Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015IP0079

    Resolutie van het Europees Parlement van 12 maart 2015 over de prioriteiten van de EU voor de VN-Mensenrechtenraad in 2015 (2015/2572(RSP))

    PB C 316 van 30.8.2016, p. 178–189 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    30.8.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 316/178


    P8_TA(2015)0079

    28e zitting van de UNHCR

    Resolutie van het Europees Parlement van 12 maart 2015 over de prioriteiten van de EU voor de VN-Mensenrechtenraad in 2015 (2015/2572(RSP))

    (2016/C 316/21)

    Het Europees Parlement,

    gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens en de mensenrechtenverdragen van de VN alsmede de facultatieve protocollen daarbij, waaronder het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Verdrag en het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW),

    gezien resolutie 60/251 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarbij de VN-Mensenrechtenraad (UNHRC) is opgericht,

    gezien het Europees Verdrag betreffende de rechten van de mens, het Europees Sociaal Handvest en het Handvest van de grondrechten van de EU,

    gezien het strategisch kader en actieplan voor mensenrechten en democratie van de EU van 25 juni 2012,

    gezien zijn eerdere resoluties over de UNHRC,

    gezien zijn eerdere resoluties over de schending van mensenrechten, waaronder zijn spoedresoluties over deze kwesties,

    gezien het Jaarverslag over mensenrechten en democratie in de wereld in 2013 en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie ter zake,

    gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 9 februari 2015 over de prioriteiten van de EU in mensenrechtenfora van de VN,

    gezien de artikelen 2, 3, lid 5, 18, 21, 27 en 47 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

    gezien de 28e zitting van de UNHRC die plaatsvindt van 2 t/m 27 maart 2015,

    gezien artikel 123, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat eerbiediging, bevordering en waarborging van het universele karakter van de mensenrechten een onderdeel is van het ethische en juridische acquis van de Europese Unie en een van de hoekstenen is van de Europese eenheid en integriteit;

    B.

    overwegende dat iedere mens mensenrechten heeft, ongeacht zijn nationaliteit, ras, geslacht, etnische herkomst, godsdienst of enige andere status, en dat de eerbiediging van deze rechten verankerd is in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en latere internationale verdragen, verklaringen en resoluties over de mensenrechten;

    C.

    overwegende dat alle mensenrechten — ongeacht of het gaat om burgerrechten, politieke, economische, sociale of culturele rechten — ondeelbaar, onderling verbonden en onderling afhankelijk zijn en dat het niet-eerbiedigen van een van deze rechten een rechtstreekse en negatieve impact heeft op de overige rechten;

    D.

    overwegende dat het niet eerbiedigen van de mensenrechten en het ontbreken van legitieme democratische participatie leiden tot instabiliteit, falende staten, humanitaire crises en gewapende conflicten;

    E.

    overwegende dat het optreden van de Unie in haar betrekkingen met derde landen gegrondvest is op artikel 21 van het Verdrag van Lissabon, dat het universele en ondeelbare karakter van mensenrechten en fundamentele vrijheden bekrachtigt en voorziet in eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de beginselen van het VN-Handvest en het internationaal recht;

    F.

    overwegende dat alle staten verplicht zijn de grondrechten van hun volkeren te eerbiedigen, de plicht hebben concrete maatregelen te treffen om de eerbiediging van deze rechten op nationaal niveau te faciliteren en op internationaal niveau moeten samenwerken om belemmeringen voor de verwezenlijking van de mensenrechten waar dan ook weg te nemen;

    G.

    overwegende dat de reguliere zittingen van de UNHRC, de benoeming van speciale rapporteurs, het universeel periodiek toetsingsmechanisme en de zogeheten „speciale procedures” voor specifieke situaties in landen of voor thematische kwesties bijdragen tot de bevordering en eerbiediging van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat;

    H.

    overwegende dat sommige van de huidige leden van de UNHRC helaas te boek staan als behorend tot degenen die de mensenrechten het meest met voeten treden en een slechte reputatie hebben als het gaat om samenwerking in het kader van de speciale procedures van de VN en naleving van hun verslagleggingsplichten aan de organen van het VN-Mensenrechtenverdrag;

    VN-Mensenrechtenraad

    1.

    is tevreden over de prioriteiten van de EU voor de aanstaande 28e reguliere zitting van de UNHRC zoals geschetst in de conclusies van de Raad van 9 februari 2015;

    2.

    is verheugd over de benoeming van ambassadeur Joachim Rücker tot voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad voor 2015;

    3.

    feliciteert Zeid Ra'ad Zeid Al-Hussein met zijn benoeming tot Hoge VN-Commissaris voor de mensenrechten (UNHCHR) en bevestigt opnieuw diens inspanningen en mandaat ten zeerste te steunen;

    4.

    spreekt zijn voldoening uit over de aanwezigheid van Federica Mogherini, vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), bij de UNHRC-zitting op hoog niveau, daar dit het juiste signaal afgeeft wat betreft de grote betrokkenheid van de EU bij het multilaterale mensenrechtenstelsel;

    5.

    is ingenomen met het jaarverslag van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten aan de Algemene Vergadering van de VN over de periode december 2013-november 2014 en steunt ten volle de onafhankelijkheid en integriteit van diens Hoog Commissariaat; benadrukt dat deze onafhankelijkheid moet worden verdedigd, teneinde te waarborgen dat de Hoge Commissaris zijn taak op doeltreffende en neutrale wijze kan blijven uitvoeren; herhaalt dat de UNHCHR van voldoende financiële middelen moet worden voorzien;

    6.

    herinnert eraan dat het Europees Parlement en zijn Subcommissie mensenrechten zich inzetten voor een sterk multilateraal mensenrechtenstelsel onder auspiciën van de VN, waaronder de Derde Commissie van de Algemene Vergadering, de Mensenrechtenraad, het Hoog Commissariaat voor de Rechten van de Mens, en de werkzaamheden van aanverwante gespecialiseerde VN-agentschappen zoals de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), en van de speciale procedures van de VN steunen;

    7.

    spoort de EDEO ertoe aan om, met name via de EU-delegaties in New York en Genève, de samenhang van het EU-optreden te vergroten door middel van tijdig en inhoudelijk overleg, teneinde als EU met één stem te spreken; wijst er opnieuw op hoe belangrijk het is om de in New York en Genève uitgevoerde werkzaamheden in de context van de Algemene Vergadering van de VN, de Derde Commissie en de UNHRC te integreren in de relevante interne en externe activiteiten van de EU, teneinde samenhang te garanderen;

    8.

