EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 12.5.2021
COM(2021) 236 final
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S EMPTY
Strategische richtsnoeren voor een duurzamere en concurrerendere EU-aquacultuur voor de periode 2021 tot en met 2030
{SWD(2021) 102 final}
1.DE NOODZAAK VAN EEN NIEUWE EU-STRATEGIE VOOR AQUACULTUUR
In de Europese Green Deal en de “van boer tot bord”-strategie wordt gewezen op het potentieel van gekweekt zeevoedsel als bron van eiwitten voor levensmiddelen en diervoeders met een lage koolstofvoetafdruk, waarvoor een belangrijke rol is weggelegd bij de opbouw van een duurzaam voedselsysteem. De “van boer tot bord”-strategie bevat ook specifieke streefdoelen voor aquacultuur, met name de vermindering van de verkoop van antimicrobiële stoffen en een aanzienlijke toename van biologische aquacultuur.
Aquacultuur creëert banen en kansen voor economische ontwikkeling in de kust- en plattelandsgemeenschappen van de EU. Deze sector kan ook helpen: de economie koolstofvrij te maken; klimaatverandering te bestrijden en de gevolgen ervan te verzachten; vervuiling terug te dringen; een bijdrage te leveren tot een betere instandhouding van ecosystemen (in overeenstemming met de doelstellingen van de biodiversiteitsstrategie en het streven om vervuiling tot nul terug te brengen voor een gifvrij milieu); en gestalte te geven aan een meer circulair beheer van hulpbronnen. Een strategische langetermijnaanpak voor de duurzame groei van de aquacultuur in de EU is daarom vandaag de dag relevanter dan ooit. Deze aanpak moet ook de weg bereiden voor het herstel van de aquacultuursector van de EU in de nasleep van de COVID-19-crisis, en de duurzaamheid en veerkracht op langere termijn ervan waarborgen.
In de verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid werd reeds opgeroepen tot een gecoördineerde strategische aanpak van de EU om de groei van de aquacultuursector in de EU te ondersteunen en tegelijkertijd de economische, ecologische en sociale duurzaamheid ervan te waarborgen. Ondanks de vooruitgang die is geboekt dankzij de in de verordening vastgestelde “open coördinatiemethode” en de EU-financiering heeft de aquacultuursector zijn potentieel in termen van groei en het voldoen aan de toenemende vraag naar duurzamer zeevoedsel nog lang niet verwezenlijkt. De EU importeert meer dan 70 % van het zeevoedsel dat zij consumeert. Aquacultuurproducten vertegenwoordigen in hun totaliteit (inclusief invoer) 25 % van de consumptie van zeevoedsel in de EU, terwijl aquacultuurproducten uit de EU slechts 10 % van de EU-consumptie uitmaken. De aquacultuur van de EU vertegenwoordigt minder dan 2 % van de mondiale aquacultuurproductie. Aangezien de EU-aquacultuurproductie sterk geconcentreerd blijft, zowel wat EU-lidstaten als wat gekweekte soorten betreft, is er een aanzienlijk potentieel voor diversificatie. In vergelijking met aquacultuur in andere landen is de aquacultuur in de EU onderworpen aan enkele van de strengste wettelijke voorschriften op het gebied van kwaliteit, gezondheid en milieu. Toch kan de aquacultuur in de EU haar milieuprestaties nog verder verbeteren en zo bijdragen aan de doelstellingen van de Europese Green Deal en aanverwante strategieën.
In deze mededeling worden de in 2013 aangenomen strategische richtsnoeren van de Commissie voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in de EU geëvalueerd. Deze richtsnoeren vormden de belangrijkste pijler van de strategische coördinatie van het aquacultuurbeleid in de EU. Tegen 2015 hebben de EU-lidstaten op basis van deze richtsnoeren meerjarige nationale strategische plannen (MNSP’s) voor de aquacultuur vastgesteld. De uitvoering van deze MNSP’s werd ondersteund door de uitwisseling van goede praktijken tussen de EU-lidstaten, gefaciliteerd door de Commissie, en financiering via het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) en andere EU-fondsen.
De Commissie heeft de EU-lidstaten verzocht een toetsing van hun MNSP’s te verrichten, rekening houdend met het overleg over de nieuwe richtsnoeren die in deze mededeling zijn vastgesteld. Het toekomstige Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA) zal steun blijven verlenen aan de EU-lidstaten om bij te dragen aan de uitvoering van de strategische visie voor de sector, zoals uitgedrukt in die MNSP’s en in hun operationele programma’s, waaronder via lokale acties.
2.DE NIEUWE STRATEGISCHE RICHTSNOEREN
De Europese Green Deal is de nieuwe groeistrategie van de EU en is erop gericht de economie te stimuleren en banen te scheppen en tegelijkertijd de groene transitie op een kostenefficiënte manier te versnellen. De strategische richtsnoeren in deze mededeling hebben tot doel de EU-lidstaten en alle belanghebbenden een gemeenschappelijke visie te bieden voor de verdere ontwikkeling van de aquacultuur in de EU op een wijze die tot deze groeistrategie bijdraagt. Deze richtsnoeren zijn met name bedoeld om bij te dragen tot de opbouw van een aquacultuursector in de EU die: i) concurrerend en veerkrachtig is; ii) de voorziening van voedzaam en gezond voedsel waarborgt; iii) de EU minder afhankelijk maakt van de invoer van zeevoedsel; iv) economische kansen en banen creëert; en v) een mondiale referentie voor duurzaamheid wordt. Tevens moeten zij de consumenten in de EU helpen weloverwogen keuzen op het gebied van duurzame aquacultuurproducten te maken en helpen zorgen voor een gelijk speelveld voor aquacultuurproducten die in de EU op de markt worden gebracht. Deze richtsnoeren moeten ook als leidraad dienen voor het gebruik van de vele instrumenten en fondsen die beschikbaar zijn ter ondersteuning van de aquacultuur in de EU, en moeten de uitvoering van de toepasselijke EU-wetgeving helpen ondersteunen.
