Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015IP0070

    Resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2015 over de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen op internet (2015/2564(RSP))

    PB C 316 van 30.8.2016, p. 109–112 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    30.8.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 316/109


    P8_TA(2015)0070

    Bestrijding van seksueel misbruik van kinderen op het internet

    Resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2015 over de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen op internet (2015/2564(RSP))

    (2016/C 316/12)

    Het Europees Parlement,

    gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989, en de protocollen daarbij,

    gezien artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

    gezien de artikelen 7, 8, 47, 48 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

    gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit van 23 november 2001,

    gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van 25 oktober 2007,

    gezien Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (1),

    gezien de dreigingsevaluatie van Europol voor 2014 inzake door internet gefaciliteerde georganiseerde criminaliteit (Internet Organised Crime Threat Assessment, iOCTA),

    gezien Algemeen Commentaar nr. 14 (2013) van het VN-Comité voor de rechten van het kind, dat inhoudt dat het kind er recht op heeft dat zijn belang de eerste overweging vormt,

    gezien de in februari 2011 aangenomen EU-agenda voor de rechten van het kind,

    gezien zijn resolutie van 27 november 2014 over het 25-jarig bestaan van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind (2),

    gezien de mededeling van de Commissie „Een bijzondere plaats voor kinderen in het externe optreden van de EU” (COM(2008)0055),

    gezien de EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind,

    gezien de strategie van de EU inzake de uitroeiing van mensenhandel (2012-2016), in het bijzonder de bepalingen over de financiering van de uitwerking van richtsnoeren voor kinderbeschermingssystemen en over de uitwisseling van beste praktijken,

    gezien het debat in de plenaire vergadering van 12 februari 2015 over de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen op internet,

    gezien artikel 123, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, met inbegrip van afbeeldingen van seksueel misbruik van kinderen, ernstige schendingen vormen van de grondrechten, in het bijzonder van het recht van kinderen op de voor hun welzijn noodzakelijke bescherming en zorg, zoals vastgelegd in het VN-Verdrag van 1989 inzake de rechten van het kind en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

    B.

    overwegende dat bij de uitvoering van maatregelen ter bestrijding van deze misdrijven, overeenkomstig het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, de belangen van het kind op de eerste plaats moeten komen;

    C.

    overwegende dat ernstige misdrijven zoals de seksuele uitbuiting van kinderen en materiaal dat seksueel misbruik van kinderen bevat, een integrale benadering vergen waarbij aandacht wordt besteed aan het onderzoek van strafbare feiten, de vervolging van de daders, de bescherming van minderjarige slachtoffers en het voorkomen van deze praktijken;

    D.

    overwegende dat internet kinderen aan specifieke risico's kan blootstellen, doordat ze toegang kunnen krijgen tot of kunnen worden onderworpen aan materiaal dat seksueel misbruik van kinderen bevat, of kunnen worden geconfronteerd met cyberlokkers, de uitwisseling van gewelddadig materiaal, intimidatie, pesten of grooming; overwegende dat de blootstelling van kinderen aan dergelijke risico's verergerd is door het wijdverbreid gebruik van en de toegang tot mobiele technologie en het internet;

    E.

    overwegende dat de bestrijding van misbruik van kinderen op internet moet worden opgenomen in een bredere strategie die aandacht besteedt aan het algehele verschijnsel van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, terwijl men zich nu vooral richt op offlinedelicten via netwerken en individuen die doelbewust buiten internet opereren;

    F.

    overwegende dat seksuele uitbuiting in de online-omgeving verschillende vormen kan aannemen, gaande van jongeren die worden overtuigd of gedwongen om seksueel expliciete beelden van zichzelf te sturen of online te plaatsen, tot jongeren die worden overtuigd of gedwongen om via een webcam of smartphone deel te nemen aan seksuele activiteiten of via sms of online seksueel-getinte conversaties te hebben, waardoor de misbruikers en cyberlokkers kunnen dreigen beelden, video's of kopieën van conversaties naar vrienden of familieleden van de betrokken jongere te sturen als zij niet blijven deelnemen aan de seksuele activiteiten; overwegende dat lang nadat het seksueel misbruik is opgehouden, de beelden en/of video's nog kunnen worden gedeeld en vrij beschikbaar blijven waardoor wie dan ook ze kan bekijken en het slachtoffer dus constant het risico loopt opnieuw slachtoffer te zijn en te worden gestigmatiseerd;

