze uitdrukkelijke milieuclaims willen doen met betrekking tot hun producten of activiteiten. [Am. 37] |
|
(55) |
Om op de markt van de Unie te zorgen voor een gelijk speelveld waarop claims over de milieuprestaties van een product of handelaar op betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie gebaseerd zijn, moeten gemeenschappelijke regels voor handhaving en naleving worden vastgesteld. |
|
(56) |
Om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van deze richtlijn worden verwezenlijkt en dat de vereisten ervan doeltreffend worden gehandhaafd, moeten de lidstaten bevoegde autoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de toepassing en handhaving van deze richtlijn. Gezien de nauwe samenhang tussen de artikelen 5 en 6 van deze richtlijn en de bepalingen van Richtlijn 2005/29/EG, moeten de lidstaten voor de handhaving van die artikelen echter de bevoegde autoriteiten kunnen aanwijzen die ook voor de handhaving van Richtlijn 2005/29/EG verantwoordelijk zijn. Omwille van de consistentie moeten de lidstaten in dat geval gebruik kunnen maken van de handhavingsmiddelen en -bevoegdheden die zij overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 2005/29/EG hebben vastgesteld, in afwijking van de handhavingsregels van deze richtlijn. In gevallen waarin er op hun grondgebied meer dan één aangewezen bevoegde autoriteit is en om de doeltreffende uitoefening van de taken van de bevoegde autoriteiten te waarborgen, moeten de lidstaten zorgen voor nauwe samenwerking tussen alle aangewezen bevoegde autoriteiten. [Am. 38] |
|
(57) |
Onverminderd de bevoegdheden die reeds bij Verordening (EU) 2017/2394 (21) aan consumentenbeschermingsautoriteiten zijn toegekend, moeten de bevoegde autoriteiten beschikken over een minimum aan onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden om de naleving van deze richtlijn te kunnen waarborgen, sneller en efficiënter met elkaar te kunnen samenwerken en marktdeelnemers ervan te kunnen weerhouden inbreuk op deze richtlijn te maken. Deze bevoegdheden moeten toereikend zijn om uitdagingen met betrekking tot handhaving op het gebied van elektronische handel en de digitale omgeving doeltreffend aan te pakken en om te voorkomen dat marktdeelnemers die zich niet aan de wet houden, gebruikmaken van tekortkomingen in het handhavingssysteem door zich in lidstaten te vestigen waar de bevoegde autoriteiten mogelijk niet over voldoende middelen beschikken om onrechtmatige praktijken aan te pakken. |
|
(58) |
De bevoegde autoriteiten moeten in het kader van hun onderzoek alle feiten en omstandigheden van de zaak als bewijsmateriaal kunnen gebruiken. |
|
(59) |
Om de aanwezigheid van misleidende en ongestaafde uitdrukkelijke milieuclaims op de markt van de Unie te voorkomen, moeten de bevoegde autoriteiten de uitdrukkelijke milieuclaims die worden gedaan en de regelingen voor milieukeurmerken die worden toegepast, regelmatig controleren om na te gaan of zij aan de vereisten van deze richtlijn voldoen. |
|
(60) |
Als de bevoegde autoriteiten een inbreuk op de vereisten van deze richtlijn vaststellen, moeten zij een evaluatie verrichten en op basis van de resultaten daarvan de handelaar van de geconstateerde inbreuk in kennis stellen en eisen dat de handelaar corrigerende maatregelen neemt. Om de misleidende gevolgen voor de consument van een niet-conforme uitdrukkelijke milieuclaim of niet-conforme regeling voor milieukeurmerken tot een minimum te beperken, moeten de bevoegde autoriteiten de handelaar verplichten om snel doeltreffende maatregelen te nemen om die inbreuk te verhelpen. De vereiste corrigerende maatregelen moeten in verhouding staan tot de geconstateerde inbreuk en de verwachte schadelijke gevolgen ervan voor de consument. |
|
(61) |
Wanneer een inbreuk niet beperkt is tot hun nationale grondgebied en de uitdrukkelijke milieuclaim tussen handelaren is doorgegeven, moeten de bevoegde autoriteiten de andere lidstaten in kennis stellen van de resultaten van hun evaluatie en van alle maatregelen die zij van de verantwoordelijke handelaar hebben vereist. |
|
(62) |
De bevoegde autoriteiten moeten uitdrukkelijke milieuclaims die op de markt van de Unie worden gedaan ook controleren op basis van relevante informatie waarover zij beschikken, waaronder concrete aanwijzingen van derden. Derden die een klacht indienen, moeten kunnen aantonen dat zij voldoende belang hebben of kunnen stellen dat inbreuk is gemaakt op een recht. |
|
(63) |
Om ervoor te zorgen dat de niet-naleving van de vereisten van deze richtlijn door handelaren op doeltreffende wijze wordt ontmoedigd, moeten de lidstaten regels inzake sancties voor inbreuken op deze richtlijn vaststellen en ervoor zorgen dat die regels worden toegepast. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Om een consistentere toepassing van sancties mogelijk te maken, moeten gemeenschappelijke, niet-limitatieve criteria worden vastgesteld voor het bepalen van de soorten sancties die in geval van inbreuken moeten worden opgelegd en voor het bepalen van de hoogte van die sancties. Die criteria moeten onder meer de aard en de ernst van de inbreuk omvatten, alsook de uit de inbreuk voortvloeiende economische voordelen, zodat de verantwoordelijken die voordelen worden ontnomen. |
|
(64) |
Wanneer zij sancties en maatregelen voor inbreuken vaststellen, moeten de lidstaten er, rekening houdend met de ernst van de inbreuk, voor zorgen dat het niveau van de geldboeten handelaren die de regels niet naleven, daadwerkelijk het economische voordeel ontneemt dat het gebruik van de misleidende of ongestaafde uitdrukkelijke milieuclaim of niet-conforme regeling voor milieukeurmerken heeft opgeleverd, ook in geval van herhaalde inbreuken. De maatregelen met betrekking tot inbreuken waarin de lidstaten voorzien, moeten daarom ook de inbeslagneming van het desbetreffende product bij de handelaar of van de inkomsten uit de met de inbreuk verband houdende transacties of een tijdelijke uitsluiting of een tijdelijk verbod op het in de Unie in de handel brengen van producten of aanbieden van diensten omvatten. De ernst van de inbreuk moet het belangrijkste criterium zijn bij het bepalen van de door de handhavingsautoriteiten te nemen maatregelen. In geval van wijdverbreide inbreuken met een Uniedimensie die het voorwerp van een gecoördineerd onderzoek en handhavingsmaatregelen overeenkomstig Verordening (EU) 2017/2394 (22) zijn, moet het maximumbedrag van boetes afschrikkend zijn en ten minste 4 % van de totale jaaromzet van de handelaar in de betrokken lidstaat of lidstaten bedragen. |
|
(65) |
Bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen uit hoofde van artikel 290 VWEU is het van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden, onder meer op deskundigenniveau, tot passende raadpleging overgaat , ook met het overlegforum, in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (23). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. [Am. 39] |
|
(66) |
Om na te gaan in hoeverre de wetgeving de door haar nagestreefde doelstellingen bereikt, moet de Commissie deze richtlijn evalueren en aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de belangrijkste bevindingen. Met het oog op de evaluatie van deze richtlijn moeten de lidstaten regelmatig informatie over de toepassing van deze richtlijn verzamelen en die jaarlijks bij de Commissie indienen. |
|
(67) |
Wanneer de Commissie het op basis van de resultaten van de monitoring en evaluatie van deze richtlijn passend acht een herziening van deze richtlijn voor te stellen, moet ook worden nagedacht over de haalbaarheid en geschiktheid van verdere bepalingen inzake het verplicht stellen van een gemeenschappelijke methode voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims, de uitbreiding van het verbod op milieuclaims voor producten die gevaarlijke stoffen bevatten, tenzij het gebruik ervan essentieel wordt geacht voor de samenleving, of verdere harmonisatie van de vereisten inzake de staving van specifieke milieuclaims over milieuaspecten of milieueffecten. [Am. 40] |
|
(68) |
Het gebruik van de schadelijkste stoffen, en met name het gebruik ervan in consumentenproducten, moet in de Unie uiteindelijk worden uitgefaseerd om ernstige schade aan de gezondheid van de mens en aan het milieu te vermijden en te voorkomen . De Commissie moet een verslag indienen over het gebruik van uitdrukkelijke milieuclaims voor producten die schadelijke stoffen bevatten en beoordelen voor welke producten of productgroepen het gebruik van uitdrukkelijke milieuclaims misleidend is. Aangezien het gebruik van dergelijke claims de consumptie kan aanmoedigen van producten die stoffen bevatten die schadelijk zijn voor het milieu of de menselijke gezondheid, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen om beperkingen of verboden op het gebruik van dergelijke uitdrukkelijke milieuclaims in te voeren. In haar verslag kan de Commissie ook beoordelen of het passend is dat bepaalde EU-milieukeurcriteria die zijn vastgesteld in het kader van Verordening (EG) nr. 66/2010 met betrekking tot het gebruik van stoffen of preparaten/mengsels worden toegepast voor de mogelijke beperkingen of verboden op het gebruik van uitdrukkelijke milieuclaims uit hoofde van deze richtlijn . Krachtens Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (24) mogen vermeldingen zoals “niet toxisch”, “onschadelijk”, “niet vervuilend”, “milieuvriendelijk” of andere vermeldingen die aangeven dat een stof of mengsel niet gevaarlijk is, dan wel vermeldingen die niet stroken met de indeling van die stof of dat mengsel, niet worden aangebracht op het etiket van mengsels en stoffen die gevaarlijke chemische stoffen bevatten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat aan die verplichting wordt voldaan. Zoals toegezegd in de strategie voor duurzame chemische stoffen zal de Commissie criteria voor essentiële gebruiksdoeleinden vaststellen als leidraad voor de toepassing ervan in alle relevante wetgeving van de Unie. [Am. 41] |
|
(69) |
Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het verbeteren van de werking van de interne markt voor marktdeelnemers die op de interne markt actief zijn en voor consumenten die zich op milieuclaims verlaten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
|
(70) |
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (25) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd. |
|
(71) |
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad (26) moet worden gewijzigd om een verwijzing naar deze richtlijn toe te voegen ter bevordering van de administratieve samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten via het Informatiesysteem interne markt. |
|
(72) |
De bijlage bij Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad (27) moet worden gewijzigd om een verwijzing naar deze richtlijn toe te voegen ter bevordering van de grensoverschrijdende samenwerking bij de handhaving van deze richtlijn. |
|
(73) |
Bijlage I bij Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad (28) moet worden gewijzigd om een verwijzing naar deze richtlijn toe te voegen ter bescherming van de collectieve consumentenbelangen waarin deze richtlijn voorziet, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Voorwerp en toepassingsgebied [Am. 42]
-1. Met deze richtlijn wordt beoogd te voorzien in een hoog niveau van consumenten- en milieubescherming, evenals een bijdrage te leveren aan de werking van de interne markt, door middel van het nauwer op elkaar afstemmen van de wetten, regels en administratieve voorschriften van de lidstaten inzake milieuclaims op of voor producten die in de handel worden gebracht, of inzake handelaren die producten in de handel brengen. [Am. 43]
