This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52015DC0120
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL The Water Framework Directive and the Floods Directive: Actions towards the 'good status' of EU water and to reduce flood risks
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD De kaderrichtlijn water en de overstromingsrichtlijn: acties om de „goede toestand” van EU-wateren te bereiken en overstromingsrisico’s te beperken
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD De kaderrichtlijn water en de overstromingsrichtlijn: acties om de „goede toestand” van EU-wateren te bereiken en overstromingsrisico’s te beperken
COM/2015/120 final
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD De kaderrichtlijn water en de overstromingsrichtlijn: acties om de „goede toestand” van EU-wateren te bereiken en overstromingsrisico’s te beperken /* COM/2015/0120 final */
1.
Inleiding Voor de uitvoering van de
kaderrichtlijn water[1] uit 2000
is het nodig dat de lidstaten op transparante en participatieve wijze een reeks
kosteneffectieve maatregelen nemen. De lidstaten moeten deze maatregelen
(opgenomen in hun „maatregelenprogramma’s”) samenvatten in hun
stroomgebiedsbeheersplannen, die om de zes jaar worden bijgewerkt. In 2012
heeft de Commissie haar beoordeling gepubliceerd van de
stroomgebiedsbeheersplannen die op dat moment beschikbaar waren[2]. Doeltreffend waterbeheer, zoals
vereist door de kaderrichtlijn water, helpt lidstaten voorbereid te zijn op
extreme weersomstandigheden die als gevolg van klimaatverandering vaker
voorkomen en enorme schade veroorzaken[3]. Als
aanvulling op de kaderrichtlijn water werd in 2007 de overstromingsrichtlijn
vastgesteld (ook wel hoogwaterrichtlijn genoemd), die de lidstaten ertoe
verplicht de overstromingsrisico’s in kaart te brengen en deze door het
invoeren van overstromingsrisicobeheersplannen onder controle te brengen[4]. Beide richtlijnen zijn op een
cruciaal punt in hun uitvoering aanbeland. In deze mededeling wordt de tot nu
toe geboekte vooruitgang geëvalueerd vanuit het besef dat de twee richtlijnen
met elkaar samenhangen en hun uitvoering gecoördineerd moet verlopen. De
evaluatie is gebaseerd op de eerste verslagen over specifieke acties van de
lidstaten om de maatregelen uit hun stroomgebiedsbeheersplannen uit te voeren.
De evaluatie, die voortbouwt op de beoordeling door de Commissie van de
stroomgebiedsbeheersplannen die in 2012 beschikbaar waren[5], voldoet aan de eisen van artikel 18,
lid 4, van de kaderrichtlijn water, op grond waarvan de Commissie in 2015
een tussentijds verslag moet publiceren over de vooruitgang die door de
lidstaten bij de uitvoering van hun maatregelenprogramma’s geboekt is. De beoordeling door de
Commissie van de maatregelenprogramma’s van de lidstaten en haar evaluatie van
hun voorlopige beoordelingen van het overstromingsrisico vormen de basis van de
aanbevelingen aan het eind van dit document. Deze worden hier gepresenteerd met
het oog op de tweede stroomgebiedsbeheersplannen en de eerste
overstromingsrisicobeheersplannen, die eind 2015 door de lidstaten moeten
worden aangenomen en momenteel aan openbare raadpleging onderworpen zijn. Deze mededeling gaat vergezeld
van zeven werkdocumenten van de diensten van de Commissie. Twee ervan omvatten
een meer gedetailleerde beoordeling van de vooruitgang die inmiddels bij de
uitvoering van de kaderrichtlijn water en de overstromingsrichtlijn is geboekt[6]. De overige vijf zijn beoordelingen van de
stroomgebiedsbeheersplannen van België, Griekenland, Spanje, Portugal en
Kroatië[7], die in
2012 nog niet vastgesteld waren. 2.
