EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0512

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap

COM/2023/512 final

Brussel, 6.9.2023

COM(2023) 512 final

2023/0311(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap

(Voor de EER relevante tekst)

{SEC(2023) 305 final} - {SWD(2023) 289 final} - {SWD(2023) 290 final} - {SWD(2023) 291 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De Europese Unie (EU) is gegrondvest op de waarden van menselijke waardigheid, vrijheid en eerbiediging van de mensenrechten en zet zich in voor de bestrijding van discriminatie, onder meer op grond van een handicap, zoals vastgelegd in het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Handvest van de grondrechten (Handvest).

Het recht van EU-burgers op vrij verkeer en verblijf binnen de Europese Unie is een van de belangrijkste verworvenheden van de EU en een belangrijke factor voor de economie van de EU.

De EU en al haar lidstaten zijn partij bij het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD). Doel van het UNCRPD is het volledige genot door alle personen met een handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid te bevorderen, beschermen en waarborgen, en ook de eerbiediging van hun inherente waardigheid te bevorderen. Het UNCRPD bevat verplichtingen voor staten die partij zijn om het recht van personen met een handicap op vrijheid van verkeer op voet van gelijkheid met anderen te erkennen. De staten die partij zijn wordt ook verzocht doeltreffende maatregelen te nemen om de persoonlijke mobiliteit van personen met een handicap zo onafhankelijk mogelijk te maken, onder meer door de persoonlijke mobiliteit van personen met een handicap op de wijze en op het tijdstip van hun keuze en tegen betaalbare kosten te vergemakkelijken.

In de Europese pijler van sociale rechten, die op 17 november 2017 in Göteborg is afgekondigd door het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie 1 , wordt bepaald dat iedereen, ongeacht zijn handicap, recht heeft op gelijke behandeling en gelijke kansen bij de toegang tot goederen en diensten die publiekelijk beschikbaar zijn (beginsel 3). Daarnaast wordt in de Europese pijler van sociale rechten erkend dat personen met een handicap recht hebben op diensten die hen in staat stellen in de samenleving actief te zijn (beginsel 17). In het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten wordt verwezen naar aanzienlijke belemmeringen waarmee personen met een handicap nog steeds worden geconfronteerd en die verder worden aangepakt in de strategie inzake de rechten van personen met een handicap 2021-2030.

Personen met een handicap wier gehandicaptenstatus door de bevoegde autoriteiten in een lidstaat wordt beoordeeld en erkend, krijgen vaak bijzondere voorwaarden of een voorkeursbehandeling bij de toegang tot diverse diensten, activiteiten en faciliteiten, ook wanneer deze in die lidstaat niet tegen vergoeding worden verleend, en ongeacht of deze worden verstrekt door overheidsinstanties of particuliere marktdeelnemers, op basis van nationale of lokale regels/wettelijke verplichtingen, en vaak op vrijwillige basis (met name door particuliere marktdeelnemers).

De meest voorkomende bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen worden aangeboden of verleend met betrekking tot openbaar en particulier vervoer, parkeerplaatsen, culturele evenementen (bv. musea), vrijetijds- en sportcentra of -diensten, pretparken en toerisme. Deze kunnen bestaan uit gratis toegang, verlaagde tarieven, verlaagde tarieven of gebruiksrechten voor tolwegen/bruggen/tunnels, prioritaire toegang, persoonlijke assistentie, ondersteuning (zoals toegang tot braille, audiogidsen), het verstrekken van hulpmiddelen, ruimere of gereserveerde parkeerplaatsen 2 . Wat personenvervoersdiensten betreft, mogen persoonlijke assistenten of anderen die een persoon met een handicap begeleiden of bijstaan, wellicht kosteloos reizen of krijgen zij zo mogelijk een zitplaats naast de persoon met een handicap of de persoon met beperkte mobiliteit 3 . Ook worden voorkeursbehandelingen of bijzondere voorwaarden ook geboden bij de toegang tot activiteiten of faciliteiten die niet tegen vergoeding worden aangeboden.

Personen met een erkende gehandicaptenstatus in hun lidstaat van verblijf die naar een andere lidstaat reizen, kunnen echter moeilijkheden ondervinden bij de toegang tot bijzondere voorwaarden of een voorkeursbehandeling die wordt aangeboden in of voorzien in de lidstaat die zij bezoeken, vaak doordat de door de lidstaat van verblijf afgegeven gehandicaptenkaarten of -certificaten niet worden erkend.

Naast fysieke en andere belemmeringen voor de toegang tot openbare en particuliere ruimten zijn hoge reiskosten een belangrijke factor die veel personen met een handicap ervan weerhoudt te reizen 4 , omdat zij ook specifieke behoeften hebben waardoor hun reiskosten hoger zijn dan voor personen zonder handicap 5 . De Eurostat-enquête onder personen die niet aan het toerisme deelnemen, bevestigt voor de algemene bevolking dat financiële redenen een belangrijk argument zijn om niet te op reis te gaan; volgens deze enquête heeft 44,83 % van de totale bevolking in 2019 “om financiële redenen” niet aan toerisme deelgenomen. 6 Personen met een handicap lopen een hoger armoederisico dan personen zonder handicap. Op EU-niveau liep ongeveer 21,1 % van de personen met een handicap van 16 jaar en ouder in 2021 een armoederisico, tegenover 14,9 % van de personen zonder handicap. Het percentage voor alle personen van 16 jaar en ouder bedroeg 16,4 %.

Het omgaan met rechtsonzekerheid en mogelijke extra kosten kan de mogelijkheden van personen met een handicap om hun recht van vrij verkeer volledig en doeltreffend uit te oefenen, aantasten.

Voor veel mensen met een handicap is hun eigen auto de beste of enige mogelijkheid om zich zelfstandig te verplaatsen. De mogelijkheid om zo dicht mogelijk bij hun bestemming te parkeren en de beschikbaarheid van gereserveerde of uitgebreide parkeerfaciliteiten voor personen met een handicap zijn essentieel om hun autonomie te ondersteunen en vergemakkelijkt de uitoefening van het recht op vrij verkeer. De EU-parkeerkaart voor personen met een handicap is gecreëerd door middel van een aanbeveling van de Raad tot vaststelling van een gestandaardiseerd, gemeenschappelijk EU-model/standaardformaat in 1998 7 en is een van de meest zichtbare en belangrijkste verwezenlijkingen van het gehandicaptenbeleid van de EU. Het wordt door alle lidstaten op grote schaal gebruikt. Desondanks ondervinden kaarthouders moeilijkheden bij het gebruik van de gestandaardiseerde EU-modelparkeerkaart voor personen met een handicap, zoals onzekerheid over de toegekende rechten en de beperkte erkenning van de kaart wanneer zij naar andere lidstaten reizen, en boetes die worden opgelegd, zelfs wanneer de EU-parkeerkaart wordt getoond of zichtbaar in het voertuig wordt achtergelaten. Bovendien belemmeren nationale verschillen in het formaat, het ontwerp en de uitvoering van de EU-parkeerkaart voor personen met een handicap het gebruik ervan, vergroten zij de (juridische) onzekerheid en leiden tot vervalsingsrisico’s of frauduleuze handelingen, alsook handhavingsproblemen 8 .

Daarom worden in dit initiatief het kader, de regels en de gemeenschappelijke voorwaarden vastgesteld, waaronder een gemeenschappelijk gestandaardiseerd model, voor een Europese gehandicaptenkaart als bewijs van een erkende gehandicaptenstatus en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap als bewijs van hun erkende recht op parkeervoorwaarden en -faciliteiten voor personen met een handicap (“parkeerrechten”). Het doel van het initiatief is het ondersteunen van de toegang onder gelijke voorwaarden in alle lidstaten voor houders van de Europese gehandicaptenkaart of de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap tot bijzondere voorwaarden of een voorkeursbehandeling met betrekking tot diensten, activiteiten en faciliteiten, ook wanneer deze niet tegen vergoeding worden verstrekt, en respectievelijk parkeervoorwaarden en -faciliteiten.

De wederzijdse erkenning van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap moet het voor personen met een handicap bij hun reis of bezoek in een andere lidstaat gemakkelijker maken om gebruik te maken van rechten op bijzondere voorwaarden en/of voorkeursbehandeling die door particuliere exploitanten of overheidsinstanties worden aangeboden om toegang te krijgen tot diensten, activiteiten en faciliteiten, ook indien deze niet tegen vergoeding worden verstrekt, alsmede toegang tot parkeervoorwaarden en -faciliteiten voor personen met een handicap, zonder discriminatie op grond van nationaliteit of verblijfplaats, op gelijke voorwaarden als die welke worden aangeboden op basis van nationale attesten, gehandicaptenkaarten of andere formele documenten die hun gehandicaptenstatus erkennen en die door de bevoegde autoriteiten van het gastland zijn afgegeven.

De vaststelling van een kader van regels en gemeenschappelijke voorwaarden voor zowel de Europese gehandicaptenkaart als de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap zal bijdragen tot een effectievere en inclusievere participatie en inclusie in de samenleving van personen met een handicap.

Het voorstel voor een Europese gehandicaptenkaart is een van de vlaggenschipinitiatieven van de strategie inzake de rechten van personen met een handicap 2021-2030 9 :

“De Commissie zal voorstellen uiterlijk eind 2023 een Europese gehandicaptenkaart in te voeren, zodat deze in alle lidstaten kan worden erkend. Daarbij wordt voortgebouwd op de ervaringen van het lopende proefproject met de Europese gehandicaptenkaart in acht lidstaten en op de EU -parkeerkaart voor gehandicapten.”

Het voornemen om een voorstel in te dienen over de Europese gehandicaptenkaart is ook uiteengezet in de mededeling over de Conferentie over de toekomst van Europa — Visie naar concrete actie 10 , waarnaar Commissievoorzitter Von der Leyen verwijst in haar toespraak over de Staat van de Unie van 2022 11 . Het initiatief maakt deel uit van het werkprogramma van de Commissie voor 2023 Een standvastige en verenigde Unie 12 .

Het Europees Parlement heeft in drie resoluties om de kaart verzocht. In zijn resolutie van 18 juni 2020 over de Europese strategie inzake handicaps na 2020 13 heeft het de Commissie verzocht het bestaande proefproject voor de EU-gehandicaptenkaart uit te breiden en ervoor te zorgen dat de EU-parkeerkaart voor personen met een handicap in alle lidstaten volledig in acht wordt genomen. Het Europees Parlement was ingenomen met het plan om een initiatief in te dienen inzake de Europese gehandicaptenkaart die in alle lidstaten moet worden erkend, met het oog op de opschaling van de proefprojecten voor de EU-gehandicaptenkaart en de EU-modelparkeerkaart voor personen met een handicap in zijn resolutie van 7 oktober 2021 over de bescherming van personen met een handicap door middel van verzoekschriften 14 . In zijn resolutie van 13 december 2022 over gelijke rechten voor personen met een handicap 15 pleitte het voor een juridisch bindend en ambitieus initiatief dat een reeks verschillende gebieden bestrijkt die verder gaan dan cultuur, vrije tijd en sport.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft ook een ondersteunend verkennend advies uitgebracht 16 over de Europese gehandicaptenkaart, waarin het met betrekking tot de EU-parkeerkaart erkent dat het belangrijk is de wetgeving te actualiseren die de kenmerken, de afgifteprocedures en de werking ervan harmoniseert.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit initiatief bouwt voort op twee bestaande instrumenten.

Wat de Europese gehandicaptenkaart betreft, bouwt het voorstel voort op het bijbehorende proefproject waarbij het toepassingsgebied ervan wordt uitgebreid tot alle lidstaten en een breder scala van verschillende beleidsterreinen bestrijkt, niet alleen diensten, maar ook activiteiten en faciliteiten, ook wanneer deze niet tegen vergoeding worden verstrekt. Het proefproject is in 2016-2018 op vrijwillige basis uitgevoerd in acht lidstaten (België, Cyprus, Estland, Finland, Italië, Malta, Roemenië en Slovenië) en is na afloop van het project in werking gebleven. Het proefproject voorzag in een gemeenschappelijk formaat voor een kaart voor wederzijdse erkenning op vrijwillige basis door de acht deelnemende lidstaten van de gehandicaptenstatus (vastgesteld overeenkomstig hun respectieve nationale criteria, regels, praktijken en procedures), voor toegang tot uitkeringen en diensten op het gebied van cultuur, vrijetijdsbesteding, sport en – in sommige landen – vervoer 17 , wanneer zij naar een van de deelnemende landen reizen. Nationale dienstverleners in deze sectoren kunnen zich vrijwillig aansluiten bij de regeling van de gehandicaptenkaart. Het pakket aan voordelen dat in elke lidstaat werd verstrekt, was afhankelijk van het aantal en de soort deelnemende dienstverleners. Als zij zich bij het regeling van de gehandicaptenkaart hadden aangesloten, moesten dienstverleners dezelfde voordelen die zij personen met een handicap uit eigen land aanbieden, ook aanbieden aan kaarthouders uit andere deelnemende lidstaten. De lidstaten moesten een register bijhouden van de diensten die zich aan het systeem deelnamen en het regelmatig bijwerken.

De EU Pilot heeft duidelijk de voordelen aangetoond voor personen met een handicap bij de toegang tot diensten op het gebied van cultuur, vrije tijd, sport en, in sommige gevallen, vervoer, en bij het ondersteunen van hun grensoverschrijdend verkeer in de EU voor een korte periode. Daarnaast werd in de studie van 2021 ter beoordeling van de uitvoering van de proefactie inzake de EU-gehandicaptenkaart en de daaraan verbonden voordelen 18 de meerwaarde van de kaart voor de EU bevestigd en werd geconcludeerd dat er potentieel is voor grootschaliger maatregelen.

In vergelijking met het proefproject (waarin de vier betrokken sectoren zijn opgenomen en (nationaal) uitgewerkte lijsten van “deelnemende aanbieders” in een openbare databank zijn opgenomen) is de achterliggende reden/logica van dit wetgevingsvoorstel verschillend. Door te voorzien in de wederzijdse erkenning van de Europese gehandicaptenkaart in alle lidstaten, beoogt dit wetgevingsvoorstel kaarthouders die op reis of op bezoek zijn in een andere lidstaat, onder gelijke voorwaarden toegang te verlenen tot bestaande bijzondere voorwaarden of een voorkeursbehandeling met betrekking tot een grote verscheidenheid aan diensten, activiteiten en faciliteiten, ook wanneer zij niet tegen vergoeding worden aangeboden. Deze aanpak moet de administratieve lasten in het proefproject voor de lidstaten aanzienlijk verminderen in verband met de noodzaak databanken bij te houden en bij te werken van dienstverleners die de Europese gehandicaptenkaart aanvaarden.