1. Deze richtlijn is van toepassing op uitdrukkelijke milieuclaims die handelaren in het kader van handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten doen over producten die in de handel worden gebracht of in gebruik worden genomen, waaronder via onlineplatforms, of over handelaren doen en regelingen voor milieukeurmerken . [Am. 44]
2. Deze richtlijn is niet van toepassing op regelingen voor milieukeurmerken en uitdrukkelijke milieuclaims die worden gereguleerd of gestaafd door regels die zijn vastgesteld in:
|
a) |
Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad (29); |
|
b) |
Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad (30); |
|
c) |
Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad (31); |
|
d) |
Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad (32); |
|
e) |
Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad (33); |
|
f) |
Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (34); |
|
g) |
Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad (35); |
|
h) |
Richtlijn 1999/94/EG van het Europees Parlement en de Raad (36); |
|
i) |
Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad (37) ; [Am. 45] |
|
j) |
Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad (38); |
|
k) |
Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad (39) ; [Am. 46] |
|
l) |
Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (40); |
|
m) |
Verordening (EU) …/… van het Europees Parlement en de Raad (41); |
|
n) |
Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad (42); |
|
o) |
Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad (43) , Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad (44) , en andere regels, normen of richtsnoeren op nationaal, internationaal of Unieniveau voor financiële diensten, financiële instrumenten en financiële producten; [Am. 47] |
|
o bis) |
Verordening (EU) nr. 1007/2011 van het Europees Parlement en de Raad (45) ; [Am. 48] |
|
p) |
andere bestaande of toekomstige regels van de Unie die de voorwaarden bepalen waaronder bepaalde uitdrukkelijke milieuclaims over bepaalde producten of handelaren mogen of moeten worden gedaan of die de voorschriften voor de beoordeling of het communiceren van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van bepaalde producten of handelaren of de voorwaarden voor regelingen voor milieukeurmerken bevatten. [Am. 49] |
2 bis. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen tot wijziging van de in lid 2 bedoelde lijst vast te stellen om nieuwe of herziene wetgeving te schrappen of toe te voegen wanneer die voorziet in een niveau van vereisten dat als gelijkwaardig aan die van deze richtlijn kan worden beschouwd. De vereisten die gelijkwaardig moeten zijn, omvatten:
|
a) |
de mate van openbaarmaking van informatie; |
|
b) |
de vereisten inzake verificatie door derde partijen voordat de claim in de handel wordt gebracht; |
|
c) |
het handhavingsniveau. [Am. 50] |
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
|
1) |
“milieuclaim”: een milieuclaim zoals gedefinieerd in artikel 2, punt o), van Richtlijn 2005/29/EG; |
|
2) |
“uitdrukkelijke milieuclaim”: een milieuclaim in tekstvorm of opgenomen in een milieukeurmerk; |
|
3) |
“handelaar”: een handelaar zoals gedefinieerd in artikel 2, punt b), van Richtlijn 2005/29/EG; |
|
4) |
“product”: een product zoals gedefinieerd in artikel 2, punt c), van Richtlijn 2005/29/EG; |
|
5) |
“consument”: een consument zoals gedefinieerd in artikel 2, punt a), van Richtlijn 2005/29/EG; |
|
6) |
“handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten”: handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt d), van Richtlijn 2005/29/EG; |
|
7) |
“duurzaamheidskeurmerk”: een duurzaamheidskeurmerk zoals gedefinieerd in artikel 2, punt r), van Richtlijn 2005/29/EG; |
|
8) |
“milieukeurmerk”: een duurzaamheidskeurmerk dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op de een of meer milieuaspecten van een product, proces of handelaar; [Am. 51] |
|
9) |
“productgroep”: een reeks producten die soortgelijke doeleinden hebben of vergelijkbaar zijn in termen van gebruik of vergelijkbare functionele eigenschappen hebben; |
|
10) |
“certificeringsregeling”: een certificeringsregeling zoals gedefinieerd in artikel 2, punt s), van Richtlijn 2005/29/EG; |
|
11) |
“verificatie”: het conformiteitsbeoordelingsproces dat door een verificateur wordt uitgevoerd om te verifiëren of de staving en het communiceren van de uitdrukkelijke milieuclaims in overeenstemming zijn met de vereisten van deze richtlijn dan wel of regelingen voor milieukeurmerken aan deze verordening voldoen; |
|
12) |
“waardeketen”: alle activiteiten en processen die deel uitmaken van de levenscyclus van een product of de activiteit van een handelaar, met inbegrip van herproductie , hergebruik, recycling en het einde van de levensduur ; [Am. 52] |
|
13) |
“levenscyclus”: de opeenvolgende en onderling met elkaar verbonden stadia gedurende de levensduur van een product, te weten de verwerving van grondstoffen of de opwekking daarvan uit natuurlijke hulpbronnen, de voorbehandeling, de vervaardiging, de opslag, de distributie, de installatie, het gebruik, het onderhoud, de reparatie, het upgraden, het opknappen alsook het hergebruik, en het einde van de levensduur; |
|
14) |
“primaire informatie”: informatie die rechtstreeks door de handelaar wordt gemeten of verzameld in een of meer inrichtingen die representatief zijn voor de activiteiten van de handelaar; |
|
15) |
“secundaire informatie”: informatie die gebaseerd is op andere bronnen dan primaire informatie, waaronder collegiaal getoetst literatuuronderzoek, technische studies en octrooien; [Am. 53] |
|
16) |
“publiek”: een of meer natuurlijke of rechtspersonen en hun verenigingen, handelaren of groepen; |
|
17) |
“milieuprestaties”: de prestaties van een bepaald product, een bepaalde productgroep, een bepaalde handelaar of een bepaalde sector wat betreft de milieuaspecten of milieueffecten van dat product of die productgroep of van de activiteiten van die handelaar of die sector; |
|
18) |
“milieuaspect”: een element van de activiteiten van een handelaar of sector of van producten of productgroepen dat een uitwerking heeft of kan hebben op het milieu; |
|
19) |
“milieueffect”: elke meetbare positieve of negatieve verandering in het milieu die geheel of gedeeltelijk is veroorzaakt door de activiteiten van een handelaar of sector of door een product of productgroep tijdens de levenscyclus ervan.; [Am. 54] |
|
19 bis) |
“regeling voor milieukeurmerken”: een certificeringsregeling om te bevestigen dat een product, proces of handelaar aan de vereisten van een milieukeurmerk voldoet. [Am. 55] |
Artikel 3
Staving van uitdrukkelijke milieuclaims
1. De lidstaten zorgen ervoor dat handelaren een beoordeling uitvoeren om uitdrukkelijke milieuclaims te staven. Die beoordeling moet:
|
a) |
specificeren of de claim betrekking heeft op het volledige product, een deel van het product, een deel van de levenscyclus van een product of bepaalde aspecten van het product dan wel op alle activiteiten van een handelaar of een bepaald deel of aspect van die activiteiten, naargelang de claim; [Am. 56] |
|
b) |
gebaseerd zijn op onafhankelijk, collegiaal getoetst, algemeen erkend , robuust en verifieerbaar wetenschappelijk bewijs, gebruikmaken van nauwkeurige informatie en rekening houden met relevante EU- of internationale normen; [Am. 57] |
|
c) |
aantonen dat de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties waarop de claim betrekking heeft, significant zijn vanuit het oogpunt van de levenscyclus; |
|
d) |
indien een claim over milieuprestaties wordt gedaan, rekening houden met alle milieuaspecten of milieueffecten die van belang zijn voor de beoordeling van de milieuprestaties , onder meer vanuit het oogpunt van de levenscyclus ; [Am. 58] |
|
e) |
aantonen dat de claim niet gelijkstaat aan wettelijke vereisten voor producten binnen de productgroep of voor handelaren binnen de sector; |
|
f) |
aangeven of het product of de handelaar waarop de claim betrekking heeft, aanzienlijk beter presteert wat betreft de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties waarop de claim betrekking heeft, dan wat gebruikelijk is voor producten in de desbetreffende productgroep of handelaren in de desbetreffende sector; |
|
g) |
nagaan of de verbetering van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties waarop de claim betrekking heeft, ernstige schade veroorzaakt een negatieve invloed heeft in verband met de het milieu en bepaalde milieueffecten , waaronder effecten op de klimaatverandering, het verbruik van hulpbronnen en de circulariteit, het duurzame gebruik en de bescherming van water en mariene hulpbronnen, de verontreiniging, de biodiversiteit, het dierenwelzijn en ecosystemen; [Am. 59] |
|
h) |
de compensaties voor broeikasgasemissies koolstofkredieten scheiden van de broeikasgasemissies om aanvullende milieu-informatie te verstrekken, en specificeren of die compensaties kredieten betrekking hebben op emissiereducties of op emissieverwijderingen, en beschrijven in welke zin die compensaties een hoog integriteitsniveau hebben en hoe zij correct zijn berekend om de geclaimde impact op het klimaat weer te geven; [Ams. 156 en 167] |
|
h bis) |
wat het gebruik van koolstofkredieten overeenkomstig lid 3 ter betreft, het aandeel resterende emissies uitgedrukt als aandeel van de emissies van het referentiejaar, het aandeel biogene en fossiele emissies in deze resterende emissies en de hoeveelheid en het type activiteit (permanente verwijdering van koolstofdioxide, koolstofopslag in producten, vastlegging door koolstoflandbouw of vermindering van bodememissies, zoals gedefinieerd in [Verordening (EU).../... tot vaststelling van een certificeringskader van de Unie voor permanente koolstofverwijderingen, koolstoflandbouw en koolstofopslag in producten]) vermelden die aan de gebruikte kredieten ten grondslag liggen, en aantonen dat de kredieten op passende wijze zijn afgeboekt uit het register van de certificeringsregeling om dubbeltelling te voorkomen; [Ams. 157 en 168] |
|
i) |
primaire informatie omvatten die voor de handelaar beschikbaar is betreffende de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties waarop de claim betrekking heeft omvatten die voor de handelaar toegankelijk of verkrijgbaar is, onder meer door bezit, onderzoek of aankoop ; [Am. 62] |
|
j) |
indien er geen primaire informatie beschikbaar is en ter aanvulling op primaire informatie , relevante secundaire informatie betreffende milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties omvatten die representatief is voor de specifieke waardeketen van het product of de handelaar waarop de claim betrekking heeft. , vergezeld van een verantwoording waarom secundaire informatie is gebruikt; [Am. 63] |
|
j bis) |
wat het gebruik van koolstofkredieten voor bijdrageclaims betreft, ervoor zorgen dat er geen financiële bijdrage wordt gebruikt om een verbeterd klimaat- of milieueffect van het product of de handelaar te claimen, en financiële bijdragen als aanvullende milieu-informatie scheiden van het klimaat- of milieueffect van het product of de handelaar. [Am. 64] |
2. Indien wordt aangetoond dat er aanzienlijke milieueffecten bestaan waarop de claim geen betrekking heeft, maar er geen algemeen erkend wetenschappelijk bewijs beschikbaar is om de in lid 1, punt c), bedoelde beoordeling te kunnen uitvoeren, houdt de handelaar die de claim over een ander aspect doet rekening met de beschikbare informatie en werkt hij indien nodig de beoordeling overeenkomstig lid 1 bij zodra er algemeen erkend wetenschappelijk bewijs beschikbaar is.