    is van mening dat de aanhoudende intimidatie en detentie van mensenrechtenactivisten en oppositieleden door een aantal leden van de UNHRC de geloofwaardigheid van de Mensenrechtenraad aantast; herhaalt zijn standpunt dat de leden van de UNHRC moeten worden gekozen uit landen die de mensenrechten, de rechtsstaat en de democratie eerbiedigen en die ermee akkoord zijn gegaan permanente uitnodigingen uit te breiden tot alle speciale procedures, en verzoekt de lidstaten met klem om de invoering van prestatiecriteria betreffende de mensenrechten, die dienen te worden toegepast voor elk land dat zich kandidaat stelt voor UNHRC-lidmaatschap, aan te moedigen en deze criteria aan te nemen; verzoekt de lidstaten met klem om transparante, open en competitieve procedures voor de verkiezing van UNHRC-leden aan te moedigen;

    9.

    spreekt opnieuw zijn steun uit voor het mechanisme van universele periodieke toetsing (UPR) en zijn waardering voor de waardevolle resultaten hiervan, en roept de leden ertoe op zich actief voor te bereiden op deze toetsing, onder meer door het maatschappelijk middenveld hierbij te betrekken, deel te nemen aan de interactieve dialoog tijdens de UPR-zitting en aan de debatten over de goedkeuring van de UPR-bevindingen, de UPR-aanbevelingen op te volgen en concrete maatregelen te treffen om nog beter aan hun mensenrechtenverplichtingen te voldoen;

    10.

    blijft zich verzetten tegen blokstemming in de UNHRC; verzoekt de bij de UNHRC aangesloten landen met klem transparant te blijven in hun stemgedrag;

    11.

    verzoekt de EU en de lidstaten om de UPR-aanbevelingen in alle beleidsdialogen tussen de EU en de desbetreffende landen te laten meewegen met als doel manieren te vinden om landen bij de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen te ondersteunen;

    12.

    bekrachtigt zijn steun aan de speciale procedures en de onafhankelijke status van de mandaathouders, bedoeld om hen in staat te stellen hun taak volledig neutraal uit te voeren, roept alle staten ertoe op hun medewerking aan deze procedures te verlenen en spoort de lidstaten ertoe aan ruchtbaarheid te geven aan gevallen waarin landen weigeren samen te werken met houders van mandaten voor speciale procedures;

    13.

    acht het belangrijk om parlementaire delegaties naar de zittingen van de UNHRC en andere relevante zittingen van de Algemene Vergadering van de VN af te vaardigen;

    14.

    betreurt het feit dat de ruimte voor interactie tussen het maatschappelijk middenveld en de UNHRC voortdurend krimpt en dat ngo's tijdens deze zittingen steeds minder gelegenheid krijgen om het woord te voeren; dringt er bij de EU en de UNHRC op aan te waarborgen dat het maatschappelijk middenveld een zo ruim mogelijke bijdrage kan leveren aan de 28ste vergadering van de UNHRC, alsmede aan het proces van de universele periodieke toetsing en andere mensenrechtenmechanismen van de VN, zonder dat de betrokken organisaties hoeven te vrezen voor represailles bij hun terugkeer in eigen land;

    Burgerrechten en politieke rechten

    15.

    herhaalt dat de vrijheid van meningsuiting niet alleen de hoeksteen vormt van elke vrije en democratische maatschappij, maar ook een grondrecht van elk individu is; veroordeelt ten strengste de moord in januari 2015 in Frankrijk op twaalf personen, waaronder striptekenaars van de krant Charlie Hebdo, en op vier mensen in een joodse supermarkt, alsmede de moord op een filmregisseur en een bewaker van een synagoge in Kopenhagen, door terroristen die het gemunt hebben op de vrijheid van meningsuiting en de godsdienstvrijheid;

    16.

    veroordeelt het gebruik van religie door extremistische en jihadistische groeperingen in alle landen en vooral in Syrië, Irak, Libië, Myanmar, Nigeria en Centraal-Afrika, die de bevolking terroriseren met onder meer gewapende aanvallen, bommen, zelfmoordacties, ontvoeringen en andere gewelddaden; is van oordeel dat in de strijd tegen het terrorisme maatregelen moeten worden genomen voor de aanpak van de onderliggende oorzaken, waaronder sociale uitsluiting, politieke marginalisering en ongelijkheid; dringt aan op meer inspanningen voor de bescherming van de rechten van personen die tot religieuze minderheden behoren; dringt erop aan dat bij alle activiteiten ter bestrijding van het terrorisme de mensenrechten en de rechtsstaat gehandhaafd blijven;

    17.

    spreekt zijn bezorgdheid uit over alle beperkingen van de vrijheid van vergadering en vereniging, waaronder het verbieden van organisaties van het maatschappelijk middenveld, agressief gebruik van wetgeving inzake smaad en andere restrictieve wetgeving, excessieve regels inzake registratie en verslaglegging en overdreven beperkende regels inzake buitenlandse financiering, en herhaalt dat de vrijheid van vereniging en vreedzame vergadering fundamentele elementen van de mensenrechten zijn;

    18.

    roept alle regeringen op organisaties van het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenactivisten te steunen en hen in staat te stellen zonder angst, repressie of intimidatie hun werk te doen en met de UNHRC samen te werken in het UPR-mechanisme, alsmede te waarborgen dat landen die verantwoordelijk zijn voor represailles tegen mensenrechtenactivisten ter verantwoording worden geroepen, met name als represailles een fatale afloop hebben, zoals in het geval van de dood in maart 2014 van de Chinese mensenrechtenactivist Cao Shunli, die geprobeerd had het vliegtuig te nemen om de zitting van de UNHRC in september 2013 in Genève bij te wonen;

    19.

    veroordeelt andermaal de toepassing van de doodstraf en is groot voorstander van de invoering van een moratorium op de doodstraf, als stap in de richting van de afschaffing ervan;

    20.

    herinnert aan het belang van de strijd tegen foltering en andere vormen van mishandeling en aan het feit dat de EU zich ertoe heeft verplicht deze kwestie tot prioriteit te verheffen, ook als het gaat om kinderen, en het werk van de speciaal VN-rapporteur inzake foltering te faciliteren; verzoekt de EDEO, de Commissie en de EU-lidstaten blijk te geven van hun gemeenschappelijke inzet voor de bestrijding van foltering en de ondersteuning van slachtoffers, met name door te blijven c.q. te gaan bijdragen aan het vrijwillige VN-fonds voor de slachtoffers van foltering en het speciale fonds dat krachtens het facultatieve protocol bij het Verdrag tegen foltering is ingesteld;

    21.