Wat de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap betreft, zal het initiatief in de plaats komen van het systeem dat is ingevoerd bij Aanbeveling 98/376/EG van de Raad 19 , die voorziet in een vrijwillig Europees model van een parkeerkaart voor personen met een handicap en de erkenning van de parkeerkaart in alle lidstaten heeft vergemakkelijkt. Specifieke nationale toevoegingen of afwijkingen van het aanbevolen model hebben geleid tot een wildgroei aan verschillende kaarten 20 , waardoor de grensoverschrijdende erkenning ervan en de toegang van personen met een handicap tot speciale parkeervoorwaarden en -faciliteiten voor personen met een handicap die over een “lokale” parkeerkaart beschikken, wordt belemmerd. Bovendien was er geen sprake van actualisering van de aanbeveling van de Raad om rekening te houden met de ontwikkelingen op het gebied van technologie en digitalisering, of om lidstaten te helpen om problemen met fraude en vervalsing van de kaarten aan te pakken.

Het voorstel voorziet in de gemeenschappelijke regels en voorwaarden voor de afgifte van de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap en het gemeenschappelijke model ervan, dat door alle lidstaten moet worden toegepast ter vervanging van alle verschillende bestaande nationale parkeerkaarten.

Om de gelijke behandeling met EU-burgers te waarborgen, is de Commissie voorts voornemens een afzonderlijke rechtshandeling voor te stellen waarbij het toepassingsgebied van dit voorstel wordt uitgebreid tot onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven of wonen en die overeenkomstig het Unierecht naar andere lidstaten mogen reizen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit initiatief heeft tot doel het voor personen met een handicap gemakkelijker te maken om onder gelijke voorwaarden voor personen met een handicap die op reis of op bezoek zijn in een andere lidstaat, te profiteren van de beschikbare bijzondere voorwaarden en/of een voorkeursbehandeling wanneer zij toegang krijgen tot diensten, activiteiten en faciliteiten, ook wanneer deze niet tegen betaling worden aangeboden, onder gelijke voorwaarden voor inwoners met een handicap, en zo de uitoefening van hun recht op vrij verkeer binnen de EU te vergemakkelijken.

Wat betreft diensten die gewoonlijk tegen vergoeding op de interne markt worden verricht, vormt dit voorstel een aanvulling op Richtlijn 2006/123 betreffende diensten op de interne markt 21 . Voorts vormt het een aanvulling op de Europese toegankelijkheidswet (Richtlijn 2019/882) 22 en de richtlijn webtoegankelijkheid (Richtlijn (EU) 2016/2102) 23 , die tot doel hebben belemmeringen als gevolg van uiteenlopende toegankelijkheidseisen in de lidstaten weg te nemen en te voorkomen.

Het voorstel vormt een aanvulling op EU-wetgeving inzake passagiersrechten die tussen 2004 en 2021 is aangenomen en kan de toepassing ervan vergemakkelijken met betrekking tot vier vervoerswijzen: vliegtuig, trein, schip en autobus/touringcar 24 . Deze wetgeving garandeert passagiers met een handicap en beperkte mobiliteit het recht op non-discriminatie bij de toegang tot vervoer en op kosteloze bijstand en, indien nodig, aanpassing van de vervoersdiensten aan hun bijzondere behoeften, zodat zij net als elke andere burger gebruik kunnen maken van de vier vervoerswijzen.

Het initiatief is ook in overeenstemming met de recente Richtlijn (EU) 2022/362 25 , die de lidstaten de mogelijkheid biedt te voorzien in lagere heffingen of gebruiksrechten voor tolwegen/bruggen/tunnels, alsook in vrijstellingen van de verplichting om dergelijke heffingen of gebruiksrechten te betalen voor voertuigen die worden gebruikt door of eigendom zijn van personen met een handicap voor wegen waarop wegenheffingen van toepassing zijn.

Het voorstel zal ook bijdragen tot een effectievere en inclusievere deelname van personen met een handicap aan de samenleving, zoals voorzien in het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, en bijdragen tot de uitvoering van de Agenda 2030 van de Verenigde Naties voor duurzame ontwikkeling, aangezien doelstelling 8 beleid aanmoedigt dat duurzaam toerisme en lokale cultuur bevordert; doelstelling 10 is gericht op het verminderen van ongelijkheden; en doelstelling 11 is erop gericht iedereen toegang te bieden tot veilige, betaalbare, toegankelijke en duurzame vervoerssystemen.

Bovendien biedt het voorstel een nieuwe bouwsteen voor een bredere Europese digitale certificeringsinfrastructuur, die voortbouwt op de ervaring met het digitale EU-COVID-certificaat, en zal na de vaststelling van de voorgestelde herziene verordening worden gekoppeld aan de Europese portemonnee voor digitale identiteit.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit voorstel heeft meerdere, onderling verbonden doelstellingen op verschillende beleidsterreinen, zoals diensten, vervoer en rechten op vrij verkeer. Daarom is het gebruik van verschillende rechtsgrondslagen het meest adequaat en passend om de verschillende doelstellingen van dit initiatief te bestrijken.

De artikelen 53, lid 1, en artikel 62 VWEU (betreffende diensten die gewoonlijk tegen vergoeding worden verricht op de interne markt) zijn relevant, aangezien het voorstel de kaarthouders het recht geeft om in aanmerking te komen voor preferentiële voorwaarden/behandeling bij de toegang tot diensten op voet van gelijkheid met personen met een handicap in de bezochte lidstaat.

Wat de bijzondere voorwaarden en voorkeursbehandeling voor de toegang tot diensten op het gebied van vervoer – met inbegrip van parkeerfaciliteiten – betreft, biedt artikel 91 VWEU de noodzakelijke rechtsgrondslag. Daarnaast is dit artikel ook relevant omdat het de goedkeuring mogelijk maakte van de aanbeveling van de Raad in 1998 26 , waarbij het bestaande vrijwillige EU-parkeerkaartsysteem werd ingevoerd, dat door het huidige initiatief zal worden vervangen.

Om rekening te houden met deze bijzondere voorwaarden of een voorkeursbehandeling voor de toegang tot activiteiten en faciliteiten die geen “diensten” zijn en die onder de andere bovengenoemde rechtsgrondslagen vallen, met name de activiteiten en faciliteiten die niet tegen vergoeding worden verschaft,voorziet artikel 21, lid 2, VWEU, als aanvullende rechtsgrondslag voor de Europese Unie in de mogelijkheid om op te treden en bepalingen vast te stellen die de uitoefening door EU-burgers van het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten vergemakkelijken. Bovendien worden familieleden, ongeacht hun nationaliteit, van een burger van de Unie die zijn recht van vrij verkeer overeenkomstig de regels van de Unie uitoefent, gelijkgesteld met burgers van de Unie.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. De doelstellingen van dit voorstel kunnen derhalve niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen vanwege de omvang en de gevolgen van deze voorgestelde verordening beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt. Er moeten dus maatregelen op EU-niveau worden genomen.

De geconstateerde problemen hebben een grensoverschrijdende dimensie die niet door de lidstaten alleen kan worden opgelost. De noodzaak van EU-maatregelen houdt rechtstreeks verband met grensoverschrijdend reizen en de daarmee samenhangende uitdagingen waarmee personen met een handicap in de EU worden geconfronteerd. Daarom moet worden gezorgd voor een gecoördineerde aanpak tussen de lidstaten om hun toegang tot bijzondere voorwaarden of preferentiële behandeling op gelijke voorwaarden te vergemakkelijken als houders van een gehandicaptenkaart of -certificaat die is afgegeven door het bezochte land.

Het ontbreken van maatregelen op EU-niveau zou er waarschijnlijk toe leiden dat de lidstaten verschillende systemen invoeren, wat zou leiden tot aanhoudende problemen met de grensoverschrijdende erkenning van gehandicaptenkaarten en -certificaten en van de EU-parkeerkaart. Als de EU niet tussenbeide komt, zouden de huidige verschillen in nationale gehandicaptenkaarten en -certificaten waarschijnlijk ook toenemen en zouden de verschillen in behandeling van personen met een handicap tussen de lidstaten blijven bestaan of verder toenemen, met nadelige gevolgen voor hun toegang tot bijzondere voorwaarden of een voorkeursbehandeling met betrekking tot diensten, activiteiten en faciliteiten, ook wanneer deze niet tegen vergoeding worden verstrekt, wat negatieve gevolgen kan hebben voor de uitoefening van hun recht op vrij verkeer.

Het initiatief is niet gericht op het harmoniseren van de criteria, voorwaarden of beoordelingsprocedures voor het verkrijgen van een gehandicaptenstatus in een lidstaat, waarvoor de lidstaten bevoegd blijven. Dit voorstel doet derhalve geen afbreuk aan de bevoegdheden van de lidstaten om de voorwaarden en procedures vast te stellen bij de beoordeling van de gehandicaptenstatus met het oog op de toekenning van een Europese gehandicaptenkaart en bij de erkenning van het recht op parkeervoorwaarden en -faciliteiten die voorbehouden zijn aan personen met een handicap en de afgifte van een certificaat, handicap of parkeerkaart voor personen met een handicap, of enig ander formeel document, op lokaal, regionaal of nationaal niveau.

Voorts doet het voorstel geen afbreuk aan de nationale bevoegdheden om te bepalen of bijzondere voordelen of preferentiële voorwaarden moeten worden toegekend, zoals vrije toegang, verlaagde tarieven of preferentiële behandeling voor personen met een handicap en, in voorkomend geval, personen die hen begeleiden of bijstaan. Het voorstel legt evenmin verplichtingen op aan particuliere exploitanten of overheidsinstanties met betrekking tot het al dan niet toekennen van preferentiële voorwaarden. Het zorgt er alleen voor dat wanneer dergelijke bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandeling worden toegekend, deze onder gelijke voorwaarden beschikbaar moeten zijn voor alle personen met een handicap die houder zijn van een Europese gehandicaptenkaart of een Europese parkeerkaart voor personen met een handicap en dat de informatie in dat verband beschikbaar wordt gesteld in toegankelijke formaten met gebruikmaking van de relevante toegankelijkheidseisen voor diensten die zijn vastgesteld in bijlage I bij Richtlijn 2019/882.

Evenredigheid

Wat het evenredigheidsbeginsel betreft, gaan de vorm en de inhoud van het voorstel niet verder dan wat noodzakelijk en evenredig is om de verschillende, onderling verbonden doelstellingen te verwezenlijken.

Er zijn algemene, gemeenschappelijke regels en een gemeenschappelijk gestandaardiseerd formaat/model voor beide kaarten vastgesteld. Rekening houdend met nationale verschillen, omstandigheden en praktijken worden de beoordeling van de gehandicaptenstatus zelf, de vaststelling van de nodige procedures voor de afgifte van de kaarten en de vaststelling van de bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandeling van personen met een handicap bij de toegang tot diensten, activiteiten en faciliteiten, ook wanneer deze niet tegen vergoeding worden verstrekt, echter aan de lidstaten overgelaten, tenzij in het Unierecht anders is bepaald.

Keuze van het instrument

Overeenkomstig de vastgestelde rechtsgrondslagen, met name de artikelen 53, lid 1, en 62, in combinatie met artikel 91 VWEU en artikel 21, lid 2, VWEU, wordt een richtlijn beschouwd als het geschikte, evenredige en doeltreffende instrument om de verschillende, onderling verbonden doelstellingen van het initiatief te verwezenlijken.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

In juli 2022 is een interdepartementale stuurgroep voor de Europese gehandicaptenkaart opgericht, die actief betrokken was bij de voorbereiding van het initiatief, met inbegrip van de effectbeoordeling ervan.

In overeenstemming met de richtsnoeren voor betere regelgeving is een breed scala van internationale, EU- en nationale belanghebbenden geraadpleegd, namelijk i) degenen die belang hebben bij de kwestie (bv. nationale overheidsinstanties, dienstverleners, ngo’s; ii) potentiële begunstigden van de Europese gehandicaptenkaart of de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap (bv. personen met een handicap, persoonlijke assistenten); en iii) deskundigen (bv. onderzoekers, adviesbureaus en adviseurs, internationale organisaties).

De raadpleging van belanghebbenden omvatte: a) een openbare raadpleging, b) strategische en c) gerichte interviews, d) gerichte online-enquêtes, e) drie onlineworkshops, f) zes focusgroepen met dienstverleners uit geselecteerde lidstaten en g) zes casestudy’s. Belanghebbenden kunnen ook opmerkingen indienen over h) het verzoek om input van de Commissie 27 .

De meeste raadplegingsactiviteiten werden georganiseerd door een externe contractant in het kader van een studie om de voorbereiding van de effectbeoordeling te ondersteunen. De Commissie heeft ook de autoriteiten van de lidstaten en maatschappelijke organisaties die personen met een handicap vertegenwoordigen, geraadpleegd, die lid zijn van het platform voor personen met een handicap. De besprekingen tijdens de vergaderingen van het platform en de specifieke subgroep over de Europese gehandicaptenkaart waren van cruciaal belang om feedback te krijgen over de verfijning van het voorstel.

Effectbeoordeling

Het voorstel voor een initiatief van de Commissie tot vaststelling van het kader, de regels en de voorwaarden voor de afgifte en het gebruik van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap gaat vergezeld van een effectbeoordelingsverslag 28 , waarvan het ontwerp op 21 juni 2023 aan de Raad voor regelgevingstoetsing is voorgelegd. De RRT heeft op 19 juli 2023 een positief advies met voorbehoud uitgebracht. Het effectbeoordelingsverslag is herzien in overeenstemming met de bevindingen en aanbevelingen van de raad. Ook de meer gedetailleerde technische opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing zijn hierbij verwerkt.

Het ontwerp van opties en het besluit om bepaalde opties buiten beschouwing te laten, is sterk gebaseerd op de ervaring die is opgedaan in het kader van het proefproject voor de Europese gehandicaptenkaart en op de ervaring met Aanbeveling 98/376/EG van de Raad van 4 juni 1998 inzake een parkeerkaart voor personen met een handicap, samen met feedback van belanghebbenden en lidstaten.