Profiteren van de kansen van het EU-waterbeleid De kaderrichtlijn water en
andere met water verband houdende richtlijnen[8]
hebben geleid tot een betere waterbescherming in de EU. In het algemeen kunnen
de Europese burgers zonder risico water uit de kraan drinken en zwemmen in
duizenden kustwateren, rivieren en meren in de EU. Verontreiniging uit
stedelijke, industriële en agrarische bron is onderworpen aan regulering. De „fitness check” van het
zoetwaterbeleid van de EU in 2012[9] heeft
bevestigd dat het huidige beleidskader op watergebied de uitdagingen aangaat
waar de Europese binnenwateren mee geconfronteerd worden. Maar na tientallen
jaren van achteruitgang en aanhoudend ondoelmatig beheer is er nog een lange
weg te gaan voordat de waterkwaliteit overal in de EU goed genoeg is. Zo
constateerde de Commissie in haar „Blauwdruk voor het behoud van de Europese
wateren”[10] in 2012
dat het voor ongeveer de helft van de oppervlaktewateren in de EU in 2015
onwaarschijnlijk is dat zij een ecologisch goede toestand zullen bereiken.
Bovendien vertoonde het toezicht op de chemische toestand van
oppervlaktewateren in 2012 zulke lacunes dat de toestand van meer dan 40 %
van de waterlichamen onbekend was en er geen referentiesituatie kon worden
vastgelegd. Voor het grondwater ziet het er beter uit, maar toch kampen
bepaalde gebieden nog met ernstige problemen[11]. In haar antwoord op het eerste
Europese burgerinitiatief over water als mensenrecht[12] verklaarde de Commissie meer werk te zullen
maken van de uitvoering van haar wetgeving inzake waterkwaliteit, voortbouwend
op de verbintenissen van het zevende milieuactieprogramma en de Blauwdruk voor
water. De blauwdruk stelde een grote verscheidenheid aan
uitvoeringsinstrumenten voor, die in het werkprogramma 2013–2015 voor de
gemeenschappelijke uitvoeringsstrategie van de kaderrichtlijn water[13] zijn opgenomen. Daarnaast heeft de
Commissie sinds 2012 de dialoog met de lidstaten geïntensiveerd en intensieve
bilaterale gesprekken met hen gevoerd om van gedachten te wisselen over haar
beoordeling van hun stroomgebiedsbeheersplannen en het eens te worden over
concrete acties ter verbetering van de uitvoering ervan. De gemeenschappelijke
uitvoeringsstrategie en de bilaterale processen hebben de lidstaten geholpen
door de vereisten van de kaderrichtlijn water te verduidelijken, nieuwe
uitvoeringsinstrumenten in het leven te roepen en oplossingen voor te stellen
op basis van opgedane ervaringen. Als de lidstaten deze elementen tijdens het
bijwerken van de stroomgebiedsbeheersplannen in 2015 met succes integreren en
implementeren, zijn verdere handhavingsmaatregelen niet nodig[14]. De Commissie zal echter doorgaan met het
inleiden van inbreukprocedures op prioritaire terreinen[15] in gevallen waarin de bovengenoemde
middelen niet genoeg bijdragen aan een betere uitvoering. Het waterbeleid van de EU
heeft er ook voor gezorgd dat zich in de EU een dynamische, wereldwijd
toonaangevende watersector heeft kunnen ontwikkelen met 9000 actieve kleine en
middelgrote bedrijven[16] en
bijna 500 000 voltijdequivalente banen[17].
Dit beleid is daarom veel meer dan een antwoord op een onontkoombare
milieuvereiste: het is een bouwsteen voor meer groei in de milieu- en
watersector en een stimulans om zuiniger om te springen met natuurlijke
hulpbronnen. Zo is bij eco-innovatie een centrale plaats ingeruimd voor
technologieën op het gebied van waterbeheer en ging op initiatief van de
Commissie in 2012 het Europees innovatiepartnerschap (EIP) inzake water[18] van start, waarmee de ontwikkeling wordt
bevorderd van innoverende oplossingen die tegelijkertijd een bijdrage kunnen
leveren aan duurzaam economisch herstel en ondersteuning kunnen bieden bij de
aanpassing aan klimaatverandering. 3.
