Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022IP0279

    Resolutie van het Europees Parlement van 5 juli 2022 over geestelijke gezondheid in de digitale arbeidswereld (2021/2098(INI))

    PB C 47 van 7.2.2023, p. 63–74 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    7.2.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 47/63


    P9_TA(2022)0279

    Geestelijke gezondheid in de digitale arbeidswereld

    Resolutie van het Europees Parlement van 5 juli 2022 over geestelijke gezondheid in de digitale arbeidswereld (2021/2098(INI))

    (2023/C 47/05)

    Het Europees Parlement,

    gezien artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

    gezien de artikelen 4, 6, 9, 114, 153, 169 en 191, en met name artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gezien de artikelen 2, 3, 14, 15, 21, 31, 32 en 35 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”),

    gezien de Europese pijler van sociale rechten, en met name beginsel 10,

    gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap,

    gezien de VN-strategie inzake geestelijke gezondheid en welzijn van 2018,

    gezien het manifest van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor een gezond herstel van COVID-19 van 18 mei 2020,

    gezien de Werelddag van de geestelijke gezondheid 2021 van de WHO met als thema “Geestelijke gezondheidszorg voor iedereen: laten we het waarmaken”,

    gezien het Europees kader voor actie inzake geestelijke gezondheid 2021-2025 van de WHO,

    gezien de studie over gezondheidsbeleid van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) van 8 juni 2021 getiteld “A New Benchmark for Mental Health Systems: Tackling the Social and Economic Costs of Mental Ill Health” (Een nieuwe benchmark voor stelsels voor geestelijke gezondheidszorg: de sociale en economische kosten van geestelijke gezondheidsproblemen aanpakken), en de evaluatie van de OESO van 4 november 2021 over geestelijke gezondheid en werk getiteld “Fitter Minds, Fitter Jobs: From Awareness to Change in Integrated Mental Health Skills and Work Policies” (Gezondere geest, gezondere banen: van bewustzijn naar verandering met een geïntegreerd beleid voor geestelijke gezondheid, vaardigheden en werk),

    gezien Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (1),

    gezien Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers (2),

    gezien Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (3),

    gezien Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (4),

    gezien Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (5),

    gezien Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (6),

    gezien Richtlijn 89/654/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor arbeidsplaatsen (7),

    gezien Richtlijn 90/270/EEG van de Raad van 29 mei 1990 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur (8),

    gezien zijn resolutie van 17 april 2020 over gecoördineerde EU-maatregelen om de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan te bestrijden (9),

    gezien zijn resolutie van 10 juli 2020 over de EU-strategie voor volksgezondheid na COVID-19 (10),

    gezien zijn resolutie van 21 januari 2021 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende het recht om offline te zijn (11),

    gezien zijn resolutie van 17 februari 2022 over de empowerment van Europese jongeren: werkgelegenheid en sociaal herstel na de pandemie (12),

    gezien zijn resolutie van 16 september 2021 over eerlijke arbeidsvoorwaarden, rechten en sociale bescherming voor platformwerkers — nieuwe vormen van werkgelegenheid die gekoppeld zijn aan de digitale ontwikkeling (13),

    gezien de conclusies van de Raad van 24 oktober 2019 over de economie van het welzijn (14), waarin wordt gepleit voor een alomvattende EU-strategie inzake geestelijke gezondheid,

    gezien de conclusies van de Raad van 8 juni 2020 over het verbeteren van het welzijn op het werk,

    gezien de mededeling van de Commissie van 28 juni 2021 getiteld “Strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021-2027 — Gezondheid en veiligheid op het werk in een veranderende arbeidswereld” (COM(2021)0323),

    gezien het groenboek van de Commissie van 14 oktober 2005 getiteld “De geestelijke gezondheid van de bevolking verbeteren. Naar een strategie inzake geestelijke gezondheid voor de Europese Unie” (COM(2005)0484),

    gezien het verslag van de Commissie van 14 juli 2021 getiteld “Employment and Social Developments in Europe — towards a strong social Europe in the aftermath of the COVID-19 crisis: reducing disparities and addressing distributional impacts” (Werkgelegenheids- en sociale ontwikkelingen in Europa — naar een sterk sociaal Europa in de nasleep van de COVID-19-crisis: verschillen verkleinen en verdelingseffecten aanpakken),

    gezien het Europees pact voor geestelijke gezondheid en welzijn van 2008,

    gezien het verslag van het Europees Jeugdforum van 17 juni 2021 getiteld “Beyond Lockdown: the “pandemic scar” on young people” (Na de lockdown: het “litteken van de pandemie” bij jongeren),

    gezien het verslag van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound) van 9 november 2021 getiteld “Gevolgen van COVID-19 voor jongeren in de EU” en haar verslag van 10 mei 2021 getiteld “Leven, werken en COVID-19: Geestelijke gezondheid en vertrouwen in de EU afgenomen in tweede pandemiejaar”,

    gezien het verslag van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA) van 7 december 2020 getiteld “Preventie van spier- en skeletaandoeningen bij een divers personeelsbestand: risicofactoren voor vrouwen, migranten en lhbti-werknemers”,

    gezien het verslag van EU-OSHA van 7 oktober 2011 getiteld “Mental health promotion in the workplace — a good practice report” (Bevordering van geestelijke gezondheid op het werk — overzicht van goede praktijken),

    gezien het verslag van EU-OSHA van 22 oktober 2021 getiteld “Telewerken en gezondheidsrisico’s in de context van de COVID-19-pandemie: gegevens uit de praktijk en beleidsimplicaties”,

    gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 12 december 2012 getiteld “Europees Jaar van de geestelijke gezondheid — Beter werk en meer levenskwaliteit” (15),

    gezien het advies van de deskundigengroep inzake doeltreffende manieren om te investeren in gezondheid van de Commissie van 23 juni 2021 getiteld “Supporting mental health of the health workforce and other essential workers” (De geestelijke gezondheid van gezondheidswerkers en andere essentiële werknemers ondersteunen),

    gezien het gezamenlijk verslag van EU-OSHA en Eurofound van 13 oktober 2014 getiteld “Psychosociale risico’s in Europa: prevalentie en strategieën voor preventie”,

    gezien de “2021 Employee Experience Survey” (Enquête over werknemerservaringen 2021) van Willis Towers Watson,

    gezien de verzoekschriften die zijn ingediend bij de Commissie verzoekschriften, bijvoorbeeld nr. 0956/2018 en nr. 1186/2018,

    gezien artikel 54 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A9-0184/2022),

    A.

    overwegende dat het recht op lichamelijke en geestelijke gezondheid een fundamenteel mensenrecht is en dat iedere mens recht heeft op het hoogst haalbare niveau van gezondheid; overwegende dat de WHO geestelijke gezondheid definieert als “een staat van geestelijk welzijn die mensen in staat stelt om te gaan met de stressfactoren van het leven, hun potentieel te vervullen, goed te leren en te werken en een bijdrage te leveren aan hun gemeenschap” (16); overwegende dat geestelijke gezondheid tevens gekoppeld is aan andere grondrechten, zoals het recht op menselijke waardigheid dat is verankerd in artikel 1 van het Handvest van de grondrechten van de EU, en het recht op menselijke integriteit, met inbegrip van geestelijke integriteit, dat is verankerd in artikel 3 van het Handvest;

    B.

