Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016IP0009

    Resolutie van het Europees Parlement van 19 januari 2016 over „Naar een akte voor een digitale interne markt” (2015/2147(INI))

    PB C 11 van 12.1.2018, p. 55–78 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    12.1.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 11/55


    P8_TA(2016)0009

    Naar een akte voor een digitale interne markt

    Resolutie van het Europees Parlement van 19 januari 2016 over „Naar een akte voor een digitale interne markt” (2015/2147(INI))

    (2018/C 011/06)

    Het Europees Parlement,

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa” (COM(2015)0192) en het begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD(2015)0100),

    gezien de mededeling van de Commissie van 2 juli 2014 getiteld „Naar een bloeiende data-economie” (COM(2014)0442),

    gezien het Besluit (EU) 2015/2240 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van een programma inzake interoperabiliteitsoplossingen en gemeenschappelijke kaders voor Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers (ISA2-programma) als middel om de overheidssector te moderniseren (1),

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Ontsluiting van het potentieel van crowdfunding in de Europese Unie” (COM(2014)0172),

    gezien de bijlage bij de mededeling van de Commissie getiteld „Gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT): resultaten en volgende stappen” (COM(2013)0685),

    gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van maatregelen inzake de Europese interne markt voor elektronische communicatie en om een connectief continent tot stand te brengen alsmede tot wijziging van Richtlijnen 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG en Verordeningen (EG) nr. 1211/2009 en (EU) nr. 531/2012 (COM(2013)0627),

    gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 23 april 2013 getiteld „E-commerce action plan 2012-2015 — State of play 2013” (SWD(2013)0153),

    gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot maatregelen om de kosten van de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken te verlagen (COM(2013)0147),

    gezien het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende maatregelen om een hoog gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Unie te waarborgen (COM(2013)0048),

    gezien de mededeling van de Commissie van 18 december 2012 over inhoud in de digitale interne markt (COM(2012)0789),

    gezien het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegankelijkheid van de websites van overheidsinstanties (COM(2012)0721),

    gezien de mededeling van de Commissie van 10 oktober 2012 getiteld „Een sterkere Europese industrie om bij te dragen tot groei en economisch herstel” (COM(2012)0582),

    gezien de mededeling van de Commissie van 3 oktober 2012 getiteld „Akte voor de interne markt II — Samen voor nieuwe groei” (COM(2012)0573),

    gezien de mededeling van de Commissie van 13 april 2011 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld „Akte voor de interne markt: Twaalf hefbomen voor het stimuleren van de groei en het versterken van het vertrouwen” (COM(2011)0206),

    gezien de mededeling van de Commissie van 27 oktober 2010 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld „Naar een Single Market Act: Voor een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen — 50 voorstellen om beter samen te werken, te ondernemen en zaken te doen” (COM(2010)0608),

    gezien het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/116/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten (COM(2008)0464),

    gezien Verordening (EU) 2015/758 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 inzake typegoedkeuringseisen voor de uitrol van het op de 112-dienst gebaseerde eCall-boordsysteem en houdende wijziging van Richtlijn 2007/46/EG (2),

    gezien Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (3),

    gezien Verordening (EU) nr. 283/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende richtsnoeren voor trans-Europese netwerken op het gebied van telecommunicatie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1336/97/EG (4),

    gezien Richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt (5),

    gezien Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (6),

    gezien Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (7) (PSI-richtlijn),

    gezien Verordening (EU) nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (verordening ODR consumenten) (8),

    gezien Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (9),

    gezien Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor het radiospectrumbeleid (10),

    gezien Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (11),

    gezien Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot oprichting van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) en het Bureau (12),

    gezien Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (13),

    gezien Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (14),

    gezien Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van maandag 11 maart 1996 betreffende diensten op de interne markt (15),

    gezien de eerste evaluatie van Richtlijn 96/9/EG betreffende de rechtsbescherming van databanken,

    gezien Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (16), met inbegrip van de wijzigingen aangebracht door Verordening (EG) nr. 1882/2003,

    gezien de overeenkomst van 28 september 2015 over het 5G-partnership tussen China en de Europese Unie en daarmee verband houdende overeenkomsten,

    gezien zijn resolutie van 9 juli 2015 over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (17),

    gezien zijn resolutie van 9 juni 2015 over „Naar een hernieuwde consensus over de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten: een EU-actieplan” (18),

    gezien zijn resolutie van 10 maart 2015 inzake het jaarverslag over het mededingingsbeleid van de EU (19),

    gezien zijn resolutie van 27 november 2014 over ondersteuning van de consumentenrechten op de digitale interne markt (20),

    gezien zijn resolutie van 27 februari 2014 over heffingen voor kopiëren voor privégebruik (21),

    gezien zijn resolutie van 4 februari 2014 over een geïntegreerde markt van pakketbestellingen ter bevordering van de groei van de elektronische handel in de EU (22),

    gezien zijn resolutie van 15 januari 2014 over de herindustrialisering van Europa ter bevordering van concurrentievermogen en duurzaamheid (23),

    gezien zijn resolutie van 10 december 2013 over het aanboren van het potentieel van cloud computing in Europa (24),

    gezien zijn resolutie van 10 december 2013 over het evaluatieverslag inzake BEREC en het Bureau (25),

    gezien zijn resolutie van 24 oktober 2013 over de toepassing van het regelgevingskader voor elektronische communicatie (26),

    gezien zijn resolutie van 22 oktober 2013 over misleidende reclame (27),

    gezien zijn resolutie van 12 september 2013 over de digitale agenda voor groei, mobiliteit en werkgelegenheid: tijd voor een hogere versnelling (28),

    gezien zijn resolutie van 4 juli 2013 over het voltooien van de digitale interne markt (29),

    gezien zijn resolutie van 11 juni 2013 over een nieuwe agenda voor het Europese consumentenbeleid (30),

    gezien zijn resolutie van 22 mei 2013 over de toepassing van de richtlijn audiovisuele mediadiensten (31),

    gezien zijn resolutie van 11 december 2012 inzake het voltooien van de digitale interne markt (32),

    gezien zijn resolutie van 11 september 2012 over de onlineverspreiding van audiovisuele werken in de Europese Unie (33),

    gezien zijn resolutie van 12 juni 2012 over bescherming van kritieke informatie-infrastructuur — bereikte resultaten en volgende stappen: naar mondiale cyberveiligheid (34),

    gezien zijn resolutie van 20 april 2012 over een concurrerende digitale interne markt — e-overheid als speerpunt (35),

    gezien zijn resolutie van 21 september 2010 over de voltooiing van de interne markt voor e-handel (36),

    gezien zijn resolutie van 15 juni 2010 over internetgovernance: de volgende stappen (37),

    gezien zijn resolutie van 5 mei 2010 over een nieuwe digitale agenda voor Europa: 2015.eu (38),

    gezien zijn resolutie van 15 juni 2010 over het internet van de dingen (39),

    gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, zoals geïntegreerd in de Verdragen middels artikel 6 van het EU-Verdrag,

    gezien artikel 9 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (UN CRPD), dat door de EU is geratificeerd op 23 december 2010 (2010/48/EG),

    gezien het Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen van de Organisatie van de Verenigde Naties voor onderwijs, wetenschap en cultuur (Unesco) van 20 oktober 2005,

    gezien de artikelen 9, 12, 14, 16 en 26 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

    gezien artikel 52 van het Reglement,

    gezien het gezamenlijke overleg van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming overeenkomstig artikel 55 van het Reglement,

    gezien de verslagen van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming, en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie cultuur en onderwijs, de Commissie juridische zaken, de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, de Commissie economische en monetaire zaken en de Commissie vervoer en toerisme (A8-0371/2015),

    A.

    overwegende dat het zich snel ontwikkelende gebruik van internet en mobiele communicatie de manier waarop burgers, ondernemingen en werknemers communiceren, toegang hebben tot informatie en kennis, innoveren, consumeren, delen, participeren en werken, heeft veranderd; overwegende dat hierdoor de economie is uitgebreid en veranderd, waardoor kleine en middelgrote ondernemingen gemakkelijker toegang hebben tot een potentieel klantenbestand van 500 miljoen klanten in de EU, evenals tot de wereldmarkten, en individuen nieuwe ondernemerschapsideeën en businessmodellen kunnen ontwikkelen;

    B.

    overwegende dat de Uniale beleidsmaatregelen en wetgeving op het gebied van de digitale interne markt nieuwe mogelijkheden voor gebruikers en ondernemingen moeten bieden, alsmede nieuwe en innovatieve grensoverschrijdende onlinediensten tegen concurrerende prijzen moeten doen ontstaan en ontwikkelen, grenzen tussen lidstaten moeten slechten en de toegang van Europese ondernemingen, met name kmo's en start-ups, tot grensoverschrijdende markten moeten vergemakkelijken, als sleutels tot groei en werkgelegenheid in de EU, in de onderkenning dat deze kansen onvermijdelijk ook structurele veranderingen met zich meebrengen en een holistische aanpak behoeven, inclusief een sociale dimensie, en dat de kloof op het gebied van de digitale vaardigheden snel moet worden gedicht;

    C.

    overwegende dat hoewel 75 % van de toegevoegde waarde van de digitale economie afkomstig is van de traditionele industrie, de integratie van digitale technologieën in die industrie nog altijd traag verloop, aangezien slechts 1,7 % van de Europese ondernemingen optimaal gebruik maakt van geavanceerde digitale technologieën en slechts 14 % van de kmo's internet als verkoopkanaal gebruikt; overwegende dat Europa het enorme potentieel van de ict-sector moet gebruiken om de industrie te digitaliseren en op mondiaal vlak concurrerend te blijven;

    D.

    overwegende dat de totstandbrenging van een data-economie in hoge mate afhankelijk is van een wettelijk kader dat de ontwikkeling, de instandhouding, het onderhoud en de uitbreiding van databanken aanmoedigt en derhalve innovatievriendelijk en praktisch is;

    E.

    overwegende dat het marktaandeel van de deeleconomie in 2013 wereldwijd ongeveer 3,5 miljard USD bedroeg en de Commissie momenteel een potentiële groei van meer dan 100 miljard USD voorspelt;

    F.

    overwegende dat een hoog en consistent niveau van consumentenbescherming, -empowerment en -tevredenheid noodzakelijkerwijs samengaat met keuze, kwaliteit, flexibiliteit, transparantie, informatie, interoperabiliteit en een toegankelijke, veilige onlineomgeving met een hoog niveau van gegevensbescherming;

    G.

    overwegende dat creativiteit en innovatie de motoren van de digitale economie vormen, en het derhalve van essentieel belang is om een hoog niveau van bescherming van de intellectuele eigendomsrechten te waarborgen;

    H.

    overwegende dat 44,8 % van de gezinnen in de EU geen toegang tot snel internet heeft (40), en het huidige beleid en de stimulansen er niet in zijn geslaagd in geschikte digitale infrastructuur te voorzien, vooral in landelijke gebieden;

    I.

    overwegende dat de regio's in de EU zich op sterk verschillende niveaus bevinden op het vlak van digitale connectiviteit, menselijk kapitaal, internetgebruik, gebruik van digitale technologie door bedrijven en digitale overheidsdiensten, zoals blijkt uit het scorebord van de digitale agenda; overwegende dat de regio's met een lage score voor deze vijf indicatoren het risico lopen de voordelen van het digitale tijdperk mis te lopen;

    1.    INLEIDING: WAAROM WE EEN DIGITALE EENGEMAAKTE MARKT NODIG HEBBEN

    1.

    is ingenomen met de mededeling getiteld „Strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa”; is van mening dat het tot stand brengen van een digitale eengemaakte markt die is gebaseerd op een gemeenschappelijke reeks regels het concurrentievermogen van de EU kan bevorderen, positieve effecten kan hebben op groei en werkgelegenheid, de eengemaakte markt een nieuwe impuls kan geven en de samenleving inclusiever kan maken door nieuwe mogelijkheden te bieden aan burgers en bedrijven, met name door het uitwisselen en delen van innovatie, en gelooft dat de horizontale benadering waarvoor is gekozen nu versterkt ten uitvoer moet worden gelegd, waaronder middels de tijdige goedkeuring van de 16 initiatieven, aangezien de digitale elementen gevolgen hebben voor iedere burger en elke dimensie van de samenleving en de economie;