De beoordeling door de Commissie van de
maatregelenprogramma’s in het kader van de kaderrichtlijn water De maatregelenprogramma’s
bestaan uit verplichte basismaatregelen, waarvan sommige voortkomen uit richtlijnen
die aan de kaderrichtlijn water voorafgingen en andere uit de kaderrichtlijn
water zelf, bijvoorbeeld toezicht op wateronttrekking, lozingen, diffuse
verontreiniging of fysieke verandering van waterlichamen. Daarnaast zijn de
lidstaten verplicht aanvullende maatregelen te nemen als dit noodzakelijk is om
de milieudoelstellingen te bereiken. Afbeelding
1: Versimpelde weergave van een proces om de kloof te overbruggen tussen
„doorgaan op de oude voet” en de doelstelling voor 2015 van een goede watertoestand. De beoordeling van de
Commissie laat zien dat veel lidstaten bij de planning van hun maatregelen zijn
uitgegaan van „wat al geïmplementeerd en/of gepland is” en „wat haalbaar is”,
zonder rekening te houden met de huidige toestand van de waterlichamen en de in
de stroomgebiedsbeheersplannen geïdentificeerde knelpunten die het bereiken van
de „goede toestand” in de weg staan. Veel lidstaten hebben niet gezocht naar de
meest geschikte en rendabele methoden om hun water in een „goede toestand” te
brengen en de bestaande tekortkomingen te overwinnen, maar hebben slechts
ingeschat in hoeverre reeds bestaande maatregelen zouden bijdragen aan het
bereiken van de milieudoelstellingen van de kaderrichtlijn water. Dit leidt
ertoe dat ontheffingen te vaak en zonder deugdelijke onderbouwing worden
verleend. Wanneer ontheffingen zijn verleend en het bereiken van de „goede
toestand” wordt uitgesteld, blijft in de meeste gevallen onduidelijk of er,
zoals de richtlijn vereist, maatregelen worden genomen om het doel dichterbij
te brengen. De milieudoelstellingen van
de kaderrichtlijn water zijn gekwantificeerd en aan een duidelijk tijdschema
gebonden. De aanpak van veel lidstaten – „de goede kant opgaan” door
grotendeels gewoon door te gaan op de oude voet – is duidelijk niet voldoende
om de milieudoelstellingen voor de meeste waterlichamen te bereiken. 3.1.
Waterverontreiniging veroorzaakt door landbouw,
industrie en huishoudens Om de doelstellingen van de
kaderrichtlijn water te realiseren door verontreiniging tegen te gaan, moeten
eerst een aantal andere richtlijnen en verordeningen correct zijn
geïmplementeerd. Hieronder vallen de richtlijn inzake de behandeling van
stedelijk afvalwater, de nitratenrichtlijn, de richtlijn inzake een duurzaam
gebruik van pesticiden en de richtlijn industriële emissies. Deze richtlijnen
vervullen een essentiële rol bij de aanpak van verontreiniging uit puntbronnen
en diffuse verontreiniging en moeten daarom in stroomgebiedsbeheersplannen en
maatregelenprogramma’s in beschouwing worden genomen. In de landbouwsector
wijst het meest recente verslag over de nitratenrichtlijn[19] op een lichte verbetering als het gaat om
grondwaterverontreiniging met nitraat, maar het verslag benadrukt
tegelijkertijd de noodzaak van verdere maatregelen om verontreiniging te
verminderen en te voorkomen. Dit wordt bevestigd door de analyse van de
maatregelenprogramma’s die door de lidstaten zijn gemeld. Ondanks het feit dat
63 % van de stroomgebiedsdistricten heeft gemeld dat de uitvoering van de
nitratenrichtlijn niet toereikend is om diffuse verontreiniging op een niveau
te brengen dat aan de doelstellingen van de kaderrichtlijn water voldoet, zijn
de noodzakelijke maatregelen om de resterende tekortkomingen te verhelpen niet
genomen. In de hele EU heeft 90 % van de stroomgebiedsdistricten,
50 % van de oppervlaktewaterlichamen en 33 % van de
grondwaterlichamen in aanzienlijke mate[20]
te kampen met diffuse verontreiniging. De landbouwsector is de voornaamste bron
van diffuse verontreiniging. Hoewel er enige vooruitgang is geboekt bij het
terugdringen van het gebruik van minerale meststoffen[21], vertonen de maatregelen die door de
