Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022AE5896

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Centrale Bank, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over een route naar een sterker EU-clearingsysteem (COM(2022) 696 final), en over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, Verordening (EU) nr. 575/2013 en Verordening (EU) 2017/1131 voor wat betreft maatregelen ter beperking van buitensporige blootstelling aan centrale tegenpartijen uit derde landen en ter verbetering van de efficiëntie van de clearingmarkten in de Unie (COM(2022) 697 final — 2022/0403 (COD))

    EESC 2022/05896

    PB C 184 van 25.5.2023, p. 49–54 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    25.5.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 184/49


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Centrale Bank, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over een route naar een sterker EU-clearingsysteem

    (COM(2022) 696 final)

    en over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, Verordening (EU) nr. 575/2013 en Verordening (EU) 2017/1131 voor wat betreft maatregelen ter beperking van buitensporige blootstelling aan centrale tegenpartijen uit derde landen en ter verbetering van de efficiëntie van de clearingmarkten in de Unie

    (COM(2022) 697 final — 2022/0403 (COD))

    (2023/C 184/09)

    Rapporteur:

    Florian MARIN

    Raadplegingen

    Raad, 31.1.2023

    Europees Parlement, 1.2.2023

    Europese Commissie, 8.2.2023

    Rechtsgrond

    Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

    Bevoegde afdeling

    Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

    Goedkeuring door de afdeling

    2.3.2023

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    22.3.2023

    Zitting nr.

    577

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    201/1/3

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) verwelkomt het voorstel voor een verordening (1) en de inspanningen van de Commissie om de strategische autonomie van onze kapitaalmarkten te waarborgen, de interne clearingcapaciteit te vergroten en het clearingstelsel van de EU veiliger en robuuster te maken. Het Comité is van mening dat het voor de financiële stabiliteit van de EU-kapitaalmarkten van essentieel belang is dat er een concurrerend en efficiënt clearingsysteem bestaat.

    1.2.

    Het EESC stelt voor dat in de EU gevestigde clearinghouses hun capaciteitskaders ontwikkelen en vormgeven en daarin investeren om marktdeelnemers aan te moedigen hun activiteiten in de EU te clearen.

    1.3.

    Het Comité vindt dat er een alomvattend plan had moeten worden uitgevoerd om de overgang naar in de EU gevestigde clearingoperatoren onmiddellijk na de brexit te bevorderen en is teleurgesteld over de trage besluitvorming omtrent een derivatenmarkt van 81 biljoen euro. Het EESC verwachtte een duidelijker standpunt over het terugdringen van de blootstelling aan centrale tegenpartijen (CTP’s) in het Verenigd Koninkrijk (VK) en meer specifieke regels en stimulansen om de overgang naar in de EU gevestigde CTP’s te bevorderen.

    1.4.

    Het EESC acht het van cruciaal belang dat er specifieke gegevens over het clearingstelsel van de EU voor alle activaklassen en -volumes beschikbaar zijn. In dit verband moet er meer gebeuren. Het verband tussen de verzamelde gegevens en de risicodynamiek moet regelmatig worden bekeken om een nauwkeurig inzicht te krijgen in de risico’s voor de financiële stabiliteit. Het EESC erkent dat de risicomodellen, naast het financiële risico, rekening moeten houden met de sociale, bestuurlijke en milieurisico’s van CTP’s, en dat deze binnen de verschillende risicoscenario’s en -analyses even belangrijk zouden moeten zijn.

    1.5.

    Het EESC bepleit een uitgebreide evaluatie van de mogelijke extra kosten voor de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) en andere EU-organen met betrekking tot personeel, IT-systemen, gezamenlijke toezichtsteams en het voorgestelde mechanisme voor gezamenlijk toezicht.

    1.6.

    Gezien de extra bevoegdheden die de ESMA met de wijzigingen van 2019 in de EMIR-verordening en het huidige voorstel voor een verordening krijgt, zou het EESC graag zien dat er een systeem van controlemechanismen komt voor de activiteiten van de ESMA. Het Comité stelt voor dat de ESMA meer doet om te bereiken dat een aanzienlijk deel van de aan hun EU-cliënten verleende diensten door CTP’s uit de EU moet worden gecleard.

    1.7.

    Wat intragroeptransacties betreft, waardeert het Comité het besluit om entiteiten uit landen die voor belastingdoeleinden als niet-coöperatieve rechtsgebieden zijn aangemerkt en entiteiten die voor de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering als rechtsgebieden met een hoog risico worden beschouwd, niet vrij te stellen van clearingverplichtingen en margevereisten.