    2.

    is het eens met de Commissie dat de governance en tijdige totstandbrenging van de digitale eengemaakte markt een gedeelde verantwoordelijkheid is van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie; moedigt de Commissie aan om maatschappelijke en sociale belanghebbenden in te schakelen en in zo ruim mogelijke mate te betrekken bij het besluitvormingsproces;

    3.

    is van oordeel dat betere regelgeving staat of valt bij een digitale, op principes stoelende en technologisch neutrale benadering van wetgeving; is van mening dat om innovatie mogelijk te maken eerst, na het noodzakelijke overleg en effectbeoordelingen, en in het licht van nieuwe technologieën en nieuwe bedrijfsmodellen, in kaart moet worden gebracht of de bestaande wetgeving, de aanvullende niet-regelgevingsacties en handhavingskaders aansluiten bij het digitale tijdperk, teneinde versnippering op het gebied van wetgeving van de interne markt te voorkomen, de administratieve lasten te reduceren, en groei en innovatie te bevorderen;

    4.

    is van mening dat het vertrouwen van burgers en ondernemingen in de digitale omgeving van essentieel belang is voor het volledig tot wasdom komen van innovatie en groei in de digitale economie; is van mening dat het vergroten van dit vertrouwen, via gegevensbescherming en veiligheidsnormen, en een hoog niveau van consumentenbeschermning en -empowerment, alsook moderne wetgeving voor ondernemingen, de kern van het overheidsbeleid moet zijn, in de onderkenning dat de bedrijfsmodellen van digitale ondernemingen stoelen op het vertrouwen van hun gebruikers;

    5.

    neemt er kennis van dat de e-handel in de Europese Unie jaarlijks 500 miljard EUR genereert en een belangrijke aanvulling op de niet-onlinehandel vormt, en consumenten een groter aanbod biedt, met name in verafgelegen gebieden, en kmo's nieuwe kansen biedt; verzoekt de Commissie de obstakels voor de e-handel in kaart te brengen en te elimineren, teneinde tot een daadwerkelijke grensoverschrijdende markt voor e-handel te komen; stelt vast dat tot deze obstakels een gebrek aan interoperabiliteit en gemeenschappelijke normen behoren, alsook een gebrek aan geëigende informatie die consumenten in staat stelt goed gefundeerde besluiten te nemen, en ook het feit dat er onvoldoende toegang is tot kwalitatief hoogwaardige grensoverschrijdende betalingssystemen;

    6.

    ondersteunt het plan van de Commissie om het EU-mededingingsbeleid volledig van toepassing te maken op de digitale eengemaakte markt, aangezien concurrentie ertoe leidt dat consumenten meer keuze hebben én tot gelijke randvoorwaarden leidt, en betreurt dat het ontbreken van een Europees digitaal kader erop duidt dat men er niet in is geslaagd de belangen van kleine en grote aanbieders op één lijn te brengen;

    7.

    wijst erop dat de Commissie en de lidstaten zo spoedig mogelijk een dynamischere economie moeten bevorderen, zodat innovatie tot bloei kan komen en obstakels voor ondernemingen, in het bijzonder innovatieve bedrijven, kmo's, start-ups en scale-ups, kunnen worden geëlimineerd, zodat zij onder gelijke randvoorwaarden op de markt kunnen komen, door de ontwikkeling van e-overheid, een toekomstbestendig en geïntegreerd regelgevingskader, toegang tot financiering, waaronder middels nieuwe financieringsmodellen voor start-ups, kmo's en initiatieven van het maatschappelijk middenveld in de EU, en een investeringsstrategie voor de lange termijn op het gebied van digitale infrastructuur, vaardigheden, digitale inclusie, onderzoek en innovatie; herinnert eraan dat toegang tot financieringsmogelijkheden voor projecten een basiselement moet vormen van een innovatievriendelijk beleid dat concurrentie en innovatie bevordert; verzoekt de Commissie derhalve ervoor te zorgen dat crowdfunding probleemloos mogelijk is over de grenzen heen, en spoort de lidstaten aan stimuleringsmaatregelen voor crowdfunding te nemen;

    8.

    acht het noodzakelijk de effecten van de digitalisering op gezondheid en veiligheid op het werk te beoordelen en de bestaande gezondheids- en veiligheidsregels dienovereenkomstig aan te passen; wijst op het risico op ongevallen waaraan werknemers die hun werkzaamheden thuis verrichten in het kader van telewerk of crowdworking mogelijk blootstaan; benadrukt dat arbeidsgerelateerde psychische problemen zoals burn-outs als gevolg van het voortdurend beschikbaar moeten zijn en de uitholling van traditionele werktijdregelingen een ernstig risico voor werknemers vormen; spoort de Commissie aan een studie uit te laten voeren naar de neveneffecten van de digitalisering, zoals een hogere werkdruk, het effect op het geestelijk welzijn en het gezinsleven van werknemers en het effect op de ontwikkeling van de cognitieve vaardigheden van kinderen;

    9.

    verzoekt de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, initiatieven ter stimulering van het ondernemerschap verder te ontwikkelen, in het bijzonder ondernemingsmodellen die bijdragen aan het veranderen van de visie op de definitie van succes en aan het bevorderen van een ondernemings- en innovatiecultuur; meent voorts dat de diversiteit en specifieke kenmerken van de verschillende nationale innovatiekernen kunnen worden omgezet in een echt concurrentievoordeel voor de EU op de wereldmarkt, op voorwaarde dat ze doeltreffend op elkaar worden afgestemd, en dat innovatieve ecosystemen waarin verschillende sectoren en ondernemingen met elkaar samenwerken, moeten worden gestimuleerd;

    10.

    is bezorgd over de verschillende nationale aanpakken die de lidstaten tot dusver hebben gevolgd voor de regulering van het internet en de deeleconomie; dringt er bij de Commissie op aan overeenkomstig de bevoegdheden van de EU maatregelen te nemen ter ondersteuning van innovatie en eerlijke concurrentie, belemmeringen voor de digitale handel weg te nemen, en de sociaal-economische cohesie en de integriteit van de interne markt te handhaven; dringt er bij de Commissie op aan het internet als open, neutraal, veilig, inclusief mondiaal platform voor communicatie, productie, participatie, creatie, culturele verscheidenheid en innovatie te behouden, ten dienste van burgers, consumenten en het succes van Europese bedrijven op mondiaal niveau;

    11.

    wijst erop dat de digitale revolutie gevolgen heeft voor elk aspect van onze samenlevingen, en uitdagingen met zich meebrengt en kansen biedt; is van oordeel dat de digitale revolutie het in zich heeft op een nog niet eerder geziene wijze voor empowerment van burgers, consumenten en ondernemers te zorgen; verzoekt de Commissie beleid te ontwikkelen dat burgers aanzet tot actieve participatie en ze in staat stelt de vruchten te plukken van de digitale revolutie; verzoekt de Commissie onderzoek te blijven verrichten naar de manier waarop de digitale revolutie de Europese samenlevingen beïnvloedt;

    12.

    roept de Commissie op versnippering op het gebied van wetgeving tegen te gaan door de coördinatie van haar verschillende DG's aanzienlijk te verbeteren, nieuwe regelgeving op te stellen en de lidstaten sterk aan te moedigen om ervoor te zorgen dat de manier waarop ze de regelgeving uitvoeren coherent blijft;

    13.

    benadrukt dat alle in het kader van de strategie voor een digitale interne markt ontwikkelde initiatieven, onder erkenning van de meerwaarde van de strategie voor de economie van de EU, in overeenstemming moeten zijn met de grondrechten, en in het bijzonder met de gegevensbeschermingswetgeving; herinnert eraan dat het in het belang van zowel de gegevenssubjecten als het bedrijfsleven is dat de algemene verordening gegevensbescherming en de gegevensbeschermingsrichtlijn spoedig worden goedgekeurd; dringt aan op herziening van de e-privacyrichtlijn, om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze richtlijn in overeenstemming zijn met het gegevensbeschermingspakket tegen de tijd dat dit in werking treedt;

    2.    BETERE TOEGANG TOT DE DIGITALE INTERNE MARKT VOOR CONSUMENTEN EN BEDRIJVEN IN HEEL EUROPA

    2.1    Regels voor grensoverschrijdende e-commerce waarop consumenten en bedrijven kunnen vertrouwen

    14.

    is ingenomen met het voornemen van de Commissie om een krachtig voorstel inzake online-overeenkomsten aan te nemen dat de onlineverkoop van digitale inhoud omvat en de juridische bescherming van consumenten op dit gebied beoogt te verbeteren; is van oordeel dat deze verbeteringen een gericht karakter moeten hebben en dat de verschillen tussen inhoud enerzijds en materiële goederen anderzijds goed moeten worden geanalyseerd; wijst erop dat consumenten die digitale inhoud offline kopen door consumentenbeschermingswetten worden beschermd, maar dat de consumentenrechten bij aankoop van digitale inhoud online grotendeels ongereguleerd en onduidelijk blijven, met name wat betreft garantierechten, gebrekkige inhoud en specifieke oneerlijke voorwaarden met betrekking tot digitale inhoud; onderstreept dat de huidige indeling van alle digitale inhoud als diensten tot problemen kan leiden aangezien deze mogelijkerwijs niet in overeenstemming is met hetgeen consumenten verwachten, omdat abonnementen voor streamingdiensten niet worden onderscheiden van de aankoop van inhoud die kan worden gedownload; is het ermee eens dat consumenten een equivalent en toekomstbestendig beschermingsniveau moeten genieten, ongeacht of zij online of offline digitale inhoud kopen;

    15.

    meent dat een praktische en evenredige benadering erin bestaat het wetgevingskader voor de onlineverkoop van digitale inhoud en materiële goederen „business-to-consumer” verder te harmoniseren, ongeacht of het om grensoverschrijdende of binnenlandse transacties gaat, waarbij de samenhang tussen de regels voor online en offline moet worden gehandhaafd, een race resulterend in steeds minder regelgeving moet worden vermeden, wetgevingskloven moeten worden gedicht en op de bestaande consumentenwetgeving moet worden voortgebouwd; onderstreept dat dit moet gebeuren op een technologieneutrale manier en voor het bedrijfsleven niet tot onredelijke kosten moet leiden;

    16.

    is van mening dat er bij de voorstellen van de Commissie voor regels voor grensoverschrijdende overeenkomsten tussen bedrijven en consumenten op moet worden gelet dat de verschillen tussen de toepasselijke wettelijke normen voor aankopen offline en online niet steeds groter worden, en dat aankopen offline en online coherent en op basis van gelijkheid moeten worden behandeld uitgaande van het huidige hoge niveau van consumentenbescherming, aangezien verschillende wettelijke normen door consumenten zouden kunnen worden opgevat als een ontkenning van hun rechten; vindt dat elk nieuw voorstel in overeenstemming dient te zijn met artikel 6 van de Rome I-verordening, en wijst erop dat de Commissie van plan is het hele consumentenacquis in 2016 aan een REFIT-toetsing te onderwerpen; verzoekt de Commissie in dit verband te overwegen de presentatie van haar geplande voorstellen voor materiële goederen samen te laten vallen met de REFIT-toetsing;

    17.

    meent dat contractuele bedingen voor digitale content op beginselen moeten zijn gebaseerd om technologieneutraal en toekomstbestendig te kunnen zijn; benadrukt voorts, met het oog op de voorstellen van de Commissie op dit gebied, hoe belangrijk het is dat inconsistentie en overlappingen met bestaande wetgeving worden voorkomen, evenals het risico dat er op den duur een ongewenste juridische scheidslijn ontstaat tussen online- en offline-contracten en de verschillende distributiekanalen, ook met het REFIT-consumentenacquis in gedachten;

    18.

    verzoekt om een „actieve consumenten”-strategie om met name te beoordelen of het overstappen van consumenten naar een andere leverancier in de online wereld wordt bevorderd en of er maatregelen nodig zijn om het overstappen van consumenten naar een andere leverancier eenvoudiger te maken, teneinde de concurrentie op online markten te stimuleren; wijst voorts op de noodzaak om toegankelijke e-handelsdiensten tot stand te brengen in de gehele waardeketen, met inbegrip van toegankelijke informatie, toegankelijke betaalmethoden en klantenservice;