Ter verwezenlijking van deze visie moeten de verschillende uitdagingen en kansen voor de aquacultuursector van de EU worden aangepakt teneinde de volgende onderling verbonden doelstellingen te verwezenlijken:
(1)vergroten van de veerkracht en het concurrentievermogen;
(2)participeren in de groene transitie;
(3)zorgen voor maatschappelijk draagvlak en voorlichting van de consument; en
(4)vergroten van kennis en innovatie.
Deze mededeling bevat algemene richtsnoeren voor het aanpakken van die uitdagingen en kansen. In de bijlage bij deze mededeling worden ook specifieke acties van de Commissie, de EU-lidstaten en de adviesraad voor aquacultuur voorgesteld om vooruitgang te boeken op alle relevante gebieden.
Waar nodig zal in deze mededeling worden verwezen naar specifieke uitdagingen en kansen in de schelpdierteelt en de aquacultuur in het binnenland, vanwege de specifieke kenmerken daarvan. In het verlengde van de “van boer tot bord”-strategie werkt de Commissie ook aan een afzonderlijk en specifiek initiatief ter ondersteuning van de productie, de veilige consumptie en het innovatieve gebruik van algen. Dit initiatief zal inspelen op de uitdagingen en kansen voor de algenteelt en concrete acties voorstellen
.
Deze mededeling is opgesteld in nauw overleg met de EU-lidstaten en belanghebbenden, met name die welke zijn vertegenwoordigd in de adviesraad voor aquacultuur. Zij houdt ook rekening met de resultaten van een openbare raadpleging. Daarnaast worden in deze mededeling de standpunten van het Europees Parlement over de ontwikkeling van de aquacultuur in de EU in aanmerking genomen.
2.1.Vergroten van de veerkracht en het concurrentievermogen
Er zijn twee belangrijke randvoorwaarden om de aquacultuursector van de EU tot een veerkrachtige en concurrerende sector te laten uitgroeien: toegang tot ruimte en water; en een regelgevend en administratief kader dat transparant en efficiënt is. In de tussentijdse evaluatie van de open coördinatiemethode werd geconcludeerd dat, ondanks de vooruitgang die sommige lidstaten sinds de goedkeuring van de strategische richtsnoeren van 2013 hebben geboekt, op beide gebieden verdere inspanningen nodig zijn. Op het gebied van veerkracht vormen twee kwesties een bijzondere uitdaging voor de aquacultuursector: het beheer van risico’s in verband met de gezondheid van mens en dier (met name maar niet uitsluitend in de weekdierteelt) en de gevolgen van klimaatverandering. Met name voor de zoetwateraquacultuur vormen roofdieren en droogte ook een uitdaging in termen van winstgevendheid. Naast controle en fraudebestrijding zijn producentenorganisatie en marktordening eveneens belangrijke instrumenten om de veerkracht en het concurrentievermogen van de aquacultuursector van de EU te waarborgen. Ten slotte kan de sector ook concurrerender worden gemaakt door de aquacultuurproductie van de EU verder te diversifiëren en waarde toe te voegen aan aquacultuurproducten.
2.1.1.Toegang tot ruimte en water
Door de klimaatverandering is water een schaars goed aan het worden. Tussen verschillende economische activiteiten, waaronder aquacultuur, heerst steeds meer concurrentie om zowel ruimte als toegang tot water. Daarom is gecoördineerde ruimtelijke planning, waarbij de relevante belanghebbenden in een vroeg stadium worden betrokken, van essentieel belang. Deze ruimtelijke planning kan ervoor zorgen dat ruimte en water over de verschillende activiteiten worden verdeeld, zonder dat de ecosystemen worden aangetast. De EU-lidstaten hebben al enige vooruitgang geboekt bij de integratie van aquacultuuractiviteiten in hun maritieme ruimtelijke plannen, in overeenstemming met de richtlijn maritieme ruimtelijke planning. Veel van deze plannen staan echter nog maar op het punt om in werking te treden, en de resultaten ervan voor de aquacultuur moeten nog grotendeels worden afgewacht. Bovendien is verdere vooruitgang nodig met betrekking tot andere aspecten van de planning van ruimte en toegang tot water voor aquacultuuractiviteiten.
Gecoördineerde ruimtelijke planning moet niet alleen betrekking hebben op mariene aquacultuur, met inbegrip van overgangswateren (brakke wateren), maar ook op zoetwateraquacultuur en aquacultuur aan land (recirculerende aquacultuursystemen, RAS). Zij moet ook anticiperen op de ontwikkeling van offshore aquacultuur, waar de natuurlijke omstandigheden dat toelaten
. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de ontwikkeling van aquacultuur met een geringer milieueffect (zoals het combineren van bepaalde soorten teelten om emissies van nutriënten en organisch materiaal in het milieu verder terug te dringen) en aan de integratie van geschikte aquacultuuractiviteiten (met name die welke ecosysteemdiensten leveren) in beschermde gebieden zoals Natura 2000-gebieden. Ruimtelijke planning moet altijd zorgen voor de tenuitvoerlegging van de relevante EU-wetgeving, en speciale gebieden voor biologische aquacultuur en de productie van weekdieren beschikbaar stellen. Planning moet ook rekening houden met de aanpassing van aquacultuur aan de klimaatverandering, en met het potentieel van bepaalde soorten aquacultuur om de impact van de klimaatverandering te verzachten (bijvoorbeeld koolstofafvang of instandhouding van ecosystemen die bescherming tegen extreme weersomstandigheden bieden).
