Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016PC0645

    Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Beschikking 2007/884/EG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

    COM/2016/0645 final - 2016/0315 (NLE)

    Brussel, 7.10.2016

    COM(2016) 645 final

    2016/0315(NLE)

    Voorstel voor een

    UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

    tot wijziging van Beschikking 2007/884/EG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde


    TOELICHTING

    Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna "de btw-richtlijn" genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

    Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 14 maart 2016, heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om een derogatiemaatregel te mogen blijven toepassen waartoe het voor het laatst was gemachtigd bij Besluit 2013/681/EU van de Raad 1 en die betrekking heeft op het recht op aftrek van de btw op huur- of leasekosten van personenauto's die ook voor privédoeleinden worden gebruikt. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 28 juni 2016 van het verzoek van het Verenigd Koninkrijk in kennis gesteld. Bij brief van 28 juni 2016 heeft de Commissie het Verenigd Koninkrijk meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    Overeenkomstig de artikelen 168 en 168 bis van de btw-richtlijn mag een belastingplichtige de btw op de goederen en diensten die hij voor zijn belaste handelingen aanschaft, in mindering brengen. Tegelijkertijd is in artikel 26, lid 1, onder a), van de btw-richtlijn bepaald dat het gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden is gelijkgesteld met een dienst verricht onder bezwarende titel wanneer voor dit goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de btw is ontstaan. Zo garandeert het systeem dat eindverbruik wordt belast wanneer de overeenkomstige voorbelasting initieel is afgetrokken.

    Het is vaak moeilijk en omslachtig voor een belastingplichtige om het privé- en het zakelijke gebruik van motorvoertuigen op te splitsen en een administratie daarvan bij te houden, en voor de belastingdienst om de juistheid van deze opsplitsing te controleren. Dit zou ook het geval zijn wanneer het Verenigd Koninkrijk gebruik zou maken van de keuzemogelijkheid van artikel 168 bis, lid 2, van de btw-richtlijn om de aftrek voor uitgaven in verband met tot het bedrijf behorende voertuigen te beperken naar evenredigheid van het werkelijke zakelijke gebruik dat de belastingplichtige ervan maakt. Gelet op het aantal voertuigen dat zowel zakelijk als privé wordt gebruikt, zou de belastingontduiking bovendien aanzienlijke proporties kunnen aannemen.

    Om de inning van de btw te vereenvoudigen en belastingontduiking te bestrijden, heeft het Verenigd Koninkrijk sinds 1995 2 de toestemming (die voor het laatst werd verlengd in 2013 3 tot 31 december 2016) om het recht van de huurder of lessee op aftrek van de voorbelasting op de huur- of leasekosten van een personenauto die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, tot 50 % te beperken. Om dubbele heffing te voorkomen, is het Verenigd Koninkrijk ook gemachtigd om het privégebruik van een auto die door een belastingplichtige voor bedrijfsdoeleinden wordt gehuurd of geleased, niet als een dienst onder bezwarende titel aan te merken.

    Dankzij deze derogatie hoeft de huurder of lessee niet meer voor elke auto een nauwkeurige administratie van de gereden privékilometers bij te houden en een btw-aangifte voor het privégebruik te doen. Aangezien de keuzemogelijkheid van artikel 168 bis, lid 2, van de btw-richtlijn niet in een gedeeltelijke vaste aftrek voorziet en alleen zou kunnen worden gebruikt voor de voorbelasting op auto's die tot het bedrijf van de belastingplichtige behoren, is een derogatie het aangewezen instrument om de gevraagde vereenvoudiging te verwezenlijken.

    Overeenkomstig artikel 3 van Beschikking 2007/884/EG van de Raad 4 , zoals gewijzigd, heeft het Verenigd Koninkrijk een verslag over de toepassing van de beschikking voorgelegd, met daarin ook een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking van de btw op huur- of leasekosten van auto's die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt. Volgens ramingen op basis van de gebruikte gegevensset wijkt de huidige verhouding tussen zakelijk en privégebruik niet aanzienlijk af van 50 %.

    Derogaties worden doorgaans op tijdelijke basis toegestaan om nadien te kunnen evalueren of de bijzondere maatregel passend en effectief was. In het door het Verenigd Koninkrijk voorgelegde verslag wordt gesteld dat de opsplitsing ten belope van 50 % tussen zakelijk en privégebruik (of ander niet-zakelijk gebruik in de zin van artikel 26, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG) momenteel nog steeds overeenkomt met het globale zakelijke en privégebruik van huur- en leaseauto's door belastingplichtigen in het Verenigd Koninkrijk. Het is daarom passend de derogatiemaatregel te verlengen.