    19.

    verzoekt de Commissie samen met de belanghebbende partijen de haalbaarheid, het nut en de potentiële kansen en risico's van de introductie van sectorspecifieke EU-betrouwbaarheidskeurmerken voor onlineverkopen te onderzoeken, uitgaande van goede praktijken bij bestaande regelingen voor dergelijke keurmerken in de lidstaten, teneinde consumentenvertrouwen en kwaliteit te bevorderen, met name bij verkopen online, en tegelijkertijd te kijken naar andere opties zoals zelfregulering of het in het leven roepen van groepen van belanghebbende partijen voor het uitwerken van gemeenschappelijke beginselen voor consumentendienstverlening;

    20.

    verwelkomt de inspanningen van de Commissie gericht op het tot stand brengen van een pan-Europees platform voor het online beslechten van geschillen en verzoekt de Commissie zich hard te maken voor de tijdige en correcte implementatie van de desbetreffende verordening, met name wat de vertaalfaciliteiten betreft, alsook de ADR-richtlijn, samen met de lidstaten; verzoekt de Commissie en de belanghebbende partijen te onderzoeken op welke manier de toegang tot informatie over veel voorkomende consumentenklachten kan worden verbeterd;

    21.

    roept op tot een ambitieus handhavingskader voor het consumentenacquis en voor de dienstenrichtlijn; moedigt de Commissie aan gebruik te maken van alle haar ter beschikking staande middelen om de volledige en juiste tenuitvoerlegging van de bestaande regelgeving te waarborgen, alsook van inbreukprocedures wanneer wordt geconstateerd dat de wetgeving onjuist of ontoereikend wordt uitgevoerd;

    22.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten de nodige maatregelen te nemen tegen de onlineverkoop van illegale inhoud en goederen door de samenwerking en de uitwisseling van informatie en goede praktijken te verbeteren voor het bestrijden van illegale activiteiten op het internet; onderstreept in dit verband dat aan consumenten geleverde digitale inhoud vrij dient te zijn van naburige rechten, die erin zouden kunnen resulteren dat de consument niet van de digitale inhoud kan genieten in overeenstemming met het bepaalde in de overeenkomst;

    23.

    dringt aan op een gedegen, gerichte en op bewijzen stoelende analyse om uit te maken of alle deelnemers in de waardeketen, waaronder ook online-intermediairs, onlineplatforms, inhoud- en dienstenaanbieders, en ook offline-intermediairs zoals wederverkopers en detaillisten, redelijke en adequate maatregelen moeten nemen tegen illegale inhoud, namaak en auteursrechtelijke inbreuken op commerciële schaal, met behoud van het recht van de eindgebruiker op toegang op en verspreiding van informatie of gebruik van toepassingen en diensten van zijn keuze;

    24.

    benadrukt dat het nultolerantiebeginsel bij de omzetting van de Europese regelgeving voor de lidstaten en de Europese Unie maximaal moet zijn; is desalniettemin van mening dat een inbreukprocedure altijd het laatste redmiddel zou moeten zijn dat slechts na diverse coördinatie- en rectificatiepogingen zou moeten worden ingezet; benadrukt dat het beperken van de duur ervan essentieel is;

    25.

    is ingenomen met de door de Commissie aangekondigde herziening van de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming; is van mening dat uitbreiding van de bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteiten en versterking van hun onderlinge samenwerking voorwaarden zijn voor de doeltreffende handhaving van de consumentenregels inzake onlinewinkelen;

    2.2.    Betaalbare hoogwaardige grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten

    26.

    onderstreept dat hoewel pakketbezorgdiensten voor consumenten in sommige lidstaten goed functioneren, inefficiënte bezorgdiensten, met name wat de laatste kilometer betreft, een van de grootste obstakels voor grensoverschrijdende e-handel in sommige andere lidstaten vormen, en tot de meest genoemde redenen behoren waarom consumenten en bedrijven niet meer aan onlinetransacties willen meedoen; is van oordeel dat de problemen bij de grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten alleen vanuit het perspectief van de Europese interne markt kunnen worden opgelost, en onderstreept het belang van concurrentie in deze sector, alsook het feit dat de sector in kwestie zich aan moet passen aan moderne leefwijzen en derhalve flexibele bezorgopties moet aanbieden, zoals netwerken van ophaalpunten, pakketpunten en prijsvergelijkers;

    27.

    onderstreept dat toegankelijke, betaalbare, efficiënte en hoogwaardige bezorgdiensten een essentiële voorwaarde vormen voor bloeiende grensoverschrijdende e-handel en steunt derhalve de voorgestelde maatregelen ter verbetering van de prijstransparantie gericht op meer inzicht bij de consument in de prijsstructuur, van de informatie over aansprakelijkheid bij verlies of beschadiging, van de interoperabiliteit alsmede van het regelgevend toezicht, die gericht moeten zijn op de goede werking van markten voor grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten, met inbegrip van de bevordering van zogenaamde „track-and-trace”-systemen, waarbij wordt voorzien in voldoende flexibiliteit zodat de bezorgmarkt zich kan ontwikkelen en aanpassen aan technologische innovatie;

    28.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten actief goede praktijken in de sector pakketbezorgdiensten uit te wisselen, en dringt er bij de Commissie op aan het Europees Parlement te informeren over de publieke raadpleging over grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten, alsook over de resultaten van de zelfreguleringsexercitie; juicht het toe dat er een ad-hocwerkgroep inzake grensoverschrijdende pakketbezorging is opgericht;

    29.

    verzoekt de Commissie daarnaast samen met exploitanten een voorstel voor een alomvattend actieplan uit te werken, inclusief richtsnoeren voor goede praktijken en innovatieve oplossingen ter verbetering van de dienstverlening, verlaging van de kosten en reducering van de milieu-impact, de interne markt voor pakketbezorging en postdiensten verder te integreren, de obstakels voor exploitanten van postdiensten bij grensoverschrijdende bezorging te elimineren, de samenwerking tussen BEREC en ERGP te verbeteren en, in voorkomend geval, een herziening van de wetgeving in kwestie voor te stellen;

    30.

    benadrukt dat de verdere harmonisering van de pakketbezorgingsdiensten door de Commissie, ongeacht de arbeidsstatus van pakketbezorgers, niet mag leiden tot slechtere sociale bescherming en slechtere arbeidsomstandigheden; vraagt de Commissie en de lidstaten te waarborgen dat de rechten van werknemers in deze sector met betrekking tot toegang tot socialezekerheidsstelsels en het recht om collectieve arbeidsonderhandelingen te voeren, worden geëerbiedigd; benadrukt dat socialezekerheidsstelstels onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen;

    2.3.    Voorkoming van ongefundeerde geoblocking

    31.

    is van mening dat er ambitieuze, gerichte maatregelen nodig zijn om de toegang tot goederen en diensten te verbeteren, met name door een eind te maken aan niet-gerechtvaardigde geoblockingpraktijken en oneerlijke prijsdiscriminatie op basis van geografische ligging of nationaliteit, die vaak de vorming van monopolies tot gevolg hebben en ertoe kunnen leiden dat consumenten gaan overwegen hun toevlucht te nemen tot illegale inhoud;

    32.

    steunt het voornemen van de Commissie om niet-gerechtvaardigde geoblocking doeltreffend aan te pakken middels een aanvulling op het bestaande e-handelskader en het handhaven van de desbetreffende bepalingen van bestaande wetgeving; acht het essentieel de nadruk te leggen op „business-to-business”-contacten die tot geoblockingpraktijken leiden, zoals selectieve distributie in gevallen waarin dit niet met de mededingingswetgeving in overeenstemming is en marktsegmentering, alsook op technologische maatregelen en technische praktijken (zoals IP-tracking of de opzettelijke niet-operabiliteit van systemen) die resulteren in ongerechtvaardigde beperkingen van de toegang tot grensoverschrijdende diensten van de informatiemaatschappij, op de sluiting van overeenkomsten voor de grensoverschrijdende aankoop van goederen en diensten, alsook op aanverwante activiteiten, zoals betaling voor en bezorging van goederen, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen;

    33.

    benadrukt dat alle consumenten in de Unie gelijk moeten worden behandeld door onlinehandelaren die in een of meerdere lidstaten actief zijn, waaronder bij de toegang tot kortingen en andere acties;

    34.

    steunt met name de geplande toetsing — door de Commissie — van de handhaving in de praktijk van artikel 20, lid 2, van Richtlijn 2006/123/EG inzake diensten in de interne markt om mogelijke patronen van ongerechtvaardigde discriminatie jegens consumenten en andere afnemers van diensten op basis van nationaliteit of het land waar zij hun verblijfplaats hebben, te analyseren; verzoekt de Commissie specifieke categorieën van gerechtvaardigde discriminatie zoals bedoeld in artikel 20, lid 2, van de dienstenrichtlijn te identificeren en te definiëren, teneinde te verduidelijken wat ongerechtvaardigde discriminatie door particuliere entiteiten is en interpretatiehulp te bieden aan autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de praktische toepassing van artikel 20, lid 2, zoals bedoeld in artikel 16 van de dienstenrichtlijn; verzoekt de Commissie zich ervoor in te spannen om de bepaling van artikel 20, lid 2, in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2006/2004 op te nemen, teneinde gebruik te maken van de onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden van het netwerk voor samenwerking op het gebied van consumentenbescherming;

    35.

    benadrukt dat een verbod op geoblocking er nooit toe mag leiden dat een handelaar wordt verplicht om goederen uit zijn webwinkel te leveren aan een bepaalde lidstaat wanneer hij zijn producten niet in alle lidstaten wil verkopen en klein wil blijven of alleen wil verkopen aan consumenten in de omgeving van zijn winkel;

    36.

    wijst voorts op het belang van het lopende onderzoek naar de concurrentie in de sector e-handel, teneinde onder meer te onderzoeken of niet-gerechtvaardigde geoblockingbeperkingen, zoals discriminatie op grond van IP-adres, postadres of het land van afgifte van creditcards, een inbreuk op de Europese mededingingswetgeving vormen; wijst erop hoe belangrijk het is om het vertrouwen van consumenten en bedrijven te vergroten door rekening te houden met de resultaten van het hierboven bedoelde onderzoek naar concurrentie in de sector, en om te beoordelen of het noodzakelijk is gerichte wijzigingen door te voeren in de groepsvrijstellingsverordening, waaronder in artikel 4, onder a) en b), teneinde ongewenste herrouterings- en territoriale beperkingen te verminderen;

    37.

    verwelkomt het voorstel van de Commissie voor het aanmoedigen van overdraagbaarheid en interoperabiliteit, teneinde het vrije verkeer van legaal verkregen en legaal beschikbaar gestelde inhoud of diensten te stimuleren, als een eerste stap in de richting van het beëindigen van niet-gerechtvaardigde geoblockingpraktijken, alsook van toegankelijkheid en grensoverschrijdende geldigheid van abonnementen; benadrukt dat er geen sprake is van tegenstrijdigheid tussen het territorialiteitsbeginsel en maatregelen gericht op het elimineren van obstakels voor de overdraagbaarheid van inhoud;

    38.

    waarschuwt voor bevorderen zonder onderscheid te maken van verplichte pan-Europese licenties omdat dit ertoe zou kunnen leiden dat er minder inhoud voor de gebruiker verkrijgbaar wordt gesteld; benadrukt dat het territorialiteitsbeginsel een essentieel element is van het auteursrechtstelsel gezien het belang van territoriale licenties in de EU;

    2.4.    Betere toegang tot digitale inhoud — een modern, meer Europees kader voor auteursrechten

    39.

    verwelkomt de inzet van de Commissie voor de modernisering van het huidige kader voor auteursrechten, teneinde het aan te passen aan het digitale tijdperk; onderstreept dat wijzigingen op een gerichte manier moeten worden doorgevoerd, met aandacht voor een eerlijke en passende beloning voor auteurs en andere rechthebbenden, voor economische groei, concurrentiekracht en een sterkere beleving voor de consument, maar ook voor het waarborgen van de bescherming van grondrechten;

    40.

    onderstreept dat beroepsactiviteiten of bedrijfsmodellen die gebaseerd zijn op schending van het auteursrecht een ernstige bedreiging van de werking van de digitale interne markt vormen;