Ruimtelijke planning moet berusten op de aanwijzing van gebieden die geschikt zijn voor aquacultuur door middel van een proces van coördinatie tussen de verschillende autoriteiten die op verschillende niveaus betrokken zijn. Dit proces moet beginnen met het in kaart brengen van bestaande en potentiële aquacultuurgebieden op een wijze die consistent is met de bestaande milieuplanning (met inbegrip van stroomgebiedbeheerplannen). Een dergelijke kartering moet een proces omvatten om vast te stellen wat het potentieel is om verlaten aquacultuurvoorzieningen opnieuw in gebruik te nemen of bestaande industriële voorzieningen om te schakelen naar aquacultuur. Ook moet worden gestreefd naar het bevorderen van synergieën tussen verschillende activiteiten en meervoudig ruimtegebruik, zoals het stimuleren van de ontwikkeling van aquacultuur in combinatie met de ontwikkeling van offshore windenergie.
De aanwijzing van gebieden die geschikt zijn voor aquacultuur moet gebaseerd zijn op duidelijke en transparante criteria en instrumenten om nieuwe gebieden te identificeren. Tot deze instrumenten behoren: i) het evalueren van de effecten op het ecosysteem door middel van een strategische effectbeoordeling; ii) het vaststellen van waterkwaliteitseisen (met name voor de teelt van weekdieren); iii) het evalueren van mogelijke synergieën en conflicten met andere activiteiten; iv) het bepalen van het “draagkracht” van het gebied; en v) het bepalen van de noodzakelijke afstand tussen aquacultuursites en bronnen van verontreiniging. De aanwijzing moet vergezeld gaan van de instelling van een passend mechanisme voor: i) het monitoren van en verzamelen van gegevens over de milieueffecten van aquacultuuractiviteiten; en ii) het monitoren van de waterkwaliteit (met name voor gebieden die worden gebruikt voor de teelt van weekdieren).
2.1.2.Regelgevend en administratief kader
De complexiteit van de nationale vergunningsstelsels en het gebrek aan voorspelbaarheid van de doorlooptijd en de resultaten van vergunningsprocedures worden door de aquacultuursector in de EU nog steeds als belangrijke belemmeringen voor groei aangemerkt. Vergunningsprocedures kunnen bijzonder belastend zijn voor kleine en middelgrote ondernemingen. Uitdagingen liggen zowel in het complexe regelgevingskader van de sector als in de noodzaak om meerdere autoriteiten bij het vergunningsproces te betrekken. Bovendien leidt bezorgdheid over het effect van aquacultuuractiviteiten op het milieu of op andere economische activiteiten vaak tot beroepsprocedures, die de procedure voor het verkrijgen of verlengen van een vergunning verder vertragen.
De belangrijkste elementen om deze kwesties aan te pakken en er tegelijkertijd voor te zorgen dat in vergunningsprocedures naar behoren rekening wordt gehouden met milieuaspecten, zijn de volgende:
-Stroomlijnen — en waar mogelijk harmoniseren — van wetgeving en administratieve richtsnoeren inzake aquacultuur. Idealiter vindt deze stroomlijning plaats door één enkel stuk nationale wetgeving vast te stellen dat alle relevante aspecten verenigt. In deze wetgeving moeten duidelijke procedures en termijnen voor de behandeling van aanvragen voor nieuwe vergunningen of verlengingen van vergunningen worden vastgesteld.
-Waar mogelijk één enkele nationale aquacultuurentiteit opzetten die alle verschillende relevante autoriteiten met bevoegdheden op het gebied van aquacultuur samenbrengt. Deze entiteit zou ernaar streven de werkzaamheden van die autoriteiten op het gebied van de planning, vergunningverlening en monitoring met betrekking tot aquacultuuractiviteiten te vergemakkelijken en te coördineren. Deze entiteit moet relevante belanghebbenden betrekken om hun standpunten tijdig te bespreken en samen te voegen. In gevallen waarin de verantwoordelijkheid voor aquacultuur ook op subnationaal niveau ligt, moet een nationale structuur met regionale/lokale overheden en entiteiten worden aangemoedigd.
-Opzetten van een éénloketsysteem voor aquacultuurvergunningen, dat zowel de transparantie van het vergunningsproces als de interactie tussen de aanvrager en de beslisautoriteiten vergemakkelijkt.
-Aanwijzen van gebieden die geschikt zijn voor aquacultuur overeenkomstig de in punt 2.1.1 hierboven vermelde beginselen.
-Voorzien in vergunningverlening op langere termijn, met regelmatige monitoring en sancties voor niet-naleving (waaronder mogelijk de intrekking van vergunningen). De vergunningsvoorwaarden moeten een verplichting omvatten om gegevens te monitoren en te rapporteren, met name de gegevens die krachtens de ter zake relevante nationale en EU-wetgeving vereist zijn.
Vooruitgang van de EU-lidstaten bij het aanpakken van deze aspecten zou ook tegemoetkomen aan de bezorgdheid van de aquacultuurproducenten van de EU over het ontbreken van een gelijk speelveld voor aquacultuuractiviteiten in de EU als gevolg van verschillen tussen de EU-lidstaten wat betreft de lasten voor het verkrijgen van vergunningen voor nieuwe kwekerijen.