De optie om de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap samen te voegen tot één enkele kaart is overwogen en vervolgens verworpen omdat dit praktisch en technisch niet haalbaar was. 29 De toelatingscriteria, uitgifteprocedures, het toepassingsgebied en het gebruik van de twee kaarten zijn verschillend. Niet alle houders van een Europese gehandicaptenkaart zouden houder zijn van een Europese parkeerkaart voor personen met een handicap. De geraadpleegde belanghebbenden wezen erop dat het samenvoegen van de twee kaarten de mogelijkheid voor personen met een handicap om beide kaarten tegelijkertijd te gebruiken, zou beperken. In de praktijk zal de Europese parkeerkaart doorgaans in het voertuig worden achtergelaten en zichtbaar worden gemaakt, terwijl de Europese gehandicaptenkaart bij de kaarthouder moet blijven. De belanghebbenden waren daarom van mening dat zij als twee afzonderlijke kaarten moeten worden bewaard.

Bij de beoordeling werden beleidsopties onderzocht die erop gericht zijn de wederzijdse erkenning van de gehandicaptenstatus in de EU met betrekking tot de toegang tot diensten bij bezoeken aan een andere lidstaat te vergemakkelijken (A) en het gebruik en de rechtszekerheid bij het gebruik van de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap te vergemakkelijken (B), die samen de vastgestelde uitdagingen aanpakt.

Verscheidene andere opties, zoals vrijwillige regelingen 30 , die alleen betrekking hebben op een selectie van diensten 31 , het harmoniseren van de definities en criteria om in aanmerking te komen voor de beoordeling van de gehandicaptenstatus 32 of het harmoniseren van de procedures voor de afgifte van de desbetreffende kaarten op EU-niveau 33 , werden eveneens verworpen.

De voorkeursoptie is een combinatie van beleidsoptie A2 (verplicht model van een Europese gehandicaptenkaart in alle lidstaten voor reizen in alle dienstensectoren) en optie B2 (verplicht model van de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap).

Beleidsoptie A2 is de meest doeltreffende manier om de wederzijdse erkenning van de gehandicaptenstatus met betrekking tot de toegang tot diensten bij een bezoek aan een andere lidstaat te vergemakkelijken, aangezien zij voorziet in de invoering van de Europese gehandicaptenkaart, die specifiek voor dat doel moet worden gebruikt en die gemakkelijk in alle lidstaten kan worden erkend. De kaart zou de onzekerheid wegnemen, zowel voor dienstverleners die momenteel de gehandicaptenstatus van klanten moeten controleren als voor personen met een handicap die op reis zijn in andere lidstaten.

Beleidsoptie B2 is de meest doeltreffende manier om de erkenning van de EU-parkeerkaart te vergemakkelijken. Als bindend wetgevingsinstrument worden de minimumeisen van het gemeenschappelijke EU-model voor parkeerkaarten en het beveiligingsformaat en de beveiligingskenmerken ervan verplicht gesteld. Een meer homogeen en uniform model voor nationale parkeerkaarten zou de onzekerheid over hun erkenning voor personen met een handicap verminderen, waardoor hun leven gemakkelijker wordt wanneer zij met de auto in de EU onderweg zijn. Hierdoor zouden kaarthouders met de auto kunnen reizen, zonder onzekerheid over de vraag of hun parkeerkaart in het buitenland wordt erkend. Dit zou ook kostenbesparingen voor de betrokken personen opleveren, aangezien zij openbare parkeerplaatsen voor personen met een handicap zouden kunnen gebruiken.

De voorkeurscombinatie van beleidsopties zal naar verwachting positieve sociale effecten en sterke positieve effecten hebben op het waarborgen van de grondrechten binnen de EU (met name het recht op vrij verkeer, non-discriminatie en integratie van personen met een handicap). Het milieueffect van de gecombineerde beleidsopties zal waarschijnlijk klein en onbeduidend zijn, terwijl dit beperkte positieve digitale effecten met zich mee zou brengen. De voorkeursbeleidsopties zullen naar verwachting geen significante gevolgen hebben voor het concurrentievermogen en het mkb en de verwachte administratieve kosten voor bedrijven zullen marginaal zijn 34 .

Grondrechten

Het onderstaande voorstel zou een positief effect 35 hebben op een aantal rechten dat in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wordt erkend.

Doordat het de onzekerheid over de erkenning van gehandicaptenkaarten en parkeerkaarten in de hele EU vermindert, zou het de doeltreffende uitoefening van het recht van vrij verkeer door personen met een handicap vergemakkelijken wanneer zij die op reis of op bezoek zijn in een andere lidstaat dan die waar zij verblijven (artikel 45 van het Handvest).

Het hebben van toegang, onder gelijke voorwaarden, tot bijzondere voorwaarden of een voorkeursbehandeling voor personen met een handicap tot diensten, activiteiten en faciliteiten, ook indien deze niet tegen vergoeding worden verstrekt, alsook parkeervoorwaarden en -faciliteiten die zijn voorbehouden aan personen met een handicap tijdens een reis of een kort bezoek in een andere lidstaat, moet personen met een handicap ten goede komen, waarbij hun onafhankelijkheid, sociale integratie en deelname aan het sociale leven worden gewaarborgd (artikel 26 van het Handvest).

Het voorstel zou bijdragen tot de beginselen van non-discriminatie en gelijkheid bij de toegang tot diensten (artikel 21 van het Handvest). Het feit dat zij in alle lidstaten op voet van gelijkheid met ingezetenen met een handicap in aanmerking kunnen komen voor bijzondere voorwaarden of een voorkeursbehandeling of parkeerfaciliteiten die zijn voorbehouden aan personen met een handicap die in dat land zijn erkend, zonder discriminatie op grond van nationaliteit of verblijfplaats, zijn belangrijke factoren die bepalend zijn voor hun keuze om van dergelijke diensten gebruik te maken.

De vaststelling van een kader van regels en gemeenschappelijke voorwaarden voor zowel de Europese gehandicaptenkaart als de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap zal ook helpen om het volledige en gelijke genot van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden door alle personen met een handicap te bevorderen, te beschermen en te waarborgen, en om de eerbiediging van hun inherente waardigheid te bevorderen. Dit zal op zijn beurt zorgen voor een effectievere en inclusievere deelname aan de samenleving van personen met een handicap, zoals voorzien in het UNCRPD.

Dit voorstel impliceert de verwerking van persoonsgegevens, met name de gegevens betreffende de gehandicaptenstatus van de kaarthouder. De verwerking van persoonsgegevens van natuurlijke personen, met inbegrip van de verzameling van, de toegang tot en het gebruik van die persoonsgegevens, heeft gevolgen voor het recht op privacy en het recht op bescherming van persoonsgegevens uit hoofde van de artikelen 7 en 8 van het Handvest. Aantasting van deze grondrechten is noodzakelijk en beantwoordt daadwerkelijk aan de in het Unierecht erkende doelstelling van algemeen belang.

Wat het recht op bescherming van persoonsgegevens betreft, zullen de autoriteiten van de lidstaten die de kaarten afgeven, de verwerkingsverantwoordelijken van de gegevens zijn. De lidstaten moeten er bij de uitvoering van deze richtlijn voor zorgen dat hun nationale wetgeving voorziet in passende waarborgen voor de verwerking van persoonsgegevens, met name persoonsgegevens betreffende de gehandicaptenstatus van een kaarthouder, in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 36 . De lidstaten moeten ook zorgen voor de beveiliging, de authenticiteit en de vertrouwelijkheid van de voor de toepassing van deze richtlijn verzamelde en opgeslagen persoonsgegevens. Verdere beveiligingsmaatregelen voor persoonsgegevens kunnen worden vastgesteld door middel van een uitvoeringshandeling, wanneer de digitale kenmerken en het digitale formaat zullen worden opgezet. Voor de toepassing van de voorgestelde richtlijn hoeven persoonsgegevens alleen te worden verstrekt op de fysieke kaart en, zodra het formaat en de specificaties ervan zijn vastgesteld, opgenomen in de afgegeven digitale kaart.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting. De enige operationele kosten hebben betrekking op de organisatie van vergaderingen van comités en deskundigengroepen, en op steun voor de controles van nationale omzettingsmaatregelen, d.w.z. 0,62 miljoen EUR aan operationele kredieten in het kader van de bestaande begrotingslijn, en administratieve uitgaven van ongeveer 0,342 miljoen EUR per jaar. Deze uitgaven zullen leiden tot een interne herschikking van middelen zonder verhoging van het bedrag.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Indien het voorstel wordt goedgekeurd, moeten de lidstaten de Commissie binnen zes maanden na de inwerkingtreding ervan in kennis stellen van de instantie(s) die is/zijn aangewezen om de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap af te geven, te verlengen en in te trekken, alsmede van de voorwaarden voor het afgeven van dergelijke kaarten of het ongeldig verklaren van de kaarten.

De lidstaten moeten de Commissie alle informatie verstrekken die zij nodig heeft om regelmatig verslag uit te brengen aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de toepassing van de richtlijn.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Het voorstel vereist geen toelichtende stukken voor de omzetting ervan in nationaal recht.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 geeft het onderwerp weer.

Artikel 2 (“Toepassingsgebied”) betreft het materiële toepassingsgebied en beschrijft welke diensten, activiteiten en faciliteiten – ook als deze niet tegen een vergoeding worden aangeboden – onder de richtlijn vallen. Het artikel herhaalt dat de lidstaten bevoegd blijven om de gehandicaptenstatus te beoordelen en de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap af te geven, om de procedures vast te stellen voor de afgifte ervan, met inachtneming van de gemeenschappelijke elementen van de artikelen 6 en 7, en om te besluiten al dan niet bijzondere voordelen of specifieke, bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandeling toe te kennen aan personen met een handicap en, indien van toepassing, personen die hen begeleiden of bijstaan. Ook wordt het onderwerp duidelijk afgegrensd door socialezekerheidsuitkeringen uit te sluiten.

Artikel 3 bevat definities.

In artikel 4 worden de begunstigden op een rij gezet, terwijl artikel 5 voorziet in gelijke toegang tot bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen voor houders van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap en personen die hen begeleiden of bijstaan, met inbegrip van personen die overeenkomstig de nationale wetgeving of praktijken als persoonlijke assistent(en) zijn erkend.

De artikelen 6 en 7 bepalen het formaat, de procedures en de administratieve formaliteiten voor respectievelijk de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap. Zij betreffen de invoering en geldigheid van de kaarten en bevatten de respectieve formaten die in de bijlagen zijn opgenomen. Beide artikelen verlenen de Commissie de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen met gedetailleerde bepalingen over de digitalisering van de kaarten.

Artikel 8 voorziet in de mogelijkheid om gemeenschappelijke technische specificaties vast te stellen om het formaat van de kaarten en het formaat van toekomstige digitale elementen verder te specificeren.

Artikel 9 bevat de relevante bepalingen inzake toezicht, naleving en toegankelijkheid van informatie en voorlichting met betrekking tot het gebruik van de kaart, ook in geval van vervalsing of fraude.

Artikel 10 verplicht de lidstaten aan te geven welke bevoegde autoriteiten de kaarten zullen afgeven.

De artikelen 11 en 12 bevatten de regels en procedures voor de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie door de Commissie en de uitvoeringshandelingen als bedoeld in de artikelen 6, 7 en 8.

De artikelen 13 en 14 betreffen handhaving en sancties, waardoor organisaties die personen met een handicap vertegenwoordigen en andere overheidsinstanties met legitieme belangen ook maatregelen kunnen nemen om de naleving van de richtlijn te waarborgen. Sancties moeten vergezeld gaan van corrigerende maatregelen, aangezien het belangrijk is problemen bij het gebruik van de kaarten te verhelpen en stappen te ondernemen voor toekomstige verbeteringen.

Artikel 15 bevat begeleidende maatregelen voor toegang tot informatie en bewustmaking, met inbegrip van de toegankelijkheid van de informatie.

Artikel 16 heeft betrekking op rapportage en evaluatie en verplichtingen voor de eerste en volgende verslagen over de toepassing van de richtlijn.

Artikel 17 bepaalt dat de huidige aanbeveling betreffende de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap is achterhaald en niet langer van toepassing is.

De artikelen 18 en 19 voorzien in omzetting en inwerkingtreding.

De bijlagen I en II beschrijven respectievelijk de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap, en zetten het formaat en het ontwerp ervan uiteen.

2023/0311 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 53, lid 1, en artikel 62, artikel 91 en artikel 21, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 37 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 38 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Europese Unie is gegrondvest op de waarden van menselijke waardigheid, vrijheid en eerbiediging van de mensenrechten en zet zich in voor de bestrijding van discriminatie, onder meer op grond van handicap, zoals vastgelegd in het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”).

(2)In artikel 26 van het Handvest erkent en eerbiedigt de Unie het recht van personen met een handicap op maatregelen die beogen hun zelfstandigheid, hun maatschappelijke en beroepsintegratie en hun deelname aan het gemeenschapsleven te bewerkstelligen.

(3)Iedere burger van de Unie heeft het grondrecht vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij de Verdragen en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld.

(4)Volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie dient het burgerschap van de Unie bij de uitoefening van het recht om op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven de primaire hoedanigheid van de onderdanen van de lidstaten te zijn, en kunnen degenen die zich in dezelfde situatie bevinden – binnen de materiële werkingssfeer van het VWEU – aanspraak maken op een gelijke behandeling rechtens ongeacht hun nationaliteit en onverminderd de uitdrukkelijk vastgestelde uitzonderingen.

(5)De Unie is partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD) 39 en is gebonden door de bepalingen ervan, die integraal deel uitmaken van de rechtsorde van de Unie binnen de grenzen van haar bevoegdheden Alle lidstaten zijn partij bij het UNCRPD en zijn er ook door gebonden binnen de grenzen van hun bevoegdheden.

(6)Het UNCRPD heeft tot doel de volledige uitoefening van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden door alle personen met een handicap op voet van gelijkheid te bevorderen, te beschermen en te waarborgen en de eerbiediging van hun inherente waardigheid te bevorderen, zodat hun volledige en daadwerkelijke participatie en inclusie in de samenleving op voet van gelijkheid met anderen wordt gewaarborgd. Het UNCRPD erkent ook dat het belangrijk is passende maatregelen te nemen om de toegankelijkheid voor personen met een handicap te waarborgen.