    41.

    stelt dat de hervorming een juist evenwicht moet vinden tussen alle betrokken belangen; wijst erop dat de creatieve sector specifieke aspecten en uiteenlopende uitdagingen kent, onder meer vanwege de verschillende soorten inhoud, creatieve producties en toegepaste bedrijfsmodellen; wijst erop dat in de studie „Territoriality and its impact on the financing of audiovisual works” de belangrijke rol van territoriale licenties voor de herfinanciering van Europese films wordt benadrukt; vraagt de Commissie daarom die specifieke aspecten beter in kaart te brengen en er rekening mee te houden;

    42.

    vraagt de Commissie zich ervan te verzekeren dat bij de herziening van de auteursrechtrichtlijn rekening gehouden wordt met de uitkomsten van de ex-post effectbeoordeling en de resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2015 over Richtlijn 2001/29/EG, en dat die herziening terdege wordt onderbouwd, onder meer met een beoordeling van de mogelijke effecten van wijzigingen op groei en banen, culturele diversiteit en met name de productie, financiering en distributie van audiovisuele werken;

    43.

    benadrukt de cruciale rol van gerichte uitzonderingen en beperkingen op het auteursrecht als bijdrage aan economische groei, innovatie en werkgelegenheid, aanmoediging van creativiteit in de toekomst en versterking van innovatie en de creatieve en culturele diversiteit in Europa; herinnert aan de steun van het Parlement voor een onderzoek naar de toepassing van minimumnormen voor de auteursrechtelijke uitzonderingen en beperkingen, en naar de juiste toepassing van die uitzonderingen en beperkingen zoals vastgelegd in Richtlijn 2001/29/EG;

    44.

    onderstreept dat auteursrechtelijke uitzonderingen en beperkingen een evenwichtige, gerichte en formaatneutrale benadering vergen en alleen op een aantoonbare noodzaak mogen berusten, en niet nadelig mogen zijn voor de culturele diversiteit in de EU, de financiering daarvan en een eerlijke beloning voor auteurs;

    45.

    benadrukt dat het gebruik van tekst- en gegevensmining om meer rechtszekerheid vraagt waardoor onderzoekers en onderwijsinstellingen ruimer gebruik kunnen maken van auteursrechtelijk beschermd materiaal, ook over de grenzen heen, maar dat een uitzondering voor tekst- en gegevensmining voor heel Europa alleen mag gelden voor gebruikers met een wettig toegangsrecht, en moet worden ontwikkeld in overleg met alle belanghebbende partijen na een op bewijsmateriaal gebaseerde effectbeoordeling;

    46.

    onderstreept hoe belangrijk het is de duidelijkheid en transparantie van het auteursrechtregime te verbeteren, met name ten aanzien van door de gebruiker gegenereerde inhoud en van heffingen op kopieën voor privégebruik in de lidstaten die voor die heffing gekozen hebben; stelt in dit verband vast dat burgers moeten worden geïnformeerd over het feitelijke bedrag van de kopieheffing, de bedoeling daarvan en de wijze waarop deze zal worden besteed;

    2.5.    De btw-gerelateerde lasten en belemmeringen voor verkoop over de grens verminderen

    47.

    is van mening dat, met inachtneming van de nationale bevoegdheden, meer coördinatie op belastinggebied noodzakelijk is om marktverstoring, belastingontduiking en belastingontwijking te voorkomen, waarvoor onder meer een EU-brede gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting ingevoerd moet worden;

    48.

    kent prioriteit toe aan de ontwikkeling van een vereenvoudigd, uniform en consistent online btw-systeem, om de nalevingskosten voor kleine en innovatieve ondernemingen die actief zijn binnen geheel Europa te verlagen; is verheugd over de invoering van het mini-éénloketsysteem voor btw, dat een stap is naar de beëindiging van het tijdelijke btw-stelsel van de EU; is evenwel bezorgd over het feit dat het ontbreken van een drempel het voor sommige kmo's moeilijk maakt om de regeling na te leven; verzoekt de Commissie daarom de regeling te herzien om ze bedrijfsvriendelijker te maken;

    49.

    dringt er verder op aan dat het beginsel van fiscale neutraliteit voor soortgelijke goederen en diensten ten volle wordt nageleefd, ongeacht of deze in fysieke dan wel digitale vorm worden geleverd; verzoekt de Commissie overeenkomstig de gedane beloften zo snel mogelijk met een voorstel te komen om de lidstaten in staat te stellen de btw-tarieven voor de pers, digitale uitgeverijen, e-boeken en online publicaties te verlagen, teneinde discriminatie op de interne markt te voorkomen;

    50.

    verzoekt de Commissie de uitwisseling van goede praktijken tussen belastingautoriteiten en belanghebbenden te bevorderen om passende oplossingen te ontwikkelen voor afdracht van belasting in de deeleconomie;

    51.

    verwelkomt de goedkeuring van de herziening van de richtlijn betalingsdiensten; beklemtoont dat indien de Unie de EU-brede elektronische handel wil verbeteren, het nodig is dat er onverwijld pan-Europese kant-en-klare elektronische/mobiele betalingen op grond van een gemeenschappelijke standaard worden gerealiseerd, en dat de herziening van de richtlijn betalingsdiensten correct wordt uitgevoerd;

    3.    GUNSTIGE EN GELIJKE VOORWAARDEN SCHEPPEN VOOR GEAVANCEERDE DIGITALE NETWERKEN EN INNOVATIEVE DIENSTEN

    3.1.    De telecomregels geschikt maken voor het beoogde doel

    52.

    benadrukt dat particuliere investeringen in snelle en ultrasnelle communicatienetwerken een vereiste zijn voor digitale vooruitgang, en gestimuleerd moeten worden met een stabiel EU-regelgevingskader, om alle deelnemers in staat te stellen investeringen te doen, ook in plattelands- en afgelegen gebieden; is van mening dat toegenomen concurrentie leidt tot meer investeringen in infrastructuur, innovatie, keuzemogelijkheden en lagere prijzen voor consumenten en bedrijven; is van mening dat er weinig aanwijzingen zijn voor een verband tussen de consolidatie van exploitanten en meer investeringen en output in netwerken; is van mening dat dit zorgvuldig moet worden onderzocht en dat de mededingingsregels moeten worden gehandhaafd, ter voorkoming van buitensporige marktconcentratie, het ontstaan van oligopoliën op Europees niveau en negatieve gevolgen voor consumenten;

    53.

    benadrukt het belang van een succesvolle tenuitvoerlegging van het EFSI voor het maximaliseren van investeringen, door projecten te selecteren met hogere risicoprofielen, het economisch herstel en de groei te stimuleren en particuliere investeringen aan te moedigen, onder meer in de vorm van microfinanciering en durfkapitaal ter ondersteuning van innovatieve ondernemingen in verschillende stadia van financiering van hun ontwikkeling; benadrukt in gevallen van marktfalen het belang van het volledig benutten van de middelen die reeds beschikbaar zijn voor digitale investeringen, alsmede van het mogelijk maken van synergieën tussen EU-programma's als Horizon 2020, CEF, andere relevante structuurfondsen en andere instrumenten, waaronder gemeenschapsprojecten en overheidssteun, in overeenstemming met richtsnoeren inzake overheidssteun, onder meer om openbare WLAN-netwerken in grotere en kleinere gemeenten te bevorderen, omdat dit onmisbaar is gebleken voor regionale, sociale en culturele integratie, alsmede voor het onderwijs;

    54.

    herinnert de lidstaten aan hun streven naar volledige dekking met snelheden van tenminste 30 Mbps tegen 2020; verzoekt de Commissie te evalueren of de huidige breedbandstrategie voor mobiele en vaste netwerken, met inbegrip van de streefdoelen, toekomstbestendig is, en ervoor te zorgen dat wordt voldoen aan de voorwaarden voor snelle connectiviteit voor iedereen, om een digitale kloof te vermijden in het kader van de data-economie en de snelle invoering van 5G en ultrasnelle breedband;

    55.

    benadrukt dat de ontwikkeling van digitale diensten, met inbegrip van over-the-top (OTT) diensten, de vraag en de concurrentie heeft doen toenemen, ten voordele van de consumenten, en dat ook de behoefte aan investeringen in digitale infrastructuur is gestegen; is van mening dat de modernisering van het telecommunicatiekader niet mag leiden tot onnodige regelgevingslasten, maar niet-discriminerende toegang tot netwerken moet garanderen en toekomstbestendige oplossingen moet bieden, zo mogelijk gebaseerd op soortgelijke regels voor soortgelijke diensten die innovatie en eerlijke mededinging stimuleren en consumentenbescherming waarborgen;

    56.

    benadrukt dat ervoor moet worden gezorgd dat de in het telecommunicatiekader vastgestelde rechten van de eindgebruikers coherent, evenredig en toekomstbestendig zijn, en, na de goedkeuring van het pakket connectief continent, eenvoudiger overstappen mogelijk maken en de transparantie van contracten voor eindgebruikers waarborgen; verwelkomt de komende herziening van de universeledienstenrichtlijn, tezamen met de herziening van het telecommunicatiekader, om ervoor te zorgen dat de vereisten inzake de toegang tot snel breedbandinternet aansluiten bij het streven naar verkleining van de digitale kloof, en de beschikbaarheid van de 112-dienst te onderzoeken;

    57.

    benadrukt dat de Europese digitale eengemaakte markt het dagelijks leven voor de eindgebruiker moet vergemakkelijken; roept de Commissie derhalve op het probleem van de grensoverschrijdende doorgifte van telefoongesprekken op te lossen, zodat consumenten zonder onderbrekingen kunnen telefoneren als zij grenzen binnen de Unie oversteken;

    58.

    is verheugd over de verschillende lopende openbare raadplegingsprocedures die onlangs door DG Connect zijn gestart met betrekking tot de digitale agenda voor Europa, en met name betreffende de herziening van de EU-telecomregelgeving, de eisen inzake internetsnelheid en -kwaliteit na 2020 alsook onlineplatforms, de cloud en gegevens, aansprakelijkheid van tussenpersonen en de deeleconomie, maar dringt er bij de Commissie op aan voor samenhang te zorgen tussen al deze parallelle initiatieven;

    59.

    benadrukt dat het radiospectrum een cruciaal hulpmiddel is voor de interne markt voor mobiele draadloze breedbandcommunicatie en voor omroepen, en essentieel is voor het toekomstige concurrentievermogen van de Europese Unie; roept op prioriteit te geven aan een geharmoniseerd en pro-competitief kader voor spectrumtoewijzing en een doeltreffend beheer, om vertragingen bij de spectrumtoewijzing te voorkomen, alsmede aan een gelijk speelveld voor alle marktdeelnemers, en om in het kader van het rapport-Lamy (41), prioriteit te geven aan een langetermijnstrategie voor het toekomstig gebruik van de verschillende spectrumbanden, die met name voor de invoering van 5G gebruikt moeten worden;

    60.

    benadrukt dat de tijdige tenuitvoerlegging en de uniforme handhaving in de lidstaten van de telecommunicatieregels van de EU zoals het pakket connectief continent een cruciale pijler vormen voor de invoering van de digitale interne markt, om een strikte toepassing van het beginsel van netneutraliteit te waarborgen en, in het bijzonder door middel van een tijdige grondige herziening, uiterlijk 15 juni 2017 een einde te maken aan roamingtoeslagen voor alle Europese consumenten;

    61.

    roept de Commissie op om ter verdere integratie van de digitale interne markt te zorgen voor een doeltreffender institutioneel kader door de rol, capaciteit en besluiten van BEREC te versterken, met het oog op een consistente toepassing van het regelgevingskader, het waarborgen van toezicht op de ontwikkeling van de interne markt en het oplossen van grensoverschrijdende geschillen; benadrukt in dit verband dat de financiële en menselijke hulpbronnen aangevuld moeten worden en dat de beheersstructuur van BEREC dienovereenkomstig verbeterd moet worden;

    3.2.    Een mediakader voor de eenentwintigste eeuw

    62.