2.1.3.Diergezondheid en volksgezondheid
Ondanks de EU-wetgeving inzake aquatische gezondheid
en het door de EU gefinancierde onderzoek op dit gebied blijven besmettelijke ziekten een zeer aanzienlijke belemmering vormen voor de productiviteit van de aquacultuur. Deze ziekten vormen ook een probleem voor het dierenwelzijn. De uitdagingen die op dit gebied nog moeten worden aangepakt, zijn:
-het gebrek aan goede kwekerijpraktijken en -technologieën die zijn toegesneden op elke aquacultuursoort;
-de noodzaak om ziekten en parasietenplagen beter te voorkomen en zo de behoefte aan diergeneesmiddelen te verminderen;
-de noodzaak om het gebruik van geneesmiddelen, met inbegrip van antimicrobiële stoffen en antiparasitaire stoffen, die het milieu kunnen schaden of tot antimicrobiële resistentie kunnen bijdragen, te verminderen;
-lacunes in het onderzoek (onder meer met betrekking tot het microbioom van vissen, de mogelijke impact van de klimaatverandering op de gezondheid van vissen, en de impact van stress op het immuunsysteem van vissen);
-de beperkte beschikbaarheid van specifieke diergeneesmiddelen (waaronder vaccins) voor gebruik bij waterdieren
;
-het ontbreken van gedragscodes voor de vroegtijdige opsporing, preventie en bestrijding van aquatische ziekten die niet in de desbetreffende EU-wetgeving zijn opgenomen;
-de noodzaak van consistenter en grondiger onderzoek naar aquatische ziekten in bepaalde EU-lidstaten en binnen bepaalde sectoren; en
-het beheer in de weekdierteelt van norovirussen, die niet alleen een gevaar voor de volksgezondheid kunnen vormen, maar ook de economische levensvatbaarheid van weekdierkwekerijen in gevaar brengen.
2.1.4.Aanpassing aan en matiging van klimaatverandering
De aquacultuursector zal zich moeten aanpassen aan de vele verstorende gevolgen van de klimaatverandering en veerkrachtiger moeten worden. De EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering en de nationale strategieën/plannen bieden beleidsmakers een kader om ervoor te zorgen dat zij omvattende en efficiënte maatregelen voor aanpassing aan de klimaatverandering uitvoeren. Specifieke sectorale aanpassingsstrategieën moeten specifiek op de aquacultuursector zijn gericht
. Tegelijkertijd moet elke potentiële negatieve bijdrage van de aquacultuur aan de klimaatverandering tot een minimum worden beperkt. Het energieverbruik en de koolstofemissies van productie, vervoer en verwerking moeten zoveel mogelijk worden beperkt.
Aquacultuur heeft echter ook een groot potentieel om de klimaatverandering te verzachten. Als in een passend kader wordt voorzien, kunnen bepaalde soorten aquacultuur, zoals de teelt van zeewier en weekdieren, klimaatmitigatiediensten (zoals koolstofvastlegging) of klimaataanpassingsdiensten (zoals op de natuur gebaseerde kustbescherming) leveren. Andere soorten aquacultuur kunnen, wanneer zij op passende wijze worden beheerd, bijdragen tot de instandhouding van ecosystemen zoals vijvers of wetlands. Deze ecosystemen bieden bescherming tegen de gevolgen van de klimaatverandering, zoals de stijging van de zeespiegel en overstromingen. Dit soort aquacultuur moet worden bevorderd.
2.1.5.Producentenorganisaties en marktordening
De situatie waarmee de aquacultuursector wordt geconfronteerd als gevolg van de uitbraak van COVID-19 heeft de waarde van producentenorganisaties (PO’s) voor collectieve actie, met name voor kleinschalige producenten, aangetoond. PO’s versterken de onderhandelingspositie ten opzichte van verwerkers en retailers. Zij maken het ook mogelijk middelen te delen en gebruik te maken van gemeenschappelijke diensten (zoals advies en afzetbevorderingscampagnes) die anders te duur zouden zijn voor individuele producenten. Daarnaast faciliteren PO’s collectief beheer en/of zelfreguleringsinitiatieven tussen producenten. Terwijl PO’s producenten kunnen helpen zich te organiseren, maken brancheorganisaties een betere integratie van actoren in de waardeketen mogelijk. Zij vergemakkelijken ook zelfreguleringsinitiatieven tussen producenten, verwerkers en retailers. Brancheorganisaties helpen ook bij de implementatie en controle van etiketteringsvoorschriften.
Ondanks de steun die via het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) beschikbaar is voor erkende PO’s en brancheorganisaties (met name de steun voor hun productie- en afzetprogramma’s
), is slechts een beperkt aantal PO’s opgericht
. De oprichting van PO’s zou bijzonder nuttig zijn om de onderhandelingspositie van aquacultuurproducenten van weekdieren en zoetwatersoorten in de voedselvoorzieningsketen te versterken. Deze producenten zijn doorgaans kleinere bedrijven die hun product in zijn geheel verkopen en niet van verticale integratie met verwerkers en retailers profiteren.
Aquacultuurproducenten hebben hun bezorgdheid geuit over de moeilijkheden, met name voor kleinschalige producenten, om een PO op te richten en te laten erkennen op grond van Verordening (EU) nr. 1379/2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten (GMO-verordening). Deze moeilijkheden zijn vooral te wijten aan de vereiste financiële middelen en de administratieve belemmeringen. Om de erkenning van PO’s en andere beroepsorganisaties te vergemakkelijken, en hun regels uit te breiden tot niet-leden, heeft de Commissie
niet-bindende richtsnoeren
opgesteld
. De Commissie ondersteunt de sector ook voortdurend door methodologische ondersteuning en deelname aan en uitwisselingen in technische vergaderingen.