lidstaten worden genomen om de door landbouw op het milieu uitgeoefende druk te
beperken nog steeds een groot aantal lacunes, zoals het ontbreken van
maatregelen om de emissie van fosfaten en nitraten te beperken in zones die
niet tot de onder de nitratenrichtlijn vastgestelde kwetsbare zones behoren. De
gerapporteerde aanvullende maatregelen op het gebied van landbouw dragen
grotendeels een vrijwillig karakter, bijvoorbeeld adviesregelingen en
milieumaatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB),
zoals landbouwextensivering en biologische landbouw. Wat de huishoudens
betreft verliep de uitvoering van de richtlijn inzake de behandeling van
stedelijk afvalwater niet zonder problemen, vooral vanwege de plannings- en
financiële aspecten van de aanzienlijke investeringen in infrastructuur voor
rioolsystemen en zuiveringsinstallaties. In de EU-15 is de uitvoering in een
gevorderd stadium[22],
waarbij in een aantal lidstaten zelfs het punt van volledige naleving bijna is
bereikt. In de meeste lidstaten uit de EU-13 lopen de overgangsperioden die in
de toetredingsverdragen waren overeengekomen ten einde, maar zijn de meeste
landen nog ver verwijderd van volledige naleving, ondanks het vele werk dat de
afgelopen tien jaar is verzet. De voornaamste uitdagingen voor de EU-15 hebben
te maken met het onderhouden en vernieuwen van de riolerings- en
zuiveringssystemen, terwijl de nieuwere lidstaten zich moeten concentreren op
het realiseren van de minimaal vereiste infrastructuur. Bovendien vormen
riooloverstorten[23] in
stedelijke gebieden nog steeds een van de grootste bronnen van verontreiniging,
waar in de hele EU aanzienlijke investeringen voor nodig zijn. Om de mate van
naleving te verhogen, heeft de Commissie de lidstaten verzocht om in 2014
gedetailleerde uitvoeringsplannen in te dienen, inclusief plannen voor
investeringen in infrastructuur. De Commissie is deze plannen momenteel aan het
bestuderen. De verontreiniging door
industriële activiteiten kan voor bepaalde verontreinigende stoffen en
waterlichamen zeer grote invloed hebben. De richtlijn industriële emissies
beschrijft de belangrijkste manieren om dit probleem aan te pakken, met name door
de exploitanten van industriële installaties te verplichten de „beste
beschikbare technieken” toe te passen om een hoog beschermingsniveau van het
milieu als geheel (d.w.z. water-, lucht- en grondkwaliteit) te waarborgen. De
verantwoordelijke nationale autoriteiten zien erop toe dat de in vergunningen
met betrekking tot industriële emissies opgenomen emissiegrenswaarden
overeenstemmen met de „beste beschikbare technieken” en rekening houden met
relevante waterdoelstellingen. Hoewel dit in zekere mate gebeurt, blijkt uit de
maatregelenprogramma’s dat dit niet stelselmatig het geval is of, als het
gebeurt, niet altijd wordt gemeld[24]. De meeste lidstaten zijn
begonnen met het inventariseren van de uitstoot van prioritaire stoffen,
zoals vereist door de richtlijn milieukwaliteitsnormen. Zij gebruiken deze
informatie en hun analyse van de milieudruk en de gevolgen voor het milieu bij
het identificeren van bronnen van verontreiniging. De verhouding tussen
waterlichamen die geïdentificeerd worden als aangetast door verontreiniging uit
puntbronnen respectievelijk diffuse bronnen verschilt aanzienlijk per lidstaat.
Bij de inventarisatie verzamelen de meeste lidstaten nog geen gegevens over
diffuse emissies uit een verscheidenheid aan bronnen. Het aantal verontreinigende
stoffen dat door de lidstaten wordt aangemerkt als zorgwekkend op nationaal
niveau[25]
varieert ook aanzienlijk. Als gevolg hiervan zijn de meeste maatregelen van de
lidstaten met betrekking tot chemische verontreiniging te algemeen en zonder
kwantificeerbaar resultaat, in plaats van specifiek toegespitst op een bepaalde
stof of bron. 3.2.