    spreekt zijn bezorgdheid uit over de voortdurende en wijdverspreide discriminatie van migranten, waaronder asielzoekers en vluchtelingen, en de schendingen van hun rechten; verzoekt de EU en de lidstaten de werkzaamheden van de speciale VN-rapporteur voor de rechten van migranten en de tenuitvoerlegging van zijn aanbevelingen te steunen; verzoekt de regeringen de mensenrechten alsook de daaraan inherente waardigheid van migranten te eerbiedigen, een einde te maken aan willekeurige arrestatie en opsluiting, de duur van gevangenhouding te evalueren en gebruik te maken van alternatieven voor opsluiting teneinde excessieve detentie van illegale migranten tegen te gaan; verzoekt de regeringen onder alle omstandigheden het beginsel van non-refoulement na te leven en hun internationale wettelijke verplichtingen met betrekking tot de uitzetting van migranten volledig na te komen; verzoekt staten, indien zij zulks nog niet hebben gedaan, systemen en procedures in te voeren om te waarborgen dat hun internationale wettelijke mensenrechtenverplichtingen in het kader van alle programma's en bij alle instanties op het gebied van migratie worden nagekomen;

    22.

    steunt het meest recente verslag en de conclusies van de speciale UNHRC-rapporteur voor hedendaagse vormen van racisme, rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en aanverwante intolerantie; verzoekt de EU en haar lidstaten de aanbevelingen van de speciale rapporteur op te nemen in hun intern beleid ter bestrijding van de verspreiding van rassenhaat, etnische haat en vreemdelingenhaat en het aanzetten tot geweld op internet en via de sociale media, door passende wetgevingsmaatregelen te nemen en daarbij de andere grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting, ten volle te eerbiedigen;

    23.

    wijst erop dat het klimaat waarin de vrijheid van meningsuiting wordt uitgeoefend in de hele wereld veranderingen heeft ondergaan ten gevolge van de snelle ontwikkeling van informatie- en communicatietechnologieën, en dat dit enerzijds aanzienlijke voordelen heeft opgeleverd, maar anderzijds ook reden geeft tot zorg; is in dit verband verheugd over het feit dat de Raad in mei 2014 de EU-richtsnoeren voor de vrijheid van meningsuiting online en offline heeft goedgekeurd, en veroordeelt alle beperkingen van digitale communicatie, waaronder alle maatregelen die zich richten tegen het maatschappelijk middenveld; herhaalt dat het van belang is bijzondere aandacht te besteden aan de rechten van journalisten en bloggers;

    24.

    spoort de UNHRC ertoe aan het debat over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer voort te zetten en met het oog daarop een speciale VN-rapporteur voor het recht op privacy te benoemen, die zich met name zal bezighouden met het recht op privacy op het gebied van digitale communicatie;

    Sociale en economische rechten

    25.

    wijst erop dat de VN-ontwikkelingsagenda na de millenniumdoelstellingen tot doel heeft armoede uit te roeien tegen 2030 door middel van een holistische aanpak van economische, sociale en milieukwesties; is ingenomen met het syntheseverslag van de secretaris-generaal van de VN in de aanloop naar de buitengewone VN-top over de agenda duurzame ontwikkelingsdoelstellingen voor de periode na 2015; steunt de oproepen van de secretaris-generaal om te opteren voor een op de behoeften en rechten van mensen toegespitste aanpak om een einde te maken aan armoede;

    26.

    acht het van belang dat de toenemende en extreme ongelijkheid wordt aangepakt om de armoede in het algemeen te bestrijden en de sociale en economische rechten in het bijzonder te bevorderen door de toegang tot voedsel, water, onderwijs, gezondheidszorg en passende huisvesting te vergemakkelijken; benadrukt in deze context dat landroof een steeds groter probleem wordt, dat dient te worden aangepakt;

    27.

    is van mening dat corruptie, belastingontduiking, wanbeheer van openbare goederen en gebrek aan verantwoordingsplicht bijdragen tot de schending van de rechten van burgers, aangezien hierdoor niet de hoognodige investeringen kunnen worden gedaan in openbare diensten zoals onderwijs, basisgezondheidszorg en andere sociale infrastructuur, en aldus de spiraal van armoede in stand wordt gehouden; herinnert eraan dat regeringen er krachtens het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten toe verplicht zijn de rechten van hun burgers te eerbiedigen door voldoende middelen beschikbaar te stellen; benadrukt in dit verband dat bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de bescherming van mensenrechtenactivisten die actief zijn op het vlak van economische, sociale en culturele rechten;

    28.

    bekrachtigt zijn steun voor de benoeming van een speciale VN-rapporteur voor financiële criminaliteit, corruptie en mensenrechten;

    Bedrijfsleven en mensenrechten

    29.

    is groot voorstander van de daadwerkelijke en alomvattende verspreiding en tenuitvoerlegging van de VN-richtsnoeren inzake bedrijfsleven en mensenrechten in en buiten de EU en onderstreept dat alle nodige maatregelen moeten worden genomen om lacunes bij de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de VN-richtsnoeren aan te pakken, inclusief voor wat betreft toegang tot de rechter; is ingenomen met het initiatief voor een regeling tot oprichting van een systeem van zorgvuldigheidsverplichtingen in de toeleveringsketen met het oog op de verantwoorde winning van mineralen uit conflictgebieden; verzoekt alle belanghebbenden actief deel te nemen aan de 11e zitting van de werkgroep van de VN over de mensenrechtenproblematiek in het kader van transnationale ondernemingen en andere bedrijven, en steun te verlenen aan de inspanningen die gericht zijn op aanpassing van het beleid van deze ondernemingen aan de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en aan de VN-richtsnoeren inzake bedrijven en mensenrechten; herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om vóór eind 2015 verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging van de VN-richtsnoeren inzake bedrijven en mensenrechten door de EU-lidstaten;

    30.

    spoort de EU-delegaties over de hele wereld aan de dialoog aan te gaan met EU-bedrijven om de eerbiediging van de mensenrechten te bevorderen en ervoor te zorgen dat „bedrijfsleven en mensenrechten” wordt opgenomen in de lijst van focusthema's van de lokale oproepen tot het indienen van voorstellen voor het Europees instrument voor democratie en mensenrechten;

    31.

    is van oordeel dat het bedrijfsleven en de mensenrechten elkaar onderling kunnen versterken door te zorgen voor nieuwe zakelijke mogelijkheden in de regio's waar duurzame en verantwoorde investeringen het meest nodig zijn en door bij te dragen tot de algemene eerbiediging van mensenrechten in de ontwikkelingslanden;

    32.

    verzoekt de EU en haar lidstaten deel te nemen aan de discussie die zich thans ontspint over een internationaal juridisch bindend instrument, in het kader van de VN, inzake bedrijfsleven en mensenrechten;