3. De in de leden 1 en 2 vastgestelde vereisten zijn niet van toepassing op handelaren die micro-ondernemingen zijn in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (46), tenzij zij om verificatie verzoeken om overeenkomstig artikel 10 een conformiteitscertificaat te verkrijgen.
3 bis. Milieuclaims met een neutraal, verminderd of positief milieueffect voor een product op basis van het gebruik van koolstofkredieten zijn verboden, in overeenstemming met Richtlijn 2005/29/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU).../... van het Europees Parlement en de Raad [versterken van de positie van de consument voor de groene transitie]. [Ams. 159 en 169]
3 ter. Compensatieclaims op basis van het gebruik van koolstofkredieten mogen alleen worden gedaan met betrekking tot de resterende emissies van een handelaar overeenkomstig de in artikel 3, lid 4 bis, bedoelde gedelegeerde handeling. Voor claims over toekomstige milieuprestaties op basis van het gebruik van koolstofkredieten moet de handelaar voldoen aan de desbetreffende regels van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/2772. De gebruikte koolstofkredieten moeten gecertificeerde eenheden zijn die zijn afgegeven overeenkomstig [Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een certificeringskader van de Unie voor koolstofverwijderingen], of andere eenheden overeenkomstig lid 3 quater. Wanneer het gebruik van eenheden bedoeld is voor de compensatie van fossiele emissies, moet de claim worden gestaafd door permanente verwijderingen zoals gedefinieerd in [Verordening (EU) …/… van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een certificeringskader van de Unie voor koolstofverwijderingen]. [Ams. 160 en 170]
3 quater. Andere gecertificeerde eenheden dan die welke zijn verleend overeenkomstig [Verordening tot vaststelling van een certificeringskader van de Unie voor permanente koolstofverwijderingen, koolstoflandbouw en koolstofopslag in producten] kunnen in naar behoren gemotiveerde gevallen worden gebruikt indien die regelingen door de Commissie worden erkend als onderdeel van de lijst van conforme regelingen die overeenstemmen met vereisten die minstens gelijkwaardig zijn aan die van [Verordening (EU).../... van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een certificeringskader van de Unie voor permanente koolstofverwijderingen, koolstoflandbouw en koolstofopslag in producten], met name wat betreft de vereisten inzake bewaking, rapportage, verificatie en aansprakelijkheid, en waarbij wordt gewaarborgd dat er geen dubbeltelling plaatsvindt. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vast te stellen met een lijst van erkende koolstofkredietregelingen die geacht worden aan dergelijke gelijkwaardige vereisten te voldoen. [Ams. 161 en 171]
3 quinquies. Uiterlijk op... [18 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn] dient de Commissie een verslag in over het gebruik van uitdrukkelijke milieuclaims over producten of productgroepen die stoffen of preparaten/mengsels bevatten die voldoen aan de criteria voor indeling als giftig, gevaarlijk voor het milieu, kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting (CMR), die hormoonontregelende gevolgen hebben voor de menselijke gezondheid of het milieu, of die persistent, bioaccumulerend en toxisch (PBT), zeer persistent en zeer bioaccumulerend (zPzB), persistent, mobiel en toxisch (PMT) of zeer persistent en zeer mobiel (zPzM) zijn zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, en stoffen als bedoeld in artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen. In dat verslag wordt beoordeeld voor welke producten of productgroepen het gebruik van uitdrukkelijke milieuclaims misleidend is en wordt beoordeeld of beperkingen of een verbod op het gebruik van uitdrukkelijke milieuclaims over deze producten of productgroepen nodig zijn om misleidende claims te voorkomen en bij te dragen tot de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu.
Indien in het verslag wordt geconcludeerd dat het gebruik van uitdrukkelijke milieuclaims over een product dat of een productgroep die stoffen of preparaten/mengsels als bedoeld in alinea 1 bevat, misleidend is, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de vereisten voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims aan te vullen door beperkingen of een verbod op het gebruik van uitdrukkelijke milieuclaims over dit product of deze productgroep op te leggen. [Am. 68]
4. Indien uit de in artikel 20 bedoelde regelmatige monitoring van de evolutie van uitdrukkelijke milieuclaims blijkt dat er voor specifieke claims verschillen zijn in de toepassing van de in lid 1 vastgestelde vereisten en dat deze verschillen een negatief effect zouden kunnen hebben op de goede werking van de interne markt belemmeren, of indien de Commissie vaststelt dat het gebrek aan vereisten voor specifieke claims tot wijdverbreide misleiding van de consument leidt, kan zou kunnen leiden, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vaststellen vast om de in lid 1 vastgestelde vereisten voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims aan te vullen door: [Am. 69]
|
-a) |
te bepalen op welke milieueffecten de staving betrekking heeft; [Am. 70] |
|
a) |
de regels voor de beoordeling van de milieuaspecten, milieueffecten en milieuprestaties vast te stellen, onder andere door te bepalen welke activiteiten, processen, materialen, emissies of gebruiksdoeleinden van een product in aanzienlijke mate bijdragen of niet kunnen bijdragen tot de desbetreffende milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties; |
|
b) |
te bepalen voor welke milieuaspecten of milieueffecten primaire informatie moet worden verstrekt en de criteria voor de beoordeling van de juistheid van de primaire en secundaire informatie vast te stellen; of |
|
c) |
specifieke regels in verband met de levenscyclus vast te stellen voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims voor bepaalde productgroepen en sectoren , in voorkomend geval ook op basis van de regels voor de milieuvoetafdruk van een productcategorie en de regels voor de milieuvoetafdruk van een organisatiesector, indien die regels betrekking hebben op alle milieueffecten of aspecten die relevant zijn voor de productcategorie of handelaar . [Am. 71] |
4 bis. Om de bepalingen inzake het gebruik van gecertificeerde eenheden voor resterende emissies van een handelaar aan te vullen, stelt de Commissie uiterlijk [12 maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] overeenkomstig artikel 18 een gedelegeerde handeling vast om een methode vast te stellen voor het definiëren van resterende emissies, op basis van een emissiereductietraject dat verenigbaar is met de beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5 °C, rekening houdend met de technologische haalbaarheid en in overleg met de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering. [Ams. 162/rev en 172]
4 ter. Uiterlijk op... [één jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] brengt de Commissie de meest voorkomende uitdrukkelijke milieuclaims op de markt van de Unie in kaart en publiceert zij een werkprogramma met een lijst van claims die de Commissie voornemens is aan te vullen met de in lid 4 bedoelde gedelegeerde handeling. Dat werkprogramma wordt ten minste om de drie jaar geactualiseerd. [Am. 72]
4 quater. Uiterlijk... [1 jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] stelt de Commissie richtsnoeren vast om de interpretatie van artikel 3, lid 1, punt b), te vergemakkelijken. [Am. 73]
5. Wanneer de Commissie overeenkomstig het vorige lid de vereisten voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims specificeert, houdt zij rekening met de wetenschappelijke of andere beschikbare technische informatie, met inbegrip van relevant internationale normen, en neemt zij in voorkomend geval het volgende in overweging:
|
a) |
de specifieke kenmerken van de sectoren en producten die een specifieke methodologische aanpak vereisen; |
|
a bis) |
bestaande regels voor de milieuvoetafdruk van een productcategorie en regels voor de milieuvoetafdruk van een organisatiesector; [Am. 74] |
|
b) |
de potentiële bijdrage van specifieke productgroepen of sectoren aan de verwezenlijking van de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie; |
|
c) |
alle uit de wetgeving van de Unie afgeleide relevante informatie; |
|
d) |
hoe toegankelijk informatie en gegevens voor de beoordeling zijn en hoe gemakkelijk micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) van deze informatie en gegevens gebruik kunnen maken. [Am. 75] |
5 bis. Indien er geen erkende wetenschappelijke methode of onvoldoende bewijs is om de milieueffecten en aspecten te beoordelen, vindt de uitsluiting van deze effecten op transparante wijze plaats en worden inspanningen geleverd om methoden te ontwikkelen en bewijs te verzamelen waarmee de respectieve effecten kunnen worden beoordeeld. Totdat er een methode is ontwikkeld die voldoet aan de vereisten van het eerste lid, mogen geen claims worden gedaan waarin naar dergelijke milieueffecten wordt verwezen. [Am. 76]
Artikel 4
Staving van vergelijkende uitdrukkelijke milieuclaims
1. De staving van uitdrukkelijke milieuclaims die stellen of impliceren dat een product of een handelaar minder milieueffecten of betere milieuprestaties dan andere producten of handelaren heeft (“vergelijkende milieuclaims”), moet naast de vereisten van artikel 3 ook aan de volgende vereisten voldoen:
|
a) |
de informatie en , gegevens en methoden die worden gebruikt voor de beoordeling van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van de producten of handelaren waarmee wordt vergeleken, staan gelijk aan de informatie en , gegevens en methoden die worden gebruikt voor de beoordeling van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van het product of de handelaar waarop de claim betrekking heeft; [Am. 77] |
|
b) |
de gegevens die worden gebruikt voor de beoordeling van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van de producten of handelaren, worden op gelijkwaardige wijze gegenereerd of verkregen als de gegevens die worden gebruikt voor de beoordeling van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van de producten of handelaren waarmee wordt vergeleken; |
|
c) |
de dekking van de stadia van de waardeketen is gelijkwaardig voor de producten en handelaren die worden vergeleken en zorgt ervoor dat de belangrijkste stadia voor alle producten en handelaren in aanmerking worden genomen; |
|
d) |
de dekking van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties is gelijkwaardig voor de producten en handelaren die worden vergeleken en zorgt ervoor dat de belangrijkste milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties voor alle producten en handelaren in aanmerking worden genomen; |
|
e) |
de voor de vergelijking gebruikte hypothesen worden op gelijkwaardige wijze vastgesteld voor de producten en handelaren die worden vergeleken. |
2. Wanneer een vergelijkende milieuclaim verband houdt met een verbetering van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van een product waarop de claim betrekking heeft ten opzichte van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van een ander product van dezelfde handelaar, een concurrerende handelaar die niet langer op de markt actief is of een handelaar die niet langer aan consumenten verkoopt, moet in de staving van die claim worden uitgelegd welke gevolgen die verbetering heeft voor andere relevante milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van het product waarop de claim betrekking heeft en duidelijk worden vermeld wat het referentiejaar voor de vergelijking is.