    onderstreept het meerledige karakter van audiovisuele media als sociaal, cultureel en economisch goed; merkt op dat de noodzaak van toekomstige Europese mediaregelgeving voortvloeit uit de noodzaak om de diversiteit van de audiovisuele media te waarborgen en te bevorderen en om hoge normen vast te stellen voor de bescherming van minderjarigen, consumenten en persoonsgegevens, naast eerlijke voorwaarden voor mededinging en grotere flexibiliteit op het gebied van kwantitatieve en commerciële regels op communicatiegebied;

    63.

    benadrukt dat het herkomstlandbeginsel dat in de AVMS-richtlijn is neergelegd een noodzakelijke voorwaarde vormt voor het grensoverschrijdend aanbieden van audiovisuele inhoud, op de weg naar een gemeenschappelijke markt voor diensten; onderstreept tegelijkertijd dat dit beginsel het streven naar sociale en culturele doelstellingen niet in de weg staat en niet de noodzaak wegneemt om andere EU-wetgeving dan de AVMS-richtlijn aan te passen; benadrukt dat het om de praktijk van „forum shopping” te bestrijden nodig is dat het land van herkomst van de reclameopbrengsten, de taal van de dienst en de doelgroep van de reclame en de inhoud deel moeten uitmaken van de criteria op basis waarvan het „land van herkomst” van een audiovisuele mediadienst wordt bepaald of aangevochten;

    64.

    is van mening dat eenieder, met inbegrip van aanbieders van online audiovisuele mediaplatforms en gebruikersinterfaces, onder de AVMS-richtlijn zou moeten vallen voor zover het om audiovisuele mediadiensten gaat; onderstreept het belang van regels die de vindbaarheid van legale inhoud en informatie verbeteren, teneinde mediavrijheid, pluralisme en onafhankelijk onderzoek te bevorderen en het beginsel van non-discriminatie te garanderen, om de diversiteit van taal en cultuur veilig te stellen; benadrukt dat de lidstaten specifieke regels kunnen invoeren gericht op het behoud van de culturele en taaldiversiteit en de verscheidenheid van informatie, meningen en media, de bescherming van kinderen, jongeren of minderheden en de bescherming van consumenten in het algemeen, teneinde het beginsel van vindbaarheid van audiovisuele inhoud van algemeen belang te waarborgen; roept op tot het nemen van maatregelen om audiovisuele mediadiensten toegankelijk te maken voor kwetsbare personen; dringt er bij de Commissie op aan het legale aanbod aan audiovisuele media-inhoud te stimuleren door onafhankelijke Europese producties te ondersteunen;

    65.

    dringt er bij de Commissie op aan om rekening te houden met veranderende kijkpatronen en nieuwe manieren van toegang tot audiovisuele inhoud, door lineaire en niet-lineaire diensten op één lijn te stellen en op Europees niveau minimumeisen vast te stellen voor alle audiovisuele mediadiensten, met het doel ervoor te zorgen dat deze eisen consequent worden toegepast, behalve wanneer de inhoud een onontbeerlijke aanvulling van andere dan audiovisuele inhoud of diensten vormt; verzoekt de Commissie en de lidstaten het in artikel 1 van de AVMS-richtlijn gedefinieerde begrip „mediadienst” zodanig te herzien dat de lidstaten weliswaar voldoende ruimte voor flexibiliteit houden, maar dat beter rekening wordt gehouden met de potentiële maatschappelijke impact van diensten en met specifieke kenmerken van die impact, met name de relevantie daarvan voor de meningsvorming en de meningsverscheidenheid, alsmede voor het vraagstuk van redactionele verantwoordelijkheid;

    66.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten om het verbieden van audiovisuele mediadiensten in de EU in geval van aantasting van de menselijke waardigheid, aanzetten tot haat of racisme op gelijke wijze te behandelen en doeltreffend aan te pakken;

    67.

    onderstreept dat een aanpassing van de AVMS-richtlijn moet leiden tot vermindering van de regelgeving en tot versterking van de co- en zelfregulering, door de rechten en plichten van omroepen door middel van een horizontale en mediaoverkoepelende reguleringsaanpak in evenwicht te brengen met de rechten en plichten van andere marktdeelnemers; is van oordeel dat het beginsel van duidelijke herkenbaarheid van en differentiatie tussen reclame en programma-inhoud in alle mediavormen voorrang dient te krijgen vóór het beginsel van scheiding van reclame en programma; verzoekt de Commissie na te gaan of het nog steeds zinvol is om vast te houden aan punt 6.7 van haar mededeling betreffende de toepassing van de regels inzake staatssteun op openbare omroepen;

    68.

    is van mening dat het in Richtlijn 93/83/EEG neergelegde juridische concept, na een nieuwe beoordeling ervan, de grensoverschrijdende toegang tot legale online-inhoud en -diensten op de digitale interne markt zou kunnen verbeteren zonder de beginselen van contractvrijheid, passende beloning van auteurs en kunstenaars en het territoriale karakter van exclusieve rechten aan te tasten;

    3.3.    Een passend regelgevingskader voor platforms en intermediairs

    3.3.1.   De rol van onlineplatforms

    69.

    dringt er bij de Commissie op aan te onderzoeken of eventuele kwesties in verband met online platforms opgelost kunnen worden door een volledige tenuitvoerlegging van bestaande wetgeving en een doeltreffende handhaving van het mededingingsbeleid van de EU, om een gelijk speelveld te waarborgen, alsmede eerlijke en doeltreffende mededinging tussen online platforms en het ontstaan van monopolies te voorkomen; roept de Commissie op om met betrekking tot online platforms een innovatievriendelijk beleid te voeren waarbij de markttoegang en de innovatie worden gestimuleerd; is van mening dat prioriteit moet worden toegekend aan transparantie, non-discriminatie, het gemakkelijker overstappen tussen platforms of onlinediensten om de consumenten meer keuzemogelijkheden te geven, toegang tot platforms en het vaststellen en aanpakken van belemmeringen voor het oprichten en vergroten van platforms;

    70.

    merkt daarnaast op dat de bepalingen van de richtlijn elektronische handel naderhand zijn versterkt door de richtlijn oneerlijke handelspraktijken, de richtlijn consumentenrechten en andere onderdelen van het consumentenacquis en dat deze richtlijnen strikt moeten worden gehandhaafd en evenzeer van toepassing zijn op handelaren die gebruik maken van onlineplatforms als op handelaren op traditionele markten; verzoekt de Commissie met alle belanghebbenden en het Parlement samen te werken om duidelijke richtsnoeren in te voeren betreffende de toepasselijkheid van het consumentenacquis op handelaren die gebruik maken van onlineplatforms, en waar nodig bijstand te bieden aan de consumentenbeschermingsinstanties van de lidstaten met het oog op een strikte handhaving van het consumentenrecht;

    71.

    waardeert het initiatief van de Commissie om de rol van online platforms in de digitale economie te analyseren in het kader van de strategie voor de digitale eengemaakte markt, aangezien het van invloed zal zijn op verschillende nieuwe wetgevingsvoorstellen; is van mening dat de analyse moet dienen om bevestigde en welomschreven problemen in kaart te brengen binnen bepaalde bedrijfstakken, naast mogelijke lacunes in de consumentenbescherming, en om onderscheid te maken tussen online diensten en aanbieders van online diensten; benadrukt dat platforms op het gebied van cultuurgoederen, met name audiovisuele media, een specifieke behandeling vereisen met inachtneming van het Unesco-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen;

    72.

    verzoekt de Commissie in het eerste kwartaal van 2016 bij het Parlement verslag uit te brengen van de resultaten van de relevante raadplegingen en een consistente benadering bij de komende wetgevingsherzieningen te waarborgen; waarschuwt voor het creëren van marktverstoringen of belemmeringen voor de toegang tot de markt van online diensten door nieuwe verplichtingen in te voeren inzake het kruissubsidiëren van specifieke traditionele bedrijfsmodellen;

    73.

    benadrukt dat de beperkte aansprakelijkheid van tussenpersonen van wezenlijk belang is voor de bescherming van de openheid van internet, grondrechten, rechtszekerheid en innovatie; erkent in dit verband dat de bepalingen inzake aansprakelijkheid van tussenpersonen in de richtlijn elektronische handel toekomstbestendig en technisch neutraal zijn;

    74.

    wijst erop dat de aanbieder van een dienst in de informatiemaatschappij, om te profiteren van een beperking van de aansprakelijkheid, na het verkrijgen van feitelijke kennis inzake illegale activiteiten snel moet optreden om de toegang tot de betreffende informatie te verwijderen of onbruikbaar te maken; vraagt de Commissie een uniforme tenuitvoerlegging van deze bepaling te waarborgen overeenkomstig het Handvest van de grondrechten, om privatisering van de rechtshandhaving te voorkomen en ervoor te zorgen dat adequate en redelijke maatregelen worden genomen tegen de verkoop van illegale inhoud en goederen;

    75.

    is van mening dat gezien de snelle ontwikkeling van de markten en de verscheidenheid van platforms, van non-profitplatforms tot B2B-platforms en gebruikt door verschillende diensten, sectoren en een zeer breed scala aan actoren, er geen duidelijke definitie bestaat van platforms, en dat het hanteren van een enkele, uniforme benadering een ernstige belemmering kan vormen voor de innovatie, en Europese bedrijven een concurrentienadeel kan bezorgen binnen de wereldwijde economie;

    76.

    meent dat sommige online tussenpersonen en online platforms inkomen genereren uit culturele werken en inhoud zonder dat de scheppers van het werk altijd delen in dit inkomen; vraagt de Commissie om empirisch onderbouwde opties te overwegen om iets te doen aan het gebrek aan transparantie en de waardeoverdracht van inhoud naar diensten, waardoor het mogelijk wordt dat auteurs, uitvoerende kunstenaars en rechthebbenden eerlijk worden beloond voor gebruik van hun werk op internet zonder dat innovatie wordt afgeremd;

    3.3.2.   Nieuwe kansen binnen de deeleconomie

    77.

    is verheugd over de toegenomen concurrentie en de keuze voor de consumenten als gevolg van de groei van de deeleconomie, alsmede over de perspectieven voor de werkgelegenheid, economische groei, concurrentievermogen een inclusievere arbeidsmarkt en een meer circulaire Europese economie door het doeltreffender gebruik van hulpbronnen, vaardigheden en andere pluspunten; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan de verdere ontwikkeling van de deeleconomie te steunen door kunstmatige belemmeringen en wetgeving die de groei ervan remt in kaart te brengen;

    78.

    dringt er bij de Commissie op aan om in het kader van de deeleconomie te analyseren hoe een evenwicht gevonden kan worden tussen het mondiger maken en het beschermen van consumenten, en, waar verduidelijking nodig is, de toereikendheid te waarborgen van het wetgevingskader op digitaal gebied voor consumenten, met inbegrip van gevallen van mogelijk misbruik, en om ook vast te stellen waar ex-postoplossingen toereikend of doeltreffender zijn;

    79.

    wijst erop dat het in het eigen belang is van bedrijven die deze nieuwe bedrijfsmodellen op basis van reputatie en vertrouwen hanteren om maatregelen vast te stellen ter ontmoediging van illegale activiteiten en ter invoering van nieuwe veiligheidswaarborgen voor consumenten;

    80.

    moedigt de Commissie aan een stakeholdergroep in het leven te roepen die verantwoordelijk is voor de bevordering van goede praktijken in de sector van de deeleconomie;

    81.

    roept de lidstaten op te waarborgen dat het werkgelegenheids- en sociaal beleid afgestemd is op digitale innovatie, ondernemerschap en de groei van de deeleconomie en de mogelijkheden daarvan voor flexibeler vormen van werkgelegenheid, door nieuwe vormen van werkgelegenheid in kaart te brengen en de behoefte aan modernisering van sociale en werkgelegenheidswetgeving te evalueren, zodat de huidige arbeidsrechten en sociale zekerheidsregelingen ook in de digitale werkomgeving gehandhaafd kunnen worden; benadrukt dat socialezekerheidsstelsels onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen; vraagt de Commissie beste praktijken te bepalen en de uitwisseling daarvan in de EU en op internationaal niveau mogelijk te maken;

    3.3.3.   Illegale inhoud op internet bestrijden

    82.