(7)De Europese pijler van sociale rechten, die op 17 november 2017 in Göteborg is afgekondigd door het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie 40 , bepaalt dat iedereen – met inbegrip van personen met een handicap – recht heeft op gelijke behandeling en gelijke kansen op het gebied van onder meer de toegang tot goederen en diensten die publiekelijk beschikbaar zijn (beginsel 3). Daarnaast wordt in de Europese pijler van sociale rechten erkend dat personen met een handicap recht hebben op diensten die hen in staat stellen in de samenleving actief te zijn (beginsel 17).

(8)Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad 41 (de “Europese toegankelijkheidswet”) heeft tot doel de toegang tot producten en diensten te verbeteren door belemmeringen als gevolg van uiteenlopende toegankelijkheidsvoorschriften in de lidstaten weg te werken en te voorkomen en zo bij te dragen tot een grotere beschikbaarheid van toegankelijke producten en diensten op de interne markt – met inbegrip van de toegang tot websites en diensten op basis van mobiele apparaten van bepaalde overheidsdiensten 42 – en beter toegankelijke informatie. Daarnaast waarborgt het Unierecht ook het recht op non-discriminatie bij de toegang tot vervoer en andere rechten, zoals het recht op kosteloze bijstand voor passagiers met een handicap en beperkte mobiliteit die per vliegtuig 43 , met de trein 44 , over water 45 of per autobus en touringcar 46 reizen. Het Unierecht biedt de lidstaten ook de mogelijkheid te voorzien in lagere tolheffingen of gebruiksrechten voor tolwegen/tolbruggen/toltunnels en in vrijstellingen van de verplichting om dergelijke heffingen of gebruiksrechten te betalen voor voertuigen die worden gebruikt door of eigendom zijn van personen met een handicap 47 .

(9)Personen met een handicap kunnen de bevoegde autoriteiten in hun lidstaat van verblijf om erkenning van hun gehandicaptenstatus verzoeken, aangezien deze aangelegenheid onder hun bevoegdheid valt. Elke lidstaat en haar bevoegde autoriteiten hebben een procedure voor de beoordeling van handicaps, die van lidstaat tot lidstaat verschilt. Wanneer de bevoegde autoriteiten iemands gehandicaptenstatus erkennen, geven zij een gehandicaptencertificaat, een gehandicaptenkaart of een ander officieel document af waarin de gehandicaptenstatus van de betrokkene wordt erkend.

(10)Door het gebrek aan erkenning van de gehandicaptenstatus tussen de lidstaten kunnen personen met een handicap specifieke moeilijkheden ondervinden bij de uitoefening van hun grondrecht op vrij verkeer.

(11)Personen met een handicap die voor langere perioden naar andere lidstaten verhuizen voor werk, studie of andere doeleinden kunnen, tenzij bij wet anders is bepaald of tussen de lidstaten anders is overeengekomen, hun gehandicaptenstatus laten beoordelen en officieel laten erkennen door de bevoegde autoriteiten in de andere lidstaat en ze kunnen een gehandicaptencertificaat, een gehandicaptenkaart of een ander officieel document krijgen waarin hun gehandicaptenstatus wordt erkend overeenkomstig de toepasselijke regels van die lidstaat.

(12)Personen met een erkende gehandicaptenstatus die op reis of op bezoek zijn in een andere lidstaat dan hun lidstaat van verblijf, kunnen echter aanzienlijke moeilijkheden ondervinden om er van bijzondere voorwaarden en/of voorkeursbehandelingen te profiteren als hun gehandicaptenstatus niet wordt erkend in de lidstaat waar ze op reis of bezoek zijn, en als ze niet in het bezit zijn van een certificaat, een gehandicaptenkaart of een ander officieel document waarin hun gehandicaptenstatus in de gastlidstaat wordt erkend.

(13)Personen met een handicap die naar een andere lidstaat op reis of bezoek gaan, worden dan bij de uitoefening van hun recht op vrij verkeer benadeeld ten opzichte van personen met een handicap die in het bezit zijn van een gehandicaptencertificaat, een gehandicaptenkaart of een ander officieel document waarin hun gehandicaptenstatus wordt erkend in de lidstaat waar ze op reis of bezoek gaan.

(14)Bovendien verkeren ze in onzekerheid omdat ze niet weten of en, zo ja, in welke mate hun gehandicaptenstatus en officiële documenten waarin deze status wordt erkend, worden erkend wanneer ze naar een andere lidstaat op reis of bezoek gaan. Uiteindelijk kunnen personen met een handicap worden afgeschrikt hun recht op vrij verkeer uit te oefenen.

(15)Naast fysieke en andere belemmeringen voor de toegang tot zowel openbare als particuliere ruimten zijn hoge kosten een belangrijke factor die veel personen met een handicap ervan weerhoudt te reizen 48 : ze hebben immers specifieke behoeften en kunnen ook personen nodig hebben die hen begeleiden of bijstaan, met inbegrip van personen die overeenkomstig de nationale wetgeving of praktijken als persoonlijke assistent(en) zijn erkend, waardoor hun reiskosten hoger zijn dan voor personen zonder handicap 49 . Wanneer hun gehandicaptenstatus in andere lidstaten niet wordt erkend, kan hun toegang tot bijzondere voorwaarden – bijvoorbeeld vrije toegang of verlaagde tarieven – of voorkeursbehandelingen worden beperkt met gevolgen voor hun reiskosten, leven en keuzes.

(16)Een voorkeursbehandeling (zoals persoonlijke bijstand, prioritaire toegang enzovoort) die met of zonder vergoeding wordt verleend, kan belangrijk zijn voor personen met een handicap om toegang te krijgen tot diensten, activiteiten of faciliteiten en er beter van te genieten. Wanneer hun gehandicaptenstatus en hun in andere lidstaten afgegeven officiële documenten waarin deze status wordt erkend, niet worden erkend in de lidstaat waar ze op reis of bezoek zijn, kunnen personen met een handicap echter niet de bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen genieten die particulieren of overheidsinstanties in die lidstaat aanbieden aan houders van een gehandicaptencertificaat, een gehandicaptenkaart of een ander officieel document waarin hun gehandicaptenstatus wordt erkend.

(17)Tijdens het proefproject rond de EU-gehandicaptenkaart, dat in 2016 in acht lidstaten van start ging, is gebleken dat de kaart personen met een handicap voordelen bij de toegang tot diensten op het gebied van cultuur, vrije tijd, sport en – in sommige gevallen – vervoer biedt en hun grensoverschrijdend verkeer in de EU voor een korte periode bevordert 50 . Daarnaast kwamen ook andere voorbeelden van diensten, activiteiten en faciliteiten aan bod, die personen met een handicap bijzondere voorwaarden of een voorkeursbehandeling bieden.

(18)Op basis van hun gehandicaptenstatus kunnen personen met een handicap een parkeerkaart bij de bevoegde autoriteiten in hun lidstaat van verblijf aanvragen waarin het recht op bepaalde voor personen met een handicap gereserveerde parkeervoorwaarden en -faciliteiten wordt erkend. Elke lidstaat heeft gezorgd voor een procedure op lokaal, regionaal of nationaal niveau om een parkeerkaart voor personen met een handicap (of voor personen die hen begeleiden of bijstaan, met inbegrip van persoonlijke assistenten) aan te vragen, en voor criteria waaraan moet worden voldaan om voor een kaart in aanmerking te komen.

(19)Aanbeveling 98/376/EG van de Raad 51 voorziet in een Europees model van een parkeerkaart voor personen met een handicap, wat de erkenning van de parkeerkaart in alle lidstaten heeft vergemakkelijkt. De uitvoering van de aanbeveling en specifieke nationale toevoegingen of afwijkingen van het aanbevolen model hebben echter geleid tot heel wat verschillende kaarten. Zo wordt de grensoverschrijdende erkenning van de kaarten in alle lidstaten belemmert, zodat de toegang van personen met een handicap die houder zijn van een parkeerkaart in andere lidstaten, tot gereserveerde parkeervoorwaarden en -faciliteiten wordt bemoeilijkt. Bovendien is de aanbeveling van de Raad niet geüpdatet om rekening te houden met de ontwikkelingen op het gebied van technologie en digitalisering. De lidstaten ondervinden ook problemen met fraude en vervalsing van de kaarten, aangezien het formaat doorgaans vrij eenvoudig en gemakkelijk te vervalsen is en van lidstaat tot lidstaat verschilt, waardoor verificatie moeilijk is.

(20)Om de toegang van personen met een handicap tot bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen met betrekking tot diensten, activiteiten en faciliteiten – ook wanneer deze niet tegen een vergoeding worden aangeboden – in andere lidstaten te vergemakkelijken, moeten de resterende belemmeringen en moeilijkheden bij een reis naar of een bezoek aan een andere lidstaat als gevolg van het feit dat hun gehandicaptenstatus en in andere lidstaten afgegeven officiële documenten tot erkenning van deze status, en hun parkeerrechten niet worden erkend, uit de weg worden geruimd.

(21)Om het voor personen met een handicap gemakkelijker te maken om bij een reis naar of een bezoek voor een korte periode aan een andere lidstaat het recht op toegang tot door particulieren of overheidsinstanties geboden bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen uit te oefenen zonder discriminatie op grond van nationaliteit en op dezelfde basis als personen met een handicap in die lidstaat, en om het gebruik van vervoer te vergemakkelijken en personen met een handicap de mogelijkheid te bieden van parkeervoorwaarden en -faciliteiten voor personen met een handicap op dezelfde basis als in die lidstaat te profiteren, is het noodzakelijk het kader, de regels en de gemeenschappelijke voorwaarden vast te stellen, met inbegrip van een gemeenschappelijk gestandaardiseerd model, voor een Europese gehandicaptenkaart – als bewijs van een erkende gehandicaptenstatus – en voor een Europese parkeerkaart voor personen met een handicap – als bewijs van hun erkende recht op voor personen met een handicap gereserveerde parkeervoorwaarden en -faciliteiten.

(22)De wederzijdse erkenning van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap moet de toegang van personen met een erkende gehandicaptenstatus in een lidstaat tot door particulieren of overheidsinstanties geboden bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen bij diverse diensten, activiteiten en faciliteiten vergemakkelijken en waarborgen – ook wanneer deze niet tegen een vergoeding worden aangeboden –, evenals de toegang tot voor personen met een handicap gereserveerde parkeervoorwaarden en -faciliteiten onder dezelfde voorwaarden als die op basis van nationale certificaten, gehandicaptenkaarten of andere officiële documenten waarin de gehandicaptenstatus wordt erkend, en parkeerkaarten voor personen met een handicap die door de bevoegde autoriteiten van het gastland zijn afgegeven.

(23)Naast parkeervoorwaarden en -faciliteiten gaat het bij de onder deze richtlijn vallende diensten, activiteiten en faciliteiten om een grote verscheidenheid van voortdurend veranderende activiteiten van overheidsinstanties of particulieren – waaronder activiteiten die niet tegen een vergoeding worden aangeboden – die verplicht (op basis van nationale/lokale regels of wettelijke verplichtingen), maar vaak ook op vrijwillige basis (met name door particulieren) worden aangeboden op diverse beleidsterreinen, zoals cultuur, vrije tijd, toerisme, sport, onderwijs en openbaar en particulier vervoer.

(24)Bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen zijn onder meer gratis toegang, verlaagde tarieven, lagere heffingen of gebruiksrechten voor tolwegen/tolbruggen/toltunnels, prioritaire toegang, specifieke zitplaatsen in parken en andere openbare ruimten, toegankelijke zitplaatsen bij culturele of openbare evenementen, persoonlijke bijstand, hulpdieren, bijstand op het strand bij het baden, ondersteuning (zoals toegang tot braille, audiogidsen en gebarentaalvertolking), verstrekking van hulpmiddelen of bijstand, het uitlenen van een rolstoel of een drijvende rolstoel, het verkrijgen van toeristische informatie in toegankelijke formaten, het gebruik van een mobiliteitsscooter op wegen of van een rolstoel op fietspaden zonder boete enzovoort. Parkeervoorwaarden en -faciliteiten omvatten uitgebreide parkeermogelijkheden of gereserveerde parkeerplaatsen. Bij personenvervoer mogen – naast de bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen voor personen met een handicap en overeenkomstig de nationale wetgeving of praktijken – hulpdieren, persoonlijke assistenten of andere personen die personen met een handicap (of met beperkte mobiliteit) begeleiden of bijstaan, gratis meereizen of plaatsnemen, zo mogelijk naast de persoon met een handicap.

(25)De afgifte van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap in een lidstaat moet worden vastgesteld op basis van deze richtlijn en de toepasselijke procedures en bevoegdheden van die lidstaat voor de beoordeling en de erkenning van de gehandicaptenstatus en de parkeerrechten voor personen met een handicap.

(26)Naast de fysieke kaart moeten de lidstaten voorzien in een digitale kaart, wanneer het formaat en de specificaties door middel van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen zijn vastgesteld op voorstel van de Commissie. Een dergelijk voorstel moet op de ervaringen met eerdere en lopende werkzaamheden op Europees niveau op het gebied van de digitalisering van certificaten en documenten, zoals het bij Verordening (EU) 2021/953 ingestelde digitale EU-covidcertificaat, voortbouwen en het gebruik van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart via EU-portemonnees voor digitale identiteit mogelijk maken 52 . Personen met een handicap moeten de mogelijkheid krijgen om de digitale en/of de fysieke kaart te gebruiken.

(27)De afgifte van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap gaat gepaard met de verwerking van persoonsgegevens, waaronder met name de gegevens betreffende de gehandicaptenstatus van de kaarthouder, die “gegevens over gezondheid” zijn in de zin van artikel 4, lid 15, van Verordening (EU) 2016/679 53 en een bijzondere categorie persoonsgegevens vormen in de zin van artikel 9 van die verordening. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn moet stroken met de toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming en met name met Verordening (EU) 2016/679. Bij de omzetting van deze richtlijn moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de nationale wetgeving passende waarborgen bevat met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens en met name van bijzondere categorieën persoonsgegevens. De lidstaten moeten ook zorgen voor de beveiliging, de integriteit, de authenticiteit en de vertrouwelijkheid van de voor de toepassing van deze richtlijn verzamelde en opgeslagen gegevens.