3. De in dit artikel vastgestelde vereisten zijn niet van toepassing op handelaren die micro-ondernemingen zijn in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (47), tenzij zij om verificatie verzoeken om overeenkomstig artikel 10 een conformiteitscertificaat te verkrijgen.
Artikel 5
Communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims
1. De lidstaten zorgen ervoor dat een handelaar verplicht is een uitdrukkelijke milieuclaim te communiceren overeenkomstig de vereisten van dit artikel.
2. Uitdrukkelijke milieuclaims mogen alleen betrekking hebben op milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties die overeenkomstig de vereisten van de artikelen 3, 4 en 5 worden gestaafd en die overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt c) of d), als significant voor het betrokken product of de betrokken handelaar zijn aangemerkt.
3. Wanneer de uitdrukkelijke milieuclaim verband houdt met een eindproduct en de gebruiksfase of de fase aan het einde van de levensduur tot de meest relevante fasen van de levenscyclus van dat product behoort, bevat de claim informatie over de wijze waarop de consument het product moet gebruiken of verwijderen om de verwachte milieuprestaties van dat product te bereiken. Die informatie wordt samen met de claim duidelijk zichtbaar verstrekt. [Am. 78]
4. Wanneer de uitdrukkelijke milieuclaim verband houdt met de toekomstige milieuprestaties van een product of handelaar, moet de claim een tijdsgebonden verbintenis betreffende verbeteringen binnen de eigen activiteiten en waardeketens omvatten. handelaar:
|
a) |
een tijdsgebonden, wetenschappelijk onderbouwde en meetbare verbintenis betreffende verbeteringen binnen de eigen activiteiten en waardeketens opnemen; |
|
b) |
een uitvoeringsplan opnemen met meetbare en verifieerbare tussentijdse streefdoelen en andere relevante elementen die nodig zijn om de uitvoering te ondersteunen, zoals de toewijzing van middelen, een monitoringplan en een rapportageplan op basis van regelmatige rapportage en verificaties; |
|
c) |
de in de punten a) en b) bedoelde informatie, met inbegrip van de resultaten van de verslaglegging, openbaar maken. [Am. 79] |
5. Uitdrukkelijke milieuclaims over de cumulatieve milieueffecten van een product of handelaar op basis van een geaggregeerde indicator van milieueffecten kunnen alleen worden gedaan wanneer zij gebaseerd zijn op milieukeurmerken die voldoen aan artikel 7. Wanneer dergelijke claims worden gedaan, worden de op basis van in het Unierecht vastgestelde regels die voor de berekening van een dergelijke de geaggregeerde indicator zijn gebruikt, aan de consumenten meegedeeld . [Am. 80]
6. Informatie over het product of de handelaar waarop de uitdrukkelijke milieuclaim betrekking heeft en over de staving wordt samen met de claim in fysieke vorm of als weblink, als QR-code , in een digitaal productpaspoort of in een gelijkaardige vorm verstrekt openbaar gemaakt . [Am. 81]
Die informatie omvat ten minste het volgende:
|
a) |
de milieuaspecten, milieueffecten of milieuprestaties waarop de claim betrekking heeft; |
|
b) |
de relevante normen van de Unie of de relevante internationale normen, in voorkomend geval; |
|
c) |
de onderliggende studies , methoden of berekeningen , met inbegrip van de beoordeling als bedoeld in artikel 3, die zijn gebruikt voor de beoordeling, meting en monitoring van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties waarop de claim betrekking heeft, zonder de resultaten van die studies of berekeningen buiten beschouwing te laten, en een toelichting bij het toepassingsgebied, de hypothesen en de beperkingen van die studies of berekeningen, tenzij die informatie een bedrijfsgeheim in de zin van artikel 2, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/943 (48) is; [Am. 82] |
|
d) |
een korte toelichting op de wijze waarop de verbeteringen waarop de claim betrekking heeft, worden gerealiseerd; |
|
e) |
het in artikel 10 bedoelde conformiteitscertificaat betreffende de staving van de claim en de contactgegevens van de verificateur die het conformiteitscertificaat heeft opgesteld; |
|
e bis) |
een beschrijving van het type monitoring- en evaluatiesysteem dat met de regeling voor milieukeurmerken is ingevoerd om ervoor te zorgen dat de prestaties en effecten regelmatig worden beoordeeld; [Am. 83] |
|
f) |
voor uitdrukkelijke milieuclaims met betrekking tot het klimaat die gebaseerd zijn op compensaties voor broeikasgasemissies waarbij koolstofkredieten worden gebruikt, de in artikel 3 , lid 1, onder h), h bis) en j bis), bedoelde informatie over de mate waarin zij afhankelijk zijn van compensaties en over de vraag of deze betrekking hebben op emissiereducties of emissieverwijderingen; [Am. 84] |
|
f bis) |
milieuclaims van sterk verontreinigende industrieën worden in relatieve termen gedaan, zodat de consumenten kunnen begrijpen dat het product een algemene negatieve invloed op het milieu heeft; [Am. 85] |
|
g) |
een samenvatting van de beoordeling, met inbegrip van de in dit lid vermelde elementen, die duidelijk en begrijpelijk is voor de consumenten die tot de doelgroep van de claim behoren en die wordt verstrekt in ten minste één van de officiële talen van de lidstaat waar de claim wordt gedaan. |
7. De in de leden 2, 3 en 6 vastgestelde vereisten zijn niet van toepassing op handelaren die micro-ondernemingen zijn in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie, tenzij zij om verificatie verzoeken om overeenkomstig artikel 10 een conformiteitscertificaat te verkrijgen.
8. Wanneer de staving van bepaalde milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties onderworpen is aan de regels die zijn vastgesteld in de in artikel 3, lid 4, punten a) en c), bedoelde gedelegeerde handelingen, kan De Commissie kan overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vaststellen om de in artikel 5 vastgestelde vereisten voor het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims aan te vullen door nader te bepalen welke informatie over die milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties kan of moet worden meegedeeld, om ervoor te zorgen dat de consumenten niet worden misleid , met name wanneer de staving van bepaalde milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties onderworpen is aan de regels die zijn vastgesteld in de in artikel 3, lid 4, onder a) en c), bedoelde gedelegeerde handelingen . [Am. 86]
Artikel 6
Communiceren van vergelijkende milieuclaims
Vergelijkende milieuclaims mogen geen verband houden met een verbetering van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van het product waarop de claim betrekking heeft ten opzichte van de milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties van een ander product van dezelfde handelaar, een concurrerende handelaar die niet langer op de markt actief is of een handelaar die niet langer aan consumenten verkoopt, tenzij zij gebaseerd zijn op bewijs dat de verbetering aanzienlijk is en in de afgelopen vijf jaar is verwezenlijkt.
Artikel 7
Milieukeurmerken
1. De lidstaten zorgen ervoor dat milieukeurmerken aan de voorschriften van de artikelen 3 tot en met 6 voldoen en overeenkomstig artikel 10 worden geverifieerd.