    1.8.

    Het is teleurstellend dat de Commissie het bestaande kader en de manier waarop de aantrekkelijkheid van de EU-markt de afgelopen jaren is veranderd, niet uitgebreid heeft geëvalueerd, aangezien de verordening meer dan drie jaar geleden voor het laatst is gewijzigd. Het Comité is ingenomen met de invoering van artikel 7 ter, en verzoekt de ESMA één jaar na de inwerkingtreding van de verordening een verslag in te dienen over de belangrijkste redenen waarom CTP’s van buiten de EU worden gebruikt.

    1.9.

    Het Comité stelt voor dat CTP’s transparant moeten zijn over hun vergoedingen, margeopvragingen en maatregelen tijdens perioden van marktstress om de voorspelbaarheid voor alle marktdeelnemers te verbeteren.

    1.10.

    Het EESC verzoekt de Commissie de specifieke definitie van de term “dringend” in de voorgestelde wijzigingen van artikel 20 toe te lichten en verzoekt de medewetgevers vast te stellen welke vrijstellingen als “dringende” besluiten worden beschouwd.

    1.11.

    Het EESC onderschrijft de voorgestelde wijzigingen van artikel 23 inzake de oprichting van gezamenlijke toezichtsteams en het mechanisme voor gezamenlijk toezicht. Het Comité stelt voor het maatschappelijk middenveld te betrekken bij het krachtens artikel 23 quater ingestelde monitoringmechanisme en het EESC als waarnemer bij het mechanisme voor gezamenlijk toezicht op te nemen.

    1.12.

    De termijn van vijf jaar, waarbinnen de Commissie de toepassing van de verordening moet herzien, is volgens het EESC te lang. Verder meent het dat er meer moet worden gedaan om de tijd te verkorten die nodig is om vergunningen te verlenen, activiteiten en diensten uit te breiden en om een centrale gegevensbank op te zetten. Het EESC dringt aan op meer interoperabiliteit in het Europese clearingsysteem, minder administratieve lasten en eenvoudigere toegangsoplossingen.

    1.13.

    Het Comité onderschrijft de grotere transparantie die de wijzigingen van artikel 38 bieden: daar wordt bepaald dat clearingleden en cliënten die clearingdiensten verlenen, hun cliënten en potentiële cliënten moeten informeren over de margemodellen en de mogelijke verliezen of andere kosten.

    2.   Achtergrond

    2.1.

    De in 2015 door de Europese Commissie gestarte kapitaalmarktenunie (KMU) is een ambitieus langetermijnproject dat erop gericht is het vrije verkeer van kapitaal in de Unie, een van de vier fundamentele vrijheden van de interne markt, te waarborgen. De brexit heeft geleid tot een scherpe daling van de wereldwijde rol van Europa op de kapitaalmarkten: van 22 % van de wereldwijde activiteit vóór de brexit tot slechts 14 % (2). Dertig jaar na de start van de interne markt, twintig jaar na de invoering van de euro en zeven jaar na de lancering van het KMU-initiatief heeft de EU nog steeds werk voor de boeg om een interne kapitaalmarkt tot stand te brengen.

    2.2.

    De herziene EMIR-verordening (3) en EMIR 2.2 (4) hebben gezorgd voor meer transparantie met betrekking tot CTP’s uit derde landen, door wijzigingen in het clearingmandaat in te voeren en aanvullende bevoegdheden toe te kennen aan de ESMA, de toezichthoudende autoriteit van de EU. Dit voorstel voor een verordening verleent de ESMA nog meer bevoegdheden. Aangezien clearingcapaciteit een belangrijk onderdeel is van de KMU worden de Europese financiële markten in gevaar gebracht door een te grote afhankelijkheid van diensten die door CTP’s uit derde landen, met name in het Verenigd Koninkrijk (VK), worden verleend. Als onderdeel van de brexit-overeenkomst heeft de EU de Britse clearinginstellingen toegestaan om tot eind juni 2022 diensten aan EU-marktdeelnemers te blijven verlenen. Deze termijn is met drie jaar verlengd vanwege de bedreiging van de stabiliteit van de financiële markten, met de bedoeling voldoende tijd te geven voor de geleidelijke verschuiving van clearingoperaties in de EU.

    2.3.