(28)De lidstaat die verantwoordelijk is voor de afgifte van de Europese gehandicaptenkaart of de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap, moet de lidstaat zijn waar de persoon gewoonlijk verblijft in de zin van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad 54  en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad 55 en waar hij/zij de beoordeling van zijn/haar gehandicaptenstatus heeft ontvangen. Houders van een Europese gehandicaptenkaart of een Europese parkeerkaart voor personen met een handicap moeten de kaarten kunnen gebruiken tijdens hun verblijf in elke andere lidstaat.

(29)Om te waarborgen dat werknemers met een handicap hun recht op vrij verkeer daadwerkelijk ten volle kunnen uitoefenen en bovendien van de door de lidstaten aangeboden diensten, activiteiten en faciliteiten kunnen profiteren, ook wanneer deze niet tegen een vergoeding worden aangeboden, moeten de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap ook beschikbaar zijn voor werknemers bij een reis naar of een bezoek aan een andere lidstaat voor hun werk.

(30)Het beoogde kader voor de wederzijdse erkenning van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van een lidstaat om de gehandicaptenstatus te beoordelen en te erkennen en om bijzondere voorwaarden toe te kennen, zoals vrije toegang, verlaagde tarieven of een voorkeursbehandeling voor personen met een handicap en/of personen die hen begeleiden of bijstaan, met inbegrip van persoonlijke assistenten. Het heeft geen betrekking op socialezekerheidsuitkeringen, sociale bescherming of sociale bijstand die onder artikel 24, lid 2, van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad 56 vallen.

(31)Om de betrokkenen beter te kunnen informeren en de toegang tot bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen te vergemakkelijken bij een reis naar of een bezoek aan een andere lidstaat, moet alle relevante informatie met betrekking tot de voorwaarden, de regels, de praktijken en de procedures voor het verkrijgen en het gebruik van de Europese gehandicaptenkaart en/of de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap openbaar worden gemaakt op een duidelijke, volledige en gebruikersvriendelijke wijze en in toegankelijke formaten voor personen met een handicap, waarbij de betrokken toegankelijkheidsvoorschriften voor diensten in bijlage I bij Richtlijn (EU) 2019/882 moeten worden nageleefd. Particulieren of overheidsinstanties die personen met een handicap bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen bieden, moeten dergelijke informatie op duidelijke, volledige en gebruikersvriendelijke wijze en in toegankelijke formaten voor personen met een handicap openbaar maken, waarbij de betrokken toegankelijkheidsvoorschriften voor diensten in bijlage I bij Richtlijn (EU) 2019/882 moeten worden nageleefd.

(32)De lidstaten moeten alle nodige maatregelen nemen om het risico van vervalsing of fraude bij de afgifte van de Europese gehandicaptenkaart of de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap te voorkomen, en ze moeten het frauduleuze gebruik en de vervalsing van deze kaarten actief bestrijden.

(33)Om de correcte toepassing van deze richtlijn te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen om de richtlijn aan te vullen teneinde het digitale formaat van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap vast te stellen en de bijlagen I en II te wijzigen om de gemeenschappelijke kenmerken van het gestandaardiseerde formaat te wijzigen, het formaat aan technische ontwikkelingen aan te passen, vervalsing en fraude te voorkomen en de interoperabiliteit te waarborgen.

(34)Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze richtlijn te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om gemeenschappelijke technische specificaties vast te stellen waarin de respectieve formaten van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap, de respectieve beveiligings- en digitale kenmerken en interoperabiliteitskwesties nader worden gespecificeerd. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 57 .

(35)De lidstaten moeten ervoor zorgen dat er adequate en doeltreffende middelen bestaan om de naleving van deze richtlijn te waarborgen en ze moeten daarom voorzien in passende rechtsmiddelen – onder meer toezicht op de naleving en administratieve en gerechtelijke procedures – om te waarborgen dat personen met een handicap, personen die hen begeleiden of bijstaan (met inbegrip van persoonlijke assistenten), evenals overheidsorganen of particuliere verenigingen, organisaties of andere juridische entiteiten die een legitiem belang hebben, uit hoofde van het nationale recht namens een persoon met een handicap maatregelen kunnen nemen.

(36)De lidstaten moeten passende maatregelen nemen en in doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties voorzien voor inbreuken op of niet-naleving van de in deze richtlijn vastgestelde verplichtingen met betrekking tot de rechten die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Het kan bij de sancties onder meer gaan om administratieve of financiële sancties, zoals boeten of het betalen van een schadevergoeding, maar ook om andere soorten sancties.

(37)Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest zijn erkend. Deze richtlijn wil meer bepaald de volledige eerbiediging van het recht van personen met een handicap waarborgen om te profiteren van maatregelen die hun zelfstandigheid en hun integratie in de samenleving en het beroepsleven en hun deelname aan het gemeenschapsleven beogen, en de toepassing van artikel 26 van het Handvest bevorderen.

(38)Aangezien de doelstelling van deze richtlijn – namelijk personen met een handicap meer mogelijkheden geven om naar een andere lidstaat te reizen of er op bezoek te gaan – niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar – vanwege de omvang en de gevolgen van de maatregelen tot vaststelling van een kader met regels en gemeenschappelijke voorwaarden – beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Deze richtlijn stelt het volgende vast:

a)de regels voor de afgifte van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap – als bewijs van respectievelijk een gehandicaptenstatus of het recht op voor personen met een handicap gereserveerde parkeervoorwaarden en -faciliteiten – om korte verblijven van personen met een handicap in een andere lidstaat dan hun lidstaat van verblijf te vergemakkelijken door hun toegang te verlenen tot alle bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen bij diensten, activiteiten of faciliteiten – ook als deze niet tegen een vergoeding worden aangeboden – of parkeervoorwaarden en -faciliteiten die worden geboden aan of gereserveerd zijn voor personen met een handicap of personen die hen begeleiden of bijstaan, met inbegrip van hun persoonlijke assistent(en);

b)gemeenschappelijke templates voor de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.Deze richtlijn is van toepassing op parkeervoorwaarden en -faciliteiten en op alle situaties waarin particulieren of overheidsinstanties bijzondere voorwaarden of een voorkeursbehandeling aan personen met een handicap bieden bij de toegang tot de volgende diensten, activiteiten en faciliteiten:

diensten in de zin van artikel 57 VWEU,

vervoer van passagiers,

andere activiteiten en faciliteiten, ook als deze niet tegen een vergoeding worden aangeboden.

2.Deze richtlijn is niet van toepassing op:

a)prestaties op het gebied van sociale zekerheid uit hoofde van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009;

b)bijzondere al dan niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties of verstrekkingen op het gebied van sociale zekerheid, sociale bescherming of werkgelegenheid;

c)sociale bijstand die onder artikel 24, lid 2, van Richtlijn 2004/38/EG valt.

3.Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om de voorwaarden vast te stellen voor de beoordeling en de erkenning van de gehandicaptenstatus, of voor het verlenen van het recht op voor personen met een handicap gereserveerde parkeervoorwaarden en -faciliteiten. De richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om ook op nationaal, regionaal of lokaal niveau een certificaat, een gehandicaptenkaart of een ander officieel document voor personen met een handicap af te geven.

4.Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de nationale bevoegdheden om bijzondere voordelen of specifieke preferentiële voorwaarden te verlenen of te eisen, zoals vrije toegang, verlaagde tarieven of een voorkeursbehandeling, voor personen met een handicap en, indien daarin is voorzien, voor personen die hen begeleiden of bijstaan, met inbegrip van hun persoonlijke assistent(en).

5.Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de rechten die personen met een handicap of personen die hen begeleiden of bijstaan, met inbegrip van hun persoonlijke assistent(en), kunnen ontlenen aan andere bepalingen van het Unierecht of van het nationale recht tot uitvoering van het Unierecht, met inbegrip van die welke in specifieke voordelen, bijzondere voorwaarden of een voorkeursbehandeling voorzien.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)“burger van de Unie”: eenieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit;

b)“familielid van een burger van de Unie”: een familielid, ongeacht zijn of haar nationaliteit, van een burger van de Unie die zijn of haar recht op vrij verkeer uitoefent overeenkomstig de regels van de Unie;

c)“personen met een handicap”: personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die in interactie met diverse drempels hun volledige en daadwerkelijke deelname aan de samenleving op voet van gelijkheid met anderen belemmeren;

d)“persoonlijke assistent”: een persoon die personen met een handicap begeleidt of bijstaat en erkend is overeenkomstig de nationale wetgeving of praktijken als zodanig;

e)“bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen”: specifieke voorwaarden, met inbegrip van specifieke financiële voorwaarden, of een gedifferentieerde behandeling op het gebied van bijstand en ondersteuning, zoals vrije toegang, verlaagde tarieven en prioritaire toegang, voor personen met een handicap en/of, indien van toepassing, personen die hen begeleiden of bijstaan, met inbegrip van hun persoonlijke assistent(en), of hulpdieren die overeenkomstig de nationale wetgeving of praktijken als zodanig zijn erkend, ongeacht of ze op vrijwillige basis worden verleend of wettelijk verplicht zijn;

f)“parkeervoorwaarden en -faciliteiten”: parkeerplaatsen die zijn gereserveerd voor personen met een handicap in het algemeen, alsmede de bijbehorende parkeervoordelen of preferentiële voorwaarden voor personen met een handicap, zoals gratis parkeren, verlaagde tarieven, lagere heffingen of gebruiksrechten voor tolwegen/tolbruggen/toltunnels of uitgebreide parkeerplaatsen, ongeacht of ze op vrijwillige basis worden verleend of wettelijk verplicht zijn.

Artikel 4

Begunstigden

Deze richtlijn is van toepassing op:

a)burgers van de Unie en familieleden van burgers van de Unie van wie de gehandicaptenstatus door de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat van verblijf is erkend door middel van een certificaat, een kaart of een ander officieel document dat is afgegeven overeenkomstig de nationale bevoegdheden, praktijken en procedures, alsook, in voorkomend geval, op personen die hen begeleiden of bijstaan, met inbegrip van hun persoonlijke assistent(en);

b)burgers van de Unie en familieleden van burgers van de Unie van wie het recht op voor personen met een handicap gereserveerde parkeervoorwaarden en -faciliteiten in hun lidstaat van verblijf is erkend door middel van een parkeerkaart of een ander document dat is afgegeven overeenkomstig de nationale bevoegdheden, praktijken en procedures, alsook, in voorkomend geval, op personen die hen begeleiden of bijstaan, met inbegrip van hun persoonlijke assistent(en).

Artikel 5

Gelijke toegang tot bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen en tot parkeervoorwaarden en -faciliteiten voor personen met een handicap

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat houders van een Europese gehandicaptenkaart bij een reis naar of een bezoek aan een andere lidstaat dan hun lidstaat van verblijf toegang tot alle bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen bij de in artikel 2, lid 1, bedoelde diensten, activiteiten en faciliteiten krijgen onder dezelfde voorwaarden als personen met een handicap die houder zijn van een gehandicaptencertificaat, een gehandicaptenkaart of een ander officieel document waarin hun gehandicaptenstatus in die lidstaat wordt erkend.

2.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat houders van een Europese parkeerkaart voor personen met een handicap bij een reis naar of een bezoek aan een andere lidstaat dan hun lidstaat van verblijf toegang krijgen tot voor personen met een handicap gereserveerde parkeervoorwaarden en -faciliteiten onder dezelfde voorwaarden als die welke in die lidstaat gelden voor houders van in die lidstaat afgegeven parkeerkaarten.

3.Tenzij anders is bepaald in de desbetreffende bepalingen van deze richtlijn of in ander Unierecht, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:

a)wanneer de in lid 1 van dit artikel bedoelde bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen gunstige voorwaarden voor personen die hen begeleiden of bijstaan, met inbegrip van hun persoonlijke assistent(en), of specifieke voorwaarden voor hulpdieren omvatten, deze gunstige of specifieke voorwaarden onder dezelfde voorwaarden worden verleend aan de personen die hen begeleiden of bijstaan, met inbegrip van de persoonlijke assistent(en) of de hulpdieren van de houder van een Europese gehandicaptenkaart;

b)wanneer de in lid 2 van dit artikel bedoelde parkeervoorwaarden en -faciliteiten gunstige voorwaarden omvatten voor personen die hen begeleiden of bijstaan, met inbegrip van hun persoonlijke assistent(en), deze gunstige voorwaarden onder dezelfde voorwaarden worden verleend aan de personen die hen begeleiden of bijstaan, met inbegrip van de persoonlijke assistent(en) van de houder van de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap.

HOOFDSTUK II

EUROPESE GEHANDICAPTENKAART EN EUROPESE PARKEERKAART VOOR PERSONEN MET EEN HANDICAP

Artikel 6

Formaat, wederzijdse erkenning, afgifte en geldigheid van de Europese gehandicaptenkaart

1.Elke lidstaat voert de Europese gehandicaptenkaart in overeenkomstig het in bijlage I beschreven gemeenschappelijke gestandaardiseerde formaat. De lidstaten introduceren digitale kenmerken in fysieke kaarten met behulp van elektronische middelen voor fraudepreventie als onderdeel van de Europese gehandicaptenkaart, zodra de vereisten met betrekking tot de in bijlage I bedoelde digitale kenmerken door de Commissie zijn vastgesteld in de in artikel 8 bedoelde technische specificaties. Het digitale opslagmedium bevat niet meer persoonsgegevens dan de voor de Europese gehandicaptenkaart verstrekte gegevens in bijlage I.

2.Door de lidstaten afgegeven Europese gehandicaptenkaarten worden in alle lidstaten wederzijds erkend.

3.De bevoegde autoriteiten in de lidstaten zorgen voor de afgifte, de verlenging of de intrekking van de Europese gehandicaptenkaart overeenkomstig hun nationale regels, procedures en praktijken. Onverminderd Verordening (EU) 2016/679 dragen de lidstaten zorg voor de beveiliging, de integriteit, de authenticiteit en de vertrouwelijkheid van de voor de toepassing van deze richtlijn verzamelde en opgeslagen gegevens. De voor de afgifte van de Europese gehandicaptenkaart verantwoordelijke bevoegde autoriteit wordt als de in artikel 4, lid 7, van Verordening (EU) 2016/679 bedoelde verwerkingsverantwoordelijke beschouwd en is verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens. De samenwerking met externe dienstverleners stelt een lidstaat niet vrij van aansprakelijkheden die uit hoofde van het Unierecht of het nationaal recht kunnen ontstaan bij schendingen van verplichtingen met betrekking tot persoonsgegevens.