    overwegende dat uit onderzoek blijkt dat de COVID-19-pandemie invloed heeft gehad op organisatorische en managementpraktijken en de arbeidsomstandigheden voor veel werknemers in Europa heeft veranderd, met gevolgen voor de arbeidstijd, het welzijn en de fysieke omgeving van de werkplek; overwegende dat gezondheidswerkers en essentiële werknemers aan buitengewone eisen moesten voldoen; overwegende dat deze werknemers te maken kregen met een veeleisende werkomgeving, een gebrek aan bescherming en angst voor hun veiligheid, hetgeen negatieve psychologische sporen heeft nagelaten; overwegende dat inzicht in geestelijke gezondheidsproblemen op het werk niet alleen inhoudt dat men op de hoogte is van psychische stoornissen volgens de diagnostische criteria van de International Classification of Diseases for Mortality and Morbidity Statistics (bijvoorbeeld depressie) (17), maar ook dat men streeft naar het bevorderen van welzijn, het voorkomen van onbegrip en stigmatisering en het uitwerken en invoeren van de juiste maatregelen en behandelingen om met deze stoornissen om te gaan (18);

    C.

    overwegende dat de pandemie een forse toename van zorgtaken in combinatie met werk heeft veroorzaakt, hetgeen onevenredig grote gevolgen heeft gehad voor vrouwen en de genderkloof op het gebied van onbetaalde zorg groter heeft gemaakt; overwegende dat dit negatieve gevolgen heeft gehad voor de geestelijke gezondheid van mensen met zorgtaken, aangezien veel werknemers veel meer stress te verwerken kregen doordat ze tijdens lockdowns meer zorgtaken op het gebied van thuisonderwijs en kinderopvang op zich moesten nemen of mantelzorg moesten verlenen dan wel andere vormen van werk voor afhankelijke familieleden moesten verrichten;

    D.

    overwegende dat uit onderzoek blijkt dat de pandemie aanleiding heeft gegeven tot telewerkregelingen op grote schaal, hetgeen een aantal positieve gevolgen heeft gehad, zoals meer flexibiliteit en autonomie, en in sommige gevallen een beter evenwicht tussen werk en privéleven; overwegende dat deze voordelen echter niet altijd opwegen tegen de negatieve gevolgen, zoals een overdreven mate van connectiviteit, een vervaging van de grenzen tussen werk en privéleven, een grotere arbeidsintensiteit en technologiegerelateerde stress; overwegende dat uit de COVID-19-enquêtes van Eurofound naar voren is gekomen dat de pandemie voor werknemers die op afstand werkten gepaard ging met tal van uitdagingen; overwegende dat de aanzienlijke toename van telewerken weliswaar voordelen kan opleveren voor werknemers en bedrijven, maar dat het recht op lichamelijke en geestelijke gezondheid ook in deze context moet worden gewaarborgd en bevorderd;

    E.

    overwegende dat psychosociale risico’s de meest voorkomende gezondheidsrisico’s zijn bij telewerken; overwegende dat een toegenomen prevalentie van telewerken gepaard gaat met lange werktijden en werkgerelateerde stress; overwegende dat psychosociale risico’s volgens EU-OSHA kunnen uitmonden in negatieve psychologische, lichamelijke en sociale effecten zoals werkgerelateerde angstgevoelens, burn-out of depressie; overwegende dat de werkomstandigheden die psychosociale risico’s inhouden onder meer kunnen bestaan uit een te hoge werkbelasting, tegenstrijdige eisen, een gebrek aan duidelijkheid over de rol die men moet vervullen, een gebrek aan inspraak bij de besluitvorming over zaken die de werknemer aanbelangen, een gebrek aan invloed op de manier waarop men zijn werk moet doen, organisatorische veranderingen waarvan het beheer te wensen overlaat, een gebrek aan werkzekerheid, ondoeltreffende communicatie, een gebrek aan ondersteuning door leidinggevenden of collega’s, psychologische en seksuele intimidatie, en geweld door derden; overwegende dat in de lidstaten geen gemeenschappelijke wettelijk bindende normen en beginselen gelden met betrekking tot psychosociale risico’s, wat in feite neerkomt op een ongelijke wettelijke bescherming van werknemers;

    F.

    overwegende dat steeds meer werkgevers digitale hulpmiddelen als apps, software en artificiële intelligentie (AI) inzetten om hun werknemers aan te sturen; overwegende dat management op basis van algoritmen als zodanig nieuwe uitdagingen met zich meebrengt voor de toekomst van werk, zoals door technologie ondersteunde controle en bewaking via voorspellings- en signaleringsinstrumenten, het in real time van op afstand volgen van vooruitgang en prestaties, alsook tijdregistratie, hetgeen aanzienlijke risico’s kan inhouden voor de gezondheid en veiligheid van werknemers, met name hun geestelijke gezondheid en hun recht op privacy en menselijke waardigheid; overwegende dat de aard van werk aan het veranderen is door digitalisering en geavanceerde nieuwe technologieën zoals AI en op AI gebaseerde machines; overwegende dat inmiddels ongeveer 40 % van de personeelsafdelingen bij internationale bedrijven gebruikmaakt van AI-toepassingen en dat 70 % dit als een hoge prioriteit voor hun organisatie beschouwt; overwegende dat de nieuwe digitale economie moet worden gereguleerd om gedeelde welvaart te bevorderen en het welzijn van de samenleving als geheel te waarborgen;

    G.

    overwegende dat deze nieuwe situatie ons dwingt een nieuwe en ruimere definitie van gezondheid en veiligheid op het werk te hanteren, die niet langer los van geestelijke gezondheid kan worden gezien;

    H.

    overwegende dat de COVID-19-pandemie onevenredig grote gevolgen heeft gehad voor het geestelijke welzijn van werknemers in de gezondheidszorg en langdurige zorg — voor het merendeel vrouwen — en kwetsbare bevolkingsgroepen, waaronder etnische minderheden, de lhbtiq+-gemeenschap, ouderen, alleenstaande ouders, personen met een handicap en personen met een voorgeschiedenis van geestelijke gezondheidsproblemen, mensen met een lagere sociaal-economische status, werklozen, en mensen die in de ultraperifere regio’s of in afgelegen, slecht verbonden gebieden wonen; overwegende dat de geestelijke gezondheid van jongeren tijdens de pandemie aanzienlijk is verslechterd, waarbij de problemen op het gebied van geestelijke gezondheid in diverse lidstaten zijn verdubbeld en waardoor er sprake is van ernstige gevolgen voor de werkgelegenheid bij jongeren en een daling van hun inkomen, onder meer door banenverlies; overwegende dat negen miljoen adolescenten in Europa (jongeren van 10 tot 19 jaar) met een psychische stoornis leven, waarbij angst en depressie meer dan de helft van de gevallen uitmaken;

    I.