1 bis. Indien een milieukeurmerk erkende uitstekende milieuprestaties zoals gedefinieerd in artikel 2, onder s), van de richtlijn betreffende het versterken van de positie van de consument aantoont of door erkende consumentenorganisaties is ontwikkeld en indien hun methode op het gebruik van wetenschappelijke en reproduceerbare beoordelingsmethoden gebaseerd is, wordt het keurmerk alleen onderworpen aan verificatie overeenkomstig artikel 10, lid 2, maar niet aan de vereisten en bijbehorende tests voor elke afzonderlijke groep producten of diensten waarop het keurmerk betrekking heeft. [Am. 87]
2. Alleen milieukeurmerken die voldoen aan de vereisten van het eerste lid en zijn toegekend in het kader van regelingen voor milieukeurmerken die op grond van het recht van de Unie zijn ingesteld zijn gebaseerd op wetenschappelijke, onafhankelijke en reproduceerbare beoordelingsmethoden en een levenscyclusbenadering , mogen een rating of score van een product of handelaar geven die gebaseerd is op een geaggregeerde indicator van de milieueffecten van een product of handelaar. [Am. 88]
Artikel 8
Vereisten voor regelingen voor milieukeurmerken
1. Een regeling voor milieukeurmerken is een certificeringsregeling om te bevestigen dat een product, een proces of een handelaar aan de vereisten van een milieukeurmerk voldoet. [Am. 89]
2. Regelingen voor milieukeurmerken moeten aan de volgende vereisten voldoen:
|
a) |
de informatie over de eigendom en de besluitvormingsorganen van de regeling voor milieukeurmerken is transparant, gratis toegankelijk, gemakkelijk te begrijpen en voldoende gedetailleerd en is online of op een duurzame drager beschikbaar ; [Am. 90] |
|
a bis) |
de besluitvormingsorganen van de regeling voor milieukeurmerken zijn vrij van belangenconflicten en zijn onafhankelijk van de handelaren die het keurmerk gebruiken; [Am. 91] |
|
b) |
de informatie over de doelstellingen van de regeling voor milieukeurmerken en de vereisten en procedures voor de monitoring van de conformiteit van de regeling voor milieukeurmerken zijn transparant, gratis toegankelijk, gemakkelijk te begrijpen en voldoende gedetailleerd; |
|
c) |
de voorwaarden voor toetreding tot de regeling voor milieukeurmerken staan in verhouding tot de omvang en de omzet van ondernemingen, zodat micro-, kleine en middelgrote ondernemingen niet worden uitgesloten , onder meer door de vaststelling van redelijke, niet-discriminerende tarieven ; [Am. 92] |
|
d) |
de vereisten voor de regeling voor milieukeurmerken zijn ontwikkeld door deskundigen die de wetenschappelijke degelijkheid ervan kunnen waarborgen en zijn ter voor transparante raadpleging voorgelegd aan een heterogene groep belanghebbenden of aan vertegenwoordigers van de belanghebbenden die ze heeft hebben geëvalueerd en de relevantie ervan vanuit maatschappelijk oogpunt heeft gewaarborgd . De belanghebbenden hebben geen belangenconflicten, onder meer doordat ze onafhankelijk zijn van de eigenaar van de regeling voor milieukeurmerken, en omvatten ten minste deskundigen ter zake ; [Am. 93] |
|
e) |
de regeling voor milieukeurmerken beschikt over een mechanisme voor de behandeling van klachten en de beslechting van geschillen; |
|
f) |
de regeling voor milieukeurmerken beschikt over transparante procedures voor het aanpakken van niet-naleving en voorziet in de intrekking of schorsing van het milieukeurmerk in geval van aanhoudende en flagrante niet-naleving van de vereisten van de regeling.; [Am. 94] |
|
f bis) |
de regeling voor milieukeurmerken beschikt over een robuust monitoring- en evaluatiesysteem om de doelstellingen, strategieën, prestaties en effecten ervan regelmatig te toetsen aan de meest recente beste praktijken, wetenschappelijke gegevens en bewijzen, en om zo nodig de vereisten ervan aan te passen in overeenstemming met de bevindingen. [Am. 95] |
3. Vanaf [PB: gelieve de datum van omzetting van deze richtlijn in te voegen] worden door de overheidsinstanties van de lidstaten geen nieuwe nationale of regionale regelingen voor milieukeurmerken ingesteld. Nationale of regionale regelingen voor milieukeurmerken die voor die datum zijn ingesteld, mogen echter milieukeurmerken blijven toekennen op de markt van de Unie, mits zij aan de vereisten van deze richtlijn voldoen. [Am. 96]
Vanaf de in de eerste alinea genoemde datum mogen regelingen voor milieukeurmerken alleen uit hoofde van het Unierecht worden ingesteld. [Am. 97]
4. Vanaf [PB: gelieve de datum van omzetting van deze richtlijn in te voegen] moeten alle nieuwe door overheidsinstanties van de lidstaten of derde landen ingestelde regelingen voor milieukeurmerken die milieukeurmerken toekennen die op de markt van de Unie zullen worden gebruikt, onverwijld door de Commissie worden goedgekeurd voordat zij de markt van de Unie mogen binnenkomen, om ervoor te zorgen dat die keurmerken een meerwaarde bieden wat betreft hun milieuambitie, met name wat betreft de dekking van milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties of van een bepaalde productgroep of sector, in vergelijking met de in lid 3 bedoelde bestaande regelingen op regionaal, nationaal of Unieniveau, en dat zij aan de vereisten van deze richtlijn voldoen. Regelingen voor milieukeurmerken die voor die datum door overheidsinstanties van de lidstaten of derde landen zijn ingesteld, mogen milieukeurmerken blijven toekennen die op de markt van de Unie zullen worden gebruikt, mits zij aan de vereisten van deze richtlijn voldoen. [Am. 98]
5. De lidstaten zorgen ervoor dat regelingen voor milieukeurmerken die door particuliere exploitanten zijn ingesteld na [PB: gelieve de datum van omzetting van deze richtlijn in te voegen], alleen worden goedgekeurd als die regelingen een meerwaarde bieden wat betreft hun milieuambitie, met name onder meer wat betreft de dekking van milieueffecten, milieuaspecten of milieuprestaties of van een bepaalde productgroep of sector en hun vermogen om de groene transitie van kmo’s te ondersteunen, in vergelijking met de in lid 3 bedoelde bestaande regelingen op regionaal, nationaal of Unieniveau, en zij aan de vereisten van deze richtlijn voldoen. Regelingen voor milieukeurmerken die voor die datum door particuliere marktdeelnemers zijn ingesteld, mogen milieukeurmerken blijven toekennen die op de markt van de Unie zullen worden gebruikt, mits zij aan de vereisten van deze richtlijn voldoen. [Am. 99]
Deze procedure voor de goedkeuring van nieuwe regelingen voor milieukeurmerken is van toepassing op regelingen die door particuliere exploitanten in de Unie en in derde landen zijn ingesteld.
De lidstaten stellen de Commissie van de goedkeuring van nieuwe particuliere regelingen in kennis.
6. Om de in de leden 4 en 5 bedoelde goedkeuringen te verkrijgen, verstrekken exploitanten van nieuwe regelingen voor milieukeurmerken bewijsstukken die de volgende informatie bevatten:
|
a) |
de beginselen die ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van de regeling; |
|
a bis) |
een beschrijving van hoe aan de vereisten van deze richtlijn wordt voldaan; [Am. 100] |
|
b) |
de voorgestelde reikwijdte van de regeling; |
|
c) |
het bewijs dat de regeling een meerwaarde zal bieden, zoals beschreven in lid 4 voor regelingen voor milieukeurmerken die door overheidsinstanties in derde landen zijn ingesteld of in lid 5 voor regelingen voor milieukeurmerken die door particuliere exploitanten zijn ingesteld; [Am. 101] |
|
d) |
een voorstel voor ontwerpcriteria en de methode voor de ontwikkeling en toekenning van het milieukeurmerk en de verwachte effecten op de markt; |
|
e) |
een gedetailleerde beschrijving van de eigendom en de besluitvormingsorganen van de regeling voor milieukeurmerken. |
De in de eerste alinea bedoelde documenten worden openbaar gemaakt en bij de Commissie ingediend in het geval van de in lid 4 bedoelde regelingen of bij de autoriteiten van de lidstaten in het geval van de in lid 5 bedoelde regelingen, samen met het overeenkomstig artikel 10 opgestelde conformiteitscertificaat voor regelingen voor milieukeurmerken. [Am. 102]
7. De Commissie publiceert een lijst van officieel erkende regelingen voor milieukeurmerken die aan deze richtlijn voldoen en milieukeurmerken als bedoeld in Verordening (EG) nr. 66/2010 die na [PB: gelieve de datum van omzetting van deze richtlijn in te voegen] op de mark markt van de Unie mogen worden gebruikt overeenkomstig de leden 3, 4 en 5 , met inbegrip van de informatie die overeenkomstig lid 6 is aangeleverd, en zorgt ervoor dat die lijst actueel is. Deze lijst is gratis beschikbaar voor het publiek en wordt op begrijpelijke wijze gepresenteerd. [Am. 103]
8. Om een uniforme toepassing in de hele Unie te waarborgen, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen uiterlijk op... [12 maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vast om: [Am. 104]
|
a) |
gedetailleerde vereisten vast te stellen voor de goedkeuring en toetsing van regelingen voor milieukeurmerken op grond van de in de leden 4 en 5 bedoelde criteria; [Am. 105] |
|
b) |
het formaat en de inhoud van de in lid 6 bedoelde bewijsstukken te specificeren; |
|
c) |
gedetailleerde regels vast te stellen voor de procedure voor de in lid 4 bedoelde goedkeuring. |
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 19 bedoelde onderzoeksprocedure. [Am. 106]
Artikel 9
Evaluatie van de staving van uitdrukkelijke milieuclaims
De lidstaten zorgen ervoor dat handelaren de informatie die voor de staving van uitdrukkelijke milieuclaims wordt gebruikt, uiterlijk vijf jaar na de datum waarop de in artikel 5, lid 6, bedoelde informatie is verstrekt, evalueren en bijwerken wanneer er omstandigheden zijn die van invloed kunnen zijn op de juistheid van een claim kunnen wijzigen . Bij de evaluatie herziet de handelaar de gebruikte onderliggende informatie om ervoor te zorgen dat de vereisten van de artikelen 3 en 4 volledig worden nageleefd. [Am. 107]
De handelaar is niet verplicht om de staving te herzien of een nieuwe aanvraag voor certificering in te dienen in geval van spelfouten of andere cosmetische veranderingen in de tekst van de claim indien die geen invloed hebben op de inhoud en de juistheid van de claim. [Am. 108]
De bijgewerkte uitdrukkelijke milieuclaim wordt overeenkomstig artikel 10 geverifieerd.
Artikel10
Verificatie en certificering van de staving en het communiceren van milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken
1. De lidstaten stellen procedures vast om de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims te verifiëren aan de hand van de vereisten van de artikelen 3 tot en met 7. De Commissie evalueert deze procedures regelmatig. [Am. 109]
2. De lidstaten stellen procedures vast om te verifiëren of regelingen voor milieukeurmerken aan de vereisten van artikel 8 voldoen. De Commissie evalueert deze procedures regelmatig. [Am. 110]
3. De verificatie- en certificeringsvereisten zijn alleen van toepassing op handelaren die micro-ondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie zijn indien die handelaren daarom verzoeken.
3 bis. Bij het opzetten van de in de leden 1 en 2 bedoelde procedures zorgen de lidstaten ervoor dat in de verificatie- en certificeringskosten rekening wordt gehouden met de complexiteit van de staving van de claim en de grootte en omzet van handelaren die om verificatie en certificering verzoeken, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. [Am. 111]
3 ter. De verificatievereisten zijn niet van toepassing op handelaren die zich van een overeenkomstig dit artikel geverifieerd milieukeurmerk bedienen wanneer zij een uitdrukkelijke milieuclaim doen met betrekking tot milieuaspecten, milieueffecten en milieuprestaties die met dat keurmerk zijn gecertificeerd.