Te hoog waterverbruik: overmatige wateronttrekking Als er meer water wordt
onttrokken dan op natuurlijke wijze kan worden aangevuld, ontstaat er grote
druk op het oppervlakte- en grondwater in de EU. In mediterrane landen en
landen rond de Zwarte Zee is dit met name het gevolg van irrigatie; in
verschillende regio’s van de EU wordt dit ook veroorzaakt door verstedelijking
en andere economische activiteiten. 10 % van de oppervlaktewaterlichamen
en 20 % van de grondwaterlichamen heeft in aanzienlijke mate te kampen met
overmatige wateronttrekking. In stroomgebieden waar al sprake is van overmatige
wateronttrekking door intensief waterverbruik, verplicht de kaderrichtlijn
water de lidstaten tot het nemen van maatregelen om duurzame wateronttrekking
op de lange termijn weer mogelijk te maken, bijvoorbeeld door herziening van
vergunningen of betere handhaving. De eerste maatregelenprogramma’s laten
echter zien dat dit probleem niet doelmatig wordt aangepakt, doordat in de
desbetreffende waterlichamen veel ontheffingen van kracht zijn, die vaak niet
deugdelijk zijn onderbouwd. Uit de eerste
stroomgebiedsbeheersplannen bleek ook dat de meeste lidstaten geen rekening
hielden met de waterbehoeften van de natuur – iets wat noodzakelijk is om de
milieudoelstellingen van de kaderrichtlijn water te kunnen halen. Ze hielden
vaak alleen rekening met het minimaal te behouden debiet in de zomer en
besteedden geen aandacht aan de verschillende factoren[26] die doorslaggevend zijn om ecosystemen
optimaal te laten gedijen en hun volledige potentieel te laten leveren. Dit
betekent dat in veel waterlichamen die te lijden hebben onder aanzienlijke
wateronttrekking of regulering van de waterstroom (bijvoorbeeld voor irrigatie,
waterkracht, drinkwatervoorziening of scheepvaart) niet kan worden gegarandeerd
dat met de genomen maatregelen de „goede toestand” zal worden bereikt.
Tegelijkertijd zijn de lidstaten echter wel actief betrokken geweest bij de
ontwikkeling van een consensus over ecologische waterstromen en manieren om
hier bij het uitvoeren van de kaderrichtlijn water meer aandacht aan te
besteden. Het resultaat was een document met richtsnoeren die de lidstaten in
2015 moeten beginnen om te zetten[27]. De
gemeenschappelijke uitvoeringsstrategie van de kaderrichtlijn water maakte ook
de uitwisseling mogelijk van goede praktijken bij het gebruik van waterbalansen
die ecologische behoeften mee laten wegen om te garanderen dat de toewijzing
van water op duurzame wijze geschiedt[28], en bij
het gebruik van teledetectietechnologie ter ondersteuning van inspecties en
reacties in het geval van illegale wateronttrekking[29]. 3.3.
Verandering van de stroming en de fysieke vorm van
waterlichamen Hoewel veranderingen in de
stroming en de fysieke vorm van waterlichamen (de „hydromorfologie”) tot de
belangrijkste factoren behoren die het bereiken van een goede watertoestand in
de weg staan, bieden de eerste maatregelenprogramma’s in het algemeen
onvoldoende maatregelen om dit tegen te gaan. Dergelijke veranderingen komen
meestal voort uit de ontwikkeling van grijze infrastructuur, zoals
ontwateringskanalen, dammen voor irrigatie of waterkracht, opstuwingen ten
behoeve van de scheepvaart, wallen of dijken als bescherming tegen overstromingen,
enz. In bijna alle stroomgebiedsbeheersplannen zijn maatregelen voorzien om dit
tegen te gaan, maar deze maatregelen zijn vaak erg algemeen en niet
gerangschikt naar prioriteit, terwijl het verband tussen de maatregelen en de
bestaande milieudruk of de verwachte effecten onduidelijk blijft. Bovendien
zijn de methoden die in sommige lidstaten voor het beoordelen van de
watertoestand worden gebruikt niet gevoelig voor hydromorfologische
veranderingen, waardoor ze dit probleem slechts in beperkte mate aan kunnen
pakken. 4.