4.De Europese gehandicaptenkaart wordt direct of op aanvraag van de persoon met een handicap afgegeven of verlengd door de lidstaat van verblijf. De kaart wordt afgegeven en verlengd binnen dezelfde termijn die in de toepasselijke nationale wetgeving is vastgesteld voor de afgifte van gehandicaptencertificaten, gehandicaptenkaarten of andere officiële documenten waarin de gehandicaptenstatus van een persoon met een handicap wordt erkend.

5.De Europese gehandicaptenkaart wordt in de vorm van een fysieke kaart afgegeven en bij de vaststelling van de in lid 7 bedoelde gedelegeerde handelingen met een digitaal formaat aangevuld. Personen met een handicap krijgen de mogelijkheid om de digitale en/of de fysieke kaart te gebruiken.

6.De door een lidstaat afgegeven Europese gehandicaptenkaart heeft ten minste dezelfde geldigheidsduur als die van het gehandicaptencertificaat, de gehandicaptenkaart of een ander officieel document met de langste geldigheidsduur waarin de gehandicaptenstatus wordt erkend en dat door de bevoegde autoriteit van de lidstaat op zijn grondgebied aan de betrokkene is afgegeven.

7.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 11 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze richtlijn aan te vullen teneinde het digitale formaat van de Europese gehandicaptenkaart vast te stellen en de interoperabiliteit te waarborgen en om bijlage I te wijzigen teneinde de gemeenschappelijke kenmerken van het gestandaardiseerde formaat te wijzigen, het formaat aan technische ontwikkelingen aan te passen, digitale kenmerken te introduceren om vervalsing en fraude te voorkomen, misbruik of verkeerd gebruik aan te pakken en de interoperabiliteit te waarborgen.

Artikel 7

Formaat, wederzijdse erkenning, afgifte en geldigheid van de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap

1.Elke lidstaat voert de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap in overeenkomstig het in bijlage II beschreven gemeenschappelijke gestandaardiseerde formaat. De lidstaten introduceren digitale kenmerken in fysieke kaarten met behulp van elektronische middelen voor fraudepreventie als onderdeel van de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap, zodra de vereisten met betrekking tot de in bijlage II bedoelde digitale kenmerken door de Commissie zijn vastgesteld in de in artikel 8 bedoelde technische specificaties. Het digitale opslagmedium bevat niet meer persoonsgegevens dan de voor de Europese gehandicaptenkaart verstrekte gegevens in bijlage II.

2.Door de lidstaten afgegeven Europese parkeerkaarten voor personen met een handicap worden in alle lidstaten wederzijds erkend.

3.De bevoegde autoriteiten in de lidstaten zorgen voor de afgifte, de verlenging of de intrekking van de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap overeenkomstig hun nationale regels, procedures en praktijken. Onverminderd Verordening (EU) 2016/679 dragen de lidstaten zorg voor de beveiliging, de authenticiteit en de vertrouwelijkheid van de voor de toepassing van deze richtlijn verzamelde en opgeslagen persoonsgegevens. De voor de afgifte van de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap verantwoordelijke bevoegde autoriteit wordt als de in artikel 4, lid 7, van Verordening (EU) 2016/679 bedoelde verwerkingsverantwoordelijke beschouwd en is verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens. De samenwerking met externe dienstverleners stelt een lidstaat niet vrij van aansprakelijkheden die uit hoofde van het Unierecht of het nationaal recht kunnen ontstaan bij schendingen van verplichtingen met betrekking tot persoonsgegevens.

4.De Europese parkeerkaart voor personen met een handicap wordt op aanvraag van de persoon met een handicap afgegeven of verlengd door de lidstaat van verblijf. De kaart wordt afgegeven of verlengd binnen een redelijke termijn – die niet meer dan 60 dagen mag bedragen – vanaf de datum van de aanvraag.

5.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap uiterlijk dd/mm/jj [datum van toepassing van deze richtlijn] alle bestaande geldige parkeerkaarten vervangt die overeenkomstig de aanbeveling van de Raad inzake een parkeerkaart voor mensen met een handicap 58 op nationaal, regionaal of lokaal niveau zijn afgegeven.

6.De Europese parkeerkaart voor personen met een handicap wordt in de vorm van een fysieke kaart afgegeven of verlengd en bij de vaststelling van de in lid 7 bedoelde gedelegeerde handelingen met een digitaal formaat aangevuld. Personen met een handicap krijgen de mogelijkheid om de digitale en/of de fysieke kaart te gebruiken.

7.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 11 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de richtlijn aan te vullen teneinde het digitale formaat van de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap vast te stellen en de interoperabiliteit te waarborgen – onder meer via de ontwikkeling en de uitrol van digitale tools – en om bijlage II te wijzigen teneinde de gemeenschappelijke kenmerken van het gestandaardiseerde formaat te wijzigen, het formaat aan technische ontwikkelingen aan te passen, vervalsing en fraude te voorkomen, misbruik of verkeerd gebruik aan te pakken en de interoperabiliteit te waarborgen, onder meer via de ontwikkeling en de uitrol van digitale tools.

HOOFDSTUK III

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 8

Gemeenschappelijke technische specificaties

1.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van gemeenschappelijke technische specificaties voor de verdere specificering van de formaten van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap, de respectieve beveiligingskenmerken en geavanceerde digitale kenmerken ervan, met inbegrip van het specifieke formaat en de daarin opgenomen gegevens, met inbegrip van passende beveiligingsmaatregelen voor de persoonsgegevens, alsook interoperabiliteitskwesties, zoals gemeenschappelijke EU-applicaties om de gegevens in digitale kenmerken van fysieke kaarten waarbij elektronische middelen voor fraudepreventie worden gebruikt, te lezen, alsook voor de vaststelling van de technische specificaties van het opslagmedium voor digitale kaarten, bijvoorbeeld om de geldigheid en het nummer van de kaarten te verifiëren, de authenticiteit ervan te controleren, vervalsing en fraude te voorkomen, de kaart(en) tussen lidstaten te lezen en de kaarten in de EU-portemonnee voor digitale identiteit te gebruiken, alsook om de toegang van personen met een handicap tot alle gegevens in de kaarten te waarborgen.

2.Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 9

Toezicht, naleving, toegankelijkheid van informatie en voorlichting

1.De lidstaten maken de voorwaarden, de regels, de praktijken en de procedures voor de afgifte, de verlenging of de intrekking van een Europese gehandicaptenkaart en een Europese parkeerkaart voor personen met een handicap openbaar in toegankelijke formaten – onder meer in digitale formaten – en op verzoek in door personen met een handicap gevraagde ondersteunende formaten.

2.De lidstaten nemen passende maatregelen om het publiek voor te lichten en personen met een handicap te informeren – ook op toegankelijke manieren – over het bestaan van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap en over de voorwaarden om de kaarten te verkrijgen, te gebruiken of te verlengen.

3.De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om het risico van vervalsing of fraude te voorkomen en ze bestrijden actief het frauduleuze gebruik en de vervalsing van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap.

4.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat houders van een Europese gehandicaptenkaart of een Europese parkeerkaart voor personen met een handicap hun kaart bij de bevoegde autoriteit inleveren zodra niet langer aan de voorwaarden voor de afgifte ervan wordt voldaan.

5.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die de Europese gehandicaptenkaart of de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap heeft afgegeven, in kennis worden gesteld van gevallen van misbruik of verkeerd gebruik van de kaarten die door een andere lidstaat op hun grondgebied zijn afgegeven. De lidstaat van afgifte zorgt voor een passende follow-up overeenkomstig het nationale recht of de nationale praktijk.

6.De lidstaten controleren of de verplichtingen die aan de Europese gehandicaptenkaart of de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap verbonden zijn, en de overeenkomstige rechten van personen met een handicap die in het bezit van die kaarten zijn , en van personen die hen begeleiden of bijstaan, met inbegrip van hun persoonlijke assistent(en), worden nageleefd.

7.De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde informatie wordt gratis en op een duidelijke, volledige, gebruikersvriendelijke en gemakkelijk toegankelijke wijze beschikbaar gesteld, onder meer via de officiële website van particulieren of overheidsinstanties – indien beschikbaar – of via andere geschikte middelen, overeenkomstig de betreffende toegankelijkheidsvoorschriften voor diensten in bijlage I bij Richtlijn (EU) 2019/882.

Artikel 10

Bevoegde autoriteiten

Uiterlijk dd/mm/jj [binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn] stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen om de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap af te geven, te verlengen en in te trekken.

HOOFDSTUK IV

GEDELEGEERDE EN UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN

Artikel 11

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 6, lid 7, en artikel 7, lid 7, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie voor onbepaalde tijd toegekend met ingang van [de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 6, lid 7, en artikel 7, lid 7, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.Een overeenkomstig artikel 6, lid 7, en artikel 7, lid 7, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 12

Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Handhaving

1.De lidstaten zorgen ervoor dat er passende en doeltreffende middelen beschikbaar zijn om de naleving van deze richtlijn te waarborgen.

2.De in lid 1 bedoelde middelen omvatten:

a)bepalingen op grond waarvan personen met een handicap zich krachtens het nationale recht tot de rechter of de bevoegde administratieve instanties kunnen wenden wanneer hun rechten uit hoofde van deze richtlijn en in nationale bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn worden geschonden;

b)bepalingen op grond waarvan overheidsorganen of particuliere verenigingen, organisaties of andere juridische entiteiten die er een legitiem belang bij hebben dat de bepalingen van deze richtlijn worden nageleefd, zich krachtens het nationale recht en de nationale procedures namens of ter ondersteuning van een persoon met een handicap en met diens toestemming tot de rechter of de bevoegde administratieve instanties kunnen wenden in het kader van gerechtelijke of administratieve procedures die voor de handhaving van de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn beschikbaar zijn.

Artikel 14

Sancties

1.De lidstaten stellen de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op schendingen van de nationale bepalingen die zijn vastgesteld op grond van deze richtlijn en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd.

2.De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en vergezeld gaan van doeltreffende corrigerende maatregelen.

3.De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk dd/mm/jj [datum van omzetting] van deze bepalingen in kennis en ze brengen de Commissie onmiddellijk van eventuele latere wijzigingen van die bepalingen op de hoogte.

Artikel 15

Toegang tot informatie

1.De lidstaten zorgen ervoor dat particulieren of overheidsinstanties informatie over bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen uit hoofde van artikel 5 in toegankelijke formaten openbaar maken.

2.De lidstaten moedigen particulieren of overheidsinstanties aan vrijwillig in bijzondere voorwaarden of voorkeursbehandelingen voor personen met een handicap te voorzien.

3.De in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie wordt gratis en op een duidelijke, volledige, gebruikersvriendelijke en gemakkelijk toegankelijke wijze beschikbaar gesteld, onder meer via de officiële website van particulieren of overheidsinstanties – indien beschikbaar – of via andere geschikte middelen, overeenkomstig de betreffende toegankelijkheidsvoorschriften voor diensten in bijlage I bij Richtlijn (EU) 2019/882.

Artikel 16

Verslaglegging en evaluatie

1.Uiterlijk dd/mm/jj [drie jaar na de datum van toepassing van deze richtlijn] en vervolgens om de vijf jaar legt de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een verslag voor over de toepassing van deze richtlijn.

2.In het verslag wordt onder meer aandacht besteed aan het gebruik van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap in het licht van sociale en economische ontwikkelingen, teneinde na te gaan of deze richtlijn moet worden herzien.

3.Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten de Commissie tijdig alle informatie die zij voor het opstellen van het verslag nodig heeft.

4.De Commissie houdt in haar verslag rekening met de standpunten van personen met een handicap, economisch belanghebbenden en betrokken niet-gouvernementele organisaties, waaronder organisaties die personen met een handicap vertegenwoordigen.

Artikel 17

Achterhaaldheid van Aanbeveling 98/376/EG van de Raad

Aanbeveling 98/376/EG van de Raad is met ingang van dd/mm/jj [de datum van toepassing van deze richtlijn] achterhaald en vanaf die datum niet langer van toepassing.

Artikel 18

Omzetting

1.De lidstaten zorgen ervoor dat de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen, uiterlijk dd/mm/jj [18 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn] worden vastgesteld en bekendgemaakt. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.

2.Zij passen die bepalingen toe vanaf dd/mm/jj [30 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].

3.Wanneer de lidstaten de bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 19

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 20

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

Inhoud

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Evenredigheid

Keuze van het instrument

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Effectbeoordeling

Grondrechten

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Artikelsgewijze toelichting

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

1.4.4.Prestatie-indicatoren

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting)

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

3.2.5.Bijdragen van derden

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor mensen met een handicap

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

Rechten van mensen met een handicap

Toegang tot diensten, personenvervoersdiensten, activiteiten en voorzieningen voor mensen met een handicap

De rechten van mensen met een handicap

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

 een nieuwe actie

 een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie 59

 de verlenging van een bestaande actie

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

De algemene doelstelling van het voorstel is het vrije verkeer te vergemakkelijken van houders van een Europese gehandicaptenkaart en/of parkeerkaart wanneer zij een andere lidstaat bezoeken of naar een andere lidstaat reizen, door de wederzijdse erkenning van hun gehandicaptenstatus en het verlenen van toegang tot diensten, activiteiten en faciliteiten of parkeerfaciliteiten voor personen met een handicap in de EU onder gelijke voorwaarden als die welke aan personen met een handicap in die lidstaat worden geboden.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

Specifieke doelstelling nr. 1: Het voorstel heeft tot doel houders van de Europese gehandicaptenkaart onder gelijke voorwaarden in de bezochte lidstaat toegang te bieden tot bijzondere preferentiële voorwaarden of voorkeursbehandeling met betrekking tot diensten, activiteiten en faciliteiten die aan personen met een handicap worden aangeboden.