    Vrouwenrechten

    33.

    wijst erop dat gendermainstreaming, dat wil zeggen de reorganisatie, verbetering, ontwikkeling en evaluatie van beleidsmaatregelen met het doel te waarborgen dat gelijke kansen door de beleidsmakers in alle beleidsmaatregelen — op ieder niveau en in elke fase — worden geïntegreerd, een belangrijk instrument is om gendergelijkheid te bereiken;

    34.

    verzoekt de EU actief deel te nemen aan de 59e zitting van de Commissie voor de positie van de vrouw, en weerstand te blijven bieden aan alle pogingen tot ondermijning van het VN-actieplatform van Beijing, dat zal worden geëvalueerd ter gelegenheid van het feit dat de Vierde Wereldvrouwenconferentie 20 jaar geleden plaatsvond, onder meer voor wat betreft de toegang tot onderwijs en gezondheidszorg als fundamentele mensenrechten, en seksuele en reproductieve rechten;

    35.

    laat zich kritisch uit over het feit dat ondanks de tot dusverre geboekte vooruitgang bij de totstandbrenging van gendergelijkheid en de versterking van de positie van de vrouw, in talrijke landen discriminerende wetgeving blijft bestaan, met name op het gebied van het gezin en eigendomsverwerving; merkt op dat er nog altijd veel minder vrouwen dan mannen een leidinggevende functie hebben en dat geweld jegens vrouwen nog steeds op grote schaal voorkomt en dat de toegang van vrouwen tot de rechter nog altijd beperkt is, terwijl er iedere dag grote aantallen vrouwen omkomen ten gevolge van huiselijk geweld; is uitermate bezorgd over het feit dat er in sommige landen zelfs sprake is van achteruitgang, met name op het gebied van seksuele en reproductieve rechten;

    36.

    veroordeelt krachtig het gebruik van seksueel geweld tegen vrouwen, waaronder misdrijven als massaverkrachting, seksuele slavernij, gedwongen prostitutie, genderspecifieke misdrijven zoals genitale verminking, mensenhandel, vroegtijdige en gedwongen huwelijken, eremoord en alle andere vormen van vergelijkbaar ernstig seksueel geweld, inclusief het gebruik van seksueel geweld tegen vrouwen als oorlogstactiek; verzoekt de EU en al haar lidstaten opnieuw om het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (het Verdrag van Istanboel) te ondertekenen en te ratificeren;

    37.

    herinnert tevens aan de toezegging van de EU om mensenrechten en genderaspecten te integreren in missies in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, overeenkomstig de op dit punt cruciale resoluties 1325 en 1820 van de VN-Veiligheidsraad betreffende vrouwen, vrede en veiligheid; herhaalt in dit verband zijn oproep aan de EU en haar lidstaten om bij het streven naar duurzame verzoening de systematische deelname van vrouwen aan vredesprocessen te waarborgen, en dringt aan op aandacht voor genderaspecten bij conflictpreventie, vredeshandhaving, humanitaire hulpverlening, wederopbouw na conflicten en democratische overgangsprocessen;

    38.

    benadrukt dat genitale verminking van vrouwen en vorm van foltering is; beklemtoont dat de EU met derde landen moet blijven samenwerken om genitale verminking van vrouwen als gebruik uit te bannen; herinnert de lidstaten die de genitale verminking van vrouwen in hun nationale wetgeving strafbaar hebben gesteld eraan dat zij deze wetgeving moeten handhaven wanneer wordt vastgesteld dat hun burgers er het slachtoffer van geworden zijn;

    39.

    is ingenomen met het feit dat het Internationaal Strafhof seksueel en gendergerelateerd geweld — met inbegrip van verkrachting, aanranding en seksuele vernedering — heeft aangemerkt als een vorm van foltering, en heeft aanbevolen dat dergelijke misdrijven als oorlogsmisdaden worden beschouwd;

    Rechten van het kind

    40.

    uit zijn bezorgdheid over het feit dat er weliswaar vooruitgang is geboekt sinds de aanneming van het Verdrag inzake de rechten van het kind in 1989, maar dat er nog minstens 58 miljoen kinderen, en met name meisjes, kinderen uit arme gezinnen, kinderen met een handicap en kinderen in conflictgebieden, niet naar school gaan, veel kinderen nog steeds aan ziektes lijden die gemakkelijk voorkomen kunnen worden en kinderarbeid nog steeds op grote schaal voorkomt;

    41.

    roept alle staten op zich ertoe te verbinden de ergste vormen van kinderarbeid, zoals gedefinieerd in artikel 3 van IAO-verdrag nr. 182, uit te bannen, waaronder kinderslavernij, kinderhandel, kinderprostitutie en gevaarlijk werk dat de lichamelijke en geestelijke gezondheid van het kind schaadt;

    42.

    herinnert eraan dat het een van de belangrijkste verplichtingen van de staat is om alle kinderen onderwijs te bieden, door hen daartoe een breed scala aan mogelijkheden te bieden, goede onderwijsinstellingen op te richten en de structurele oorzaken van grote problemen in het algemeen basisonderwijs aan te pakken, waaronder het percentage vroegtijdige schoolverlaters, dat in het algemeen basisonderwijs een groot struikelblok blijft;

    43.

    wenst dat voldoende EU-financiering wordt uitgetrokken voor demobilisatie- en reïntegratieprogramma's voor bij gewapende conflicten betrokken kinderen en voormalige kindsoldaten; herhaalt zijn krachtige steun voor de campagne „Kinderen, geen soldaten”, zoals aangegeven tijdens de hoorzitting over hetzelfde thema in de Subcommissie mensenrechten op 3 december 2014; is ingenomen met de jaarverslagen van de speciale vertegenwoordiger van de VN voor kinderen in gewapende conflicten en de speciale vertegenwoordiger van de VN voor geweld jegens kinderen, alsook met het verslag van de speciale rapporteur voor kinderhandel, kinderprostitutie en kinderpornografie;

    Rechten van LGBTI’ers

    44.