Het verband met de overstromingsrichtlijn Het wordt in brede kringen
aanvaard dat grote gedeelten van Europa als gevolg van klimaatverandering vaker
met overstromingen zullen worden geconfronteerd. In 2007 werd met de
overstromingsrichtlijn een pan-Europees kader geschapen om de lidstaten te
helpen bij het opsporen, beoordelen en aanpakken van overstromingsrisico’s. Zoals gebruikelijk bij
risicobeheer wordt de overstromingsrichtlijn in iteratieve cycli
geïmplementeerd. Aan het eind van elke (zes jaar durende) cyclus worden
overstromingsrisicobeheersplannen voorbereid. De eerste reeks plannen staat
voor eind 2015 gepland; deze moeten worden afgestemd op de
stroomgebiedsbeheersplannen[30] die in
het kader van de kaderrichtlijn water zijn opgesteld om te profiteren van
synergie-effecten tussen de instrumenten. Op natuurlijke processen gebaseerde
waterretentiemaatregelen[31] zijn
een voorbeeld van maatregelen die bijdragen aan de verwezenlijking van de
doelstellingen van zowel de kaderrichtlijn water als de overstromingsrichtlijn
door de natuurlijke capaciteit voor retentie en opslag van waterhoudende
aardlagen, grond en ecosystemen te versterken en te behouden. Met maatregelen
als het opnieuw verbinden van overstromingsgebieden met de rivier, het
hermeanderen van rivieren en het herstel van moerasgebieden kunnen
hoogwaterpieken stroomafwaarts worden beperkt of vertraagd, terwijl
tegelijkertijd de beschikbaarheid en de kwaliteit van het water wordt
verbeterd, leefgebieden worden beschermd en de weerstand tegen
klimaatverandering wordt verhoogd. De eerste stap in het
risicobeheerproces van de overstromingsrichtlijn was de opstelling, eind 2011,
van voorlopige overstromingsrisicobeoordelingen en de vastlegging van gebieden
met een potentieel aanzienlijk overstromingsrisico. Op basis hiervan konden de
lidstaten bij de uitvoering de nadruk leggen op gebieden waar dat risico
aanzienlijk was. De voorlopige beoordelingen waren grotendeels gebaseerd op de
beschikbare informatie over eerdere aanzienlijke overstromingen en op de
verwachtingen met betrekking tot potentiële aanzienlijke overstromingen in de
toekomst. De meeste lidstaten hebben
nieuwe voorlopige overstromingsrisicobeoordelingen opgesteld, terwijl andere
lidstaten uitgingen van bestaande beoordelingen of een combinatie van nieuwe en
bestaande. Verreweg de meeste van de gemelde overstromingen worden veroorzaakt
door rivieren, gevolgd door regenwater en zeewater. Gevolgen van economische
aard worden het meest gemeld, gevolgd door gevolgen voor de gezondheid van
mensen[32]. De
criteria om te bepalen wat als een aanzienlijke overstroming wordt beschouwd en
de methoden om de gevolgen ervan te meten, zijn zeer verschillend en soms niet
nauwkeurig beschreven. Slechts een derde van de
lidstaten heeft bij de beoordeling van het overstromingsrisico expliciet
rekening gehouden met ontwikkelingen op de lange termijn (klimaatverandering en
sociaaleconomische ontwikkelingen). Dit is verrassend, aangezien de schade als
gevolg van overstromingen de afgelopen decennia aanzienlijk is toegenomen, met
name als gevolg van sociaaleconomische factoren, zoals de toename van
bezittingen die gesitueerd zijn in overstromingsgevoelige gebieden, en van
klimaatverandering. De tweede stap in het
risicobeheerproces van de overstromingsrichtlijn was het realiseren, voor eind
2013, van overstromingsgevaar- en overstromingsrisicokaarten voor gebieden waar
een potentieel aanzienlijk overstromingsrisico is vastgesteld. De Commissie
beoordeelt op dit moment de door de lidstaten verstrekte gegevens[33]. Ondanks de hierboven vermelde
lacunes is het voor het eerst dat alle lidstaten binnen eenzelfde kader actie
ondernemen om de schade van overstromingen op sociaal, economisch of
milieugebied te voorkomen of te beperken. Bovendien heeft de overstromingsrichtlijn
voor hen gefunctioneerd als een sterke prikkel om naast bescherming meer
aandacht te besteden aan preventie en bewustwording[34]. Nu moeten beleidsmakers en overheden door
de overstromingsgevaar- en overstromingsrisicokaarten worden aangemoedigd tot
het nemen van maatregelen die erop gericht zijn overstromingsrisico’s te
beperken op een manier die doeltreffend en duurzaam is, zowel voor de
waterhuishouding als voor de samenleving. 5.