    Het voorstel voor een verordening beoogt verdere stabiliteit, voorspelbaarheid en evenredigheid voor alle marktdeelnemers met clearingverplichtingen, en voert eisen in voor marktdeelnemers om te verklaren in hoeverre zij voor de verwerking van hun derivatentransacties afhankelijk zijn van derde landen. De voorgestelde wijzigingen zijn ook gericht op maatregelen om CTP’s in de EU aantrekkelijker te maken en de administratieve lasten te verminderen, centrale clearing in de EU te bevorderen door clearingexploitanten te verplichten een actieve rekening aan te houden bij CTP’s in de EU en lokale autoriteiten de nodige bevoegdheden te verlenen om toezicht te houden op risico’s in verband met grensoverschrijdende transacties.

    3.   Algemene opmerkingen

    3.1.

    Het EESC pleit al lang voor wetgeving die de kapitaalmarkten van de EU versterkt, stabieler en aantrekkelijker maakt (5). Gezien de recente geopolitieke ontwikkelingen (de inval van Rusland in Oekraïne, de gestegen energieprijzen, de geopolitieke spanningen in vele delen van de wereld en de COVID-19-pandemie) en de onmiddellijke gevolgen voor het economische klimaat wijst het EESC erop dat snelle actie geboden is om de stabiliteit van de financiële markten in de EU te waarborgen en te vergroten. Volgens het Comité is het voor de financiële stabiliteit van de EU-kapitaalmarkten cruciaal dat er een concurrerend en efficiënt clearingsysteem bestaat.

    3.2.

    Het Comité verwelkomt het voorstel voor een verordening en het voornemen van de Commissie om te werken aan de strategische autonomie van onze kapitaalmarkten, de interne clearingcapaciteit op te bouwen en ervoor te zorgen dat het clearingstelsel veiliger en veerkrachtiger wordt. Bij de versterking van de EU-clearingmarkt moet rekening worden gehouden met de kosten die voortvloeien uit de migratie van het kapitaal van clearingmarkten buiten de EU, de noodzaak om de op risico gebaseerde aanpak te beschermen en de onderlinge afhankelijkheid tussen de financiële markten in en buiten de EU.

    3.3.

    Het voorstel tot wijziging van de EMIR-verordening komt na de dramatische stijging van de energieprijzen in Europa, die voornamelijk is veroorzaakt door de ongerechtvaardigde aanval van Rusland op Oekraïne; dit heeft tot instabiliteit op de clearingmarkten geleid, waarbij bepaalde ondernemingen niet in staat waren de zekerheden voor hun derivatencontracten te verstrekken. Het EESC dringt erop aan dat de consolidatie van de clearingsector in de EU een prioriteit blijft. Om het EU-clearingsysteem concurrerender te maken, moet gekeken worden naar prijs, liquiditeit, risico, marges, regulering en efficiëntie. Het Comité is het ermee eens dat de tijd die nodig is om vergunningen te verlenen, activiteiten en diensten uit te breiden en een centrale gegevensbank op te zetten, moet worden verkort.

    3.4.

    Het EESC stelt voor dat in de EU gevestigde CTP’s hun capaciteitskaders moeten ontwikkelen, vormgeven en erin moeten investeren om deze te verbeteren teneinde marktdeelnemers aan te moedigen hun activiteiten in de EU te clearen, met name door hun technologie en operationele capaciteiten te verbeteren, te zorgen voor een betere samenwerking tussen marktdeelnemers en de risicobeheerpraktijken te verbeteren. Om de voorspelbaarheid te verbeteren, moeten CTP’s transparant zijn over hun vergoedingen, margeopvragingen en maatregelen tijdens perioden van marktstress.

    3.5.

    Stabiele kapitaalmarkten vereisen een evenwichtige en stabiele arbeidsmarkt. Het EESC erkent dat de risicomodellen, naast het financiële risico, rekening moeten houden met de sociale, bestuurlijke en milieurisico’s van CTP’s, en waardeert het dat deze binnen de verschillende risicoscenario’s en -analyses even belangrijk zouden moeten zijn.

    3.6.

    Het EESC is ingenomen met de raadpleging die de Commissie begin 2022 heeft gehouden, de vergaderingen met de vertegenwoordigers van de lidstaten en het Europees Parlement, de financiële diensten en de economische en financiële comités, alsook de bilaterale bijeenkomsten met relevante belanghebbenden.