    G.

    overwegende dat de maatregelen die de lidstaten hebben genomen om illegale online inhoud te voorkomen niet altijd doeltreffend genoeg zijn;

    H.

    overwegende dat bij het ter beschikking stellen van onderzoeksmiddelen aan speurders en aanklagers van seksueel misbruik van kinderen op internet onder meer rekening moet worden gehouden met het evenredigheidsbeginsel en de aard en de ernst van de onderzochte misdrijven, overeenkomstig de regelgeving van de EU en de lidstaten;

    I.

    overwegende dat aan de bescherming van minderjarigen in de digitale wereld ook moet worden meegewerkt door de sector, die initiatieven moet nemen om zijn deel van de verantwoordelijkheid op zich te nemen, onder meer via voorlichting en opleiding voor kinderen, ouders en leraren om te voorkomen dat minderjarigen toegang hebben tot illegale inhoud;

    J.

    overwegende dat uitbuiting en seksuele exploitatie van kinderen op internet vanwege de internationale aard en bijgevolg de honderden betrokken landen, rechtsgebieden en rechtshandhavingsinstanties, een internationaal probleem vormen dat een internationale oplossing vergt; overwegende dat erop moet worden gewezen dat mensenhandelaars gebruik maken van kinderen die geen juridische identiteit hebben en „onzichtbaar” zijn voor de voor seksueel misbruik online bevoegde autoriteiten;

    K.

    overwegende dat er, gezien de aard van de misdrijven en de leeftijd van de slachtoffers, bij seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen veel minder dan bij andere vormen van criminaliteit melding wordt gedaan bij de rechtshandhavingsinstanties; overwegende dat de beschikbare gegevens over het aantal gepleegde misdrijven dan ook geen accuraat beeld geven van de omvang van het probleem; overwegende dat volgens informatie van ngo's over webpagina's met materiaal dat seksueel misbruik van kinderen bevat, meer dan 80 % van de slachtoffers jonger dan 10 jaar is; overwegende dat uit gegevens van het internationaal samenwerkingsverband van internetmeldpunten blijkt dat het aantal zeer jonge kinderen dat slachtoffer is van seksueel misbruik toeneemt en dat het misbruik extremer en sadistischer van aard wordt;

    L.

    overwegende dat een groot aantal daders het Darknet gebruiken, waar zij anonieme groepen vormen die gebruik maken van verborgen forums, websitediensten, sociale netwerkplatformen en opslagproviders voor beelden van misbruik van kinderen, en waardoor een praktisch niet te traceren seksuele exploitatie van kinderen mogelijk en gemakkelijker wordt gemaakt;

    M.

    overwegende dat veel misdadigers gebruik maken van defensieve instrumenten zoals versleuteling en andere methoden om hun activiteiten te beveiligen, wat een serieus probleem vormt voor de rechtshandhavingsinstanties;

    N.

    overwegende dat ngo's erop wijzen dat in 2012 amper acht topdistributeurs verantwoordelijk waren voor 513 'merken' van commerciële distributie van kindermisbruikmateriaal en dat de tien meest productieve daarvan die in 2012 waren gesignaleerd allemaal met één enkele topdistributeur in verband stonden;

    O.

    overwegende dat de lidstaten Richtlijn 2011/93/EU ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie op 18 december 2013 hadden moeten omzetten en dat tot op heden minder dan de helft van de lidstaten de richtlijn volledig ten uitvoer heeft gelegd;

    1.

    benadrukt met klem dat het een van de voornaamste doelstellingen van de Europese Unie en haar lidstaten is om kinderen te beschermen en een veilige omgeving voor hun ontwikkeling te waarborgen;

    2.

    onderstreept met klem dat de rechten en de bescherming van kinderen op het internet gewaarborgd moeten worden en dat stappen moeten worden ondernomen om ervoor te zorgen dat alle illegale inhoud onmiddellijk wordt verwijderd en gemeld aan de rechtshandhavingsinstanties, en dat er voldoende instrumenten zijn om onderzoek te voeren naar daders en hen te vervolgen;