De aanpak: inefficiëntie terugdringen via
investeringen en watertarieven Het is duidelijk dat de
doelstellingen op het gebied van waterbeleid beter moeten worden
geïmplementeerd en nauwer in andere beleidsterreinen (waaronder
financieringsprogramma’s zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de
Europese structuur- en investeringsfondsen) moeten worden geïntegreerd. De
financieringsperiode 2007–2013 laat zien dat de lidstaten, ondanks een aantal
goede voorbeelden[35], de
financieringsmogelijkheden van de EU niet optimaal hebben weten in te zetten
voor de ondersteuning van doelstellingen in het kader van de kaderrichtlijn
water[36]. Zo is
nauwelijks een beroep gedaan op artikel 38 van de voormalige verordening
inzake plattelandsontwikkeling[37], op
basis waarvan maatregelen die voortvloeien uit de kaderrichtlijn water konden
worden gefinancierd[38].
Fondsen die beschikbaar waren voor het opzetten van zuiveringsinstallaties voor
stedelijk afvalwater zijn in bepaalde gevallen niet volledig gebruikt of het
gebruik ervan is vertraagd, deels door het ontbreken van een geschikte
planning. De Commissie heeft de lidstaten in 2014 opgedragen uitvoeringsplannen
in te dienen, inclusief een gedetailleerde investeringsplanning, uit hoofde van
artikel 17 van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk
afvalwater, en zal nauwlettend toezien op de uitvoering ervan. Meer in het
algemeen benutten de maatregelenprogramma’s niet altijd alle
financieringsmogelijkheden van de EU ter ondersteuning van de doelstellingen
van de stroomgebiedsbeheersplannen. Uit de maatregelenprogramma’s
blijkt ook dat niet in alle landen en in alle waterverbruikende sectoren
gebruik wordt gemaakt van stimuleringsmaatregelen om zuinig met water om te
springen en de waterprijs evenmin overal transparant wordt vastgesteld, mede
als gevolg van het ontbreken van metingen. Om de waterprijs als sturende factor
in te kunnen zetten, moeten vormen van watergebruik waarbij water aan de
voorraad wordt onttrokken, standaard onderworpen zijn aan volumetrische
heffingen op basis van werkelijk gebruik. Hiervoor zijn uitgebreide metingen
nodig, met name bij landbouwactiviteiten in stroomgebieden waar het grootste
waterverbruik voor rekening van irrigatie komt. Ondanks de aanzienlijke
vooruitgang die in een aantal lidstaten is geboekt bij het afstemmen van het
waterprijsbeleid op de vereisten van de kaderrichtlijn water, is het aantal
maatregelen dat bedoeld is om ervoor te zorgen dat de kosten aan het milieu en
aan natuurlijke hulpbronnen worden teruggewonnen beperkt. Het feit dat de
kosten, onder meer op het gebied van milieu, natuurlijke hulpbronnen en
infrastructuur, niet worden teruggewonnen, maakt dat de rekening voor
toekomstige generaties in gebieden die te maken zullen krijgen met dramatische
waterschaarste en een tekortschietende waterinfrastructuur almaar hoger wordt. Als stimulans voor een
correcte uitvoering van het waterprijsbeleid zijn in de verordening houdende
gemeenschappelijke bepalingen[39]
ex-antevoorwaarden vastgesteld voor personen en instanties die een beroep
willen doen op fondsen uit hoofde van de plattelandsontwikkeling en het
cohesiebeleid. In deze context beoordeelt de Commissie momenteel het beleid van
de lidstaten op het gebied van waterprijzen en kostenterugwinning en vraagt zij
in geval van tekortkomingen om het voorleggen van een actieplan. Een recent
arrest van het Hof van Justitie van de EU[40]
bevestigde onlangs dat kostenterugwinning — via prijsbeleid of andere middelen
— van toepassing kan zijn op een grote verscheidenheid aan waterdiensten die
gevolgen hebben voor de toestand van het water. Als een lidstaat ervoor kiest
om geen kostenterugwinning toe te passen op een specifieke activiteit waarbij
water wordt gebruikt, moet de lidstaat duidelijk toelichten welke andere
maatregelen van toepassing zijn om te waarborgen dat de doelstellingen van de
kaderrichtlijn water worden bereikt. 6.