    roept de Commissie op voort te maken met een rechtskader en beleid ter bestrijding van illegale inhoud en ander materiaal op internet, waaronder haattaal, en ervoor te zorgen dat het rechtskader en het beleid volledig in overeenstemming zijn met de grondrechten, zoals deze in het Handvest van de grondrechten van de EU zijn vastgelegd, en dan met name met het grondrecht op vrijheid van meningsuiting en informatie, alsook met bestaande EU- of nationale wetgeving en met de beginselen van noodzakelijkheid, evenredigheid, een behoorlijke rechtsgang en de rechtsstaat; acht het voor het verwezenlijken van dit doel nodig om:

    Europese en nationale politiediensten en wetshandhavingsinstanties van consistente en efficiënte wetshandhavingsinstrumenten te voorzien;

    duidelijke richtsnoeren aan te reiken voor het aanpakken van illegale inhoud op het internet, met inbegrip van haattaal;

    publiek-private partnerschappen en de dialoog tussen publieke en private instanties te ondersteunen, met inachtneming van de bestaande wetgeving van de Unie;

    de rol van tussenpersonen en onlineplatforms te verduidelijken in het licht van het EU-Handvest van de grondrechten;

    te waarborgen dat de rechtsgrond voor de oprichting van de eenheid voor de melding van internetuitingen binnen Europol (EU IRU) strookt met haar werkzaamheden;

    speciale maatregelen na te streven tegen seksuele uitbuiting van kinderen online, een doeltreffende samenwerking tot stand te brengen tussen alle belanghebbenden, teneinde de rechten en de bescherming van kinderen online te waarborgen, en te stimuleren dat er initiatieven worden ontplooid om internet veiliger te maken voor kinderen, en

    samen met de betreffende belanghebbenden bewustwordingscampagnes en onderwijs te stimuleren;

    83.

    is ingenomen met het actieplan van de Commissie voor modernisering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten online, met het oog op inbreuken op commerciële schaal; vindt versterking van het auteursrecht zoals geregeld in Richtlijn 2004/48/EG uiterst belangrijk en meent dat auteursrecht en aanverwante rechten slechts zo effectief kunnen zijn als de handhavingsmaatregelen die voor de bescherming van die rechten worden uitgevaardigd;

    84.

    wijst erop dat de EU te maken heeft met een beduidend aantal IER-inbreuken; wijst met nadruk op de rol van het Europees Waarnemingscentrum voor inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten dat betrouwbare gegevens moet aanleveren en objectieve analyses van de effecten van inbreuken voor economische actoren; dringt aan op een effectieve, duurzame, proportionele en gemoderniseerde aanpak van de handhaving, invulling en bescherming van intellectuele eigendomsrechten online, met name met het oog op inbreuken op commerciële schaal;

    85.

    merkt op dat auteursrechtelijk inbreuken soms ook zijn toe te schrijven aan de omstandigheid dat gewenste en legaal verkrijgbare inhoud vaak moeilijk te vinden is; dringt er daarom op aan een ruimer aanbod van legale en gebruikersvriendelijke toegangsmogelijkheden te ontwikkelen en onder het publiek bekend te maken;

    86.

    is ingenomen met de follow-the-moneybenadering en spoort de marktdeelnemers in de toeleveringsketen aan tot gecoördineerde en proportionele actie om zich teweer te stellen tegen inbreuken op commerciële schaal, voortbouwend op de praktijk van vrijwillige afspraken; onderstreept dat de Commissie tezamen met de lidstaten moet werken aan bewustwording en zorgvuldigheid in de aanleveringsketen, en de uitwisseling van informatie en goede praktijken moet aanmoedigen evenals sterkere samenwerking tussen openbare en particuliere sector; houdt staande dat eventuele maatregelen gerechtvaardigd moeten zijn, gecoördineerd en proportioneel, en de mogelijkheid moeten omvatten van effectieve en gebruikersvriendelijke rechtsmiddelen ten behoeve van benadeelde partijen; acht het belangrijk de consumenten bewust te maken van de gevolgen die voortvloeien uit de schending van het auteursrecht en de naburige rechten;

    3.4.    Het vertrouwen en de veiligheid in de digitale netwerken, sectoren en infrastructuren en de behandeling van persoonsgegevens versterken

    87.

    is van mening dat, om het vertrouwen in en de veiligheid van digitale diensten, gegevensgestuurde technologieën en IT- en betalingssystemen, kritieke infrastructuur en online netwerken te waarborgen, extra middelen nodig zijn, alsmede samenwerking tussen de Europese cyberveiligheidssector, de overheids- en de particuliere sector, in het bijzonder door middel van samenwerking op onderzoeksgebied, onder meer in het kader van Horizon 2020 en publiek-private partnerschappen; is er voorstander van dat de lidstaten beste praktijken uitwisselen in het kader van publiek-privaat partnerschappen op dit gebied;

    88.

    roept op tot maatregelen ter vergroting van de weerbaarheid tegen cyberaanvallen, met in het bijzonder een grotere rol voor ENISA, ter vergroting van het risicobewustzijn en de kennis van basisprocessen inzake veiligheid onder gebruikers, met name kmo's, om ervoor te zorgen dat bedrijven beschikken over basisbeveiliging, bijvoorbeeld door eind-tot-eindversleuteling van gegevens en communicatie en software-updates, en om het gebruik van het concept „security-by-design” aan te moedigen;

    89.

    is van mening dat softwareproviders meer aandacht moeten besteden aan de voordelen op veiligheidsgebied van open software en veiligheidsgerelateerde software-upgrades voor gebruikers; verzoekt de Commissie onderzoek te doen naar een EU-breed gecoördineerd programma voor de bekendmaking van beveiligingsproblemen, met inbegrip van het repareren van bekende zwakke plekken in software, als middel tegen misbruik van zwakke plekken van software en tegen inbreuken op de veiligheid en de bescherming van persoonsgegevens;

    90.

    is van mening dat de snelle vaststelling van een passende NIB-richtlijn nodig is om te voorzien in een op EU-niveau gecoördineerde aanpak van cyberveiligheid; is van mening dat een ambitieuzere samenwerking tussen lidstaten en relevante instellingen en organen in de EU, naast de uitwisseling van beste praktijken, van wezenlijk belang is voor de verdere digitalisering van de sector, waarbij de bescherming van de grondrechten van de EU, met name gegevensbescherming, gewaarborgd moet zijn;

    91.

    onderstreept dat de snelle toename van het aantal aanvallen op netwerken en gevallen van cybercriminaliteit vraagt om een geharmoniseerde respons van de EU en de lidstaten, teneinde een hoog niveau van netwerk- en informatiebeveiliging te waarborgen; is van mening dat het waarborgen van de veiligheid op internet inhoudt dat netwerken en kritieke infrastructuur worden beschermd, wetshandhavingsinstanties bevoegd zijn om criminaliteit, waaronder terrorisme, gewelddadige radicalisering en seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen online, te bestrijden en er gebruik wordt gemaakt van de gegevens die strikt noodzakelijk zijn om criminaliteit online of offline te bestrijden; benadrukt dat deze veiligheid, samen met de bescherming van de grondrechten in de cyberspace, een voorwaarde vormt voor de versterking van het vertrouwen in digitale diensten en dus de noodzakelijke grondslag vormt voor de totstandbrenging van een concurrerende digitale interne markt;

    92.

    herinnert eraan dat instrumenten zoals versleuteling nuttige hulpmiddelen zijn voor het waarborgen van de privacy van burgers en ondernemingen, en in ieder geval het basisniveau van communicatiebeveiliging kunnen garanderen; veroordeelt het feit dat het ook voor criminele doeleinden kan worden gebruikt;

    93.

    verwelkomt het Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit (EC3) binnen Europol, dat mede kan zorgen voor snellere reacties bij cyberaanvallen; verzoekt om een wetgevingsvoorstel ter versterking van het mandaat van EC3, en roept op tot een snelle omzetting van Richtlijn 2013/40/EU van 12 augustus 2013 over aanvallen op informatiesystemen;

    94.

    merkt op dat de onthullingen over het grootschalig elektronisch toezicht aangeven dat het vertrouwen van burgers in de privacy, veiligheid en beveiliging van digitale diensten moet worden hersteld en onderstreept in dit verband hoe belangrijk het is dat bij het verwerken van gegevens voor commerciële of rechtshandhavingsdoeleinden de grondrechten worden geëerbiedigd en de bestaande wetgeving inzake gegevensbescherming strikt wordt nageleefd; wijst in dit verband nogmaals op het belang van bestaande instrumenten, zoals wederzijdse rechtshulpverdragen die het beginsel van de rechtsstaat eerbiedigen en de kans verkleinen dat op oneigenlijke wijze toegang wordt verkregen tot op buitenlands grondgebied opgeslagen gegevens;

    95.

    herinnert eraan dat de lidstaten overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2000/31/EG de aanbieders van diensten geen algemene verplichting mogen opleggen om bij het aanbieden van transmissie-, opslag- en hostingdiensten toezicht te houden op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief te gaan zoeken naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten duiden; herinnert er in het bijzonder aan dat het Hof van Justitie van de Europese Unie in de arresten C-360/10 en C-70/10 de maatregelen voor „gerichte bewaking” van vrijwel alle gebruikers van de betrokken diensten (internetproviders in het ene geval, een sociaal netwerk in het andere geval) heeft verworpen en heeft gepreciseerd dat elk bevel dat een hostingdienstverlener verplicht tot een algemene surveillance, verboden moet zijn;

    4.    HET GROEIPOTENTIEEL VAN DE DIGITALE ECONOMIE MAXIMALISEREN

    96.

    is van mening dat, gezien het centrale belang van de Europese industrie en van de digitale economie, die veel sneller groeit dan de rest van de economie, de digitale transformatie van de industrie van wezenlijk belang is voor het concurrentievermogen en de energietransitie van de Europese economie, maar alleen succesvol kan zijn indien Europese bedrijven het belang ervan beseffen voor wat betreft verhoging van de efficiency en de gebruikmaking van onbenut potentieel, met beter geïntegreerde en verbonden waardeketens waarmee snel en flexibel ingesprongen kan worden op de consumentenvraag;

    97.

    verzoekt de Commissie onverwijld een plan te ontwikkelen voor de digitale transformatie, inclusief modernisering van de wetgeving en het gebruik van relevante instrumenten voor investeringen in O&O en infrastructuur, steun te verlenen aan de digitalisering in alle sectoren, zoals productie, energie, vervoer en detailhandel, door de gebruikmaking te stimuleren van digitale technologieën en eind-tot-eindverbindingen in waardeketens, alsmede van innovatieve diensten en bedrijfsmodellen;

    98.

    is van mening dat het regelgevend kader sectoren in staat moet stellen gebruik te maken van en vooruit te lopen op die wijzigingen, om bij te dragen aan nieuwe banen, groei en regionale convergentie;

    99.

    roept daarnaast op tot specifieke aandacht voor kmo's, inclusief met name een eventuele herziening van de Small Business Act, omdat hun digitale transformatie van groot belang is voor het concurrentievermogen van de economie en de werkgelegenheid, en tot nauwere samenwerking tussen gevestigde ondernemingen en starters, wat kan leiden tot een duurzamer en concurrerender industrieel model en de opkomst van wereldleiders;

    100.

    wijst opnieuw op het belang van de Europese satellietnavigatiesystemen, met name Galileo en Egnos, voor de ontwikkeling van de digitale eengemaakte markt wat betreft de gegevenslocatie en tijdstempel voor big-datatoepassingen en toepassingen van het internet van de dingen;

    4.1.    Totstandbrenging van een data-economie

    101.

    is van mening dat een gegevensgestuurde economie essentieel is voor economische groei; benadrukt de kansen die nieuwe ICT-technologieën, zoals Big Data, cloud computing, het internet van de dingen, 3D-printen en andere technologieën met zich kunnen meebrengen voor de economie en de samenleving, als deze worden geïntegreerd in andere sectoren, zoals energie, vervoer en logistiek, financiële diensten, onderwijs, detailhandel, productie, onderzoek of gezondheidszorg en nooddiensten, en als ze door overheden worden gebruik voor het ontwikkelen van slimme steden, het beter beheren van hulpbronnen en het verbeteren van de milieubescherming; benadrukt in het bijzonder de kansen die worden geboden door digitalisering van de energiesector, met slimme meters, slimme netten en data hubs, om de energieproductie doeltreffender en flexibeler te maken; benadrukt het belang van publiek-private partnerschappen en verwelkomt initiatieven van de Commissie op dit gebied;