2.1.6.Controle
Een ander belangrijk aspect om de duurzaamheid en winstgevendheid van de aquacultuur van de EU te waarborgen, is adequate controle door elke lidstaat van aquacultuurproducten in de hele voorzieningsketen (van de vangst/oogst tot de detailverkoop, met inbegrip van vervoer) overeenkomstig de EU-verordening inzake visserijcontrole
. Traceerbaarheidsverplichtingen maken het mogelijk de oorsprong van aquacultuurproducten te kennen en fraude te bestrijden. Het voorstel van de Commissie voor een nieuwe verordening inzake visserijcontrole
breidt de traceerbaarheidsverplichtingen uit tot alle aquacultuurproducten, met inbegrip van verwerkte producten en producten die uit niet-EU-landen worden ingevoerd. Traceerbaarheid is daarom ook een waardevol instrument om een gelijk speelveld op de EU-markt te waarborgen.
2.1.7.Diversificatie en waarde toevoegen
In de aquacultuursector van de EU bestaat nog steeds veel ruimte voor verdere diversificatie, niet alleen wat de teelt van veelbelovende nieuwe soorten (met name diversifiëring naar niet-gevoederde en laagtrofische soorten met een kleinere ecologische voetafdruk) betreft, maar ook qua productiemethoden (bijvoorbeeld polycultuur in vijveraquacultuur, geïntegreerde multitrofische aquacultuur). Het is ook belangrijk dat er meer wordt gedaan om aquacultuurproducten te verwerken tot en te verpakken als nieuwe producten met toegevoegde waarde (bijvoorbeeld filets en gebruiksklare producten) die aantrekkelijker zijn voor jonge consumenten. Dit is met name van belang voor meer traditionele vormen van schelpdier- en zoetwateraquacultuur. Een ander belangrijk instrument ter bevordering van de waarde van EU-aquacultuurproducten is het gebruik van kwaliteitsregelingen en -labels (met toepassing van passende controle om de geloofwaardigheid ervan te waarborgen), met inbegrip van geografische aanduidingen. De bevordering van duurzame aquacultuur in de EU als voorbeeld van lokale productie gekoppeld aan korte voedselketens speelt ook een belangrijke rol bij het diversifiëren van en toevoegen van waarde aan de aquacultuurproductie in de EU.
Ook geografische diversificatie moet worden bevorderd. Lidstaten waar aquacultuur een marginale sector blijft, moeten het potentieel van aquacultuur op het gebied van de duurzame voorziening van voedsel en voeder en het creëren van alternatieve duurzame bedrijven en banen onderzoeken en verder ontwikkelen, met name in afgelegen gebieden met beperkte werkgelegenheid.
2.2.Participeren in de groene transitie
De aquacultuursector in de EU moet, net als andere sectoren van de EU-economie, participeren in de groene transitie die in het kader van de Europese Green Deal is vastgesteld. Deze sector heeft een bijzondere rol te spelen bij de transitie naar duurzame voedselsystemen, maar ook bij de ontwikkeling van de bio-economie en de circulaire economie (door het gebruik van hernieuwbare aquatische hulpbronnen) en bij het tegengaan van het verlies aan biodiversiteit, onder meer door de vervuiling terug te dringen. Verder opschuiven richting “concurrerende duurzaamheid” (zoals verwoord in de “van boer tot bord”-strategie), d.w.z. duurzaamheid tot het handelsmerk van de EU maken, biedt de sector een aanzienlijke economische opportuniteit, met name gezien de toenemende aandacht van het publiek voor de ecologische voetafdruk van de producten op de markt en voor dierenwelzijn.
2.2.1.Milieuprestaties
Het regelgevingskader voor de aquacultuur in de EU wordt bepaald door de EU-milieuwetgeving en de nationale uitvoeringswetgeving. Dit kader zorgt ervoor dat de impact die aquacultuuractiviteiten op het milieu kunnen hebben (hetzij in termen van koolstofvoetafdruk, effluent, afval of andere effecten op mariene en zoetwaterecosystemen) wordt verzacht en dat aquacultuuractiviteiten geen significante schade aan ecosystemen of biodiversiteit toebrengen. De richtsnoeren van de Commissie en de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie
verduidelijken de toepassing van deze wetgeving op de aquacultuursector. De vereisten uit hoofde van de EU-wetgeving zijn echter niet altijd voor alle actoren duidelijk. De EU-lidstaten lijken de EU-wetgeving niet op uniforme wijze te interpreteren, waardoor het gelijke speelveld voor aquacultuurproducenten in de EU wordt ondermijnd. Bovendien is de uitvoering van de desbetreffende EU-wetgeving vaak over verschillende bestuurlijke entiteiten of governanceniveaus verdeeld, waardoor mogelijk niet altijd voldoende samenwerking of het nodige niveau van deskundigheid op het gebied van de sector wordt gewaarborgd. Er zijn derhalve verdere inspanningen nodig om te zorgen voor een eenvormiger en samenhangender uitvoering van het milieuregelgevingskader.
In het bijzonder de complexiteit van de bestaande EU-wetgeving om een goede waterkwaliteit voor tweekleppige weekdieren te waarborgen, schept verwarring. Deze wetgeving zou gebaat zijn bij verduidelijkingen en betere koppelingen met andere ter zake relevante onderdelen van de EU-wetgeving. Er is met name behoefte aan meer duidelijkheid over verschillen tussen vereisten (met betrekking tot de classificatie van oogstgebieden, sanitaire onderzoeken, registers van beschermde gebieden enz.)
.
-Zorgen voor duurzame voedersystemen. Dit betekent dat voederingrediënten worden gebruikt die worden verkregen op een wijze die de ecosystemen en biodiversiteit ten volle respecteert en die tegelijk geschikt zijn om de gezondheid en het welzijn van de dieren te waarborgen. Dit betekent ook dat de afhankelijkheid van voederproducenten van vismeel en visolie afkomstig van in het wild levende bestanden wordt verminderd (bijvoorbeeld het gebruik van alternatieve eiwitingrediënten zoals algen of insecten of afval van andere industrieën). Dit omvat ook het gebruik van voedingssupplementen en efficiënte systemen voor het beheer van diervoeders.