    overwegende dat al te veel mensen in de EU geen toegang hebben tot openbare geestelijke gezondheidszorg en bedrijfsgeneeskundige diensten; overwegende dat geestelijk welzijn in alle leeftijdsgroepen op een dieptepunt is beland sinds het begin van de pandemie, waarbij de verslechtering van de geestelijke gezondheid kan worden toegeschreven aan verstoringen van de toegang tot geestelijke gezondheidszorg, een toegenomen werkbelasting en een arbeidsmarktcrisis die jongeren onevenredig hard heeft getroffen; overwegende dat bekend is dat openbare geestelijke gezondheidszorg en bedrijfsgeneeskundige diensten ondergefinancierd zijn; overwegende dat er bij werkgerelateerde stress diverse factoren in het spel kunnen zijn, zoals tijdsdruk, lange of onregelmatige werktijden, alsook slechte communicatie en samenwerking binnen de organisatie; overwegende dat er een sterk onderling verband bestaat tussen migraine of ernstige hoofdpijn en comorbide psychiatrische stoornissen als depressie en angst, hetgeen op zijn beurt de prestaties op het werk beïnvloedt en leidt tot arbeidsverzuim; overwegende dat klinisch en toegepast onderzoek naar de preventie, diagnose en behandeling van geestelijke gezondheidsproblemen eveneens zwaar ondergefinancierd is; overwegende dat geestelijke gezondheidsproblemen momenteel de belangrijkste oorzaak zijn van de wereldwijde morbiditeit en dat zelfmoord de op één na belangrijkste doodsoorzaak bij jongeren in Europa is; overwegende dat preventie, bewustmaking, welzijnsactiviteiten en bevordering van de geestelijke gezondheid en een gezonde cultuur op het werk positieve resultaten kunnen opleveren om de gezondheid van werknemers te verbeteren (19);

    J.

    overwegende dat het bij problemen op het werk die van invloed zijn op de geestelijke gezondheid onder meer gaat over arbeidsgerelateerde burn-out, bore-out, stress, intimidatie, geweld, stigmatisering, discriminatie en beperkte groei- of promotiemogelijkheden, aspecten die online nog kunnen worden verergerd; overwegende dat de WHO vorig jaar aan het licht heeft gebracht dat wereldwijd meer dan 300 miljoen mensen te kampen hebben met werkgerelateerde psychische stoornissen zoals burn-out, angst, depressie of posttraumatische stress, hetgeen overeenstemt met het feit dat een op de vier Europese werknemers van mening is dat werk negatieve gevolgen heeft voor hun gezondheid (20); overwegende dat een negatieve werkomgeving kan leiden tot lichamelijke en geestelijke gezondheidsproblemen, schadelijk gebruik van middelen of alcohol, ziekteverzuim en productiviteitsverlies;

    K.

    overwegende dat de kosten van geestelijke gezondheidsproblemen in 2015 in alle EU-lidstaten naar schatting ruim 4 % van het bbp bedroegen; overwegende dat de kosten van werkgerelateerde depressie, een van de voornaamste oorzaken van arbeidsongeschiktheid en depressie, worden geraamd op 620 miljard EUR per jaar, wat neerkomt op een verlies aan economische output van 240 miljard EUR (21); overwegende dat de totale geraamde kosten in verband met alle vormen van hoofdpijn in de EU ruim 110 miljard EUR per jaar bedragen, waarvan ongeveer 50 miljard EUR wordt toegeschreven aan migraine; overwegende dat de preventiegerelateerde begrotingen in alle EU-lidstaten op een laag niveau van 3 % van de totale gezondheidsuitgaven blijven;

    L.

    overwegende dat werkgevers op grond van de EU-regelgeving inzake gezondheid en veiligheid op het werk (22) de plicht hebben de veiligheid en gezondheid van werknemers in alle aspecten van hun werk te beschermen; overwegende dat werkgevers ook in de context van telewerken verantwoordelijk blijven voor de gezondheid en veiligheid op het werk; overwegende dat vakbonden en instanties voor gezondheid en veiligheid op het werk een cruciale rol spelen bij de verdediging van het fundamentele mensenrecht van werknemers op een veilige en betrouwbare werkplek, ook bij telewerken;

    M.

    overwegende dat bij jongeren stabiele werkgelegenheid, gezondheid (met inbegrip van geestelijke gezondheid), goede omstandigheden om zich ten volle te kunnen ontplooien en het gevoel invloed te hebben en betrokken te zijn de basisvoorwaarden vormen om uit de crisis te komen, de samenlevingen te versterken en de economieën weer op te bouwen;

    Geestelijke gezondheid en digitaal werk: lessen die uit de COVID-19-pandemie zijn getrokken

    1.

    betreurt dat de geestelijke gezondheid van werknemers en zelfstandigen tijdens de COVID-19-pandemie werd aangetast door verstoringen van tal van diensten zoals onderwijs, gezondheidszorg en sociale ondersteuning, en door toegenomen stressfactoren zoals financiële onzekerheid, angst om werkloos te worden, beperkte toegang tot gezondheidszorg, isolement, technologiegerelateerde stress, veranderingen in werktijden, gebrekkige werkorganisatie en telewerken; roept op om dringend aandacht te besteden aan geestelijke gezondheid door middel van terreinoverschrijdend en geïntegreerd beleid, als onderdeel van een allesomvattende EU-strategie inzake geestelijke gezondheid en een Europese zorgstrategie die worden aangevuld met nationale actieplannen; herinnert de Commissie er met name aan dat de bescherming van de gezondheid van werknemers een integraal onderdeel moet zijn van de paraatheidsplannen van EU-OSHA ter preventie van toekomstige gezondheidscrises;

    2.

    benadrukt dat de COVID-19-pandemie en de daaropvolgende economische crisis een enorme druk hebben uitgeoefend op de geestelijke gezondheid en het welzijn van alle burgers, maar vooral van werknemers, zelfstandigen, jongeren, studenten die de arbeidsmarkt betreden en ouderen, waardoor er sprake is van een toenemende prevalentie van werkgerelateerde psychosociale risico’s en hogere stress-, angst- en depressiecijfers;

    3.

    benadrukt dat de COVID-19-pandemie een nadelige uitwerking heeft gehad op de overgang van onderwijs naar werk en daardoor grote stress, angst en onzekerheid kan veroorzaken bij jongeren die aan het begin van hun loopbaan staan, hetgeen waarschijnlijk ook hun kansen op een baan zal verslechteren en ertoe kan leiden dat zij in een vicieuze cirkel van problemen op het vlak van hun geestelijke gezondheid en welzijn belanden; dringt aan op meer steun voor geestelijke gezondheid, ook voor openbare diensten voor arbeidsvoorziening, zodat aandacht kan worden besteed aan het welzijn van werklozen;

    4.

    betreurt dat aan geestelijke gezondheid niet dezelfde prioriteit wordt toegekend als aan lichamelijke gezondheid en dat de sector in alle lidstaten over onvoldoende middelen en gekwalificeerd personeel beschikt, in weerwil van de intrinsieke voordelen die gepaard gaan met een betere gezondheid en toegenomen welzijn, en de aanzienlijke winst op het vlak van economische productiviteit en grotere arbeidsparticipatie als gevolg van openbare investeringen in geestelijke gezondheid; is van mening dat snel handelen geboden is om de huidige situatie te verbeteren;

    5.

    verzoekt de EU-instellingen en de lidstaten om het hoge niveau van werkgerelateerde geestelijke gezondheidsproblemen in de hele EU te erkennen en zich er nadrukkelijk toe te verbinden maatregelen te treffen om een digitale arbeidswereld te reguleren en ten uitvoer te leggen die bijdraagt tot de preventie van geestelijke gezondheidsproblemen, de bescherming van de geestelijke gezondheid en het evenwicht tussen werk en privéleven, en een versterking van de rechten inzake sociale bescherming op het werk; doet een oproep om met het oog hierop een dialoog aan te gaan en inspanningen te leveren, in samenspraak met vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers, met inbegrip van vakbonden; benadrukt in dit verband dat het van essentieel belang is dat op elke werkplek preventieplannen voor geestelijke gezondheidsrisico’s worden vastgesteld; dringt aan op een follow-up van de uitvoering van het Europees kader voor actie inzake geestelijke gezondheid 2021-2025 van de WHO;