    102.

    verzoekt de Commissie de mogelijkheid te onderzoeken om elk wetenschappelijk onderzoeksproject dat ten minste voor de helft met publieke middelen is gefinancierd binnen een redelijke termijn gratis digitaal toegankelijk te maken zonder daarbij schade te berokkenen aan de economische en sociale voordelen waaronder de werkgelegenheid bij uitgeverijen op dit gebied;

    103.

    verzoekt de Commissie uiterlijk 2016 een brede en transparante evaluatie van Big Data door te voeren met medewerking van alle relevante deskundigen, zoals onderzoekers, het maatschappelijk middenveld en de overheids- en particuliere sectoren, om de behoeften te anticiperen op het gebied van big data-technologieën en computerinfrastructuur, in het bijzonder Europese supercomputers, met inbegrip van betere voorwaarden van de niet-regelgevingskaders en bestaande regelgevingskaders voor groei en innovatie in deze sector, en het maximaliseren van kansen en het aanpakken van potentiële risico's en uitdagingen, om vertrouwen op te bouwen ten aanzien van bijvoorbeeld de toegang tot gegevens, veiligheid en gegevensbescherming;

    104.

    roept op tot de ontwikkeling van een toekomstbestendige en technologisch neutrale Europese aanpak en verdere integratie van de eengemaakte markt met betrekking tot het internet van de dingen en het industriële internet, met een transparante normerings- en interoperabiliteitsstrategie en de versterking van het vertrouwen in deze technologieën door veiligheid, transparantie en ingebouwde privacy en standaardprivacy; verwelkomt het initiatief voor vrij gegevensverkeer dat, na een omvattende beoordeling, moet zorgen voor verduidelijking van regels over gebruik, toegang tot en eigendom van gegevens, rekening houdend met mogelijke problemen in verband met de gevolgen van vereisten voor gegevenslokalisatie voor de werking van de interne markt, en voor het gemakkelijker overstappen tussen aanbieders van gegevensdiensten om afhankelijkheid en marktverstoringen te voorkomen;

    105.

    is van mening dat overheidsdiensten standaard open overheidsgegevens moeten hebben; dringt aan op het boeken van vooruitgang met de mate en het tempo van vrijgave van informatie als open gegevens, het vaststellen van belangrijke gegevensverzamelingen en het hergebruik van open gegevens in openbare vorm, met het oog op de waarde ervan voor de ontwikkeling van innovatieve diensten, waaronder grensoverschrijdende toepassingen, transparantie en voordelen voor de economie en de samenleving;

    106.

    erkent de groeiende bezorgdheid van de Europese consumenten over het gebruik en de bescherming van persoonsgegevens door de aanbieders van onlinediensten, omdat dit van essentieel belang is om het vertrouwen van de burgers in de digitale economie te versterken; onderstreept de belangrijke rol van actieve consumenten bij de bevordering van de concurrentie; benadrukt daarbij hoe belangrijk het is dat consumenten beter worden geïnformeerd over het gebruik van hun gegevens, met name in het geval van diensten geleverd in ruil voor gegevens, en van hun recht op gegevensportabiliteit; dringt bij de Commissie aan op verduidelijking van de regels inzake gegevensbeheer en gegevensportabiliteit overeenkomstig het kernbeginsel dat burgers de controle moeten hebben over hun gegevens;

    107.

    is van mening dat overeenstemming met de wetgeving inzake gegevensbescherming en effectieve waarborgen voor de privacy en veiligheid, zoals deze zijn vastgelegd in de algemene verordening gegevensbescherming, met inbegrip van speciale bepalingen met betrekking tot kinderen als kwetsbare consumenten, van cruciaal belang zijn voor de versterking van het vertrouwen van burgers en consumenten in de data-economie; onderstreept dat men zich meer bewust moet worden van de rol van gegevens en de betekenis van gegevensuitwisseling voor consumenten in verband met hun grondrechten binnen de economie, en benadrukt dat er regels moeten worden vastgesteld omtrent eigendom van gegevens en de controle van burgers over hun persoonsgegevens; wijst op de rol van het personaliseren van producten en diensten en onderstreept dat dergelijke producten en diensten overeenkomstig de voorschriften inzake gegevensbescherming moeten worden ontwikkeld; pleit voor de bevordering van „standaardprivacy” en „ingebouwde privacy”, hetgeen ook kan bijdragen tot de economische ontwikkeling en innovatie; benadrukt hoe belangrijk het is dat bij alle gegevensverwerkende activiteiten een non-discriminatoire benadering wordt gehanteerd; onderstreept het belang van een op risico's gebaseerde aanpak die onnodige administratieve lasten helpt voorkomen en rechtszekerheid biedt, met name voor kmo's en startende ondernemingen, en benadrukt eveneens het belang van democratisch toezicht en constante bewaking door de overheid; erkent dat aanvullende waarborgen voor de bescherming en de beveiliging van persoonsgegevens, zoals pseudonimisering en anonimisering, kunnen bijdragen tot de bescherming van persoonsgegevens, wanneer deze worden gebruikt door big-datatoepassingen en aanbieders van onlinediensten;

    108.

    merkt op dat de Commissie de richtlijn betreffende databanken in haar evaluatie hiervan beschouwt als een belemmering voor de ontwikkeling van een Europese gegevensgestuurde economie; verzoekt de Commissie verdere beleidsopties te onderzoeken om Richtlijn 96/9/EG te kunnen intrekken;

    4.2.    Concurrentie bevorderen door interoperabiliteit en normalisatie

    109.

    is van mening dat het Europese ICT-normalisatieplan en de herziening van het Europese interoperabiliteitskader, met inbegrip van de mandaten van de Commissie bij Europese normalisatieorganisaties, deel moeten uitmaken van een Europese digitale strategie om te zorgen voor schaalvoordelen, besparingen en een groter concurrentievermogen voor Europese bedrijven, en om de sectoroverschrijdende en internationale interoperabiliteit van goederen en diensten te verbeteren door middel van een snellere vaststelling, op open en concurrerende wijze, van vrijwillige, marktgestuurde en wereldwijde normen die eenvoudig door kmo's kunnen worden toegepast; moedigt de Commissie aan ervoor te zorgen dat bij de normaliseringsprocessen alle relevante belanghebbenden worden betrokken, de beste technologieën worden gebruikt en het risico wordt voorkomen van het opkomen van monopolies of gesloten waardeketens, met name voor kmo's en starters, en om Europese normen internationaal actief te promoten, tegen de achtergrond van het wereldwijde karakter van initiatieven voor ICT-normalisering;

    110.

    dringt er bij de Commissie en de Raad op aan om het aandeel aan vrije en open software te verhogen, evenals het hergebruik hiervan door overheidsdiensten, om de interoperabiliteit te verbeteren;

    111.

    merkt op dat de Commissie momenteel relevante belanghebbenden raadpleegt over de oprichting van een interoperabel, gestandaardiseerd, veilig en open voertuigplatform voor mogelijke toekomstige toepassingen of diensten, waar het Parlement in de eCall-verordening om heeft verzocht; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat dit platform de innovatie, vrije concurrentie en keuzes van consumenten niet beperkt;

    112.

    verzoekt de Commissie, rekening houdend met snelle innovatie in de vervoersector, een gecoördineerde strategie te ontwikkelen voor connectiviteit in de vervoerssector, en in het bijzonder een regelgevend kader vast te stellen voor voortuigen met internetverbinding om interoperabiliteit met verschillende diensten te waarborgen, waaronder diagnose en onderhoud op afstand, en toepassingen om eerlijke concurrentie te handhaven en te voldoen aan een sterke vraag naar producten die voldoen aan eisen inzake cyberveiligheid en gegevensbescherming, maar ook om de fysieke veiligheid van passagiers te waarborgen; is van mening dat partnerschappen tussen de automobiel- en de telecommunicatiesector noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat voertuigen met internetverbinding en de infrastructuur hiervoor worden ontwikkeld op basis van gemeenschappelijke normen voor heel Europa;

    4.3.    Een inclusieve digitale samenleving

    113.

    wijst erop dat internet en ICT een enorme impact hebben op de emancipatie van vrouwen en meisjes; wijst erop dat deelname van vrouwen aan de digitale sector in de EU een positieve invloed heeft op het Europese bbp; wijst op het aanzienlijke potentieel van vrouwelijke innovators en ondernemers en de rol die zij kunnen spelen in de digitale transformatie; onderstreept de noodzaak om af te stappen van genderstereotypen, en spreekt zijn volledige steun uit voor een digitale ondernemerscultuur voor vrouwen en stimuleert een dergelijke cultuur, alsmede de integratie in en deelname van vrouwen aan de informatiemaatschappij;

    114.

    wijst op het potentieel van de digitale interne markt om toegankelijkheid en deelname voor alle burgers te waarborgen, waaronder personen met bijzondere behoeften, ouderen, minderheden en andere mensen die tot kwetsbare groepen behoren, met betrekking tot alle aspecten van de digitale economie, waaronder producten en diensten die beschermd zijn door auteursrecht en naburige rechten, met name door het ontwikkelen van een inclusieve e-maatschappij en het waarborgen dat alle e-overheids- en e-bestuursprogramma's volledig toegankelijk zijn; is ernstig bezorgd over het gebrek aan vooruitgang bij het ratificeren van het verdrag van Marrakesh, en dringt aan op een zo spoedig mogelijke ratificatie; benadrukt in dit verband de noodzaak van een snelle goedkeuring van het voorstel voor een richtlijn inzake de toegankelijkheid van de websites van overheidsinstanties;

    4.3.1.   Digitale vaardigheden en expertise

    115.

    wijst op het feit dat de scheve verhouding tussen vraag en aanbod van vaardigheden een probleem vormt voor de ontwikkeling van de digitale economie, het creëren van werkgelegenheid en het concurrentievermogen van de Unie, en dringt er bij de Commissie op aan zo snel mogelijk een vaardigheidsstrategie te ontwikkelen waarmee dit tekort kan worden aangepakt; roept de Commissie op middelen uit het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief te gebruiken voor het ondersteunen van organisaties („grassroots movements”) die jongeren met een achterstandspositie helpen digitale vaardigheden te verwerven; roept de lidstaten op steun te verlenen door ruimtes ter beschikking te stellen;

    116.

    roept de Commissie en de lidstaten op mediageletterdheid en internetgeletterdheid voor alle burgers te bevorderen, in het bijzonder voor kwetsbare personen, door middel van initiatieven en gecoördineerde actie en investeringen in de oprichting van Europese netwerken voor het onderwijzen van mediageletterdheid; onderstreept dat het vermogen om op onafhankelijke en kritische wijze gebruik te maken van de media en om te gaan met de informatieovervloed voor alle generaties een leertaak is die een leven lang duurt en die voortdurend verandert, om alle generaties in staat te stellen op juiste en autonome wijze om te gaan met de overvloed aan informatie; wijst erop dat wegens complexere vaardigheids- en competentieprofielen nieuwe opleidings- en bijscholingsbehoeften en behoeften voor permanente scholing ontstaan, met name wat betreft vaardigheden op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT);

    117.

    moedigt de lidstaten aan de verwerving van digitale vaardigheden in de leerprogramma's op te nemen en de nodige technische apparatuur te verbeteren en om de samenwerking tussen universiteiten en technische opleidingen te bevorderen, teneinde gemeenschappelijke curricula voor e-learning te ontwikkelen die erkend zijn binnen het ECTS-systeem; benadrukt dat onderwijs- en opleidingsprogramma's gericht moeten zijn op de ontwikkeling van een kritische denkwijze ten aanzien van het gebruik van en een grondig inzicht in nieuwe media, digitale apparatuur, informatiesystemen en interfaces, zodat eenieder deze nieuwe technologieën actief kan gebruiken in plaats van simpelweg eindgebruiker te zijn; benadrukt in dit verband het belang van een goede training van leerkrachten op het gebied van digitale vaardigheden, van het efficiënt onderwijzen van deze vaardigheden, onder meer wat betreft het succes van spelenderwijs digitaal leren, en van de kennis om dergelijke vaardigheden in te zetten in het algemene leerproces door wiskunde, IT, door natuurwetenschappen en technologie aantrekkelijker te maken; verzoekt de Commissie en de lidstaten meer onderzoek te doen naar het effect van digitale media op cognitieve vaardigheden;