-Het ontwikkelen van oplossingen om het gebruik van diergeneeskundige producten en andere stoffen (bijvoorbeeld aangroeiwerende middelen) te verminderen, bijvoorbeeld door passende houderijpraktijken).
-Waar het nodig is om diergeneeskundige producten en andere stoffen te gebruiken, het bevorderen van het gebruik van producten met een geringe ecologische voetafdruk.
-Het waarborgen van milieumonitoring van aquacultuursites, met inbegrip van waterkwaliteit, lozingen en emissies (van organisch materiaal, nutriënten, plastics, geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, andere verontreinigende stoffen of elke vorm van afval en zwerfvuil).
-Het opzetten van beheerpraktijken, met inbegrip van een risicostrategie ter beperking van de effecten (waaronder die welke verband houden met lozingen en emissies), het beheer van roofdieren en het voorkomen van ontsnappingen, met name met betrekking tot de mogelijke negatieve gevolgen ervan voor lokale soorten en biodiversiteit, met inbegrip van hun potentieel om invasief te worden.
-Het beperken van de bijdrage van aquacultuuractiviteiten aan zwerfvuil op zee.
-Het bevorderen van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en een grotere energie-efficiëntie.
-Het invoeren van afvalbeheersystemen die de ecologische voetafdruk van aquacultuuractiviteiten tot een minimum beperken.
-Het toepassen van een kringloopeconomiebenadering, met inbegrip van de benutting van afval.
-Het bevorderen van de ontwikkeling van biologische aquacultuur
en andere aquacultuursystemen met een kleinere ecologische impact, zoals energie-efficiënte recirculerende aquacultuursystemen, geïntegreerde multitrofische aquacultuursystemen (IMTA) en diversificatie naar soorten van lagere trofische niveaus (weekdieren
en andere ongewervelde dieren en algen en herbivore vissen).
-Het bevorderen van en toekennen van waarde aan vormen van aquacultuur die ecosysteemdiensten verlenen, met inbegrip van vijvers, wetlands en brakke wateren
.
-Het ondersteunen van de instandhouding en verbetering van aquatische genetische hulpbronnen en van het gebruik van selectieve teelt voor aquacultuurbestanden.
2.2.2.Dierenwelzijn
Er moet meer aandacht worden besteed aan het welzijn van vis, en niet alleen vanwege de toenemende belangstelling van het publiek voor — en de groeiende vraag naar — visproducten met een hoog welzijnsgehalte. Vis houden in goede welzijnsomstandigheden biedt de sector ook economische voordelen, via lagere kosten en producten van betere kwaliteit. De EU-wetgeving inzake dierenwelzijn
bevat algemene voorschriften voor het houden, vervoeren en slachten van gekweekte vis. En de EU-verordening inzake biologische productie
bevat meer specifieke voorschriften, zoals maximale bezettingsdichtheid, beperkingen op het gebruik van kunstlicht en zuurstof, enz. Er zijn verdere maatregelen nodig om het welzijn van vis te verbeteren, met bijzondere aandacht voor:
-het ontwikkelen van goede praktijken op het gebied van het welzijn van vissen tijdens de kweek, het vervoer en het doden;
-het vaststellen van gemeenschappelijke, gevalideerde, soortspecifieke en auditeerbare indicatoren voor het welzijn van vissen in de gehele productieketen (met inbegrip van vervoer en slacht);
-verder onderzoek en innovatie, met name op het gebied van soortspecifieke welzijnsparameters, met inbegrip van voedingsbehoeften in verschillende kwekerijsystemen; en
-het bijbrengen van kennis en vaardigheden op het gebied van het welzijn van vissen aan aquacultuurproducenten en andere marktdeelnemers die met gekweekte vis omgaan.
2.3.Zorgen voor maatschappelijk draagvlak en voorlichting van de consument
De groei van de EU-aquacultuur en haar concurrentievermogen zijn grotendeels afhankelijk van maatschappelijk draagvlak en erkenning van de voordelen en de waarde van aquacultuuractiviteiten en EU-aquacultuurproducten. Er zijn drie factoren die van bijzonder belang zijn om dit draagvlak te bewerkstelligen: communicatie over EU-aquacultuur, integratie van EU-aquacultuur in lokale gemeenschappen, en gegevensverzameling en monitoring.
2.3.1.Communicatie over aquacultuur in de EU
Het is van cruciaal belang te zorgen voor nauwkeurigere informatie en meer transparantie met betrekking tot de wijze waarop aquacultuuractiviteiten worden uitgevoerd. Een negatieve perceptie door lokale belanghebbenden van aquacultuuractiviteiten, met name de gevolgen ervan voor het milieu en andere economische activiteiten, vormt vaak een belemmering voor de oprichting van nieuwe aquacultuurvoorzieningen. Anderzijds zijn de voordelen van aquacultuur (zoals het scheppen van banen in afgelegen gebieden, als koolstofarme voedselbron of verlener van ecosysteemdiensten) grotendeels onbekend bij het publiek.
Informatie is ook van essentieel belang om aan de toenemende vraag van de consument naar duurzame producten tegemoet te komen. Consumenten bewuster maken van de inspanningen van de EU-producenten is belangrijk om de EU-productie in staat te stellen de vruchten te plukken van hoge duurzaamheids- en kwaliteitsnormen. Dit zal EU-aquacultuurproducten concurrerender helpen maken en ook een gelijk speelveld waarborgen met andere aquacultuurproducten die mogelijk geen gelijkwaardige duurzaamheid en kwaliteit bieden. Tot slot zal communicatie nodig zijn om het potentieel van een meer gediversifieerde aquacultuur te benutten teneinde de in de Europese Green Deal aangewezen uitdagingen het hoofd te bieden. Deze uitdagingen omvatten het vergroten van de bekendheid met en de consumptie van aquacultuurproducten met een kleinere ecologische voetafdruk, met name ondergeëxploiteerde laagtrofische soorten zoals algen, schelpdieren en andere ongewervelde dieren, en herbivore vissen.