De krachtens artikel 5, lid 6, vereiste informatie is die van de regeling voor milieukeurmerken. [Am. 112]
4. De verificatie wordt door een verificateur die aan de vereisten van artikel 11 voldoet, uitgevoerd overeenkomstig de in de leden 1 en 2 bedoelde procedures voordat een handelaar de milieuclaim openbaar maakt of het milieukeurmerk aanbrengt.
4 bis. De verificatie van uitdrukkelijke milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken wordt binnen dertig dagen afgerond. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de verificateur besluiten om de verificatieperiode met meer dan dertig dagen te verlengen. De verificateurs delen de handelaar het verzoek om verificatie is ingediend, mee hoe lang de verificatieprocedure naar verwachting zal duren. [Am. 113]
5. De verificateur houdt voor de verificatie rekening met de aard en inhoud van de uitdrukkelijke milieuclaim of het milieukeurmerk.
6. Na voltooiing van de verificatie stelt de verificateur in voorkomend geval een conformiteitscertificaat op waarin wordt bevestigd dat de uitdrukkelijke milieuclaim of het milieukeurmerk aan de vereisten van deze richtlijn voldoet.
7. Het conformiteitscertificaat wordt erkend door de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de toepassing en de handhaving van deze richtlijn. De lidstaten delen de lijst van conformiteitscertificaten mee via het bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 ingestelde Informatiesysteem interne markt. Zodra een conformiteitscertificaat is afgegeven en meegedeeld, kan de regeling voor milieukeurmerken of de milieuclaim binnen de Unie worden gebruikt, voor zover de regeling of claim wordt meegedeeld in een taal die de consumenten in de lidstaten waar het product of de dienst in de handel wordt gebracht, kunnen begrijpen. De conformiteitscertificaten worden voor het publiek beschikbaar gesteld in een doorzoekbare databank waarin de handelaar, het type claim, de beoordelingsmethode en de sector duidelijk worden vermeld. [Am. 114]
8. Het conformiteitscertificaat laat de beoordeling van de milieuclaim door nationale autoriteiten of rechtbanken overeenkomstig Richtlijn 2005/29/EG onverlet.
9. Uiterlijk op... [12 maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] stelt de Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met details betreffende de vorm van het in lid 5 bedoelde conformiteitscertificaat en de technische middelen voor de afgifte ervan. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 19 bedoelde onderzoeksprocedure. [Am. 115]
9 bis. De lidstaten mogen voorrang geven aan de verificatie van bestaande milieuclaims die vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn zijn gedaan. [Am. 116]
Artikel 11
Verificateur
1. De verificateur is een externe conformiteitsbeoordelingsinstantie die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 (49) is geaccrediteerd.
2. De accreditatie omvat met name de evaluatie van de naleving van de vereisten van lid 3.
3. De verificateur moet aan de volgende vereisten voldoen:
|
a) |
de verificateur is onafhankelijk van het product waarop de milieuclaim is aangebracht of de handelaar waarmee de milieuclaim verband houdt; |
|
b) |
de verificateur, zijn hoogste leidinggevenden en het personeel dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de verificatietaken, verrichten geen activiteiten die in strijd kunnen zijn met hun onafhankelijke oordeel of integriteit met betrekking tot de verificatieactiviteiten; |
|
c) |
de verificateur en zijn personeel voeren de verificatieactiviteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid en zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun verificatieactiviteiten kunnen beïnvloeden; |
|
d) |
de verificateur beschikt over de deskundigheid, uitrusting en infrastructuur die nodig zijn om de verificatieactiviteiten waarvoor hij is geaccrediteerd uit te voeren; |
|
e) |
de verificateur beschikt over adequate middelen, met name technische capaciteiten en voldoende gekwalificeerde en ervaren personeelsleden , zo nodig met ervaring met levenscyclusbeoordelingen, die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de verificatietaken; [Am. 117] |
|
f) |
het personeel van een verificateur is gebonden aan het beroepsgeheim en handelt in overeenstemming met het toepasselijke Unierecht inzake de bescherming van bedrijfsgeheimen, met name Richtlijn (EU) 2016/943, ten aanzien van alle bij de uitvoering van de verificatietaken verkregen informatie; indien de verificateur de voor de verificatie vereiste informatie niet ontvangt vanwege de bescherming van bedrijfsgeheimen, geeft hij geen conformiteitscertificaat af; [Am. 118] |
|
g) |
wanneer een verificateur specifieke taken in verband met verificatie uitbesteedt of een beroep op een dochteronderneming doet, neemt hij de volledige verantwoordelijkheid voor de door een onderaannemer of dochteronderneming uitgevoerde taken op zich en beoordeelt en monitort hij de kwalificaties van de onderaannemer of dochteronderneming en de door hen uitgevoerde werkzaamheden. De vereisten in van lid 3, punten a) tot en met f), gelden ook voor onderaannemers en dochterondernemingen; [Am. 119] |
|
g bis) |
de verificateur beschikt over een mechanisme voor de behandeling van klachten en de beslechting van geschillen; [Am. 120] |
|
g ter) |
de verificateur die het conformiteitscertificaat afgeeft, is verantwoordelijk voor de juistheid van de beoordeling van de claim die wordt gecertificeerd en wordt aansprakelijk gesteld indien uit een onderzoek blijkt dat hij bij die beoordeling nalatig is geweest. Deze aansprakelijkheid geldt echter alleen voor zover de handelaar zich niet schuldig heeft gemaakt aan misleidende handelspraktijken als bedoeld in bijlage 1 bij Richtlijn 2005/29/EG. [Am. 121] |
3 bis. Geaccrediteerde verificateurs die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 in een lidstaat zijn gevestigd, mogen in om het even welke andere lidstaat verificatieactiviteiten uitvoeren onder dezelfde voorwaarden als geaccrediteerde verificateurs die in die lidstaat zijn gevestigd. [Am. 122]
Artikel 12
Micro-, kleine en middelgrote ondernemingen [Am. 123]
De lidstaten nemen , in samenwerking met de Commissie, passende maatregelen om micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) te helpen de vereisten van deze richtlijn na te leven. Die maatregelen omvatten ten minste richtsnoeren of soortgelijke mechanismen om kmo’s te informeren over manieren waarop zij met specifieke voorbeelden en procedures om aan de vereisten inzake uitdrukkelijke milieuclaims kunnen te voldoen. Onverminderd de toepasselijke staatssteunregels kunnen omvatten dergelijke door de lidstaten te nemen maatregelen daarnaast het een of meer van de volgende omvatten elementen : [Am. 124]
|
a) |
financiële steun; |
|
a bis) |
andere mechanismen om aan bewustmaking te doen over manieren om aan de vereisten inzake uitdrukkelijke milieuclaims te voldoen; [Am. 125] |
|
b) |
toegang tot financiering; |
|
c) |
gespecialiseerde opleidingen voor managers en personeel; |
|
d) |
organisatorische en technische bijstand. op maat; [Am. 126] |
|
d bis) |
gespecialiseerde opleidingen voor managers en personeel. [Am. 127] |
Bij Unieprogramma’s waarvan micro-, kleine en middelgrote ondernemingen kunnen profiteren, houdt de Commissie rekening met en bevordert zij initiatieven die de naleving van de vereisten van deze richtlijn door micro-, kleine en middelgrote ondernemingen kunnen vergemakkelijken. [Am. 128]
De lidstaten wijzen centrale contactpunten aan waar micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen informatie kunnen inwinnen over de naleving van de vereisten inzake uitdrukkelijke milieuclaims en over de beschikbare ondersteuning als bedoeld in de vorige alinea. [Am. 129]
Artikel 12a
Vereenvoudigd verificatiesysteem
1. Uiterlijk... [18 maanden na de inwerkingtreding] stelt de Commissie door middel van een gedelegeerde handeling een vereenvoudigd verificatiesysteem vast dat handelaren in staat stelt voor bepaalde milieuclaims gebruik te maken van een vereenvoudigde procedure, die een vermoeden van conformiteit kan inhouden. In dat vereenvoudigde verificatiesysteem:
|
a) |
geeft de Commissie voorrang aan milieuclaims waarvoor, gezien de aard van de claim, geen volledige levenscyclusanalyse nodig is of geen complexe methoden hoeven te worden gebruikt; |
|
b) |
faciliteert de Commissie een snellere goedkeuring van de meest voorkomende milieuclaims overeenkomstig de lijst in artikel 3, lid 4 bis; |
|
c) |
faciliteert de Commissie de goedkeuring van milieuclaims die gebaseerd zijn op en in overeenstemming zijn met normen of methoden, zoals voor levenscyclusanalyse, die overeenkomstig lid 2 van dit artikel officieel door de Commissie zijn erkend; |
|
d) |
staat de Commissie toe dat milieuclaims en milieukeurmerken worden gecertificeerd op basis van productspecifieke en sectorale regels voor categorieën die zijn ontwikkeld op grond van artikel 3, lid 4, punt c), en artikel 5, lid 8, indien deze regels al voorzien in verificatie door derden. |
2. In overeenstemming met lid 1 ontwikkelt de Commissie een databank van de erkende normen en methoden die in aanmerking kunnen komen voor een vereenvoudigde procedure; deze databank wordt regelmatig herzien en bijgewerkt. [Am. 130]
Artikel 13
Aanwijzing van bevoegde autoriteiten en coördinatiemechanisme
1. De lidstaten wijzen een of meer voor de uitvoering en handhaving van deze richtlijn bevoegde autoriteiten aan.
2. Met het oog op de handhaving van de artikelen 5 en 6 kunnen de lidstaten de nationale autoriteiten of rechtbanken aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van Richtlijn 2005/29/EG. In dat geval kunnen De lidstaten van de artikelen 14 tot en met 17 zorgen ervoor dat consumenten wier economische belangen worden geschaad door niet-naleving van deze richtlijn afwijken en de toegang hebben tot evenredige en doeltreffende remedies overeenkomstig de artikelen 11 tot en met 13 artikel 11 bis van Richtlijn 2005/29/EG vastgestelde handhavingsregels toepassen. [Am. 131]
3. Indien er op hun grondgebied meer dan één bevoegde autoriteit is, zien de lidstaten erop toe dat de respectieve taken van die autoriteiten duidelijk worden omschreven en dat er geschikte communicatie- en coördinatiemechanismen worden opgezet.
4. De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van de identiteit van de bevoegde autoriteiten in hun lidstaat en van de bevoegdheden van die autoriteiten.
Artikel 14
Bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten
1. De lidstaten verlenen hun bevoegde autoriteiten de nodige inspectie- en handhavingsbevoegdheden om de naleving van deze richtlijn te waarborgen.