    Een verlenging van de derogatie moet evenwel in de tijd beperkt zijn zodat kan worden geëvalueerd of de voorwaarden waarop zij gebaseerd is, nog altijd geldig zijn. Daarom wordt voorgesteld de derogatie tot eind 2019 te verlengen en het Verenigd Koninkrijk te verzoeken een nieuw verslag voor te leggen indien het land zou overwegen een verzoek om verlenging na die einddatum in te dienen.

     Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

    Krachtens artikel 176 van Richtlijn 2006/112/EG zal de Raad bepalen voor welke uitgaven geen recht op aftrek van de btw bestaat. In afwachting daarvan mogen de lidstaten de uitsluitingen die op 1 januari 1979 van toepassing waren, handhaven. Er bestaat derhalve een reeks standstillbepalingen die het recht op aftrek ter zake van motorvoertuigen beperken.

    Er zijn in het verleden initiatieven genomen om regels vast te stellen voor de uitgavencategorieën die aan een beperking van het recht op aftrek kunnen worden onderworpen 5 ; een dergelijke derogatie is evenwel een passende maatregel in afwachting van de harmonisatie van deze regels op EU-niveau.

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    Artikel 395 van de btw-richtlijn.

    Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

    Gelet op de bepaling in de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing.

    Evenredigheid

    Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

    Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel. Aangezien bedrijven een te laag privégebruik kunnen opgeven en de belastingautoriteiten de administratie van de gereden kilometers maar moeilijk kunnen controleren, zou de beperking van 50 % met name een overdeclaratie van zakelijke kilometers voorkomen en op die manier een dam helpen opwerpen tegen inkomstenverlies door onjuiste opgave en ontduiking en bijdragen aan een vereenvoudiging van de inning van de btw in een specifieke sector.

    Keuze van het instrument

    Het voorgestelde instrument is een uitvoeringsbesluit van de Raad. Andere instrumenten zouden ongeschikt zijn omdat overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad slechts van de normale btw-regels kan worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

    3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

    Raadplegingen van belanghebbenden

    Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van het Verenigd Koninkrijk en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

    Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

    Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

    Effectbeoordeling

    Het besluit voorziet in de verlenging van een vereenvoudigingsmaatregel die ertoe strekt btw-ontduiking tegen te gaan en de belastinginning te vereenvoudigen. De beperking van de aftrek van de voorbelasting tot 50% treedt in de plaats van het werkelijke bedrag aan belastingen dat verschuldigd is over het gebruik van de desbetreffende auto's voor privédoeleinden. Daardoor hoeft de huurder of lessee voor auto's die tot het bedrijf behoren, niet langer een administratie van de gereden privékilometers bij te houden en belasting te voldoen over de feitelijk afgelegde privékilometers met elke auto, hetgeen een aanzienlijke verlaging van de administratieve lasten vertegenwoordigt, zowel voor de belastingplichtigen als de belastingautoriteiten. Bedrijven die hun auto('s) voor meer dan 50 % maar minder dan 100 % voor zakelijke doeleinden gebruiken, zouden daarentegen met hogere kosten worden geconfronteerd.

    Gelet evenwel op de beperkte werkingssfeer en toepassingsduur van de derogatie zal het effect hoe dan ook beperkt zijn.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Het voorstel zal geen negatieve gevolgen voor de EU-begroting hebben.

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Het voorstel bevat een vervalbepaling; de derogatie loopt automatisch af op 31 december 2019.

    Indien het Verenigd Koninkrijk een verdere verlenging van de derogatiemaatregel na 2019 alsnog noodzakelijk acht, dient het de Commissie uiterlijk 1 april 2019 een evaluatieverslag samen met het verzoek om verlenging voor te leggen.

    2016/0315 (NLE)

    Voorstel voor een

    UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

    tot wijziging van Beschikking 2007/884/EG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 6 , en met name artikel 395,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Bij Beschikking 2007/884/EG 7 van de Raad, laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2013/681/EU 8 van de Raad, werd het Verenigd Koninkrijk gemachtigd om het recht van de huurder of lessee op aftrek van de voorbelasting op de huur- of leasekosten van een personenauto die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, tot 50 % te beperken. Tevens werd het Verenigd Koninkrijk gemachtigd om het privégebruik van een auto die door een belastingplichtige voor bedrijfsdoeleinden wordt gehuurd of geleased, niet als een dienst onder bezwarende titel aan te merken. Dankzij deze vereenvoudigingsmaatregel hoeft de huurder of lessee niet voor elke auto van de zaak een administratie van de gereden privékilometers bij te houden noch belasting over de feitelijk afgelegde privékilometers te voldoen.