    maakt zich ernstige zorgen over de recente toename van het aantal discriminerende wetten en praktijken en gewelddaden tegen personen op grond van hun seksuele gerichtheid en genderidentiteit; vindt dat de situatie van LGBTI op de voet moet worden gevolgd, onder andere in Nigeria en Gambia, waar onlangs ingevoerde anti-LGBTI-wetten een bedreiging vormen voor het leven van seksuele minderheden; toont zich uitermate verontrust over de zogeheten „anti-propagandawetten” waarmee de vrijheid van meningsuiting en vergadering wordt ingeperkt, ook in landen op het Europese continent; is ingenomen met de UNHRC-resolutie over de bestrijding van geweld en discriminatie op grond van seksuele gerichtheid en genderidentiteit van 26 september 2014; bekrachtigt zijn steun aan de niet-aflatende werkzaamheden van de Hoge Commissaris om de vrije uitoefening van alle mensenrechten door LGBTI te bevorderen en te beschermen, voornamelijk met behulp van verklaringen, verslagen en de „vrij & gelijk”-campagne; spoort de Hoge Commissaris aan zijn strijd tegen discriminerende wetten en praktijken voort te zetten;

    Klimaatverandering en mensenrechten

    45.

    benadrukt dat de klimaatverandering grote gevolgen heeft voor groepen en personen in kwetsbare situaties, vooral in lage-inkomenslanden en in landen met een kust en laaggelegen eilandstaten die niet over de economische middelen beschikken om zich aan verregaande ecologische veranderingen aan te passen;

    46.

    stelt met bezorgdheid vast dat klimaatgerelateerde incidenten vooral grote gevolgen hebben voor inheemse volkeren; wijst er in dit verband op dat de meeste inheemse volkeren onder de armoedegrens leven en nauwelijks of geen toegang hebben tot vertegenwoordiging, politieke besluitvorming of de rechter;

    47.

    is ingenomen met het feit dat de UNHRC erkent dat ecologische veranderingen de bestaanszekerheid van bevolkingen bedreigen en de verwezenlijking van fundamentele, internationaal erkende mensenrechten in de weg staan; verzoekt de staten die lid zijn van de UNHRC met klem om op de komende conferentie over klimaatverandering van 2015 in Parijs dringende en ambitieuze matigings- en aanpassingsmaatregelen aan te nemen;

    48.

    verzoekt de Commissie en de EDEO actief deel te nemen aan het debat over de term „klimaatvluchteling”, met inbegrip van de mogelijke definitie ervan in het internationaal recht of in enige juridisch bindende internationale overeenkomst;

    De strijd tegen straffeloosheid en het Internationaal Strafhof (ICC)

    49.

    herhaalt zijn volledige steun voor de werkzaamheden van het ICC die erop gericht zijn een einde te maken aan de straffeloosheid ten aanzien van plegers van de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap met zorg vervullen, en gerechtigheid te bieden aan slachtoffers van oorlogsmisdaden, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide; blijft alert op pogingen om de legitimiteit of de onafhankelijkheid van het ICC te ondermijnen; dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan om samen te werken met het Strafhof en het krachtige diplomatieke, politieke en financiële steun te bieden, ook in het kader van de VN; dringt er bij de EU, haar lidstaten en de speciale vertegenwoordigers van de EU op aan om het ICC, de handhaving van zijn besluiten en de strijd tegen straffeloosheid met betrekking tot misdrijven die onder het Statuut van Rome vallen, actief te steunen; spreekt zijn voldoening uit over de recente ratificatie van het Statuut van Rome door de Palestijnse Autoriteit in januari 2015;

    Inheemse bevolkingsgroepen

    50.

    roept de EDEO, de Commissie en de lidstaten op de herziening van het mandaat van het deskundigenmechanisme inzake de rechten van inheemse volkeren te steunen, in overeenstemming met het slotdocument van de Wereldconferentie over inheemse volkeren (Resolutie 69/2 van de Algemene Vergadering van de VN), met het oog op het toezicht op en de evaluatie en verbetering van de tenuitvoerlegging van de Verklaring inzake de rechten van inheemse volkeren; verzoekt de EU-lidstaten erop aan te dringen dat alle houders van mandaten voor speciale procedures bijzondere aandacht besteden aan problemen waarmee inheemse vrouwen en meisjes kampen, en hierover stelselmatig verslag uitbrengen aan de UNHRC; dringt er bij de EDEO en de lidstaten op aan de ontwikkeling van het op het hele bestel gerichte actieplan inzake inheemse volkeren actief te steunen, overeenkomstig het verzoek van de Algemene Vergadering van de VN in haar resolutie van september 2014, in het bijzonder voor wat betreft de organisatie van regelmatige raadplegingen van inheemse volkeren als onderdeel van dit proces;

    Internationale culturele en sportevenementen en mensenrechten

    51.

    stelt aan de kaak dat autoritaire staten steeds vaker grootscheepse culturele of sportevenementen organiseren om hun internationale legitimiteit te onderbouwen, terwijl ze de kritiek uit eigen land steeds verder de mond snoeren; verzoekt de EU en haar lidstaten dit probleem aan de orde te stellen, onder andere bij de UNHRC, en met nationale sportfederaties, het bedrijfsleven en organisaties uit het maatschappelijk middenveld in discussie te gaan over de modaliteiten van hun deelname aan dergelijke evenementen, bijvoorbeeld de eerste Europese Spelen in Baku in 2015 en het door FIFA georganiseerde WK in Rusland in 2018 en in Qatar in 2022;

    Drones en autonome wapens

    52.

    herhaalt zijn oproep aan de Raad om een gemeenschappelijk standpunt van de EU te ontwikkelen over het gebruik van gewapende drones, waarin het allergrootste belang wordt gehecht aan de eerbiediging van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht en waarin kwesties zoals rechtskader, evenredigheid, verantwoording, bescherming van burgers en transparantie aan bod komen; dringt er nogmaals bij de EU op aan om een verbod uit te vaardigen op de ontwikkeling, de productie en het gebruik van volledig autonome wapens waarmee aanvallen zonder menselijke tussenkomst kunnen worden uitgevoerd; dringt erop aan dat mensenrechten in alle dialogen met derde landen inzake terrrorismebestrijding aan de orde komen;

    Mainstreaming van mensenrechten in de EU

    53.

    verzoekt de EU de universaliteit en ondeelbaarheid van de mensenrechten, waaronder burgerrechten en politieke, economische, sociale en culturele rechten, te bevorderen overeenkomstig artikel 21 van het Verdrag van Lissabon en de algemene bepalingen inzake het externe optreden van de Unie;

    54.

    verzoekt de EU, haar lidstaten, de Commissie en de EDEO mensenrechten te integreren in al hun beleidsgebieden die derde landen betreffen; onderstreept voorts dat het EU-beleid op het gebied van mensenrechten moet waarborgen dat interne en externe beleidsmaatregelen coherent zijn en aansluiten bij de verplichtingen van het EU-Verdrag, en dat een dubbele moraal wat de eerbiediging van mensenrechten betreft moet worden vermeden;

    55.