2. De krachtens lid 1 aan de bevoegde autoriteiten verleende bevoegdheden omvatten ten minste het volgende:
|
a) |
de bevoegdheid om alle relevante documenten, gegevens of informatie met betrekking tot een inbreuk op deze richtlijn in te zien, in elke vorm en in elk formaat en ongeacht het opslagmedium en de opslagplaats, alsook de bevoegdheid om kopieën van die documenten, gegevens of informatie te maken of te verkrijgen; |
|
b) |
de bevoegdheid om van elke natuurlijke of rechtspersoon te eisen dat deze alle relevante informatie, gegevens of documenten verstrekt, ongeacht de vorm, het formaat, het opslagmedium en de opslagplaats daarvan, om vast te stellen of er sprake was of is van een inbreuk op deze richtlijn en om de details van een dergelijke inbreuk vast te stellen; |
|
c) |
de bevoegdheid om op eigen initiatief onderzoeken of procedures in te stellen om inbreuken op deze richtlijn te doen beëindigen of verbieden; |
|
d) |
de bevoegdheid om handelaren te verplichten passende en doeltreffende herstelmaatregelen en andere geschikte maatregelen te nemen om een einde te maken aan een inbreuk op deze richtlijn; |
|
e) |
de bevoegdheid om, in voorkomend geval, stakingsbevelen vast te stellen met betrekking tot inbreuken op deze richtlijn; |
|
f) |
de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 17 sancties op te leggen voor inbreuken op deze richtlijn. |
3. De bevoegde autoriteiten mogen alle informatie, documenten, bevindingen, verklaringen en inlichtingen als bewijsmateriaal voor hun onderzoeken gebruiken, ongeacht het formaat en het opslagmedium ervan.
Artikel 15
Maatregelen voor het toezicht op de naleving
1. De overeenkomstig artikel 13 aangewezen bevoegde autoriteiten van de lidstaten controleren regelmatig de uitdrukkelijke milieuclaims die worden gedaan en de regelingen voor milieukeurmerken die worden toegepast op de markt van de Unie. De verslagen met de resultaten van die controles worden online ter beschikking van het publiek gesteld.
2. Wanneer de bevoegde autoriteiten van een lidstaat een inbreuk op een in deze richtlijn vastgestelde verplichting vaststellen, voeren zij een evaluatie uit die alle relevante vereisten van deze richtlijn omvat.
3. Wanneer de bevoegde autoriteiten naar aanleiding van de in de eerste alinea bedoelde evaluatie vaststellen dat de staving en het communiceren van een uitdrukkelijke milieuclaim of een regeling voor milieukeurmerken niet aan de vereisten van deze richtlijn voldoet, stellen zij de handelaar die de claim doet voorafgaand aan de publicatie van het in artikel 15, lid 1, bedoelde verslag in kennis van de non-conformiteit en eisen zij dat die handelaar binnen dertig dagen alle passende corrigerende maatregelen neemt om de uitdrukkelijke milieuclaim of de regeling voor milieukeurmerken met deze richtlijn in overeenstemming te brengen of om het gebruik van en het verwijzen naar de non-conforme uitdrukkelijke milieuclaim binnen dertig dagen stop te zetten. Die maatregelen moeten zo doeltreffend mogelijk zijn en zo snel mogelijk worden genomen, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel en het recht om te worden gehoord.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de bevoegde autoriteiten op een naar behoren gemotiveerd verzoek van de handelaar besluiten om de handelaar één verlenging van de oorspronkelijke termijn van dertig dagen toe te staan, gedurende welke de handelaar alle passende corrigerende maatregelen zal moeten nemen. [Am. 132]
3 bis. AANPASSEN TTE WAS VERKEERD GENUMMERD Wanneer de bevoegde autoriteiten van een lidstaat vaststellen dat een uitdrukkelijke milieuclaim of een regeling voor milieukeurmerken niet aan de vereisten van deze richtlijn voldoet, verlangen zij van de handelaar dat hij onverwijld meedeelt of de uitdrukkelijke milieuclaim of de regeling voor milieukeurmerken in een andere lidstaat is meegedeeld. Indien dit het geval is, stellen de bevoegde autoriteiten die de niet-conformiteit hebben vastgesteld, de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten waar de claim of het milieukeurmerk is meegedeeld, onverwijld in kennis van het resultaat van de beoordeling overeenkomstig artikel 15, lid 3. [Am. 133]
3 ter. Wanneer de bevoegde autoriteiten van een lidstaat vaststellen dat een verificateur regelmatig conformiteitscertificaten heeft afgegeven voor milieuclaims die niet voldoen aan de vereisten van deze richtlijn, wordt de accreditatie van de verificateur onverwijld ingetrokken. [Am. 134]
Artikel 16
Behandeling van klachten en toegang tot de rechter
1. Natuurlijke personen of rechtspersonen of organisaties die krachtens het Unierecht of het nationale recht een rechtmatig daartoe voldoende belang hebben, hebben het recht bij de bevoegde autoriteiten een gemotiveerde klacht in te dienen wanneer zij op grond van objectieve omstandigheden van oordeel zijn dat een handelaar of meer handelaren of verificateurs de bepalingen van deze richtlijn niet naleeft. [Am. 135]
2. Voor de toepassing van de eerste alinea worden niet-gouvernementele entiteiten of organisaties die zich inzetten voor de bescherming van de menselijke gezondheid, het milieu of de consument en die aan de vereisten van het nationale recht voldoen, geacht voldoende belang te hebben.
3. De bevoegde autoriteiten beoordelen onverwijld de in lid 1 bedoelde gemotiveerde klacht en nemen zo nodig maatregelen, waaronder inspecties van en hoorzittingen met de persoon of organisatie en de betrokken handelaren en verificateurs, om niet-naleving van de bepalingen van deze richtlijn op te sporen en , om de klacht te verifiëren. Indien de niet-naleving wordt bevestigd, nemen de bevoegde autoriteiten de nodige maatregelen overeenkomstig artikel 15. [Am. 136]
4. De bevoegde autoriteiten stellen de in lid 1 bedoelde persoon of organisatie die de klacht heeft ingediend zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen dertig dagen na ontvangst van het gemotiveerde bezwaar en overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het nationale recht in kennis van hun besluit inzake het inwilligen of weigeren van het in de klacht vervatte verzoek om maatregelen en , motiveren dat besluit en omschrijven de volgende stappen en maatregelen die zij zullen nemen . De bevoegde autoriteiten staan toe dat de persoon die het bezwaar heeft ingediend, aanvullende informatie verstrekt. [Am. 137]
5. De lidstaten zorgen ervoor dat een persoon of organisatie zoals bedoeld in lid 1 die een gemotiveerde klacht indient, toegang heeft tot de rechter of een andere onafhankelijke en onpartijdige overheidsinstantie die bevoegd is om de formele en materiële rechtmatigheid van de besluiten, het handelen of het verzuim te handelen van de bevoegde autoriteit uit hoofde van deze richtlijn te toetsen, onverminderd de nationale wettelijke bepalingen volgens welke de administratieve beroepsprocedures moeten zijn uitgeput alvorens een gerechtelijke procedure kan worden ingeleid. Die procedures voor rechterlijke toetsing moeten eerlijk, billijk, tijdig en kosteloos of niet buitensporig kostbaar zijn en moeten voorzien in passende en doeltreffende rechtsmiddelen, waaronder, indien nodig, stakingsbevelen.
6. De lidstaten zorgen ervoor dat het publiek gratis en op een gemakkelijk toegankelijke en begrijpelijke wijze praktische informatie wordt verstrekt over de toegang tot de in dit artikel bedoelde administratieve en gerechtelijke beroepsprocedures. [Am. 138]
Artikel 17
Sancties
1. Onverminderd de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van Richtlijn 2008/99/EG (50), stellen de lidstaten de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op nationale bepalingen die op grond van deze richtlijn zijn vastgesteld en nemen zij alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
2. Bij het bepalen van het type en de hoogte van de sancties die bij inbreuken moeten worden opgelegd, houden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten terdege rekening met het volgende:
|
a) |
de aard, de ernst, de omvang en de duur van de inbreuk; |
|
b) |
het opzettelijke of nalatige karakter van de inbreuk en eventuele maatregelen van de handelaar om de door consumenten geleden schade te beperken of te herstellen, indien van toepassing; |
|
c) |
de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke of rechtspersoon, zoals blijkt uit bijvoorbeeld de totale omzet van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte rechtspersoon of het jaarinkomen van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke persoon; |
|
d) |
de economische voordelen die de verantwoordelijken uit de inbreuk hebben gehaald; |
|
e) |
alle eerdere inbreuken door de verantwoordelijk geachte natuurlijke of rechtspersoon; |
|
f) |
elke andere verzwarende of verzachtende factor die van toepassing is op de omstandigheden van de zaak; |
|
g) |
in voorkomend geval, sancties die in grensoverschrijdende zaken in andere lidstaten aan de handelaar zijn opgelegd voor dezelfde inbreuk, wanneer informatie over dergelijke sancties beschikbaar is via het bij Verordening (EU) 2017/2394 opgezet mechanisme. |
3. De lidstaten zorgen ervoor dat sancties en maatregelen naar aanleiding van inbreuken op deze richtlijn het volgende omvatten:
|
a) |
geldboeten die de verantwoordelijken de uit de inbreuken voortvloeiende economische voordelen daadwerkelijk ontnemen en de verhoging van die geldboeten in het geval van herhaalde inbreuken; |
|
b) |
inbeslagneming van inkomsten die de handelaar uit een transactie met de betrokken producten heeft verkregen; |
|
c) |
tijdelijke uitsluiting voor een periode van maximaal twaalf maanden van openbare aanbestedingsprocedures en van toegang tot overheidsfinanciering, met inbegrip van aanbestedingsprocedures, subsidies en concessies. |
Voor de toepassing van punt a) zorgen de lidstaten ervoor dat wanneer sancties moeten worden opgelegd overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2017/2394 (51), het maximumbedrag van dergelijke boetes ten minste 4 % van de jaaromzet van de handelaar in de betrokken lidstaat of lidstaten bedraagt.
Artikel 18
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 3, lid 4, en artikel 5, lid 8, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van [PB: gelieve de datum van omzetting van deze richtlijn in te voegen]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 4, en artikel 5, lid 8, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. Een overeenkomstig artikel 3, lid 4, en artikel 5, lid 8, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van [twee maanden] na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met [twee maanden] verlengd.