    3.7.

    Het is teleurstellend dat de termijn voor in het VK gevestigde clearinghouses om onbeperkte toegang te hebben tot in de EU gevestigde belanghebbenden met drie jaar is verlengd, tot 30 juni 2025. Volgens het EESC had er onmiddellijk na de brexit een gedegen plan moeten worden uitgevoerd om de overgang naar in de EU-markt gevestigde clearingoperatoren te stimuleren. Het Comité laakt het gebrek aan reactie in het verleden, de beperkte raadpleging en de trage besluitvorming met betrekking tot een derivatenmarkt van 81 biljoen EUR.

    3.8.

    De Europese banken profiteren van een multivalutapool op de Britse markt, en de verschuiving naar Europese clearinginstellingen zou leiden tot een op de euro gebaseerd clearingproces, met aanzienlijke kosten voor het bankwezen. Hoewel het EESC deze verschuiving steunt en vindt dat deze zo snel mogelijk moet plaatsvinden, wijst het erop dat de juiste prikkels moeten worden gegeven om te voorkomen dat banken naar andere markten uitwijken. Er moet rekening worden gehouden met meer gerichte en aangepaste stimulansen om de clearingsector in de EU te consolideren.

    3.9.

    Aangezien veel marktdeelnemers in de EU hun derivatentransacties in andere landen clearen, verwachtte het EESC een duidelijker standpunt tegen deze trend en meer specifieke regels en stimulansen om een verschuiving naar in de EU gevestigde CTP’s teweeg te brengen. Het Comité had verwacht dat ten minste overheidsinstanties zouden worden verplicht om hun clearingtransacties in de EU te laten verlopen en dringt aan op een duidelijke visie om deze afhankelijkheid zo snel mogelijk te beëindigen.

    3.10.

    Bij de ontwikkeling van clearingactiviteiten in de EU moet volgens het EESC met de gehele toeleveringsketen rekening worden gehouden, ten voordele van de marktdeelnemers. Bij het verminderen van de blootstelling aan Britse CTP’s moet de marktliquiditeit zorgvuldig worden beheerd. Dit moet gepaard gaan met een langetermijnperspectief en standaardisering van de toegangsvereisten voor de clearingmarkt van de EU. Er moet rekening worden gehouden met de voorbereiding van cliënten op clearing en er moeten voor deze cliënten diverse simulaties worden uitgevoerd. Voorts moet de ESMA de maatregelen zorgvuldig aanpassen aan kleine en middelgrote marktdeelnemers.

    3.11.

    Het EESC onderstreept hoe belangrijk de rol van CTP’s uit derde landen is voor de financiële stabiliteit van de EU. Het is van essentieel belang de concentratierisico’s te verminderen en ervoor te zorgen dat de betrekkingen met deze CTP’s gebaseerd zijn op een transparante, voorspelbare, evenredige en risicogeoriënteerde benadering. Dit voorstel voor een verordening zal de ESMA nog meer bevoegdheden verlenen; het EESC zou dan graag zien dat er een systeem van controlemechanismen voor de activiteiten van de ESMA wordt ingevoerd.

    3.12.

    Om een duidelijk beeld van het toezicht te krijgen, is het van belang om over specifieke data over het EU-clearingstelsel te beschikken; deze gegevens moeten vergelijkbaar zijn en betrekking hebben op alle categorieën activa en volumes. Het is van belang de juiste gegevens te verzamelen voor een nauwkeurig beeld van de risico’s voor de financiële stabiliteit; er moet systematisch rekening worden gehouden met de synergie tussen de verzamelde gegevens en de risicodynamiek. Volgens het EESC moet er in dit verband meer worden gedaan.

    3.13.

    Er dient meer synergie te komen tussen de clearingactiviteiten en het Europees centraal toegangspunt (ESAP). Het ESAP bevordert datagestuurde financiering en verbetert de toegang van bedrijven, ondernemingen en financiële instellingen tot gegevens en informatie over entiteiten aanzienlijk, bereidt de economie voor op de digitale toekomst, versterkt de digitale soevereiniteit, vergroot de snelheid van de informatiestroom en stelt gemeenschappelijke normen vast, waarbij de nadruk ligt op gegevens, technologie en infrastructuur (6).

    3.14.