    3.

    is van mening dat persoonsgegevens van kinderen op internet naar behoren moeten worden beschermd en dat kinderen op een eenvoudige en kindvriendelijke wijze moeten worden voorgelicht over de gevaren en de gevolgen van onlinegebruik van hun persoonsgegevens; wijst erop dat de hervorming inzake gegevensbescherming grote veranderingen met zich zal brengen om de rechten van kinderen op het internet beter te beschermen;

    4.

    onderstreept, met het oog op de samenhang van de beleidsvorming en de te nemen maatregelen, de noodzaak van een allesomvattende, EU-wijde gecoördineerde aanpak die de misdaadbestrijding alsook de grondrechten, de privacy en de gegevensbescherming, de cyberveiligheid, de consumentenbescherming en de e-handel omvat;

    5.

    is van oordeel dat ter bestrijding van cybergrooming verdere stappen moeten worden ondernomen en dat de Commissie, samen met de nationale regeringen, het maatschappelijk middenveld, socialemediabedrijven, ouders, leraren, sociaal werkers, ambtenaren voor de kinderbescherming, kinderartsen en kinder- en jongerenorganisaties, een actieve rol moet vervullen bij het vergroten van de bewustwording over deze kwestie door middel van richtsnoeren, de uitwisseling van goede praktijken, het opzetten van sociale platformen voor samenwerking en de uitwisseling van informatie hierover, ten einde de potentiële risico's en bedreigingen voor kinderen op te sporen;

    6.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten in samenwerking met alle relevante actoren een bewustmakingscampagne te starten om kinderen mondiger te maken en ouders en opvoeders te steunen in het begrijpen van en omgaan met onlinerisico's en het beschermen van de veiligheid van kinderen online, de lidstaten te steunen bij het opstellen van programma's ter preventie van seksueel misbruik online, bewustmakingscampagnes voor verantwoordelijk gedrag op sociale media te bevorderen en grote zoekprogramma's en socialemedianetwerken aan te moedigen een proactieve benadering voor de bescherming van de veiligheid van kinderen online aan te nemen;

    7.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten passende maatregelen te nemen om de meldingen van misbruik van kinderen te verbeteren en te bevorderen, alsook de ondernomen acties naar aanleiding van deze meldingen, en te overwegen systematisch directe meldingssystemen in te voeren; steunt de ontwikkeling van meldpunten waar kinderen misbruik anoniem kunnen aanklagen;

    8.

    benadrukt dat de internationale samenwerking en het transnationale onderzoek op dit gebied via samenwerkingsovereenkomsten moeten worden verbeterd en dat de samenwerking tussen wetshandhavingsinstanties moet worden versterkt, onder meer via Europol en het Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit (EC3), om netwerken van kindermisbruikers efficiënter op te sporen, te ontmantelen en te vervolgen, en daarbij de rechten en veiligheid van de betrokken kinderen voorrang te geven;

    9.

    is in dit verband ingenomen met het gemeenschappelijke initiatief van de EU en 55 landen uit de hele wereld om zich te verenigen in de wereldwijde alliantie tegen seksuele uitbuiting van kinderen via het internet, met het doel meer slachtoffers te redden, een effectievere vervolging te waarborgen, het bewustzijn over deze kwestie te verhogen en een algemene daling van de hoeveelheid materiaal op internet dat seksueel kindermisbruik bevat, te verwezenlijken; verzoekt de Commissie met grotere regelmaat over de geboekte vooruitgang in het kader van deze alliantie te berichten; verzoekt de lidstaten deze aanbevelingen op nationaal niveau uit te voeren;

    10.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten de middelen voor de identificatie van slachtoffers en voor diensten voor slachtoffers te bevorderen en te versterken en dringend relevante platformen op te richten en de bestaande platformen binnen Europol te versterken;

    11.

    verzoekt de lidstaten Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten ten uitvoer te leggen;

    12.

    acht het van cruciaal belang de juiste terminologie te gebruiken voor misdrijven tegen kinderen, waaronder de beschrijving van beelden van seksueel misbruik van kinderen, en de passende term „materiaal dat seksueel kindermisbruik bevat” te gebruiken in plaats van „kinderpornografie”;

    13.