Om de voor de consument en het publiek beschikbare informatie over de aquacultuurproductie in de EU te verbeteren, is een mix van verschillende instrumenten nodig, met name:
-etiketterings- en handelsnormen
(de Commissie is bezig met een herziening van de huidige handelsnormen voor visserijproducten en onderzoekt de mogelijkheid om normen voor aquacultuurproducten vast te stellen);
-voorlichtingscampagnes over de aquacultuursector en -productie in de EU waarbij retailers betrokken zijn;
-verduidelijking van de wetenschappelijke basis van het debat over de effecten van aquacultuuractiviteiten in de EU;
-verdere openstelling van de sector voor het publiek (openstelling van kwekerijen voor bezoekers, scholen en andere onderwijsaanbieders, meer informatie over de kweekomstandigheden verstrekken);
-zorgen voor nauwe en vroege betrokkenheid van autoriteiten en het bedrijfsleven bij groepen van belanghebbenden, waaronder ngo’s;
-bevordering van het gebruik van merken en kwaliteitslabels (onderworpen aan passende controle om de geloofwaardigheid ervan te waarborgen), met inbegrip van geografische aanduidingen, die ook op duurzaamheidsaspecten betrekking hebben; en
-bevordering van de waarde van de aquacultuur in de EU als “lokaal en vers” met korte voedselcircuits.
2.3.2.Integratie in lokale gemeenschappen
Zoals voor elke andere activiteit geldt, vereist ook de uitbreiding van de aquacultuur maatschappelijk draagvlak (de zogenoemde “maatschappelijke exploitatievergunning”). Zoals hierboven is vermeld, blijft de perceptie van aquacultuuractiviteiten bij bepaalde belanghebbenden negatief. Dit is voornamelijk te wijten aan zorgen over de impact van de aquacultuur op het milieu of over de wijze waarop zij botst met andere economische activiteiten zoals visserij of toerisme. Het is belangrijk deze zorgen aan te pakken door: i) transparantie en de vroegtijdige betrokkenheid van lokale belanghebbenden bij de planning van een aquacultuuractiviteit te waarborgen; en ii) te streven naar synergieën met bestaande activiteiten (bijvoorbeeld visserij, toerisme, verwerkende industrie) en beschermde gebieden. Bovendien schuilt er een groot potentieel in de creatie van lokale waardeketens en korte voorzieningsketens, die moeten bijdragen tot ecologisch, economisch en sociaal duurzame voedselproductie. Uit de ervaring die is opgedaan met de werkzaamheden van plaatselijke actiegroepen voor de visserij (FLAG’s) en in het kader van via het EFMZV gefinancierde projecten in sommige lidstaten, zijn enkele goede praktijken op dit gebied naar voren gekomen.
2.3.3.Gegevens en monitoring
Er moeten nauwkeurige gegevens worden verzameld om een passende planning van aquacultuuractiviteiten te waarborgen. Nauwkeurige gegevens zijn ook nodig om de sociale, economische en milieuprestaties van de aquacultuursector in de EU te beoordelen en te monitoren. Transparantie en gegevensrapportage zijn ook belangrijk voor het behoud van het vertrouwen van de consument en andere belanghebbenden in de sector. Er zijn veel rapportageverplichtingen voor de sector op grond van verschillende EU- en nationale wetgevingsstukken. De verzamelde gegevens zijn echter meestal sociaal-economische gegevens over mariene aquacultuur of diergezondheid en er worden beperkte gegevens over milieu-indicatoren die specifiek zijn voor de aquacultuur gerapporteerd. Daarom moeten de rapportageverplichtingen beter worden gecoördineerd en moeten de rapportageprocedures tussen de verschillende diensten worden gestroomlijnd. Het zal ook nodig zijn meer gestructureerde richtsnoeren aan de EU-lidstaten te verstrekken over de wijze waarop gegevens moeten worden verkregen en gerapporteerd. Gegevensrapportage moet ook gelden voor milieu-indicatoren en betrekking hebben op aquacultuurproductie die verder gaat dan mariene aquacultuur.
2.4.Vergroten van kennis en innovatie
Kennis en innovatie (met inbegrip van het gebruik van digitale technologie) zijn van cruciaal belang voor de verwezenlijking van de andere doelstellingen die in deze mededeling voor de aquacultuursector van de EU zijn vastgesteld. Ze zijn met name belangrijk voor het vergroten van de veerkracht en het concurrentievermogen van de aquacultuur en het waarborgen van de groene transitie ervan.
Horizon Europa, het komende EU-kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, biedt een belangrijke kans om op dit gebied een stap vooruit te zetten. Onderzoek en innovatie op het gebied van duurzame aquacultuur is een belangrijke prioriteit in het kader van Horizon Europa. Doortastende maatregelen voor aquacultuur zijn nodig om ervoor te zorgen dat onderzoek en innovatie: i) sneller inspelen op de huidige en toekomstige uitdagingen en kansen van de sector; ii) dubbel werk voorkomen; en iii) synergieën creëren. Met name op de volgende gebieden zijn verdere inspanningen nodig.
-Totstandbrenging van een samenwerkingskader waarin overheidsdiensten, het bedrijfsleven, onderzoekers en opleiders op zowel nationaal als regionaal/lokaal niveau worden samengebracht. Dit kader moet de ontwikkeling van innovatieclusters voor duurzame aquacultuur omvatten
.