    118.

    wijst erop dat overheids- en particuliere investeringen, en nieuwe financieringsmogelijkheden voor beroepsonderwijs en levenslang leren, noodzakelijk zijn om te waarborgen dat werknemers, met name lager gekwalificeerde werknemers, beschikken over de juiste vaardigheden voor de digitale economie; roept de Commissie en de lidstaten op samen met de particuliere sector makkelijk toegankelijke, gestandaardiseerde en gecertificeerde online trainingen en innovatieve en toegankelijke opleidingsprogramma's op het gebied van e-vaardigheden te ontwikkelen waarmee deelnemers een minimum aan digitale vaardigheden kunnen verwerven; moedigt de lidstaten aan deze online-cursussen tot een integraal bestanddeel van de jongerengarantie te maken; moedigt de Commissie en de lidstaten aan de basis te leggen voor wederzijdse erkenning van digitale vaardigheden en kwalificaties door middel van een Europees certificaten- of beoordelingssysteem, naar het voorbeeld van het gemeenschappelijk Europees referentiekader voor het leren en onderwijzen van talen; benadrukt dat de culturele diversiteit in Europa en de meertaligheid gebaat zijn bij grensoverschrijdende toegang tot inhoud;

    119.

    verwelkomt de oprichting van de Europese grote coalitie voor digitale banen, moedigt ondernemingen aan zich daarbij aan te sluiten en dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan de actieve deelname van kmo's mogelijk te maken; is ingenomen met de ideeën van de Commissie over de totstandbrenging van nieuwe systemen voor opslag van kennis voor de publieke sector in de vorm van cloud-technologie en tekst- en datamining die overeenkomstig de wetgeving inzake gegevensbescherming zijn gecertificeerd en beveiligd; is van mening dat het gebruik van dergelijke technologie bijzondere opleidingsinspanningen in de beroepssectoren bibliotheek, archief en documentatie vereist; roept ertoe op dat digitale vormen van collaboratief werken en communiceren — met gebruikmaking en ontwikkeling van CC-licenties — over lands- en taalgrenzen heen in onderwijs en opleiding alsmede in openbare onderzoeksinstellingen worden onderwezen en toegepast en bij openbare aanbestedingen worden aangemoedigd; wijst op de belangrijke rol die duale opleidingen in dit verband vervullen;

    120.

    wijst erop dat overheids- en private investeringen in beroepsopleidingen en een leven lang leren noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de beroepsbevolking van de EU, met inbegrip van de „digitale arbeidskrachten” die onconventionele beroepen uitoefenen, over de juiste vaardigheden voor de digitale economie beschikt; wijst erop dat sommige lidstaten als een maatregel ter verbetering van de toegang van werknemers tot onderwijs en scholing, minimumrechten inzake betaald educatief verlof hebben ingevoerd;

    4.3.2.   E-overheid

    121.

    is van mening dat de ontwikkeling van e-overheid van prioritair belang is voor innovatie, omdat het een hefboomeffect heeft op alle economische sectoren en de doeltreffendheid, interoperabiliteit en transparantie bevordert, de kosten en de administratieve lasten vermindert, betere samenwerking mogelijk maakt tussen overheidsdiensten, en betere, gebruikersvriendelijker en gepersonaliseerde diensten biedt voor alle burgers en bedrijven, in verband met de kansen die worden geboden door digitale sociale innovaties; dringt er bij de Commissie op aan het goede voorbeeld te geven op het gebied van e-overheid en samen met de lidstaten een ambitieus en omvattend actieplan voor e-overheid te ontwikkelen; is van mening dat dit actieplan moet uitgaan van de behoeften van gebruikers en van beste praktijken, waaronder benchmarks voor de vooruitgang, alsook een stapsgewijze sectorale aanpak inzake de toepassing van het „eenmaligheidsbeginsel” bij overheidsdiensten, waarbij burgers en ondernemingen niet om informatie moet worden gevraagd die zij reeds aan een overheidsdienst hebben verstrekt, met inachtneming van de privacy van burgers en een hoog niveau van gegevensbescherming, overeenkomstig de vereisten en beginselen van het hervormingspakket gegevensbescherming van de EU en met volledige inachtneming van het Handvest van de grondrechten, alsmede een hoog niveau van veiligheid met betrekking tot deze initiatieven; is van mening dat hierbij ook moet worden gezorgd voor volledige grensoverschrijdende toepassing van in hoge mate versleutelde e-identificatie en e-handtekeningen, in het bijzonder bij de snelle tenuitvoerlegging van de eIDAS-verordening en de toegenomen beschikbaarheid online van openbare diensten; benadrukt het belang van toegang tot onderling gekoppelde handelsregisters voor burgers en bedrijven;

    122.

    roept op tot de ontwikkeling van een alomvattende en volledig toegankelijke gemeenschappelijke digitale toegangspoort, voortbouwend op reeds bestaande initiatieven en netwerken, als één volledig digitaal proces waarmee bedrijven kunnen worden opgericht en in de hele EU kunnen opereren, met inbegrip van het online oprichten van bedrijven, alsmede domeinnamen, de uitwisseling van informatie over naleving, erkenning van e-facturen, belastingaangifte, een vereenvoudigde online btw-regeling, online-informatie over productconformiteit, het inhuren van personele middelen en detachering van werknemers, consumentenrechten, toegang tot consumenten- en zakelijke netwerken, kennisgevingsprocedures en geschillenbeslechtingsmechanismen;

    123.

    roept de Commissie en de lidstaten daarnaast op toe te zien op de volledige invoering van het één-loketsysteem zoals voorzien in de dienstenrichtlijn, en alle nodige maatregelen te nemen om de doeltreffende werking daarvan te garanderen en het ten volle te benutten;

    124.

    is bezorgd over het feit dat cloudinfrastructuren voor onderzoekers en universiteiten versnipperd zijn; roept de Commissie op om in samenwerking met alle relevante belanghebbenden een actieplan op te stellen voor de verwezenlijking van een Europese open wetenschapscloud tegen het einde van 2016, waarbinnen naadloze integratie kan plaatsvinden van bestaande netwerken, gegevens en krachtige infrastructuursystemen en e-infrastructuurdiensten voor uiteenlopende takken van wetenschap, binnen een kader van bestaand beleid, bestaande normen en investeringen; meent dat dit een stimulans moet zijn voor de ontwikkeling van clouds voor meer dan wetenschap, alsook voor beter onderling verbonden innovatiecentra, ecosystemen voor startende bedrijven en betere samenwerking tussen universiteiten en de industrie bij de commercialisering van technologie, met naleving van de relevante vertrouwelijkheidsregels, en voor het mogelijk maken van internationale coördinatie en samenwerking op dit gebied;

    125.

    roept de Commissie en de lidstaten op nogmaals hun inzet uit te spreken voor de onderzoeks- en innovatiedoelen van de EU 2020-strategie als bouwstenen van een concurrerende Europese digitale interne markt, economische groei en het scheppen van banen, met een omvattende benadering van open wetenschap, open innovatie, open gegevens en kennisoverdracht; is van mening dat dit een herzien juridisch kader moet omvatten voor tekst- en datamining voor wetenschappelijk onderzoek, een toegenomen gebruik van vrije en open source software, met name in onderwijsinstellingen en overheidsdiensten, en eenvoudiger toegang voor kmo's en startende ondernemingen tot Horizon 2020-financiering, aangepast aan de korte innovatiecycli van de ICT-sector; benadrukt in dit verband het belang van alle relevante initiatieven, van publiek-private partnerschappen en innovatieclusters tot Europese technologie- en wetenschapsparken, met name in minder geïndustrialiseerde Europese regio's, en versnelprogramma's voor startende ondernemingen en gezamenlijke technologieplatforms, alsmede de mogelijkheid voor effectieve licenties op standaard-essentiële octrooien, binnen de beperking van het concurrentiebeleid van de EU, onder de licentievoorwaarden van FRAND, ter voortzetting van stimulansen voor O&O en normalisering en ter bevordering van innovatie;

    126.

    dringt er bij de Commissie op aan zich te richten op de tenuitvoerlegging van de bepalingen inzake e-aanbesteding en op het Uniform Europees Aanbestedingsdocument (aanbestedingspaspoort), teneinde algemene economische voordelen alsmede de toegang tot de Europese markt te vergemakkelijken voor alle marktdeelnemers overeenkomstig alle selectie-, uitsluitings- en gunningscriteria; benadrukt de verplichting voor aanbestedende autoriteiten om de belangrijkste redenen aan te geven voor hun besluit om contracten niet onder te verdelen in kavels, overeenkomstig bestaande wetgeving om de toegang van innovatieve ondernemingen en kmo's tot de aanbestedingsmarkten te verbeteren;

    4.4.    Internationale dimensie

    127.

    onderstreept het belang van een volledig onafhankelijke bestuursstructuur voor internet, om ervoor te zorgen dat internet een transparant en inclusief model blijft voor bestuur door meerdere belanghebbenden, op basis van het beginsel van internet als uniek, open, gratis en stabiel platform; is van mening dat het essentieel is dat de vertraging met betrekking tot de overdracht van het beheer van de ICANN voor dit doel wordt aangewend; is er sterk van overtuigd dat rekening moet worden gehouden met de mondiale dimensie van internet bij al het relevante EU-beleid en roept de EDEO op ten volle gebruik te maken van de kansen die digitalisering biedt bij de ontwikkeling van een samenhangend extern beleid, om te waarborgen dat de EU vertegenwoordigd is op platforms voor internetgovernance, en haar stem duidelijker te laten horen op mondiale fora, met name met betrekking tot normalisatie, de voorbereidingen voor de ontwikkeling van 5G en cyberveiligheid;

    128.

    onderkent de mondiale aard van de data-economie; herinnert eraan dat de totstandbrenging van de digitale interne markt afhankelijk is van het vrije verkeer van gegevens binnen en buiten de Europese Unie; dringt daarom bij de EU en de lidstaten aan op maatregelen om, in overeenstemming met de algemene verordening gegevensbescherming en de bestaande EU-jurisprudentie, een hoog niveau van gegevensbescherming en veilige internationale gegevensoverdrachten te waarborgen bij de samenwerking met derde landen in het kader van de Strategie voor een digitale interne markt;

    o

    o o

    129.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


    (1)  PB L 318 van 4.12.2015, blz. 1.

    (2)  PB L 123 van 19.5.2015, blz. 77.

    (3)  PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73.

    (4)  PB L 86 van 21.3.2014, blz. 14.

    (5)  PB L 84 van 20.3.2014, blz. 72.

    (6)  PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129.

    (7)  PB L 175 van 27.6.2013, blz. 1.

    (8)  PB L 165 van 18.6.2013, blz. 1.

    (9)  PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1.

    (10)  PB L 81 van 21.3.2012, blz. 7.

    (11)  PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64.

    (12)  PB L 337 van 18.12.2009, blz. 1.

    (13)  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36.

    (14)  PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.

    (15)  PB L 77 van 27.3.1996, blz. 20.

    (16)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

    (17)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0273.

    (18)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0220.

    (19)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0051.

    (20)  Aangenomen teksten, P8_TA(2014)0071.

    (21)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0179.

    (22)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0067.

    (23)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0032.

    (24)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0535.

    (25)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0536.

    (26)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0454.

    (27)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0436.

    (28)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0377.

    (29)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0327.

    (30)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0239.

    (31)  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0215.

    (32)  PB C 434 van 23.12.2015, blz. 2.

    (33)  PB C 353 E van 3.12.2013, blz. 64.

    (34)  PB C 332 E van 15.11.2013, blz. 22.

    (35)  PB C 258 E van 7.9.2013, blz. 64.

    (36)  PB C 50 E van 21.2.2012, blz. 1.

    (37)  PB C 236 E van 12.8.2011, blz. 33.

    (38)  PB C 81 E van 15.3.2011, blz. 45.

    (39)  PB C 236 E van 12.8.2011, blz. 24.

    (40)  Eurostat 2014: http://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Information_society _statistics_at_regional_level#People_who_never_used_the_internet

    (41)  Rapport over de resultaten van de werkzaamheden van de Groep op hoog niveau over het toekomstig gebruik van de UHF-band.


    Top