    spoort de lidstaten aan de nationale meldpunten van voldoende middelen te voorzien om hen in staat te stellen strafbare en schadelijke inhoud en gedragingen op internet te melden, zoals bepaald in Richtlijn 2011/93/EU ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie;

    14.

    herinnert eraan dat de lidstaten de nodige maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat personen die vrezen dat zij strafbare feiten in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting zouden kunnen plegen, in voorkomend geval toegang kunnen krijgen tot doeltreffende interventieprogramma's of -maatregelen die bedoeld zijn gericht het risico te beoordelen en te voorkomen dat dergelijke misdrijven worden gepleegd;

    15.

    dringt erop aan dat de wetshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol van de nodige middelen, personeelsleden, onderzoeksbevoegdheden en technische capaciteit worden voorzien om daders flink en effectief aan te pakken en te vervolgen, met inbegrip van passende scholing om de capaciteit bij de justitie- en politie-eenheden te vergroten en nieuwe hoogtechnologische vaardigheden te ontwikkelen om de uitdagingen aan te gaan om grote hoeveelheden beelden van kindermisbruik, onder meer verborgen materiaal op het „dark web”, te analyseren en zo daders op te sporen en te vervolgen en de veiligheid en de rechten van kinderen te beschermen;

    16.

    uit zijn bezorgdheid over de ontwikkeling en de zich uitbreidende tendensen van commercieel seksueel misbruik van kinderen online, waaronder nieuwe instrumenten voor distributie en verhandeling van materiaal dat kindermisbruik bevat, vooral via het Deep Web en het Darknet, en met name het verschijnsel van livestreaming van misbruik tegen betaling; vraagt de Commissie en de lidstaten dan ook om met vertegenwoordigers van alternatieve betalingssystemen verder overleg te voeren teneinde na te gaan hoe beter kan worden samengewerkt met wetshandhavingsinstanties, onder meer een gezamenlijke opleiding om betalingsprocessen die gebruikt worden voor de commerciële distributie van materiaal dat kindermisbruik bevat, effectiever te identificeren;

    17.

    dringt aan op een effectieve, op partnerschap gebaseerde aanpak en wettige informatie-uitwisseling tussen wetshandhavingsinstanties, gerechtelijke autoriteiten, de ict-sector, aanbieders van internetdiensten en -hosting, socialemediabedrijven, de bankensector en ngo's, inclusief kinder- en jeugdorganisaties, om ervoor te zorgen dat kinderen en hun rechten op internet worden beschermd en dat alle illegale inhoud onmiddellijk wordt verwijderd en gemeld aan de rechtshandhavingsinstanties, die regelmatig verslag moeten uitbrengen over hun onderzoeken en vervolgingen op grond van deze relevante informatie, indien van toepassing; is in dit verband ingenomen met de CEO-coalitie, die het internet veiliger heeft gemaakt voor kinderen, alsook met het werk van de Europese financiële coalitie tegen commerciële seksuele uitbuiting van kinderen op internet (EFC);

    18.

    benadrukt dat illegale online-inhoud onmiddellijk van het internet moet worden verwijderd op basis van een deugdelijke rechtsgang; beklemtoont de rol van de ict-sector en aanbieders van internetdiensten en -hosting om op verzoek van de bevoegde wetshandhavingsinstantie te zorgen voor een snelle en efficiënte verwijdering van illegale inhoud van het internet;

    19.

    verzoekt met klem de lidstaten die Richtlijn 2011/93/EU ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie nog niet hebben omgezet, dit alsnog te doen; verzoekt de Commissie bijgevolg strikt toe te zien op de volledige en doeltreffende tenuitvoerlegging van de richtlijn en tijdig bij het Parlement en zijn bevoegde commissie verslag uit te brengen over haar bevindingen;

    20.

    verzoekt zijn Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2011/93/EU en een diepgaand onderzoek te verrichten naar het huidige beleidskader voor de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen, en hierover binnen een jaar aan de plenaire vergadering te rapporteren in de vorm van een uitvoeringsverslag over Richtlijn 2011/93/EU;

    21.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad en de parlementen van de lidstaten.


    (1)  PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1.

    (2)  Aangenomen teksten, P8_TA(2014)0070.


    Top