    Het EESC onderschrijft het voorstel om de EMIR-derivatenregels te versoepelen en toe te staan dat bankgaranties en kredietbrieven worden aanvaard als zeer liquide zekerheden, aangezien deze niet-contante alternatieven zorgen voor marktliquiditeit en reeds op grote schaal worden gebruikt op meer geavanceerde kapitaalmarkten, zoals die van de VS. Het EESC steunt de grotere rol van centrale banken bij de bescherming van de consumenten in de EU.

    3.15.

    Het EESC onderschrijft de voorgestelde wijzigingen in de artikelen 11, 14, 15 en 17 betreffende de uitvoeringsperiode van vier maanden voor niet-financiële tegenpartijen, die voor het eerst zekerheden moeten uitwisselen, en betreffende de kortere en minder complexe procedures voor CTP’s om hun producten uit te breiden. Het Comité verwelkomt de voorgestelde wijzigingen, daar deze de uitbreiding van activiteiten en diensten, alsook het verlenen en weigeren van vergunningen zullen stroomlijnen. Meer interoperabiliteit in het Europese clearingsysteem is geboden, in combinatie met minder administratieve lasten en eenvoudigere toegangsoplossingen.

    4.   Specifieke opmerkingen

    4.1.

    Het EESC is het oneens met de stelling van de Europese Commissie dat “dit wetgevingsinitiatief geen gevolgen zal hebben voor de uitgaven voor de ESMA of andere organen van de Europese Unie” en meent dat de kosten zullen stijgen in verband met factoren als het personeel, IT-systemen, gezamenlijke toezichtteams en het voorgestelde mechanisme voor gezamenlijk toezicht. Het Comité merkt op dat de Commissie in de voorgestelde wijziging van artikel 90 de ESMA verzoekt verslag uit te brengen over “de behoeften aan personeel en middelen”. Daarom dringt het EESC aan op een grondige beoordeling van de extra kosten, waarbij de geraamde gevolgen voor de begroting worden berekend en bekendgemaakt.

    4.2.

    Het EESC staat achter het voorstel van de Commissie om alle marktdeelnemers die aan clearingverplichtingen onderworpen zijn, te verplichten een rekening aan te houden bij CTP’s uit de EU. De ESMA wordt verzocht om, na overleg met de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, het Europees Comité voor systeemrisico’s en het Europees Stelsel van centrale banken, te bepalen dat een aanzienlijk deel van de diensten die aan hun EU-cliënten worden verleend en die als substantieel systeemrelevant zijn aangemerkt, bij de CTP’s in de EU moet worden gecleard.

    4.3.

    Verheugend is het voornemen om de marktdeelnemers te vragen de exacte cijfers en de afhankelijkheid van buitenlandse clearers te melden. Het Comité gaat ervan uit dat de ESMA snel technische normen ontwikkelt waarin deze informatie wordt gespecificeerd, kijkt uit naar een grondig verslag één jaar na de inwerkingtreding en verwacht dat de EMIR-verordening dienovereenkomstig wordt gewijzigd.

    4.4.

    Wat intragroeptransacties betreft, waardeert het EESC het dat entiteiten uit landen die om fiscale redenen als niet-coöperatieve rechtsgebieden zijn aangemerkt en die om redenen van witwasbestrijding en financiering van terrorisme als rechtsgebieden met een hoog risico zijn aangemerkt, niet worden vrijgesteld van clearing- en margevereisten. Het Comité staat volledig achter de administratieve maatregelen ten aanzien van deze rechtsgebieden en is van mening dat deze entiteiten een aanzienlijke bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de EU.

    4.5.

    Hoewel digitale modernisering extra budgettaire behoeften met zich meebrengt, acht het EESC het cruciaal dat er digitale investeringen worden gedaan om de voorgestelde actualiseringen van de EMIR-verordening te ondersteunen. Het Comité waardeert het voorstel voor een geavanceerd IT-programma om toezichtdocumenten online in te dienen, dat toegankelijk is voor alle betrokken autoriteiten.

    4.6.

    Helaas heeft de Commissie het bestaande kader niet grondig geëvalueerd, hoewel de verordening ruim drie jaar geleden voor het laatst is gewijzigd. Voorts had het Comité, om de huidige wijzigingen doelmatig te maken, een gerichte analyse verwacht van de wijze waarop de aantrekkelijkheid van de EU-markt in de afgelopen jaren is veranderd, met name in verband met recente belangrijke geopolitieke ontwikkelingen.

    4.7.