Specifieke doelstelling nr. 2: Het voorstel heeft tot doel houders van de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap onder gelijke voorwaarden in de bezochte lidstaat toegang te bieden tot alle parkeervoorwaarden en -faciliteiten die aan personen met een handicap worden aangeboden of voorbehouden.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

Een groter aantal personen met een handicap dat in aanmerking komt voor bijzondere voorwaarden en/of een voorkeursbehandeling voor personen met een handicap met betrekking tot diensten, activiteiten en faciliteiten tijdens bezoeken aan of reizen naar andere lidstaten;

Een groter aantal personen met een handicap dat profiteert van parkeervoorwaarden en -faciliteiten die worden aangeboden aan of gereserveerd zijn voor personen met een handicap wanneer zij een andere lidstaat bezoeken of naar andere lidstaten reizen;

Toename van het aantal personen met een handicap dat reist of een bezoek brengt in een andere lidstaat.

1.4.4.Prestatie-indicatoren

Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten.

Aantal lidstaten dat de richtlijn tot dusverre heeft omgezet

Aantal door de lidstaten afgegeven Europese gehandicaptenkaarten

Aantal door de lidstaten afgegeven Europese parkeerkaarten voor personen met een handicap

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

De belangrijkste vereiste waaraan op korte termijn moet worden voldaan, is dat de medewetgevers in de loop van 2024 overeenstemming bereiken over het wetgevingsvoorstel. Het voorstel bevat een termijn van [18 maanden] voor de omzetting van de vastgestelde rechtshandeling door de lidstaten.

Het voorstel voorziet ook in de vaststelling van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

EU-optreden is nodig en gerechtvaardigd om het vrije verkeer van personen met een handicap te vergemakkelijken om toegang te krijgen tot bijzondere voorwaarden en/of een voorkeursbehandeling voor diensten, activiteiten en faciliteiten, alsook parkeervoorwaarden en -faciliteiten in alle lidstaten, op voet van gelijkheid met de inwoners van het land dat zij bezoeken, en zo de werking van de eengemaakte markt voor diensten, activiteiten en faciliteiten op EU-niveau te verbeteren.

Het geconstateerde probleem heeft een grensoverschrijdende dimensie die niet door de lidstaten alleen kan worden opgelost. Sinds de invoering van de EU-parkeerkaart in 1998 hebben de lidstaten specifieke nationale aanvullingen of afwijkingen van de EU-parkeerkaart opgenomen, wat heeft geleid tot een verscheidenheid aan kaarten in de lidstaten. Daarnaast hebben de lidstaten problemen ondervonden met fraude en vervalsing van de kaarten. Bovendien is de aanbeveling van de Raad niet geüpdatet om rekening te houden met de ontwikkelingen op het gebied van technologie en digitalisering.

Hoewel het proefproject voor de EU-gehandicaptenkaart in samenwerking met de 8 deelnemende lidstaten werkte, ontbrak het een bredere EU-brede dimensie, wat leidde tot aanzienlijke onzekerheid en ongelijke behandeling van personen met een handicap die verschillende lidstaten reizen en bezoeken. Aangezien de proefprojectkaart en het model ervan facultatief zijn, zullen zich in de loop der tijd waarschijnlijk dezelfde problemen van divergentie voordoen als bij de parkeerkaart.

De noodzaak van EU-maatregelen houdt rechtstreeks verband met het grensoverschrijdende karakter van reizen en de daarmee samenhangende uitdagingen waarmee personen met een handicap die in de EU reizen, worden geconfronteerd. Daarom moet worden gezorgd voor een adequate gecoördineerde aanpak tussen de lidstaten om de toegang tot preferentiële voorwaarden die door diensten op voet van gelijkheid aan ingezetenen van hun land worden aangeboden, te vergemakkelijken. Als de EU niet tussenbeide komt, zouden de huidige verschillen in nationale gehandicaptenkaarten toenemen, waardoor de verschillende behandeling van personen met een handicap in de lidstaten en de inherente onzekerheid (met inbegrip van rechtsonzekerheid) zou blijven bestaan, met nadelige gevolgen voor de uitoefening van hun recht op vrij verkeer.

Het optreden van de EU biedt toegevoegde waarde door de invoering van een wederzijds erkend instrument (de Europese gehandicaptenkaart), dat het vrije verkeer van personen met een handicap in de EU en hun gelijke behandeling bij de toegang tot diensten, activiteiten en faciliteiten ten opzichte van personen met een handicap in de lidstaten vergemakkelijkt. Uit de evaluatiestudie naar de proefkaart voor personen met een handicap is gebleken dat de EU-actie in de acht lidstaten die aan het project deelnemen, de wederzijdse erkenning van de gehandicaptenstatus mogelijk heeft gemaakt, hetgeen de lidstaten alleen niet zouden hebben bereikt. In dit licht heeft het optreden van de Europese Commissie bijgedragen tot de uitvoering van de Europese strategie inzake handicaps 2010-2020.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

De Europese gehandicaptenkaart bouwt voort op twee reeds bestaande instrumenten: het proefproject voor de EU-parkeerkaart en de EU-gehandicaptenkaart. De EU-parkeerkaart voor personen met een handicap is ingevoerd bij Aanbeveling 98/376/EG van de Raad en gewijzigd in 2008. De aanbeveling voorziet in een gestandaardiseerd model voor een EU-parkeerkaart om de wederzijdse erkenning ervan in de lidstaten te waarborgen en zo het vrije verkeer van personen met een handicap per auto te vergemakkelijken. Ondanks de positieve effecten ondervinden gebruikers problemen bij het gebruik van de EU-parkeerkaart. Van 2018 tot 2022 werden ongeveer 260 klachten over de EU-parkeerkaart ingediend op het Solvit-platform. Dergelijke klachten hadden voornamelijk betrekking op onzekerheden over de rechten die de kaart toekent aan personen met een handicap wanneer zij naar andere lidstaten reizen (ongeveer 30 % van de gevallen), de wederzijdse erkenning van nationale parkeerkaarten die op basis van het EU-model zijn afgegeven (ongeveer 25 % van de gevallen), en de rechtvaardiging voor boetes die zelfs zijn opgelegd wanneer de EU-parkeerkaart werd getoond (ongeveer 12 % van de gevallen).

Het proefproject voor de EU-gehandicaptenkaart, dat werd getest naar aanleiding van het verslag over het EU-burgerschap 2013, werd in 2016-2018 uitgevoerd in acht lidstaten (België, Cyprus, Estland, Finland, Italië, Malta, Roemenië en Slovenië) en bleef na afloop van het project van kracht. Het proefproject voorziet in een gemeenschappelijk formaat voor een kaart voor vrijwillige wederzijdse erkenning door de deelnemende lidstaten van de gehandicaptenstatus, zoals vastgesteld overeenkomstig de nationale criteria of regels om in aanmerking te komen, voor toegang tot uitkeringen en diensten op het gebied van cultuur, vrijetijdsbesteding, sport en, in sommige landen, vervoer. Indien geen actie wordt ondernomen, blijft de erkenning van hun nationale gehandicaptenkaarten en -certificaten vrijwillig en beperkt wat betreft de preferentiële voorwaarden voor de toegang tot diensten, activiteiten en faciliteiten.

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Het voorstel is verenigbaar met de Europese pijler van sociale rechten, de strategie inzake de rechten van personen met een handicap en het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. De financiering is verenigbaar met het meerjarig financieel kader 2021-2027.

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

Voor de uitvoering van dit wetgevingsvoorstel moeten vergaderingen met de lidstaten over de omzetting ervan worden georganiseerd, evenals vergaderingen met de lidstaten over de vaststelling van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen. De noodzakelijke uitgaven voor de organisatie van de vergaderingen, d.w.z. reiskosten van afgevaardigden, worden gedekt door het onderdeel Europees Sociaal Fonds Plus — EaSI (direct beheer).

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

 beperkte geldigheidsduur

   van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.

X onbeperkte geldigheidsduu

Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2023 tot en met 2027,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting 60

X Direct beheer door de Commissie

X door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

organen of personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

De budgettaire gevolgen van het voorstel zijn beperkt en kunnen volledig worden gedekt door de middelen die reeds beschikbaar zijn in het meerjarig financieel kader 2021-2027, zowel voor personeel als voor kredieten, aangezien herschikkingsmogelijkheden zijn vastgesteld.

Ook na 2027 wordt een zeer beperkt effect verwacht, waarmee rekening zou worden gehouden bij de uitwerking van het meerjarig financieel kader voor de periode na 2027.

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld de frequentie en de voorwaarden.

Uiterlijk […insert date - three years after the application of this Directive], en vervolgens om de vijf jaar, legt de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een verslag voor over de toepassing van deze richtlijn.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Direct beheer is, overeenkomstig artikel 62, lid 1, punt a), van het Financieel Reglement, het geschiktst omdat de acties zullen worden uitgevoerd door de Europese Commissie, met name DG EAC, dat de coördinatie met de lidstaten en de verschillende belanghebbenden verzorgt.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

De controles maken deel uit van het internecontrolesysteem van DG EMPL. Voor deze nieuwe activiteiten geldt dezelfde aanpak om risico’s vast te stellen en te beperken.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting)

De controles maken deel uit van het internecontrolesysteem van DG EMPL. De nieuwe activiteiten zullen geen significante extra kosten voor de controle op het niveau van het DG met zich meebrengen.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De Commissie ziet erop toe dat bij de tenuitvoerlegging van overeenkomstig dit besluit gefinancierde acties, de financiële belangen van de Unie worden beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen ter bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door de uitvoering van effectieve controles en door de terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen, alsook, bij gebleken onregelmatigheden, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties. De Commissie is gemachtigd in het kader van dit besluit controles en verificaties ter plaatse uit te voeren overeenkomstig Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden. Indien nodig voert het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) een onderzoek uit krachtens Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF).

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer`2b



GK/NGK 61 .

van EVA-landen 62

van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten 63

van andere derde landen

andere bestemmingsontvangsten

07 02 04 00 – ESF+ EaSI strand

Gespl.

JA/

JA

JA

NEE

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

X    Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel
kader

Nummer

2b

DG: EMPL

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

TOTAAL

• Beleidskredieten

Begrotingsonderdeel 64  07 02 04 00

Vastleggingen

(1a)

0,560

0,060

0,620

Betalingen

(2 a)

0,060

0,310

0,250

0,620

Begrotingsonderdeel

Vastleggingen

(1b)

Betalingen

(2b)

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 65  

TOTAAL kredieten 
voor DG EMPL

Vastleggingen

=1a+1b +3

0,560

0,060

0,620

Betalingen

=2a+2b

+3

0,060

0,310

0,250

0,620

 



TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

Betalingen

(5)

•TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 2b 
van het meerjarig financieel kader

Vastleggingen

=4+6

0,560

0,060

0,620

Betalingen

=5+6

0,060

0,310

0,250

0,620

Als het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere beleidsrubrieken, herhaal bovenstaand deel:

•TOTAAL beleidskredieten (alle beleidsrubrieken)

Vastleggingen

(4)

Betalingen

(5)

TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten (alle beleidsrubrieken)

(6)

TOTAAL kredieten
voor de RUBRIEKEN 1 tot en met 6 
van het meerjarig financieel kader 
(Referentiebedrag)

Vastleggingen

=4+6

0,560

0,060

0,620

Betalingen

=5+6

0,060

0,310

0,250

0,620





Rubriek van het meerjarig financieel
kader

7

“Administratieve uitgaven”

Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (bijlage 5 bij het besluit van de Commissie betreffende de interne uitvoeringsvoorschriften voor de afdeling “Commissie” van de algemene begroting van de Europese Unie), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
2023

Jaar 
2024

2025

2026

2027

TOTAAL

DG: EMPL

• Personele middelen

0,342

0,342

0,342

0,342

0,342

1,710

• Andere administratieve uitgaven

TOTAAL DG EMPL

Kredieten

0,342

0,342

0,342

0,342

0,342

1,710

TOTAAL kredieten 
onder RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,342

0,342

0,342

0,342

0,342

1,710

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten
voor de RUBRIEKEN 1 tot en met 7 
van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

0,342

0,342

0,902

0,402

0,342

2,330

Betalingen

0,342

0,342

0,402

0,652

0,592

2,330

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 66

Gem. kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN nrs. 1 en 2 67

Output

Vergaderingen met lidstaten

4

0,060

4

0,060

8

0,120

Output

Controle van de nationale omzettingsmaatregelen

1

0,250

1

0,250

2

0,500

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

TOTAAL

4

0,060

5

0,310

1

0,250

10

0,620

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

X    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

0,342

0,342

0,342

0,342

0,342

1,710

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

0,342

0,342

0,342

0,342

0,342

1,710

Buiten RUBRIEK 7 68  
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere administratieve
uitgaven

Subtotaal
buiten RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

TOTAAL

0,342

0,342

0,342

0,342

0,342

1,710

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

X    Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

2023

2024

2025

2026

2027

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

20 01 02 01 (Hoofdkantoor en vertegenwoordigingen van de Commissie)

2

2

2

2

2

20 01 02 03 (delegaties)

01 01 01 01 (onderzoek onder contract)

01 01 01 11 (eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

Extern personeel (in voltijdequivalenten: vte): VTE) 69

20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

XX 01 xx yy zz  70

- centrale diensten

- delegaties

01 01 01 02 (AC, END, INT - onderzoek onder contract)

01 01 01 12 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

2

2

2

2

2

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

2 AD zullen de onderhandelingen in het goedkeuringsproces ondersteunen, vergaderingen met de lidstaten organiseren en zo nodig uitvoerings- en gedelegeerde wetgevingshandelingen opstellen.

Extern personeel

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

Het voorstel/initiatief:

X    kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).