    (2)Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 14 maart 2016, heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om machtiging tot verlenging van een derogatiemaatregel teneinde het recht van de huurder of lessee op aftrek van de btw op huur- of leasekosten van een personenauto die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, te kunnen blijven beperken.

    (3)Bij brief van 28 juni 2016 heeft de Commissie de overige lidstaten van het verzoek van het Verenigd Koninkrijk in kennis gesteld. Bij brief van 28 juni 2016 heeft de Commissie het Verenigd Koninkrijk meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

    (4)Uit het door het Verenigd Koninkrijk voorgelegde verslag blijkt dat de beperking van het recht op aftrek tot 50 % nog altijd aansluit bij het werkelijke zakelijke en niet-zakelijke gebruik van de voertuigen in kwestie door de huurder of lessee. Het is derhalve passend dat het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd de maatregel toe te passen tot en met 31 december 2019.

    (5)Overeenkomstig artikel 3 van Beschikking 2007/884/EG van de Raad, zoals gewijzigd, heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie een verslag voorgelegd over de toepassing van die beschikking, met daarin ook een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking. Uit de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte gegevens blijkt dat een beperking van het recht op aftrek tot 50 % nog altijd aansluit bij de werkelijke verhouding tussen het zakelijke en niet-zakelijke gebruik van de voertuigen in kwestie. Het Verenigd Koninkrijk moet derhalve worden gemachtigd de maatregel gedurende een nieuwe beperkte periode toe te passen, namelijk tot 31 december 2019.

    (6)Indien het Verenigd Koninkrijk een verdere verlenging na 2019 noodzakelijk acht, moet het de Commissie een verslag met daarin ook een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking voorleggen, samen met het verzoek om verlenging, uiterlijk op 1 april 2019.

    (7)De derogatie zal geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik en geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.

    (8)Beschikking 2007/884/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Artikel 3 van Beschikking 2007/884/EG wordt vervangen door:

    "Artikel 3

    Deze beschikking verstrijkt op 31 december 2019.

    Bij een verzoek om verlenging van de in deze beschikking vervatte maatregelen dient een verslag te worden gevoegd dat uiterlijk op 1 april 2019 aan de Commissie wordt voorgelegd en ook een evaluatie omvat van het percentage van de aftrekbeperking van de btw op huur- of leasekosten van auto's die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt.".

    Artikel 2

    Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2017.

    Artikel 3

    Dit besluit is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1) Uitvoeringsbesluit 2013/681/EU van de Raad van 15 november 2013 tot wijziging van Beschikking 2007/884/EG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 316 van 27.11.2013, blz. 41).
    (2) Beschikking 95/252/EG van de Raad van 29 juni 1995 waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van de artikelen 6 en 17 van Zesde BTW-Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (PB L 159 van 11.7.1995, blz. 19).
    (3) Beschikking 2007/884/EG van de Raad van 20 december 2007 waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 346 van 29.12.2007, blz. 21), verlengd bij Uitvoeringsbesluit 2011/37/EU van de Raad van 18 januari 2011 (PB L 19 van 22.1.2011, blz. 11) tot en met 31 december 2013 en bij Uitvoeringsbesluit 2013/681/EU van de Raad van 15 november 2013 tot en met 31 december 2016 (PB L 316 van 27.11.2013, blz. 41).
    (4) PB L 346 van 29.12.2007, blz. 21-22. 
    (5) COM (2004) 728 def. — Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met het oog op de vereenvoudiging van de btw-verplichtingen (PB C 24 van 29.1.2005, blz. 10), ingetrokken op 21 mei 2014 (PB C 153 van 21.5. 2014, blz. 3).
    (6) PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
    (7) Beschikking 2007/884/EG van de Raad van 20 december 2007 waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 346 van 29.12.2007, blz. 21).
    (8) Uitvoeringsbesluit 2013/681/EU van de Raad van 15 november 2013 tot wijziging van Beschikking 2007/884/EG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 316 van 27.11.2013, blz. 41).
    Top