    Het Comité stelt voor dat de in het kader van artikel 7 ontwikkelde technische normen transparant en inclusief zijn. Er moet ook rekening worden gehouden met de mogelijkheid om wijzigingen aan te brengen om deze normen snel aan te passen. Voor vermogensbeheerders is het van belang dat zij kunnen beschikken over instrumenten om de uitvoerings- en clearingkosten en kosten van clearingleden te vergelijken.

    4.8.

    Het Comité is ingenomen met de invoering van artikel 7 ter, waarin wordt bepaald dat clearingdienstverleners verslag moeten uitbrengen over de reikwijdte van clearing in een CTP buiten de EU en de verplichting om hun cliënten te informeren over de mogelijkheid om een relevant contract in een CTP in de EU te clearen. Het Comité verzoekt de ESMA een gestandaardiseerde rapportageprocedure uit te werken die in alle lidstaten moet worden gebruikt, en beveelt aan dat één jaar na de inwerkingtreding van de verordening een verslag wordt ingediend over de belangrijkste redenen waarom CTP’s van buiten de EU worden gebruikt. Voorts moet de gemeenschappelijke aanpak van boetes voor marktdeelnemers zorgvuldig worden beheerd om evenredigheid op de interne markt te waarborgen.

    4.9.

    Het Comité verzoekt de Commissie de exacte betekenis van het woord “dringend” in de voorgestelde wijzigingen van artikel 20 te verduidelijken en verzoekt de medewetgevers om overeenstemming te bereiken over en te specificeren welke vrijstellingen onder het “dringende” besluit vallen.

    4.10.

    Het EESC stemt in met de voorgestelde wijzigingen van artikel 23 omtrent de oprichting van gezamenlijke toezichthoudende teams en het mechanisme voor gezamenlijk toezicht, maar merkt op dat dit gevolgen zal hebben voor de begroting, aangezien deze autoriteiten meer personeel zullen moeten aannemen, ook de ESMA. Het EESC stelt voor om het maatschappelijk middenveld te betrekken bij het in artikel 23 quater bedoelde mechanisme voor toezicht, met name bij toekomstige beleidsbeslissingen.

    4.11.

    Een gedegen evaluatie van interconnecties, onderlinge verbanden en concentratierisico’s in het kader van het comité voor toezicht op CTP’s (artikel 24 bis) vereist ook de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld, en het EESC moet als waarnemer deel uitmaken van het mechanisme voor gezamenlijk toezicht. De noodzaak om de overlapping van verantwoordelijkheden tussen het grote aantal bij het clearingsysteem betrokken autoriteiten te beperken, mag niet over het hoofd worden gezien. De samenwerking tussen Europese en nationale autoriteiten moet efficiënt zijn en aangepast aan de dynamiek van de marktrisico’s.

    4.12.

    De termijn van vijf jaar waarbinnen de Commissie de toepassing van de verordening na de inwerkingtreding ervan zorgvuldig moet evalueren, lijkt zeer lang, gezien de periode tussen de wijzigingen van de EMIR-verordening. Voorts verwachtte het EESC het verslag van de Commissie over de toepassing van EMIR Refit en EMIR 2.2, zoals overeengekomen, op 2 januari 2023, maar de Commissie stelt nu voor dit verslag te annuleren. Het Comité is hier tegen en is van oordeel dat het ertoe kan leiden dat de wijzigingen in EMIR helemaal niet worden geëvalueerd, gezien de wijzigingen die reeds in de EMIR-verordening zijn aangebracht.

    4.13.

    Tot slot onderschrijft het Comité de grotere transparantie die het voorstel tot wijziging van artikel 38 biedt omtrent de verplichting dat clearingleden en cliënten die clearingdiensten verlenen, hun cliënten en potentiële cliënten moeten informeren over de margemodellen en de mogelijke verliezen of andere kosten, mocht de CTP herstelmaatregelen nemen. Volgens het EESC moeten clearingleden ook bijdragen tot meer transparantie binnen het clearingsysteem van de EU.

    Brussel, 22 maart 2023.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Christa SCHWENG


    (1)  COM(2022) 697 final.

    (2)  Verslag — Een nieuwe visie voor de kapitaalmarkten van de EU.

    (3)  PB L 141 van 28.5.2019, blz. 42.

    (4)  PB L 322 van 12.12.2019, blz. 1.

    (5)  PB C 155 van 30.4.2021, blz. 20.

    (6)  PB C 290 van 29.7.2022, blz. 58.


    Top