    6.

    betreurt de discrepantie tussen de hoeveelheid maatregelen die de EU daadwerkelijk heeft genomen op het gebied van gezondheid en de reikwijdte die wordt geboden door het Verdrag betreffende de Europese Unie, en dringt erop aan dat er binnen de grenzen van deze bevoegdheden meer EU-maatregelen worden genomen; is van mening dat de volgende gezondheidscrisis om geestelijke gezondheid zal gaan en dat de Commissie moet optreden en alle mogelijke risico’s moet aanpakken door middel van bindende en niet-bindende maatregelen, voor zover noodzakelijk, en dat zij een allesomvattende EU-strategie inzake geestelijke gezondheid moet opstellen, in overeenstemming met de conclusies van de Raad van 24 oktober 2019 over de economie van het welzijn;

    7.

    merkt op dat met een EU-strategie inzake geestelijke gezondheid moet worden beoogd de lidstaten ertoe te verplichten geestelijke gezondheidszorg te integreren in lichamelijke gezondheidszorg, gezien de nauwe verbondenheid tussen beide, de verlening van empirisch onderbouwde en op mensenrechten gebaseerde doeltreffende zorg te verzekeren, het aanbod van diensten uit te breiden zodat meer mensen toegang krijgen tot een behandeling en mensen bij te staan bij het vinden van werk of het behouden van hun baan, naast andere initiatieven; benadrukt dat een slechte geestelijke gezondheid het welzijn van werknemers aantast en de stelsels van sociale voorzieningen op kosten jaagt met extra uitgaven voor gezondheidszorg en sociale zekerheid; benadrukt de verantwoordelijkheid van de werkgever en de essentiële rol van zowel de werkgever als de sociale partners bij het ontwerpen en uitvoeren van dergelijke initiatieven;

    8.

    herinnert eraan dat de pandemie licht heeft geworpen op de wijdverbreide crisis op het vlak van geestelijke gezondheid in heel Europa en de uiteenlopende respons hierop in de lidstaten, en heeft aangetoond hoe belangrijk het is beste praktijken uit te wisselen om op noodsituaties op gezondheidsgebied te reageren, waarbij lacunes op het gebied van prognoses, met inbegrip van paraatheid, responsinstrumenten en toereikende financiering aan het licht zijn gekomen; verzoekt de Commissie en de lidstaten om in hun paraatheids- en responsplannen voor noodsituaties bij een gezondheidscrisis of pandemie ook rekening te houden met de effecten op de geestelijke gezondheid; is van mening dat de huidige crisis op het vlak van geestelijke gezondheid moet worden beschouwd als een noodsituatie op gezondheidsgebied;

    9.

    is ingenomen met de lopende onderhandelingen over een verordening tot intrekking van Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid (23), alsook met de lopende onderhandelingen over de hervorming van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding en de versterking van het mandaat van het Europees Geneesmiddelenbureau;

    10.

    prijst de essentiële werknemers en eerstelijnswerkers die hun eigen welzijn hebben opgeofferd om gedurende de pandemie levensreddend werk te verrichten; maakt zich zorgen over de grotere werkgerelateerde risico’s voor de geestelijke gezondheid die werknemers in de gezondheidszorg en de langdurige zorg lopen; verzoekt de Commissie om in haar komende voorstellen over geestelijke gezondheid op het werk bijzondere aandacht te schenken aan essentiële werknemers en eerstelijnswerkers; verzoekt de lidstaten hun arbeidsomstandigheden te verbeteren, personeelstekorten aan te pakken en de nodige middelen uit te trekken om ervoor te zorgen dat dergelijke offers niet opnieuw nodig zijn, en ervoor te zorgen dat werknemers onmiddellijk toegang hebben tot adequate voorzieningen en bescherming op het gebied van geestelijke gezondheid, alsook tot psychosociale interventies, die ook na de acute crisisperiode beschikbaar moeten blijven; benadrukt dat de overgrote meerderheid van essentiële werknemers en eerstelijnswerkers vrouwen zijn en vaak een lager inkomen hebben, met grotere werkgerelateerde geestelijke gezondheidsrisico’s tot gevolg;

    De digitale transitie en geestelijke gezondheid

    11.

    erkent dat een kwaliteitsvolle baan er mee voor kan zorgen dat mensen een doel hebben, en tevens financiële zekerheid en onafhankelijkheid kan helpen bieden; benadrukt het positieve verband tussen een goede geestelijke gezondheid, goede arbeidsvoorwaarden, een toereikend salaris, arbeidsproductiviteit, welzijn en levenskwaliteit; merkt op dat het gevoel bij werknemers om een doel en een identiteit te hebben onder druk kan komen te staan in een context van toenemende digitalisering, hetgeen kan leiden tot lichamelijke en geestelijke gezondheidsproblemen; bevestigt dat preventie daarom van cruciaal belang is; is van mening dat adequate arbeidsomstandigheden en actieve arbeidsmarktprogramma’s psychosociale risico’s kunnen helpen bestrijden door kansen te bieden voor kwaliteitsvolle banen en sociale bescherming; merkt op dat depressie en psychische stoornissen een belemmering kunnen vormen om te blijven werken en om een baan te vinden, en dat er aanvullende steun nodig is voor werkzoekenden;

    12.

    erkent de mogelijkheden die de digitale transformatie kan bieden voor de arbeidsparticipatie van personen met een handicap op de open arbeidsmarkt; benadrukt in dit verband dat de digitale transformatie niet mag leiden tot isolement en sociale uitsluiting; vestigt bovendien de aandacht op de moeilijkheden die worden ervaren door ouderen, die een bijzonder groot risico op digitale uitsluiting lopen als gevolg van veranderende arbeidsomstandigheden en nieuwe digitale hulpmiddelen; benadrukt het belang van toegang voor alle werknemers, en met name voor alle ouderen, tot een leven lang leren en professionele ontwikkeling, afgestemd op hun individuele behoeften; roept de lidstaten op om het aanbod van digitaal onderwijs voor ouderen uit te breiden; benadrukt het belang van intergenerationele uitwisseling in de werkomgeving;

    13.