Artikel 18 bis
Overlegforum
De Commissie richt een overlegforum voor groene claims (“het forum”) op, met evenwichtige deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten en alle relevante belanghebbende partijen, zoals vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, met inbegrip van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en vertegenwoordigers van de ambachtelijke sector, vakbonden, handelaren, detailhandelaren, importeurs, academische onderzoekers, milieubeschermingsgroepen en consumentenorganisaties. De Commissie raadpleegt het forum over het volgende:
|
i) |
de opstelling van de in artikel 3, lid 4 bis, bedoelde werkprogramma’s; |
|
ii) |
de opstelling van gedelegeerde handelingen; |
|
iii) |
de bijwerking van de vereisten voor de staving en het communiceren van milieuclaims; |
|
iv) |
evaluaties van de voorschriften voor de staving en het communiceren van milieuclaims; |
|
v) |
evaluaties van de doeltreffendheid van de bestaande vereisten voor de staving en het communiceren van milieuclaims. [Am. 139] |
Artikel 19
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 20
Monitoring
1. De lidstaten houden regelmatig toezicht op de toepassing van deze richtlijn op basis van:
|
a) |
een overzicht van de soorten uitdrukkelijke milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken waarover overeenkomstig artikel 16 gemotiveerde klachten zijn ingediend; |
|
b) |
een overzicht van de uitdrukkelijke milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken ten aanzien waarvan de bevoegde autoriteiten een handelaar hebben verplicht corrigerende maatregelen te nemen overeenkomstig artikel 15 of sancties hebben opgelegd overeenkomstig artikel 17. |
2. De in lid 1 bedoelde informatie omvat de uitdrukkelijke milieuclaim of de regeling voor milieukeurmerken, de aard van de vermeende inbreuk, de aard en de duur van de corrigerende maatregel en, indien van toepassing, de opgelegde sanctie.
3. De lidstaten verstrekken de in lid 1 bedoelde informatie jaarlijks aan de Commissie.
3 bis. De nationale bevoegde autoriteiten werken actief samen en wisselen regelmatig beste praktijken uit met betrekking tot de uitvoering van deze richtlijn. [Am. 140]
4. Op basis van de overeenkomstig lid 3 verzamelde informatie, de door de lidstaten overeenkomstig artikel 15, lid 1, beschikbaar gestelde informatie en, indien nodig, aanvullend overleg met de bevoegde autoriteiten, publiceert het Europees Milieuagentschap om de twee jaar een verslag met een beoordeling van de ontwikkeling van uitdrukkelijke milieuclaims en regelingen voor milieukeurmerken in elke lidstaat en in de Unie als geheel. Het verslag moet het mogelijk maken een onderscheid te maken naargelang de grootte van de handelaar die de claim doet en naargelang de kwaliteit van de staving.
Artikel 21
Evaluatie en toetsing
1. Uiterlijk op [PB, gelieve de datum in te vullen: vijf jaar na de datum van omzetting van deze richtlijn] verricht de Commissie een evaluatie van deze richtlijn met betrekking tot de doelstellingen ervan en brengt zij aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de belangrijkste bevindingen.
2. In het in lid 1 bedoelde verslag wordt beoordeeld of deze richtlijn haar doel heeft bereikt, met name wat betreft:
|
a) |
het waarborgen dat uitdrukkelijke milieuclaims over de milieuprestaties van een product of handelaar op betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie zijn gebaseerd; |
|
b) |
het waarborgen dat regelingen voor milieukeurmerken op certificeringsregelingen gebaseerd zijn en aan de desbetreffende vereisten van artikel 8 voldoen; |
|
c) |
het waarborgen dat nieuwe particuliere regelingen voor milieukeurmerken voor producten of handelaren die al onder bestaande regelingen vallen, alleen door de lidstaten worden goedgekeurd als zij in vergelijking met de bestaande regelingen een meerwaarde bieden; |
|
d) |
het vaststellen van de regels voor het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims op de markt van de Unie en het voorkomen van dubbele kosten bij het communiceren van die claims; |
|
d bis) |
het waarborgen dat handelaren daadwerkelijk prioriteit geven aan emissiereducties bij hun eigen activiteiten en in hun waardeketens, door de adequaatheid van de bepalingen betreffende het gebruik van koolstofkredieten te beoordelen; [Am. 141] |
|
e) |
de versterking van de werking van de interne markt.; |
|
e bis) |
het faciliteren van de transitie naar een gifvrij milieu. [Am. 142] |
3. Indien de Commissie dit passend acht, gaat het in lid 1 bedoelde verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de desbetreffende bepalingen van deze richtlijn, waarbij ook nadere bepalingen worden overwogen betreffende:
|
a) |
het ontsluiten van kansen voor de circulaire, bio- en groene economie door te beoordelen of het passend en haalbaar is het gebruik van een gemeenschappelijke en, waar relevant, op de levenscyclus gebaseerde methode voor de staving van milieuclaims verplicht te stellen; |
|
b) |
het vergemakkelijken van de transitie naar een gifvrij milieu door te overwegen een verbod in te stellen op milieuclaims voor producten die gevaarlijke stoffen bevatten, behalve wanneer het gebruik ervan volgens door de Commissie te ontwikkelen criteria essentieel wordt geacht voor de samenleving; [Am. 143] |
|
b bis) |
het verder verbeteren van de consumentenbescherming en de werking van de interne markt door te overwegen de vereisten inzake de staving van uitdrukkelijke milieuclaims uit te breiden tot micro-ondernemingen; [Am. 144] |
|
c) |
verdere harmonisatie van de vereisten inzake de staving van specifieke milieuclaims over milieuaspecten of -effecten zoals duurzaamheid, herbruikbaarheid, repareerbaarheid, recyclebaarheid, gerecyclede inhoud, gebruik van natuurlijke inhoud, met inbegrip van vezels, milieuprestaties of duurzaamheid, biogebaseerde elementen, biologische afbreekbaarheid, biodiversiteit, afvalpreventie en afvalvermindering. |
Artikel 22
Wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012
In de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 wordt het volgende punt toegevoegd:
“X. [PB: gelieve het volgende nummer in de reeks in te voegen] Richtlijn (EU)... van het Europees Parlement en de Raad van... betreffende de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (PB L... van..., blz....): artikel 13, lid 3, en artikel 15.”.
Artikel 23
Wijziging van Verordening (EU) 2017/2394
In de bijlage bij Verordening (EU) 2017/2394 wordt het volgende punt toegevoegd:
“X. [PB: gelieve het volgende nummer in de reeks in te voegen] Richtlijn (EU)... van het Europees Parlement en de Raad van... betreffende de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (PB L... van..., blz....).”.
Artikel 24
Wijziging van Richtlijn (EU) 2020/1828
In bijlage I bij Richtlijn (EU) 2020/1828 wordt het volgende punt toegevoegd:
“X. [PB: gelieve het volgende nummer in de reeks in te voegen] Richtlijn (EU)... van het Europees Parlement en de Raad van... betreffende de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (PB L... van..., blz....).”.
Artikel 25
Omzetting
1. De lidstaten stellen uiterlijk op [PB, gelieve de datum toe te voegen: 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen, en maken deze bekend. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.
Zij passen die bepalingen toe vanaf [PB, gelieve de datum toe te voegen: 24 30 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn]. [Am. 173]
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Deze richtlijn is uiterlijk 42 maanden na de inwerkingtreding ervan van toepassing op kleine ondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie. [Am. 145]
1 bis. De lidstaten kunnen tussen de datum van inwerkingtreding en de datum van toepassing van deze richtlijn een overgangsperiode instellen waarin bestaande milieuclaims die ter verificatie zijn ingediend, mogen worden gebruikt. [Am. 146]
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 26
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 27
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te …,
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
Voor de Raad
De voorzitter
(1) PB C van, blz..
(2) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Een nieuw actieplan voor een circulaire economie — Voor een schoner en concurrerender Europa (COM(2020) 98 final).
(3) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: De Europese Green Deal (COM(2019) 640 final).
(4) Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2005/29/EG en 2011/83/EU wat betreft het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie door middel van betere informatie en bescherming tegen oneerlijke praktijken (COM(2022) 143 final).
(5) Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (“Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).
(6) Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG (COM(2022) 142).
(7) Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1).
(8) https://agriculture.ec.europa.eu/system/files/2023-01/agri-market-brief-20-organic-farming-eu_nl_1.pdf
(9) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
(10) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(11) COM(2022) 142 final.
(12) Verordening (EU) nr. 1007/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011 betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten, en houdende intrekking van Richtlijn 73/44/EEG van de Raad en Richtlijnen 96/73/EG en 2008/121/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 272 van 18.10.2011, blz. 1).
(13) Aanbeveling (EU) 2021/2279 van de Commissie van 15 december 2021 betreffende het gebruik van milieuvoetafdrukmethoden voor het meten en bekendmaken van de milieuprestatie van producten en organisaties gedurende hun levenscyclus (PB L 471 van 30.12.2021, blz. 1).
(14) Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
(15) […]
(16) Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).
(17) Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21).
(18) Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (“Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22) (zoals gewijzigd).
(19) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(20) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(21) Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 1).
(22) Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 1).
(23) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(24) Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(25) PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.
(26) Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie (“de IMI-verordening”) (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).
(27) PB L 345 van 27.12.2017, blz. 1.
(28) Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG (PB L 409 van 4.12.2020, blz. 1).
(29) Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1).
(30) Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1).
(31) Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 1).
(32) Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10).
(33) Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5).
(34) Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
(35) Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1).
(36) Richtlijn 1999/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende de beschikbaarheid van consumenteninformatie over het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot bij de verbranding van nieuwe personenauto’s (PB L 12 van 18.1.2000, blz. 16).
(37) Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5).
(38) Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG (PB L 266 van 26.9.2006, blz. 1).
(39) Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10).
(40) Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
(41) Verordening (EU) …/… van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een certificeringskader van de Unie voor koolstofverwijderingen (PB L... van..., blz....).
(42) Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van de Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).
(43) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(44) Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 November 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de finaciëledienstensector (PB L 317 van 9.12.2019, blz. 1).
(45) Verordening (EU) nr. 1007/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten, en houdende intrekking van Richtlijn 73/44/EEG van de Raad en Richtlijnen 96/73/EG en 2008/121/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 272 van 18.10.2011, blz. 1).
(46) Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
(47) Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
(48) Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PB L 157 van 15.6.2016, blz. 1).
(49) Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
(50) Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28).
ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/1023/oj
ISSN 1977-0995 (electronic edition)