-Bevordering van de ontwikkeling en onderlinge afstemming van sterke punten op het gebied van onderzoek en innovatie in alle lidstaten en regio’s. Dit moet onder meer slimme-specialisatiestrategieën omvatten die gericht zijn op het opbouwen van volledige waardeketens in de hele EU.
-Bevordering van de effectieve verspreiding van onderzoeks- en innovatieresultaten onder eindgebruikers uit de industrie en het grote publiek, alsmede de benutting daarvan, onder meer door nauwlettende monitoring van de vaststelling en uitvoering van solide verspreidings- en exploitatieplannen van door de EU gefinancierde projecten.
-Bevordering van complementariteit en synergieën tussen onderzoeksprojecten.
-Vergemakkelijking van de toegang tot EU-middelen voor onderzoek en innovatie in de aquacultuursector, door een duidelijk overzicht te geven van de beschikbare EU-financiering.
Om voor innovatie in de aquacultuursector te zorgen, moeten investeringen in innovatieve oplossingen worden bevorderd. Investeerders begeven zich vaak op onbekend terrein wanneer zij investeren in innovatie. Het EU-BlueInvest-initiatief (dat ook innovatie in de aquacultuur bevordert) zal investeerders en ondernemers blijven samenbrengen. Er zal een financieel instrument worden opgezet met bijdragen uit het EFMZVA en InvestEU, dat ook beschikbaar zal zijn om investeringen in duurzame aquacultuuractiviteiten en ‑technologieën te ondersteunen. De EU-lidstaten kunnen ook middelen in het kader van het toekomstige EFMZVA gebruiken om investeringen in innovatieve oplossingen door de aquacultuursector in de EU te ondersteunen.
Een innovatieve aquacultuursector vereist ook de ontwikkeling van passende vaardigheden. Dit kan worden bereikt door de bevordering van gespecialiseerde curricula en kennis op het gebied van aquacultuur (bijvoorbeeld gespecialiseerde veterinaire studies over vis en opleiding over de gezondheid van vissen voor aquacultuurexploitanten) en door levenslange opleiding voor kwekers over innovatieve benaderingen voor de aquacultuursector.
3.CONCLUSIE
Duurzame aquacultuur in de EU kan een belangrijke rol spelen bij het leveren van collectieve goederen. Tot deze collectieve goederen behoren: i) voedzaam en gezond voedsel met een beperkte ecologische voetafdruk; ii) economische ontwikkeling en werkgelegenheidskansen voor kust- en plattelandsgemeenschappen; iii) terugdringen van vervuiling; iv) in stand houden van ecosystemen en biodiversiteit; en v) bijdragen aan de strijd tegen de klimaatverandering. Deze mededeling zet de koers uit voor de EU-aquacultuur om uit te groeien tot een referentiesector die veerkrachtig en concurrerend is en een mondiale norm op het gebied van duurzaamheid en kwaliteit vormt. Om dit doel te bereiken, is de steun van alle relevante actoren (met inbegrip van de EU-lidstaten, de aquacultuursector van de EU en andere belanghebbenden zoals ngo’s) nodig bij de uitvoering van deze richtsnoeren en de in de bijlage bij deze mededeling aanbevolen acties. De Commissie verzoekt de EU-lidstaten te zorgen voor passende middelen om deze richtsnoeren en acties uit te voeren.
Om de richtsnoeren uit te voeren, is het ook noodzakelijk de duurzame transitie van de aquacultuursector te ondersteunen door te zorgen voor een doeltreffend en efficiënt gebruik van overheidsfinanciering en particuliere investeringen aan te trekken. De bijlage bij deze mededeling bevat aanbevelingen voor maatregelen om dit te bereiken. De Commissie verzoekt de EU-lidstaten met name rekening te houden met de in deze richtsnoeren vastgestelde prioriteiten voor de toewijzing van steun aan de sector uit EU- en nationale fondsen.
Om de uitvoering van deze richtsnoeren door alle belanghebbenden te ondersteunen, zal de Commissie een EU-mechanisme voor bijstand op het gebied van aquacultuur opzetten. Dit mechanisme moet dienen als instrument om de Commissie, de EU-lidstaten, de industrie en andere belanghebbenden te helpen bij het ontwikkelen van verdere richtsnoeren en het consolideren van beste praktijken op de gebieden die in deze mededeling aan bod komen. Het bijstandsmechanisme zal ook helpen bij het implementeren van die richtsnoeren en beste praktijken. Dit mechanisme moet een onlineplatform omvatten met een toegankelijke kennisbasis voor alle belanghebbenden (bijvoorbeeld een leidraad over EU-financiering en een databank van door de EU gefinancierde projecten in de sector).
De Commissie verzoekt de EU-lidstaten de in deze mededeling genoemde doelstellingen en beginselen actief te bevorderen, met name de noodzaak van een duurzame ontwikkeling van de aquacultuur met respect voor het milieu, in de context van: i) de zeebekkenstrategieën; ii) bilaterale overeenkomsten; en iii) deelname aan internationale fora (bijvoorbeeld de FAO).
De Commissie zal uiterlijk vier jaar na de bekendmaking van deze mededeling een beoordeling maken van: i) de vooruitgang die is geboekt bij de uitvoering van de aanbevolen acties in de bijlage; en ii) de doeltreffendheid van deze acties om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze nieuwe strategische richtsnoeren, met de mogelijkheid om de acties dienovereenkomstig aan te passen. Tegen 2029 zal een evaluatie van de nieuwe strategische richtsnoeren worden uitgevoerd, waarbij de efficiëntie, doeltreffendheid, samenhang, relevantie en EU-meerwaarde zullen worden beoordeeld, teneinde het besluit over de volgende stappen na 2030 empirisch te onderbouwen en te ondersteunen.