    herinnert eraan dat proactieve benaderingen van digitalisering, zoals het versterken van digitale vaardigheden op de werkvloer of het toestaan van flexibele werkuren, kunnen helpen om werkgerelateerde stress te beperken; wijst erop dat AI het potentieel heeft om de arbeidsomstandigheden en de levenskwaliteit te verbeteren, met inbegrip van een beter evenwicht tussen werk en privéleven en een betere toegankelijkheid voor personen met een handicap, alsook het potentieel om de ontwikkeling van de arbeidsmarkt te voorspellen en het personeelsbeleid te ondersteunen als hulpmiddel om menselijke vooroordelen te voorkomen; waarschuwt echter dat AI ook aanleiding geeft tot bezorgdheid in verband met privacy en gezondheid en veiligheid op het werk, zoals het recht om offline te zijn, en kan leiden tot onevenredige en illegale bewaking en monitoring van werknemers, waardoor hun waardigheid en privacy worden geschonden, alsook tot discriminerende behandeling in aanwervingsprocedures en op andere gebieden als gevolg van vertekende algoritmen, onder meer op grond van gender, ras en etniciteit; is voorts bezorgd dat AI de vrijheid en autonomie van mensen kan ondermijnen, onder meer via voorspellings- en signaleringsinstrumenten, realtime monitoring en tracering, en geautomatiseerde gedragsnudging, en kan bijdragen tot geestelijke gezondheidsproblemen bij werknemers, zoals burn-out, technologiegerelateerde stress, psychologische overbelasting en vermoeidheid; benadrukt dat AI-oplossingen op het werk transparant en eerlijk moeten zijn, geen negatieve gevolgen voor werknemers mogen hebben en moeten worden besproken tijdens onderhandelingen tussen vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers, met inbegrip van vakbonden; verzoekt de Commissie en de lidstaten in dit verband om een wetgevingsvoorstel over AI op het werk te ontwikkelen om passende bescherming te waarborgen wat de rechten en het welzijn van werknemers betreft, met inbegrip van hun geestelijke gezondheid en hun grondrechten, onder meer op het vlak van non-discriminatie, privacy en menselijke waardigheid op een werkplek die steeds digitaler wordt; merkt op dat met name kwetsbare groepen van werknemers, waaronder jongeren, vrouwen en lhbtqi+-ers, doorgaans onevenredig zwaar te lijden hebben onder online-intimidatie; benadrukt dat slechts 60 % van de lidstaten over specifieke wetgeving beschikt om pesten en geweld op het werk aan te pakken en verzoekt de Commissie en de lidstaten daarom met gerichte verplichte maatregelen te komen om dit groeiende probleem op de werkplek te keren en aan te pakken en de slachtoffers met alle noodzakelijke middelen te beschermen;

    14.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten erop toe te zien dat de preventieve en beschermingsmaatregelen om een einde te maken aan geweld, discriminatie en intimidatie op het werk, in voorkomend geval met inbegrip van geweld en intimidatie door derden (d.w.z. door klanten, cliënten, bezoekers of patiënten), van toepassing zijn ongeacht de reden of oorzaak van de intimidatie en niet beperkt blijven tot gevallen waarbij sprake is van discriminatie; verzoekt de lidstaten verdrag nr. 190 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) inzake het uitbannen van geweld en pesterijen op de werkvloer en IAO-aanbeveling nr. 206 inzake geweld en pesterijen te ratificeren en de noodzakelijke wetgeving en beleidsmaatregelen vast te stellen om geweld en intimidatie op het werk te verbieden, te voorkomen en aan te pakken; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het toepassingsgebied van de voorgestelde richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (24) ten volle betrekking heeft op geweld en intimidatie op het werk als misdrijf, en dat werknemers passende bescherming wordt geboden in overleg met de vakbonden;

    15.

    benadrukt dat werknemers moeten worden beschermd tegen uitbuiting door hun werkgevers in het geval van gebruik van AI en management op basis van algoritmen, waaronder voorspellings- en signaleringsinstrumenten waarmee het gedrag van werknemers kan worden voorspeld en overtredingen van de regels of fraude door werknemers kunnen worden opgespoord of ontmoedigd, en het in real time volgen van vooruitgang en prestaties, software voor tijdregistratie en geautomatiseerde gedragsnudging; dringt aan op een verbod op bewaking van werknemers;

    16.

    is van mening dat er een nieuw paradigma moet worden ontwikkeld waarin rekening wordt gehouden met de complexiteit van de hedendaagse werkomgeving wat geestelijke gezondheid betreft, aangezien de regelgevingsinstrumenten die momenteel van toepassing zijn niet volstaan om de gezondheid en veiligheid van werknemers te garanderen en moeten worden geactualiseerd en verbeterd;

    17.

    benadrukt dat het gebruik van technologie en AI op het werk nooit ten koste mag gaan van de geestelijke gezondheid en het welzijn van werknemers; merkt op dat de toepassing van AI op het werk niet mag leiden tot buitensporige monitoring ter wille van de productiviteit of tot bewaking van werknemers;

    18.

    wijst op het bestaan van een grote digitale genderkloof op het gebied van specialistische vaardigheden en werkgelegenheid in de ICT-sector, waar slechts 18 % van de werknemers vrouw is en 82 % man (25); acht het van vitaal belang dat technologische systemen op inclusieve wijze worden ontworpen, teneinde discriminatie, geestelijke gezondheidsproblemen of andere schadelijke effecten als gevolg van een niet-inclusief ontwerp te voorkomen; verzoekt de Commissie en de lidstaten met klem samen te werken om de digitale genderkloof voor vrouwen op het gebied van wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM) te dichten en te onderzoeken of het mogelijk is ICT-organisaties stimulansen te bieden om divers personeel aan te werven;

    19.

    is ingenomen met Richtlijn (EU) 2019/1158 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers, omdat deze flexibiliteit biedt en kan worden gebruikt om werkgerelateerde problemen te verlichten; benadrukt echter dat vrouwen nog steeds onevenredig zwaar worden getroffen, zoals is gebleken tijdens de pandemie; is van mening dat telewerken weliswaar veel mogelijkheden biedt, maar ook uitdagingen met zich meebrengt wat de sociale, professionele en digitale kloof betreft; benadrukt dat vrouwen nog steeds het vaakst verlof om gezinsredenen opnemen, waardoor de hiermee samenhangende negatieve gevolgen voor hun loopbaanontwikkeling, zelfontplooiing, loon en pensioenrechten blijven bestaan; verzoekt de lidstaten om verder te gaan dan wat op grond van de richtlijn vereist is en het aantal dagen zorgverlof te verhogen en mantelzorgers die verlof opnemen een financiële tegemoetkoming te geven; dringt er bij de lidstaten op aan zich sterk te maken voor de bescherming van de tijd die werknemers met hun gezin doorbrengen en van het evenwicht tussen werk en privéleven; verzoekt de lidstaten een gelijke verdeling van zorgtaken tussen vrouwen en mannen aan te moedigen door middel van niet-overdraagbare betaalde verlofperioden voor ouders, hetgeen vrouwen in staat zou stellen meer voltijds te gaan werken; merkt op dat vrouwen meer risico lopen op stress, uitputting, burn-out en psychologisch geweld als gevolg van nieuwe telewerkregelingen en het gebrek aan regelgeving om arbeidspraktijken die neerkomen op misbruik te beheersen;

    20.

    wijst op de verschuiving naar telewerken tijdens de pandemie en de flexibiliteit die dit bood voor veel werknemers en voor zelfstandigen; erkent echter dat telewerken ook bijzonder problematisch is gebleken voor de meest kansarme personen en eenoudergezinnen; erkent dat telewerken in combinatie met kinderopvang, met name voor kinderen met speciale behoeften, een gevaar kan vormen voor het gezinsleven en het welzijn van zowel ouders als kinderen; moedigt werkgevers aan te voorzien in duidelijke en transparante regels inzake telewerkregelingen om ervoor te zorgen dat de werktijden worden gerespecteerd en om sociaal en professioneel isolement en de vervaging tussen arbeidstijd en andere thuis doorgebrachte tijd te voorkomen; stelt vast dat telewerken een grote impact blijkt te hebben op de organisatie van de arbeidstijd doordat er meer flexibiliteit mogelijk is en werknemers hierdoor voortdurend beschikbaar zijn, waardoor er vaak conflicten ontstaan tussen werk en privéleven; wijst erop dat telewerken, mits dit naar behoren wordt gereguleerd en toegepast, werknemers flexibiliteit kan bieden om hun werktijden en -roosters aan te passen aan hun eigen behoeften en die van hun gezin; benadrukt in dit verband dat een volledige of gedeeltelijke verschuiving naar telewerken het resultaat moet zijn van een overeenkomst tussen de vertegenwoordigers van de werkgever en de werknemers;

