EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 31.10.2017
COM(2017) 630 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
over de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie die aan de Commissie is toegekend bij Verordening (EU) nr. 576/2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
over de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie die aan de Commissie is toegekend bij Verordening (EU) nr. 576/2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren
1.
Inleiding en rechtsgrondslag
Krachtens artikel 39, lid 2, van Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad
(hierna "de verordening gezelschapsdieren" genoemd) moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen over de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie die bij die verordening aan de Commissie is toegekend. Dat verslag moet uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van de bevoegdheidsdelegatie zijn opgesteld; de bevoegdheidsdelegatie is met ingang van 28 juni 2013 voor vijf jaar toegekend. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
2.
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Artikel 39, lid 2, van de verordening gezelschapsdieren is van toepassing op de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen die aan de Commissie is toegekend bij artikel 5, lid 5, artikel 17, lid 2, tweede alinea, artikel 19, lid 1, eerste alinea, en artikel 38 van die verordening.
Meer in het bijzonder:
a)
Krachtens artikel 5, lid 5, van de verordening gezelschapsdieren is de Commissie gemachtigd om voorschriften vast te stellen voor het maximaal aantal gezelschapsdieren van de in deel B van bijlage I vermelde soorten dat de eigenaar of een gemachtigde persoon tijdens een eenmalige verplaatsing in het kader van niet-commercieel verkeer mag vergezellen, om te vermijden dat het commerciële verkeer van gezelschapsdieren van die soorten op frauduleuze wijze als niet-commercieel verkeer wordt verhuld. Alvorens een gedelegeerde handeling kan worden voorbereid met betrekking tot het aantal gezelschapsdieren van de in deel B bedoelde soorten, moet er nog meer ervaring worden opgedaan met de praktische toepassing van de nieuwe regels.
b)
Krachtens artikel 17, lid 2, tweede alinea, van de verordening gezelschapsdieren is de Commissie gemachtigd om soortspecifieke voorschriften vast te stellen voor het merken of beschrijven van gezelschapsdieren van de in deel B van bijlage I bedoelde soorten, met inachtneming van alle toepasselijke nationale voorschriften. Hoewel het op dit moment niet nodig wordt geacht om deze vereisten in een gedelegeerde handeling vast te leggen, is de Commissie bereid overeenkomstig die bepaling een gedelegeerde handeling voor te bereiden inzake het merken of beschrijven van gezelschapsdieren van de in deel B bedoelde soorten indien zulks wordt gerechtvaardigd door de wetenschappelijke of technische vooruitgang of de ervaring die met de praktische toepassing van de verordening gezelschapsdieren is opgedaan.
c)
Krachtens artikel 19, lid 1, van de verordening gezelschapsdieren is de Commissie gemachtigd om preventieve gezondheidsmaatregelen vast te stellen voor de bestrijding van andere ziekten of infecties dan rabiës die zich waarschijnlijk als gevolg van het verkeer van gezelschapsdieren zullen verspreiden. Op basis van deze machtiging heeft de Commissie een ontwerp opgesteld voor een gedelegeerde verordening van de Commissie tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot preventieve gezondheidsmaatregelen voor de bestrijding van infecties met Echinococcus multilocularis bij honden en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1152/2011. Het ontwerp stond van 8 september tot en met 6 oktober 2017 open voor feedback op de website van de Commissie voor openbare raadplegingen, met het oog op de vaststelling door de Commissie en de kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad in overeenstemming met artikel 39, lid 4, van de verordening gezelschapsdieren.
d)
Krachtens artikel 38 van de verordening gezelschapsdieren is de Commissie gemachtigd om de bijlagen II tot en met IV bij die verordening te wijzigen en nadere bepalingen voor diverse technische aspecten in die bijlagen vast te stellen om rekening te houden met de technische vooruitgang, de wetenschappelijke ontwikkelingen en de bescherming van de volksgezondheid of de gezondheid van gezelschapsdieren. Aangezien de verordening pas sinds 29 december 2014 van toepassing is, moet nog verdere ervaring met de praktische toepassing van de nieuwe voorschriften worden opgedaan alvorens over een juiste toepassing van deze gedelegeerde bevoegdheid kan worden geoordeeld.
3.
Conclusie
De verordening gezelschapsdieren is sinds iets meer dan twee en een half jaar van toepassing.
Tot dusver heeft de Commissie een openbare raadpleging gehouden voor een ontwerp voor een gedelegeerde handeling inzake preventieve gezondheidsmaatregelen voor de bestrijding van Echinococcus multilocularis bij honden, op basis van de bevoegdheid die haar bij artikel 19, lid 1, eerste alinea, van die verordening is toegekend.
De Commissie is momenteel niet van plan om een gedelegeerde handeling op te stellen met betrekking tot de in artikel 5, lid 5, artikel 17, lid 2, tweede alinea, of artikel 38 van de verordening gezelschapsdieren bedoelde bevoegdheden.
De Commissie is van mening dat de gedelegeerde bevoegdheden die bij de verordening gezelschapsdieren worden toegekend van kracht moeten blijven vanwege de noodzaak om meer ervaring met de praktische toepassing van de verordening op te doen, om op nieuwe of opkomende gezondheidsrisico’s gerelateerd aan het verkeer van gezelschapsdieren te kunnen inspelen en om met technische vooruitgang en wetenschappelijke ontwikkelingen rekening te houden.