De nodige kredieten kunnen worden geprogrammeerd in het kader van het onderdeel direct beheer van het ESF + voor 2025-2027.

   hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen, de desbetreffende bedragen en de voorgestelde instrumenten.

   hiervoor is een herziening van het MFK nodig.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

X    voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2025

2026

2027

Totaal

EER-landen 

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

TOTAAL medegefinancierde kredieten

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

 

3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 71

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

(1)    Interinstitutionele proclamatie betreffende de Europese pijler van sociale rechten (PB C 428 van 13.12.2017, blz. 10).
(2)    Zie voor meer voorbeelden bijlage 6.4 Mapping van diensten die preferentiële voorwaarden verlenen in de EU, effectbeoordeling, SWD(2023) 289.[...].
(3)    Zie bijvoorbeeld artikel 23, lid 1, punten a) en b), van Verordening (EU) 2021/782 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PB L 172 van 17.5.2021, blz. 1).
(4)    Findings from Final Report based on Survey targeted at EU-level CSOs; Shaw and Coles, “Disability, holiday making and the tourism industry in the UK: a preliminary survey’, 25(3) Tourism Management (2004), blz. 397-403; Eugénia Lima Devile and Andreia Antunes Moura (2021), Travel by People With Physical Disabilities: Constraints and Influences in the Decision-Making Process.
(5)    McKercher and Darcy (2018), Re-conceptualising barriers to travel by people with disabilities, Tourism Management Perspectives, blz. 59-66.
(6)    Eurostat-databank, tour_dem_npsex. Beschikbaar op: https://ec.europa.eu/eurostat/databrowser/view/tour_dem_npsex/default/table?lang=nl. 2019 was het laatste jaar dat voor deze informatie beschikbaar was.
(7)    Aanbeveling van de Raad van 4 juni 1998 inzake een parkeerkaart voor personen met een handicap (98/376/EG), PB L 167 van 12.6.1998, blz. 25, zoals aangepast bij de aanbeveling van de Raad van 3 maart 2008 in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, Roemenië, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, PB L 63 van 7.3.2008, blz. 43.
(8)    Zie voor meer informatie bijlage 6.3 “Uitvoeringsanalyse van de EU-parkeerkaart voor personen met een handicap” van de effectbeoordeling, SWD (2023) 289.
(9)    COM (2021) 101
(10)    COM (2022) 404 final, 17.6.2022, bijlage, punt 5: Waarden en rechten, rechtsstaat en veiligheid.
(11)    Staat van de Unie 2022, Intentieverklaring, Brussel, 14 september 2022.
(12)    COM (2022) 548 final, 18.10.2022, bijlage 1, punt. 43, onder het kopje “Een nieuwe impuls voor de Europese democratie”
(13)     https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/TA-9-2020-0156_NL.html
(14)     https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/TA-9-2021-0414_NL.pdf
(15)     https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/TA-9-2022-0435_NL.html
(16)    SOC/765, 27/04/2024
(17)    Particulier vervoer (CY, FI en MT) of openbaar vervoer (FI en SI)
(18)     https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/4adbe538-0a02-11ec-b5d3-01aa75ed71a1/language-nl
(19)    Aanbeveling van de Raad van 4 juni 1998 inzake een parkeerkaart voor personen met een handicap (98/376/EG), PB L 167 van 12.6.1998, blz. 25, zoals aangepast bij de aanbeveling 2008/205/EG van de Raad van 3 maart 2008 in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, Roemenië, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, PB L 63 van 7.3.2008, blz. 43.
(20)    Zie voor meer informatie bijlage 6.3 “Uitvoeringsanalyse van de EU-parkeerkaart voor personen met een handicap” van de effectbeoordeling, SWD (2023) 289.
(21)    PB L 376 van 27.12.2006, blz 36.
(22)    Richtlijn (EU) 2019/882 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PB L 150 van 7.6.2019, blz. 70).
(23)    Richtlijn (EU) 2016/2102 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties.
(24)    Verordening (EG) nr. 1107/2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen (PB L 150 van 7.6.2019, blz. 70); Verordening (EU) nr. 1177/2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004; Verordening (EU) nr. 181/2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004, Verordening (EU) 2021/782 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (herschikking). []
(25)    Richtlijn (EU) 2022/362 van het Europees Parlement en de Raad van 24 februari 2022 tot wijziging van de Richtlijnen 1999/62/EG, 1999/37/EG en (EU) 2019/520 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan voertuigen (PB L 69 van 4.3.2022, blz. 1).
(26)    Aanbeveling van de Raad van 4 juni 1998 inzake een parkeerkaart voor personen met een handicap (98/376/EG), PB L 167 van 12.6.1998, blz. 25, zoals aangepast bij Aanbeveling 2008/205/EG van de Raad in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, Roemenië, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, PB L 63 van 7.3.2008, blz. 43.
(27)    Zie voor meer informatie: het syntheseverslag van de raadpleging van belanghebbenden, bijlage 2 bij het effectbeoordelingsverslag, SWD (2023) 289.
(28)    SWD (2023) 289.
(29)    Over de optie om de Europese parkeerkaart samen te voegen met de nieuwe Europese gehandicaptenkaart lopen de meningen uiteen. De lidstaten en maatschappelijke organisaties die personen met een handicap vertegenwoordigen, zijn het er sterk over eens dat de Europese parkeerkaart niet mag worden samengevoegd met de nieuwe EDC. Daarentegen waren de individuele respondenten van de openbare raadpleging het er over eens dat de Europese parkeerkaart in de nieuwe EDC moet worden opgenomen, waarbij een “enkele kaart” wellicht werd verward met een “enkel rechtsinstrument”.
(30)    Dit zou betekenen dat in de loop van de tijd extra afwijkingen in het standaardformaat (fysiek en/of digitaal) van de kaart zouden worden aangebracht en dat de kaart moeilijk kan worden herkend en gebruikt, alsook grote onzekerheid voor personen met een handicap.
(31)    Dit zou zware administratieve lasten met zich meebrengen en het kernprobleem van de gelijke behandeling van personen met een handicap niet oplossen, ongeacht waar hun handicap wordt beoordeeld;
(32)    Dit zou verder gaan dan de bevoegdheid van de EU.
(33)    Idem.
(34)    Zie voor meer informatie: Hoofdstuk 6: Welke kosten brengen de voorkeursopties met zich mee? en bijlage 5: Concurrentievermogenstest van het effectbeoordelingsverslag, SWD (2023) 289.
(35)    Door het gebrek aan uitgesplitste gegevens is het in dit stadium jammer genoeg niet mogelijk om enig gendereffect te meten.
(36)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).  
(37)    PB C van , blz. .
(38)    PB C van , blz. .
(39)    Besluit 2010/48/EG van de Raad van 26 november 2009 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (PB L 23 van 27.1.2010, blz. 35).
(40)    Interinstitutionele proclamatie betreffende de Europese pijler van sociale rechten (PB C 428 van 13.12.2017, blz. 10).
(41)    Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PB 150 van 7.6.2019, blz. 70).
(42)    Daarnaast heeft Richtlijn (EU) 2016/2102 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties tot doel de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties te verbeteren.
(43)    Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen (PB L 204 van 26.7.2006, blz. 1).
(44)    Verordening (EU) 2021/782 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PB L 172 van 17.5.2021, blz. 1).
(45)    Verordening (EU) nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 1).
(46)    Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 1).
(47)    Richtlijn 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn (EU) 2022/362 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 1999/62/EG, 1999/37/EG en (EU) 2019/520 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van wegeninfrastructuur aan voertuigen.
(48)    Resultaten uit het eindverslag op basis van een onderzoek gericht op maatschappelijke organisaties op EU-niveau; Shaw and Coles, “Disability, holiday making and the tourism industry in the UK: a preliminary survey’, 25(3) Tourism Management (2004), blz. 397-403; Eugénia Lima Devile and Andreia Antunes Moura (2021), Travel by People With Physical Disabilities: Constraints and Influences in the Decision-Making Process.
(49)    McKercher and Darcy (2018), Re-conceptualising barriers to travel by people with disabilities, Tourism Management Perspectives, blz. 59-66. [Meer voor de toelichting?]
(50)    Zie ook het Final Report of the Study assessing the implementation of the pilot action on the EU Disability Card and associated benefits, gepubliceerd in mei 2021, https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/4adbe538-0a02-11ec-b5d3-01aa75ed71a1/language-en
(51)    Aanbeveling van de Raad van 4 juni 1998 inzake een parkeerkaart voor mensen met een handicap (PB L 167 van 12.6.1998, blz. 25), aangepast bij de Aanbeveling van de Raad van 3 maart 2008 in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, Roemenië, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek (PB L 63 van 7.3.2008, blz. 43).
(52)    COM(2021) 281final.
(53)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(54)    Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1).
(55)    Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1).
(56)    Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).
(57)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(58)    Aanbeveling van de Raad van 4 juni 1998 (98/376/EG) (PB L 167 van 12.6.1998, blz. 25), aangepast bij de Aanbeveling van de Raad van 3 maart 2008 in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, Roemenië, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek (PB L 63 van 7.3.2008, blz. 43).
(59)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(60)    Nadere gegevens over de wijzen van uitvoering van de begroting en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BUDGpedia: https://myintracomm.ec.europa.eu/corp/budget/financial-rules/budget-implementation/Pages/implementation-methods.aspx
(61)    GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.
(62)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(63)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(64)    Volgens de officiële begrotingsnomenclatuur.
(65)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek onder contract, eigen onderzoek.
(66)    Outputs zijn producten en te verstrekken diensten (bv.: aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(67)    De geplande activiteiten zullen de verwezenlijking van beide specifieke doelstellingen ondersteunen.
(68)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek onder contract, eigen onderzoek.
(69)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(70)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(71)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
Top

Brussel, 6.9.2023

COM(2023) 512 final

BIJLAGEN

bij

Voorstel voor een
RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap




{SEC(2023) 305 final} - {SWD(2023) 289 final} - {SWD(2023) 290 final} - {SWD(2023) 291 final}


BIJLAGE I

FORMAAT VAN DE EUROPESE GEHANDICAPTENKAART

VOORKANT Tekst van de Europese gehandicaptenkaart in het Engels

ACHTERKANT Nationale informatie in de door de lidstaat die de kaart afgeeft, te bepalen landstaal of landstalen.

1.De afmetingen van de Europese gehandicaptenkaart moeten in overeenstemming zijn met ISO 7810.

2.Het formaat moet ID-1 zijn en de afmetingen 85,6 x 53,98 mm.

3.Op de kaart moeten de volgende zaken worden aangebracht/vermeld:

·een foto van de kaarthouder;

·de naam en voornaam van de kaarthouder;

·de geboortedatum van de kaarthouder;

·het serienummer van de kaart.

4.De kleur van de kaart moet licht- en donkerblauw zijn conform de afbeelding en met als referenties:

·Donkerblauw: CMYK 100, 90, 10, 0

RGB 0, 68, 148

·Lichtblauw: CMYK 94, 63, 7, 1

RGB 0, 110, 183

5.Op de kaart moet de vervaldatum worden vermeld.

6.Op de kaart moet een landcode staan met de blauwe cirkel eromheen.

7.De letters moeten van het lettertype Arial Regular zijn.

8.De woorden “Europese gehandicaptenkaart” moeten worden weergegeven in Arial en in braille met de afmetingen van de Marburg-code.

9.De facultatieve letter “A” (+ brailleteken) kan worden toegevoegd wanneer de kaart recht geeft op begeleiding door een persoonlijke assistent.

10.Een digitaal kenmerk/Digitale kenmerken met behulp van elektronische middelen ter preventie van fraude moet/moeten worden toegevoegd, nadat de in artikel 6, lid 1, bedoelde technische specificaties zijn vastgesteld.

BIJLAGE II

FORMAAT VAN DE EUROPESE PARKEERKAART VOOR PERSONEN MET EEN HANDICAP

VOORKANT

ACHTERKANT

1.De Europese parkeerkaart voor personen met een handicap moet aan de volgende afmetingen voldoen:

·hoogte: 106 mm

·breedte: 148 mm

2.De kleur van de kaart moet donkerblauw en geel zijn conform de bovenstaande afbeelding en met als referenties:

·Donkerblauw: CMYK 100, 90, 10, 0

RGB 0, 68, 148

·Geel: CMYK 94, 63, 7, 1

RGB 255, 237, 0

3.De voor- en de achterkant van de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap moeten verticaal in twee helften verdeeld zijn.

a) Op de linkerhelft van de voorkant moet het volgende worden aangebracht/vermeld:

·het symbool van rolstoelgebuiker in donkerblauw op een gele achtergrond;

·de vervaldatum van de parkeerkaart;

·het serienummer van de parkeerkaart;

·de naam en de stempel van de instantie/organisatie die de parkeerkaart afgeeft;

·als de kaart aan een voertuig is gekoppeld, moet de kentekenplaat zichtbaar zijn.

b) Op de rechterhelft van de voorkant moet het volgende worden aangebracht/vermeld:

·in hoofdletters de woorden “Europese parkeerkaart voor personen met een handicap” in de taal/talen van de lidstaat die de kaart afgeeft; na een passende tussenruimte worden de woorden in kleine letters vermeld in de overige talen van de Europese Unie;

·als achtergrond: de code van de lidstaat die de parkeerkaart afgeeft, omringd door de cirkel sterren die symbool staat voor de Europese Unie.

c) Op de linkerhelft van de achterkant moet het volgende worden vermeld/aangebracht:

·de naam van de kaarthouder;

·de voornaam/voornamen van de kaarthouder;

·de geboortedatum van de kaarthouder;

·de vervaldatum van de kaart;

·een foto van de kaarthouder;

·het serienummer van de parkeerkaart;

·de handtekening van de kaarthouder of een ander door de nationale wetgeving toegestaan merkteken.

d) Op de rechterhelft van de achterkant moet het volgende worden vermeld:

·de vermelding: “Deze kaart geeft de houder recht op de plaatselijke parkeervoorwaarden en -faciliteiten voor personen met een handicap in de betrokken lidstaat”;

·de vermelding: “Bij gebruik moet de kaart aan de voorkant van het voertuig zo worden aangebracht dat de voorkant van de kaart duidelijk zichtbaar is voor controle”.

4.Met uitzondering van de informatie op de rechterhelft van de voorkant moet de informatie worden vermeld in de taal of talen van de lidstaat die de parkeerkaart afgeeft. Als een lidstaat de informatie in een andere nationale taal wil vermelden dan een van de volgende talen: Bulgaars, Kroatisch, Tsjechisch, Deens, Nederlands, Engels, Ests, Fins, Frans, Duits, Grieks, Hongaars, Italiaans, Lets, Litouws, Maltees, Pools, Portugees, Roemeens, Slowaaks, Sloveens, Spaans of Zweeds, moet die lidstaat een tweetalige versie van de kaart opstellen waarbij een van de bovengenoemde talen wordt gebruikt, zonder afbreuk te doen aan de andere bepalingen van deze bijlage. Als een lidstaat informatie in het Bulgaars of het Grieks wil vermelden, moet die lidstaat een tweetalige versie van de kaart opstellen waarbij een van de bovengenoemde talen wordt gebruikt, die het Latijns schrift gebruiken.

5.Een digitaal kenmerk/Digitale kenmerken met behulp van elektronische middelen ter preventie van fraude moet/moeten worden toegevoegd, nadat de in artikel 7, lid 1, bedoelde technische specificaties zijn vastgesteld.

Top