    21.

    stelt met bezorgdheid vast dat telewerken nog niet voor alle werknemers beschikbaar is; benadrukt de effecten van de verschuiving naar telewerken op de geestelijke gezondheid van personen die het risico op digitale uitsluiting lopen; benadrukt dat de digitale kloof in Europa moet worden bestreden en dat omscholing van jongeren en ouderen noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat alle werknemers over een voldoende hoog niveau van digitale vaardigheden beschikken; dringt aan op meer gerichte investeringen in het bijbrengen van digitale vaardigheden, met name aan groepen die vaker met digitale uitsluiting te maken krijgen, zoals mensen met een lagere sociaal-economische status, mensen met een laag opleidingsniveau, ouderen en mensen die in landelijke en afgelegen gebieden wonen; verzoekt de Commissie een wetgevingskader voor te stellen om in de hele EU minimumvereisten voor telewerken vast te stellen zonder de arbeidsomstandigheden van telewerkers te ondermijnen; benadrukt dat een dergelijk wetgevingskader duidelijkheid moet verschaffen over arbeidsomstandigheden en ervoor moet zorgen dat dit soort werk op vrijwillige basis wordt uitgevoerd en dat voor telewerkers dezelfde rechten, hetzelfde evenwicht tussen werk en privéleven, dezelfde werkbelasting en dezelfde prestatienormen gelden als voor vergelijkbare werknemers die op de werkvloer aanwezig zijn; verzoekt de Commissie en de lidstaten maatregelen te treffen met betrekking tot toegankelijkheid en inclusieve technologie voor personen met een handicap; merkt op dat dit kader moet worden ontwikkeld in overleg met de lidstaten en de Europese sociale partners, met volledige eerbiediging van de nationale arbeidsmarktmodellen en met inachtneming van de kaderovereenkomst inzake telewerken en de kaderovereenkomst inzake digitalisering van de Europese sociale partners; verzoekt de Commissie en de lidstaten om bijzondere aandacht te schenken aan personen met een geestelijke of lichamelijke beperking; benadrukt dat de arbeidsomstandigheden van telewerkers gelijkwaardig zijn aan die van mensen die op de werkplek aanwezig zijn en dat er specifieke maatregelen moeten worden getroffen om het welzijn van telewerkers op te volgen en te ondersteunen;

    22.

    is van mening dat het recht om offline te zijn van essentieel belang is om het geestelijk welzijn van werknemers en zelfstandigen te waarborgen, vooral voor vrouwelijke werknemers en werknemers met atypische vormen van werk, en moet worden aangevuld met een preventieve en collectieve aanpak van werkgerelateerde psychosociale risico’s; verzoekt de Commissie om in overleg met de sociale partners met een voorstel te komen voor een richtlijn betreffende minimumnormen en -voorwaarden om ervoor te zorgen dat alle werknemers hun recht om offline te zijn daadwerkelijk kunnen uitoefenen en om het gebruik van bestaande en nieuwe digitale hulpmiddelen voor werk te reguleren, in overeenstemming met de resolutie van het Parlement van 21 januari 2021 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende het recht om offline te zijn, en met inachtneming van de kaderovereenkomst inzake digitalisering van de Europese sociale partners; verzoekt de lidstaten voorts de uitwisseling van beste praktijken beter te coördineren, aangezien sommige lidstaten een aantal zeer innovatieve beleidsmaatregelen en projecten invoeren;

    23.

    merkt op dat indien de Richtlijnen 89/654/EEG en 90/270/EEG van de Raad betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor arbeidsplaatsen en met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur worden herzien en geactualiseerd, zij kunnen bijdragen tot de bescherming van alle werknemers, met inbegrip van platformwerkers en zelfstandigen, samen met de verschillende projecten die door EU-agentschappen en de lidstaten zijn ontwikkeld;

    24.

    benadrukt dat in een werkgerelateerde digitale omgeving moet worden gezorgd voor toegankelijkheid en redelijke aanpassingen, en dat werkgevers in die zin maatregelen moeten treffen om de arbeidsomstandigheden voor personen met een handicap, met inbegrip van mensen met geestelijke gezondheidsproblemen, aan te passen en erop toe te zien dat deze eerlijk en gelijk zijn, waarbij wordt voldaan aan de desbetreffende normen inzake digitale toegankelijkheid die voortvloeien uit Richtlijn (EU) 2019/882;

    25.

    is ingenomen met de toezegging van de Commissie om het wetgevingskader voor veiligheid en gezondheid op het werk te moderniseren door een herziening van de Richtlijnen 89/654/EEG en 90/270/EEG van de Raad betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor arbeidsplaatsen en met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur;

    Gezondheid en veiligheid op het werk

    26.

    stelt bezorgd vast dat er geen koppeling is tussen het huidige beleid op het gebied van geestelijke gezondheid en attitudes op de werkplek, waarbij wordt voorbijgegaan aan het feit dat bescherming van de werknemers een belangrijke troef is voor EU-leiders in de komende jaren van dit decennium; benadrukt dat werknemers als gevolg van stigmatisering en discriminatie vaak het gevoel hebben dat zij problemen niet kunnen bespreken; verzoekt de lidstaten erop toe te zien dat werkgevers voldoen aan hun verplichtingen om steun en duidelijke informatie te verstrekken aan alle werknemers en ervoor te zorgen dat de werknemers in kwestie op eerlijke wijze kunnen re-integreren op hun werk; dringt erop aan dat op de werkplek de toegang van werknemers die mogelijk met psychische stoornissen kampen tot ondersteuningsdiensten en externe diensten voor geestelijke gezondheidszorg en tot preventie, vroegtijdige erkenning en behandeling wordt vergemakkelijkt, dat hun re-integratie wordt ondersteund en dat er hulp wordt geboden om terugval te voorkomen, en dringt er tevens op aan dat er in bedrijven preventieplannen op het gebied van geestelijke gezondheid worden opgesteld, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan zelfmoordpreventie; dringt bovendien aan op de vaststelling van duidelijke en doeltreffende preventiestrategieën, evenals ondersteuningsstrategieën voor werknemers die na een lange periode van afwezigheid terugkeren op het werk;

    27.

    wijst erop dat intimidatie en discriminatie op meerdere gronden zich voordoen op de werkplek en dat dit vaak stress veroorzaakt en ervoor zorgt dat werknemers zich niet verbonden voelen met hun werkplek; herinnert eraan dat met name discriminatie op grond van leeftijd, handicap, geslacht, gender, seksuele gerichtheid, ras, onderwijsniveau, sociaal-economische status en het behoren tot een kwetsbare groep wijdverbreid is en door werkgevers moet worden aangepakt; benadrukt dat het van belang is om in de gezondheids- en veiligheidsmaatregelen in de digitale arbeidswereld een beleid ter bestrijding van intimidatie op te nemen en steun te bieden aan bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), om hen te helpen bij het invoeren van beleid ter bestrijding van intimidatie en pesten; dringt aan op een EU-brede bewustmakingscampagne over geestelijke gezondheid om de aandacht te vestigen op de stigmatisering, misvattingen en sociale uitsluiting waarmee een slechte geestelijke gezondheid vaak gepaard gaat;

    28.