    dringt er bij de EU op aan een op rechten gebaseerde benadering te kiezen en eerbiediging van de mensenrechten te integreren in handel, investering, overheidsdiensten en ontwikkelingssamenwerking, alsmede in haar gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid;

    Prioriteiten van de EU inzake landenspecifieke kwesties

    Oekraïne

    56.

    spreekt zijn ernstige verontrusting uit over het geweld en het gewapende conflict in het oosten van Oekraïne; hoopt dat het op het akkoord van Minsk gebaseerde staakt-het-vuren zal standhouden; veroordeelt de grootschalige schendingen van de mensenrechten in het conflict alsook de gevolgen voor de mensenrechten van de recente gevechten; staat volledig achter de VN-missie voor toezicht op de mensenrechten en de speciale waarnemingsmissie van de OVSE in Oekraïne en vraagt dat deze laatste missie wordt versterkt; toont zich uiterst bezorgd over het lot van personen die als gevolg van het gewapende conflict in de zuidoostelijke gebieden ontheemd zijn geraakt; veroordeelt de wederrechtelijke annexatie van de Krim door middel van het agressieve en expansionistische beleid van Rusland, dat een bedreiging van de eenheid en onafhankelijkheid van Oekraïne vormt; blijft bezorgd over de discriminatie en wijdverbreide mensenrechtenschendingen ten aanzien van de plaatselijke bevolking in deze regio, met name de Krimtataren; verzoekt de EU-lidstaten hun steun te verlenen aan alle mogelijke inspanningen op VN-niveau om straffeloosheid tegen te gaan en onpartijdige onderzoeken in te stellen naar de gewelddadige gebeurtenissen en mensenrechtenschendingen in verband met het neerslaan van de Maidan-betogingen, de wederrechtelijke annexatie van de Krim en het gewapende conflict in Oost-Oekraïne; roept op tot eerbiediging van het internationaal humanitair recht en de internationale humanitaire beginselen, met het oog op de bescherming van burgers in het conflict;

    Democratische Volksrepubliek Korea (DVK)

    57.

    is ingenomen met de geplande verlenging van het mandaat van de speciale rapporteur voor de mensenrechtensituatie in de Democratische Volksrepubliek Korea (DVK); is voorts verheugd over de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN waarin de VN-Veiligheidsraad ertoe wordt aangespoord gepaste maatregelen te nemen om de verantwoordingsplicht te waarborgen, onder meer door te overwegen om de situatie in de DVK door te verwijzen naar het Internationaal Strafhof; vraagt dat de UNHRC zijn oproep met betrekking tot de verantwoordingsplicht herhaalt, ook in verband met personen die misdaden tegen de menselijkheid begaan of hebben begaan op basis van op het hoogste niveau van de staat vastgesteld beleid; is verheugd over de oprichting van een lokale structuur in de DVK om het toezicht op de situatie te verbeteren en het verzamelen van bewijsmateriaal in het kader van de verantwoordingsplicht te bevorderen, dringt erop aan dat alle staten met deze structuur samenwerken en verzoekt de UNHRC meer aandacht te besteden aan de situatie in de DVK en een officieel panel in het leven te roepen waarin personen wier rechten geschonden zijn, in het kader van een volgende zitting van de UNHRC hun verhaal kunnen doen;

    Iran

    58.

    is ingenomen met de resolutie van de UNHRC van maart 2014 over de mensenrechtensituatie in de Islamitische Republiek Iran en met de verlenging van het mandaat van de speciale rapporteur van de VN, en roept Iran ertoe op de speciale rapporteur toegang te verlenen tot het land, omdat Iran hiermee kan aantonen bereid te zijn in gesprek te gaan over de mensenrechten; bevestigt andermaal zijn veroordeling van het gebruik van de doodstraf in Iran, onder meer voor minderjarigen, die vaak wordt uitgevoerd na een gerechtelijke procedure die de internationaal aanvaarde minimumnormen inzake een eerlijk proces niet eerbiedigt; blijft verontrust over het grote aantal executies zonder vorm van proces of zonder eerlijk proces; sluit zich aan bij de gezamenlijke verklaring van de mandaathouders voor de „speciale procedures” van de VN van augustus 2014 waarin zij de golf van arrestaties en veroordelingen van vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld in Iran afkeuren; verzoekt de EU en de UNHRC de systematische schending van de mensenrechten nauwlettend te blijven volgen en ervoor te zorgen dat mensenrechten een belangrijke prioriteit blijven in alle contacten met de Iraanse regering; dringt er bij de Iraanse autoriteiten op aan zich te houden aan het internationaal humanitair recht, krachtens hetwelk executie van minderjarige overtreders in strijd is met internationale minimumnormen, en te stoppen met het executeren van minderjarige overtreders;

    Myanmar/Birma

    59.

    steunt het meest recente verslag van de speciale rapporteur van de VN over de mensenrechtensituatie in Myanmar, waarin wordt geconstateerd dat er vorderingen zijn gemaakt, maar eveneens wordt gewezen op het feit dat er op bepaalde terreinen nog altijd grote problemen bestaan; verzoekt de regering van Myanmar mensenrechten, met inbegrip van de rechten van minderheden, te integreren in het institutionele en rechtskader van het land en in alle beleidsdomeinen, en de vrijheid van meningsuiting en vergadering te eerbiedigen; uit zijn bezorgdheid over de voorgestelde wetgeving inzake „bescherming van ras en religie”, die vier wetsontwerpen omvat over interconfessionele huwelijken, bekering, monogamie en geboortebeperking; roept de UNHRC om het mandaat van de speciale rapporteur onder punt 4 te verlengen, opnieuw blijk te geven van zijn grote bezorgdheid over de situatie van de Rohingya-minderheid in de deelstaat Rakhine die nog verergerd wordt door het feit dat deze gemeenschap geen wettelijke status heeft en daardoor stelselmatig gediscrimineerd wordt, en dringt aan op een grondig, transparant en onafhankelijk onderzoek naar alle berichten over mensenrechtenschendingen jegens de Rohingya, en vaart te zetten achter het proces om in het land een kantoor van de Hoge Commissaris met een volledig toezichts- en verslagleggingsmandaat te openen; betreurt de aanvallen op burgers in de staten Kachin en Shan, het gebruik van seksueel geweld door veiligheidstroepen tijdens gewapende conflicten, het feit dat er politieke gevangenen zijn, de intimidatie van mensenrechtenactivisten, andere activisten en mediamedewerkers, buitengerechtelijke executies, de confiscatie van grond en de stemmingmakerij tegen religieuze en etnische minderheden; is van mening dat de eventuele sluiting van een investeringsovereenkomst tussen de EU en Myanmar zorgvuldig moet worden afgewogen, aangezien het gevaar bestaat dat buitenlandse investeringen in het land tot een verergering van de mensenrechtenschendingen leiden;

    Belarus

    60.

    maakt zich ernstige zorgen over de aanhoudende mensenrechtenschendingen in Belarus; spreekt zijn afkeuring uit over de drie terechtstellingen die in 2014 hebben plaatsgevonden, de intimidatie van mensenrechtenactivisten, de vervolging van onafhankelijke journalisten, de censuur op alle internetcommunicatie en de restrictieve wetgeving betreffende niet-gouvernementele organisaties; pleit voor de verlenging van het mandaat van de speciale rapporteur van de VN inzake de mensenrechtensituatie in Belarus op de 29e zitting van de Mensenrechtenraad, en roept de regering van Belarus ertoe op om de houders van mandaten voor speciale VN-procedures en de speciale rapporteur onbeperkt toegang tot het land te verlenen; dringt erop aan alle politieke gevangenen onmiddellijk vrij te laten en eerherstel te verlenen;

    Bahrein

    61.

    blijft bezorgd over het politieoptreden tegen oppositieleiders, spelers uit het maatschappelijk middenveld en activisten in Bahrein en de situatie van mensenrechtenactivisten en politieke tegenstanders in het land; verzoekt alle belanghebbenden in Bahrein een constructieve en inclusieve dialoog aan te gaan, teneinde echte verzoening te bereiken en de eerbiediging van de mensenrechten van alle gemeenschappen in Bahrein te waarborgen; verlangt de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle gewetensgevangenen, journalisten, mensenrechtenactivisten en vreedzame demonstranten, en steunt de gezamenlijke verklaring van de mandaathouders voor de speciale VN-procedures van 4 februari 2015 betreffende de arrestatie van een belangrijke politieke tegenstander en het neerslaan van de demonstraties die hierop plaatsvonden; verzoekt de EU-lidstaten en de andere leden van de UNHRC om de mensenrechtensituatie in Bahrein van nabij te blijven volgen en hierbij met name te letten op de tenuitvoerlegging van de toezeggingen die Bahrein tijdens de universele periodieke toetsing heeft gedaan alsmede van de aanbevelingen van de Bahreinse onafhankelijke onderzoekscommissie, waarop positief is gereageerd door de koning van Bahrein; betreurt het gebrek aan vooruitgang van de Bahreinse regering op het vlak van de samenwerking met het kantoor van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten (OHCHR) en de speciale procedures van de UNHRC, en vraagt de EU-lidstaten te streven naar goedkeuring, tijdens de zitting van maart van de UNHRC, van een resolutie waarin zij de volledige tenuitvoerlegging eisen van de verbintenissen die Bahrein tijdens de universele periodieke toetsing heeft gedaan en van de aanbevelingen, inclusief die betreffende mensenrechtenactivisten, van de Bahreinse onafhankelijke onderzoekscommissie, waarin het OHCHR verzocht werd verslag uit te brengen over de mensenrechtensituatie ter plaatse en over de vooruitgang op het vlak van de samenwerking van Bahrein met de VN-mensenrechtenmechanismen;

    Egypte

    62.

    spreekt zijn voldoening uit over het verloop van de universele periodieke toetsing voor Egypte in november 2014 en gaat ervan uit dat de UPR tijdens de volgende zitting van de UNHRC zal worden goedgekeurd; dringt bij Egypte aan op onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle activisten en mensenrechtenverdedigers, alsmede van de personen die gevangen worden gehouden omdat zij op vreedzame wijze gebruik hebben gemaakt van hun vrijheid van meningsuiting, vergadering en vereniging; verlangt voorts dat de Egyptische regering wetgeving aanneemt die aansluit bij de internationale normen en dat zij het in de Egyptische grondwet verankerde recht op vereniging waarborgt, alsook het recht om financiering te ontvangen en te verstrekken, en dat zij de wet op protestdemonstraties van november 2013 intrekt en een nieuwe wet aanneemt die de vrijheid van vergadering garandeert; verzoekt de Egyptische regering een gerechtelijk onderzoek in te stellen naar de identiteit van de opdrachtgevers en uitvoerders van buitengerechtelijke executies bij de onderdrukking van de overwegend vreedzame demonstraties die sinds 3 juli 2013 hebben plaatsgevonden, waaronder de ontruiming van het Rabaa- en Nahda-plein op 14 augustus 2013, waarbij ten minste 1 000 demonstranten om het leven kwamen; dringt erop aan dat Egypte onafhankelijke, onpartijdige en efficiënte onderzoeken voert naar alle mensenrechtenschendingen sinds 2011, met inbegrip van seksuele gewelddaden, en ervoor zorgt dat degenen die verantwoordelijk zijn voor deze schendingen rekenschap moeten afleggen en dat de slachtoffers conform de internationale normen een passend rechtsherstel wordt geboden; eist dat de Egyptische autoriteiten zonder uitstel alle doodvonnissen annuleren, nieuwe processen laten plaatsvinden waarmee het recht op een eerlijk en correct proces wordt gegarandeerd, meteen een moratorium afkondigen op doodvonnissen en terechtstellingen, alle opgesloten journalisten en mediawerkers onverwijld vrijlaten en in overeenstemming met de internationale normen het recht op de vrijheid van toegang tot informatie en meningsuiting garanderen; vraagt de Egyptische autoriteiten met klem om in te stemmen met het bezoek van de speciale rapporteur van de VN inzake geweld tegen vrouwen, waarvoor in theorie al toelating is verleend maar dat sinds begin 2014 wordt uitgesteld, en om een uitnodiging te doen toekomen aan alle relevante VN-mensenrechtenmechanismen, in het bijzonder de speciale rapporteur inzake de vrijheid van vergadering, de speciale rapporteur inzake foltering, de speciale rapporteur inzake de mensenrechten bij terrorismebestrijdingen de speciale rapporteur inzake de onafhankelijkheid van rechters en advocaten; vraagt de Egyptische autoriteiten ervoor te zorgen dat de binnenlandse wetgeving overeenstemt met de internationale mensenrechtennormen, wet nr. 136/2014 onverwijld in te trekken, een eind te maken aan militaire rechtszaken tegen burgers, alle door militaire rechtbanken uitgesproken vonnissen tegen burgers te annuleren en bevel te geven tot onmiddellijke nieuwe processen voor burgerlijke rechtbanken; vraagt dat de EU en haar lidstaten een duidelijke verklaring over deze onderwerpen afleggen;

    Mali

    63.