    is van mening dat de huidige maatregelen om een verbetering van de gezondheid en veiligheid van werknemers teweeg te brengen ontoereikend zijn, met name wat het beoordelen en aanpakken van psychosociale risico’s betreft; verzoekt de Commissie mechanismen op te zetten om angst, depressie en burn-out te voorkomen en om werknemers die getroffen zijn door psychosociale problemen te re-integreren in het arbeidsproces; herinnert eraan dat het in dit verband van cruciaal belang is een benadering van werk op het niveau van het individu en van de organisatie te hanteren (26); merkt echter op dat deze gezondheidsproblemen kunnen afhangen van verscheidene factoren; verzoekt de Commissie om in overleg met de sociale partners haar aanbeveling van 19 september 2003 betreffende de Europese lijst van beroepsziekten (27) te herzien door hier een aantal toevoegingen in op te nemen, zoals werkgerelateerde spier- en skeletaandoeningen, werkgerelateerde psychische stoornissen, met name depressie, burn-out, angst en stress, alle ziekten die verband houden met asbest, alsook huidkanker, reuma en chronische ontstekingen; verzoekt de Commissie deze aanbeveling na overleg met de sociale partners om te vormen tot een richtlijn tot vaststelling van een minimumlijst van beroepsziekten waarin de minimumeisen voor de erkenning van deze beroepsziekten en een passende vergoeding voor getroffen personen worden opgenomen;

    29.

    erkent dat nationale arbeidsinspecties een belangrijke rol kunnen spelen bij het aanpakken van psychosociale risico’s door preventieve en/of corrigerende maatregelen in het kader van het werk op te leggen; verzoekt de Europese Arbeidsautoriteit te werken aan een gemeenschappelijke strategie voor nationale arbeidsinspecties om psychosociale risico’s aan te pakken, waarbij zij onder meer een gemeenschappelijk kader ontwikkelt voor de evaluatie en het beheer van psychosociale risico’s en inspeelt op de verschillende opleidingsbehoeften van arbeidsinspecteurs;

    30.

    wijst erop dat in het nieuwe strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021-2027 weliswaar terecht wordt opgemerkt dat er veranderingen in de werkomgeving nodig zijn om risico’s voor het psychosociaal welzijn aan te pakken, maar dat de nadruk alleen ligt op maatregelen op individueel niveau, hetgeen slechts een beperkt deel uitmaakt van wat bij de beperking van psychosociale risico’s komt kijken; benadrukt dat er dringend behoefte is aan een gemeenschappelijke basis om de geestelijke gezondheid van alle werknemers in de EU te beschermen, aangezien zij niet in alle lidstaten op uniforme wijze worden beschermd — zelfs niet in het kader van de huidige EU-wetgeving; verzoekt de Commissie in dit verband om in overleg met de sociale partners een wetgevingsinitiatief betreffende het beheer van psychosociale risico’s en welzijn op het werk voor te stellen, teneinde psychosociale risico’s op de werkplek, ook online, op doeltreffende wijze te voorkomen, te voorzien in opleiding voor leidinggevenden en werknemers, periodieke evaluaties van de vorderingen te verrichten en de werkomgeving te verbeteren; is van mening dat preventief beleid op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk ook moet inhouden dat de sociale partners worden betrokken bij het in kaart brengen en voorkomen van psychosociale risico’s; merkt op dat anonieme enquêtes onder werknemers, zoals vragenlijsten en andere vormen van gegevensverzameling, nuttige informatie kunnen opleveren over de mate waarin en de redenen waarom werknemers gestresseerd zijn, waardoor het voor leidinggevenden gemakkelijker wordt problemen in kaart te brengen en waar nodig aanpassingen door te voeren;

    31.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten rekening te houden met de meest recente wetenschappelijke gegevens en onderzoeksresultaten op het gebied van geestelijke gezondheid, met name met betrekking tot de mogelijkheden van innovatieve benaderingen voor de behandeling van geestelijke gezondheidsproblemen; verzoekt de Commissie de beste praktijken die reeds met succes zijn toegepast op dit gebied nauwlettend te volgen en te monitoren, en de uitwisseling van die beste praktijken tussen de lidstaten te bevorderen; roept de lidstaten er met name toe op ervoor te zorgen dat zij beschikken over doeltreffende comités voor veiligheid en gezondheid op het werk zodat er vaker nauwkeurigere risicobeoordelingen worden uitgevoerd, en de bevoegdheden van bestaande comités voor veiligheid en gezondheid te versterken door deze het recht te verlenen een beroep te doen op externe deskundigheid, onder meer in de vorm van onafhankelijke evaluaties door derden van de blootstelling aan werkgerelateerde psychosociale risico’s;

    32.

    is van mening dat het essentieel is dat leidinggevenden de nodige psychosociale opleiding krijgen om zich aan te passen aan verschillende manieren om het werk te organiseren en een grondig inzicht in geestelijke gezondheidsproblemen op het werk te verwerven; acht het evenzeer van essentieel belang dat ook werknemers de nodige opleiding krijgen over de preventie van werkgerelateerde psychosociale risico’s; moedigt werkgevers ertoe aan positieve benaderingen, beleidsmaatregelen en praktijken ten aanzien van een goede geestelijke gezondheid en welzijn op het werk te bevorderen; benadrukt in dit verband dat bedrijven kunnen overwegen een werknemer aan te wijzen en op te leiden bij wie men terecht kan met vragen over geestelijke gezondheid, of een specifieke rubriek op het interne communicatieplatform van het werk te plaatsen met informatie om werknemers door te verwijzen naar de geestelijke gezondheidszorg; is van mening dat de sociale partners een centrale rol kunnen spelen bij het opzetten en uitvoeren van dergelijke opleidingen en benadrukt dat het met name noodzakelijk is te voorzien in opleidingen voor arbeidsinspecties om ervoor te zorgen dat zij werknemers adequaat kunnen beschermen;

    33.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten de gevolgen voor de geestelijke gezondheid van werknemers van vaak voorkomende en slopende neurologische aandoeningen als migraine te erkennen en het bewustzijn hierover te vergroten; wijst erop dat er op de werkplek meer aandacht moet worden besteed aan het opsporen en voorkomen van migraine door het vermijden van de factoren die migraine veroorzaken;

    34.

    roept de arbeidsinspecties in de EU ertoe op om bij hun inspecties met name te letten op de psychosociale werkomgeving; verzoekt het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie van de Commissie een nieuwe campagne over psychosociale risico’s op te zetten waarbij wordt voortgebouwd op de bevindingen van de campagne van 2012 en meer recente ontwikkelingen;

    Een moderne arbeidswereld voor het welzijn van de werknemers

    35.

    benadrukt dat werknemers gezien het gebrek aan toereikende ondersteuning en preventief beleid op het gebied van geestelijke gezondheid op het werk vaak een beroep moeten doen op particuliere diensten die veel geld kosten en op de diensten van niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) en nationale ziekenhuisvoorzieningen die soms lange wachtlijsten hebben en zelf onvoldoende steun en middelen krijgen; dringt erop aan dat op de werkplek wordt gewaarborgd dat werknemers over toegankelijke, professionele en onpartijdige ondersteuning en oplossingen op het gebied van geestelijke gezondheid beschikken, met inachtneming van de privacy van werknemers en de vertrouwelijkheid, en verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat openbare gezondheidszorg gemakkelijke toegang tot counseling op afstand omvat;

    36.