    is ingenomen met het werk van de onafhankelijke VN-deskundige inzake de mensenrechtensituatie in Mali en verzoekt de UNHRC zijn mandaat te verlengen; is verheugd over de vooruitgang die de regering van Mali heeft geboekt bij het opnieuw instellen van de rechterlijke macht in sommige delen van het land en bij het onderzoek naar de foltering van en moord op 21 elitesoldaten in 2012, alsook over de oprichting van de Commissie voor waarheid, gerechtigheid en verzoening; blijft bezorgd over de nieuwe verslechtering van de veiligheidssituatie en het aanhoudende inzetten en rekruteren van kindsoldaten en roep de regering van Mali op te onderzoeken wie binnen alle strijdende partijen verantwoordelijk was voor oorlogsmisdaden tijdens het gewapende conflict in 2012-2013 en hen ter verantwoording te roepen; is ingenomen met het vredesakkoord voor de hele bevolking van Mali, aangezien zij hiervan na maanden van instabiliteit en onveiligheid als eersten de vruchten plukken, maar betreurt dat de rebellen in het noorden om uitstel hebben gevraagd; roept alle partijen op het voorbeeld van de Malinese regering te volgen en het akkoord, waarvan de tenuitvoerlegging door de EU zal worden gemonitord, onverwijld te tekenen, en te waarborgen dat het toekomstige vredesakkoord voorziet in verantwoordingsplicht, uitbreiding van de waarheidscommissie en toetsing van leden van veiligheidstroepen;

    Zuid-Soedan

    64.

    dringt er bij de Afrikaanse Unie op aan het rapport van haar onderzoekscommissie naar de mensenrechtenschendingen en gevallen van misbruik die door de verschillende partijen in Zuid-Soedan zijn begaan openbaar te maken, om er op die manier voor te zorgen dat vervolging van degenen die zich sinds de start van het conflict aan deze schendingen schuldig hebben gemaakt, dichterbij komt; spreekt zijn afschuw uit over de ontvoering van een groep jonge kinderen in Wau Shilluk in februari 2015, met als doel om deze kinderen in te zetten als kindsoldaten; dringt erop aan dat de UNHRC een resolutie aanneemt waarin wordt benadrukt dat eerlijke en geloofwaardige onderzoeken en vervolgingen van misdaden uit hoofde van het internationale recht essentieel zijn opdat Zuid-Soedan de vicieuze cirkel van wreed geweld en straffeloosheid kan doorbreken, vraagt hiertoe dat er wordt overwogen een hybride rechtsmechanisme in te voeren, en verzoekt Zuid-Soedan voorts met klem zich aan te sluiten bij het Statuut van Rome en een mandaat te verstrekken voor een speciale rapporteur voor Zuid-Soedan om met de steun van de internationale gemeenschap eerlijke en geloofwaardige vervolgingen en brede maatregelen inzake de verantwoordingsplicht aan te moedigen;

    Sri Lanka

    65.

    neemt kennis van de toezeggingen van de onlangs gekozen regering van Sri Lanka en roept haar ertoe op tussen nu en de 30e zitting van de UNHRC in september 2015 concrete stappen te zetten op het gebied van verantwoordingsplicht, onder meer met ernstig opgevatte onderzoeken en vervolgingen, en zo haar beloften betreffende het verbeteren van de mensenrechtensituatie in het land en het verhinderen van een terugval na te komen, en om haar volledige samenwerking te verlenen aan het kantoor van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten en diens internationale onderzoek betreffende Sri Lanka;

    Syrië

    66.

    toont zich uiterst bezorgd over het dramatische en gewelddadige conflict en de humanitaire crisis die het gevolg zijn van het geweld dat in de eerste plaats door het Assad-regime, maar ook door de Islamitische Staat/Da'esh en andere militaire groeperingen tegen burgers wordt gebruikt, met name tegen kwetsbare groepen zoals vrouwen en kinderen; spreekt zijn verontrusting uit over het feit dat Da'esh zijn ideologie naar het buitenland exporteert; is zeer verontrust over de stelselmatige schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht in Syrië, die wellicht gelijk kunnen worden gesteld aan oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid; dringt er bij alle partijen op aan het geldende internationale humanitaire recht na te leven om burgers te beschermen, hun mensenrechten te eerbiedigen en tegemoet te komen aan hun basisbehoeften; dringt er bij alle VN-lidstaten op aan het geweld in duidelijke bewoordingen te veroordelen en met name de rechten van minderheden te verdedigen, ook wat betreft de stelselmatige vervolging van christenen; pleit voor onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle personen die willekeurig gevangen genomen of ontvoerd zijn omdat zij gebruik maakten van hun mensenrechten of andere vreedzame politieke activiteiten uitoefenden; vraagt dat de EU en haar lidstaten zich duidelijk uitspreken voor een verantwoordingsplicht en voor hernieuwing van de VN-onderzoeksmissie;

    Irak

    67.

    spreekt zijn grote bezorgdheid uit over het dramatische en gewelddadige conflict en de humanitaire crisis in Irak; stelt vast dat de mensenrechtensituatie verslechtert nu IS/Da'esch en andere militaire groeperingen zich schuldig maken aan ontvoeringen, massaexecuties en de vervolging van etnische en religieuze minderheden, waaronder christenen, in Irak;

    Palestina/Israël

    68.

    veroordeelt de raketaanvallen op Israël vanuit de Gazastrook door Hamas en andere gewapende groeperingen en spreekt zijn ernstige verontrusting uit over de humanitaire crisis in Gaza; vraagt dat de EU en haar lidstaten in het kader van de UNHRC openlijk hun steun verklaren voor de VN-onderzoekscommissie en blijk geven van hun afkeuring voor het feit dat de Israëlische autoriteiten geen samenwerking en toegang aan de VN-onderzoekscommissie verlenen; beklemtoont dat vrede onmogelijk is zonder gerechtigheid en eerbiediging van de rechtsstaat en benadrukt dat er een eind moet komen aan de jarenlange stelselmatige straffeloosheid voor schendingen van het internationaal recht; is ingenomen met het feit dat de openbare aanklager van het Internationaal Strafhof (ICC) een vooronderzoek heeft ingesteld naar de situatie in Palestina; verzoekt de EU om volledige samenwerking met het kantoor van de openbare aanklager van het ICC; vraagt dat de EU nogmaals agendapunt 7 van de UNHRC onderschrijft, de aanhoudende schendingen van het internationaal recht en de gebrekkige uitvoering van het advies van het Internationaal Gerechtshof krachtig veroordeelt en zich uitspreekt voor de hernieuwing van het mandaat van de VN-onderzoekscommissie;

    o

    o o

    69.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de voorzitter van de 69e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad en de Hoge VN-commissaris voor de mensenrechten.


    Top