    spoort de Commissie aan om voorlichtings- en bewustmakingsinitiatieven over geestelijke gezondheid op het werk en in onderwijsprogramma’s op te zetten en vraagt de Commissie en de lidstaten ten volle gebruik te maken van EU-middelen om digitale platforms en toepassingen voor geestelijke gezondheid tot stand te brengen; verzoekt de Commissie te onderzoeken of het haalbaar is een gemeenschappelijke EU-hulplijn voor ondersteuning op het gebied van geestelijke gezondheid in het leven te roepen; verzoekt de Commissie in dit verband om te voorzien in een toereikende begroting voor de desbetreffende EU-programma’s; dringt er bij de Commissie op aan 2023 uit te roepen tot het EU-Jaar van een goede geestelijke gezondheid, teneinde bovengenoemde initiatieven op het gebied van voorlichting en bewustmaking over geestelijke gezondheid uit te voeren;

    37.

    verzoekt de Commissie om ervoor te zorgen dat lokale en andere relevante overheden over voldoende personeel en openbare middelen beschikken om ondersteuning en diensten op het gebied van geestelijke gezondheid te verschaffen aan al wie dit nodig heeft;

    38.

    erkent dat door het gebrek aan statistieken over de prevalentie van geestelijke gezondheidsproblemen op de werkplek, met name bij kmo’s en hun eigenaren en bij zelfstandigen, de schijn wordt gewekt dat het niet nodig is dringend op te treden; verzoekt de lidstaten, Eurostat, openbare instellingen, deskundigen, sociale partners en de onderzoeksgemeenschap samen te werken en actuele gegevens te verzamelen over werkgerelateerde risico’s voor geestelijke gezondheidsproblemen en de negatieve gevolgen daarvan, uitgesplitst naar gender en andere relevante aspecten, alsook gegevens over de doeltreffendheid van de verschillende soorten interventies om op geharmoniseerde wijze een betere geestelijke gezondheid op de werkplek te bevorderen;

    39.

    verzoekt de lidstaten na te gaan of het mogelijk is lokale of regionale bemiddelingsdiensten voor psychosociale risico’s op te zetten die advies en technische ondersteuning verlenen aan zelfstandigen en werkgevers, leidinggevenden en werknemers in micro-ondernemingen en kmo’s met betrekking tot de preventie van psychosociale risico’s en psychosociale conflicten op de werkplek, en die informatie verspreiden over psychosociale risico’s en het voorkomen daarvan; is bezorgd dat ondernemers en kmo’s bijzondere ondersteuning nodig hebben om de effecten van alledaagse factoren van druk en stress te beheren en het bewustzijn rond geestelijke gezondheid op de werkplek te bevorderen, en dringt aan op EU-inspanningen om hen bij te staan bij risicobeoordelingen, preventie- en bewustmakingscampagnes en het invoeren van goede praktijken; wijst op de rol van EU-OSHA om micro-ondernemingen en kmo’s de hulpmiddelen en normen aan te reiken die zij nodig hebben om de risico’s voor hun personeel te beoordelen en passende preventieve maatregelen te treffen; is van mening dat de rol van EU-OSHA in dit opzicht moet worden versterkt opdat het concept van een gezonde en veilige werkplek in de hele EU beter kan worden bevorderd en verdere initiatieven kunnen worden ontwikkeld om preventie op het werk in alle bedrijfstakken te verbeteren;

    40.

    wijst erop dat de geestelijke gezondheid van jongeren tijdens de pandemie aanzienlijk is verslechterd, waarbij jonge vrouwen en jongeren in gemarginaliseerde situaties zwaarder zijn getroffen; betreurt dat jongeren niet centraal staan bij investeringen in onderzoek op het gebied van geestelijke gezondheid, ondanks de duidelijke langetermijnvoordelen van vroegtijdige interventie; wijst erop dat 64 % van de jongeren tussen 18 en 34 jaar in 2021 het risico liep op depressie als gevolg van een gebrek aan werkgelegenheids-, financiële en onderwijsvooruitzichten, alsook vanwege eenzaamheid en sociaal isolement; benadrukt dat geestelijke gezondheidsproblemen onder jongeren het best kunnen worden aangepakt (28) door hun zinvolle vooruitzichten op onderwijs en werkgelegenheid van goede kwaliteit te bieden; verzoekt de Commissie om iets te doen aan de verstoring van de toegang tot de arbeidsmarkt waardoor jongeren een groter risico op psychische stoornissen lopen, en maatregelen te treffen om jongeren te ondersteunen bij het vinden en behouden van een passende baan;

    41.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten om, in samenwerking met het Parlement en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, een gemeenschappelijk rechtskader voor te stellen om een billijke vergoeding voor stages en leerlingplaatsen te waarborgen, teneinde uitbuitingspraktijken te voorkomen; verzoekt de Commissie een aanbeveling te formuleren om te waarborgen dat stages, leerlingplaatsen en bemiddelde arbeidsplaatsen als werkervaring worden beschouwd en bijgevolg toegang tot sociale uitkeringen bieden;

    o

    o o

    42.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

    (1)  PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17.

    (2)  PB L 188 van 12.7.2019, blz. 79.

    (3)  PB L 151 van 7.6.2019, blz. 70.

    (4)  PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.

    (5)  PB L 299 van 18.11.2003, blz. 9.

    (6)  PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1.

    (7)  PB L 393 van 30.12.1989, blz. 1.

    (8)  PB L 156 van 21.6.1990, blz. 14.

    (9)  PB C 316 van 6.8.2021, blz. 2.

    (10)  PB C 371 van 15.9.2021, blz. 102.

    (11)  PB C 456 van 10.11.2021, blz. 161.

    (12)  Aangenomen teksten, P9_TA(2022)0045.

    (13)  PB C 117 van 11.3.2022, blz. 53.

    (14)  PB C 400 van 26.11.2019, blz. 9.

    (15)  PB C 44 van 15.2.2013, blz. 36.

    (16)  Factsheet van de WHO, Mental Health: strengthening our response, 17 juni 2022.

    (17)  International Classification of Diseases for Mortality and Morbidity Statistics, “Problems associated with employment or unemployment”.

    (18)  Lijst van psychische stoornissen zoals vermeld in de factsheet van de WHO over psychische stoornissen, 8 juni 2022.

    (19)  Vóór de pandemie werd geschat dat 25 % van de EU-burgers tijdens hun leven ooit te maken zouden krijgen met een geestelijk gezondheidsprobleem. Bron: European Network for Workplace Health Promotion, A guide for employers to promote mental health in the workplace, maart 2011.

    (20)  Eurofound, Zesde Europese enquête naar de arbeidsomstandigheden, 2017.

    (21)  Advies van de deskundigengroep inzake doeltreffende manieren om te investeren in gezondheid van de Commissie, Supporting mental health of the health workforce and other essential workers, 23 juni 2021.

    (22)  Samenvatting van EU-OSHA over Richtlijn 89/391/EEG van de Raad, voor het laatst bijgewerkt op 3 mei 2021.

    (23)  PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1.

    (24)  Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 8 maart 2022 ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (COM(2022)0105).

    (25)  Europese Commissie, Scorebord voor vrouwen in het digitale tijdperk 2020.

    (26)  EU-OSHA, Telewerken en gezondheidsrisico’s in de context van de COVID-19-pandemie: gegevens uit de praktijk en beleidsimplicaties, 22 oktober 2021.

    (27)  PB L 238 van 25.9.2003, blz. 28.

    (28)  OESO, Supporting young people’s mental health through the COVID-19 crisis, 12 mei 2021, en Europees Jeugdforum, Beyond Lockdown: the “pandemic scar” on young people, 17 juni 2021.


    Top