Conclusies en aanbevelingen De volgende conclusies en
aanbevelingen schetsen het kader waarbinnen maatregelenprogramma’s:
milieudoelen en economische doelen met elkaar kunnen
verzoenen met maatregelen die zorgen voor voldoende schoon water voor
natuur, mens en industrie;
de duurzaamheid en economische levensvatbaarheid van
de landbouw en aquacultuur van de EU op de lange termijn kunnen
waarborgen;
de opwekking van energie, duurzaam vervoer en de
ontwikkeling van het toerisme ondersteunen en zo bijdragen tot een
werkelijk groene groei van de economie van de EU.
De noodzaak om de
maatregelenprogramma’s van een solide basis te voorzien De lidstaten moeten hun
inspanningen opvoeren om hun maatregelenprogramma’s te baseren op een gedegen
beoordeling van de druk op, en gevolgen voor, het aquatische ecosysteem en op
een betrouwbare beoordeling van de watertoestand. Als ze dit nalaten en uitgaan
van een ondeugdelijke basisbeoordeling van de druk op het watersysteem, zijn de
stroomgebiedsbeheersplannen in hun geheel gebrekkig gefundeerd en bestaat het
risico dat de lidstaten niet ingrijpen waar dat het meest nodig is of dat hun
maatregelen niet kosteneffectief zijn. Het toezicht moet worden
gehandhaafd en/of verbeterd. Met name het toezicht op de watertoestand voor
oppervlaktewater moet worden verbeterd, vooral met betrekking tot prioritaire
stoffen. In een aantal lidstaten moeten de nog aanwezige tekortkomingen in de
methoden om de ecologische toestand van water te beoordelen dringend worden
aangepakt. Het is van bijzonder belang methoden te ontwikkelen die gevoelig
zijn voor hydrologische en fysieke veranderingen van waterlichamen — iets wat
een aantal lidstaten al heeft gedaan. De extra kennis die zo wordt opgedaan,
moet het mogelijk maken de maatregelen beter af te stemmen op de doelstellingen
van de kaderrichtlijn water. Analyse van de te
overbruggen kloof: wat is er nodig om de doelstellingen te bereiken? Om hun maatregelenprogramma’s
correct op te stellen, moeten de lidstaten de meest rendabele combinatie van
maatregelen vinden waarmee de kloof tussen de huidige toestand en de „goede
toestand” van het water kan worden overbrugd. Een analyse van deze kloof is
noodzakelijk om inzicht te krijgen in de maatregelen die nodig zijn om de
doelstellingen te bereiken, hoeveel tijd dit zal kosten en welke kosten dit
voor wie met zich mee zal brengen. Bovendien kunnen alleen op basis van een
dergelijke analyse eventuele ontheffingen die verleend zijn omdat een oplossing
technisch niet haalbaar is of buitensporige kosten met zich meebrengt,
overtuigend worden onderbouwd. Tot slot moeten de lidstaten, zelfs als een
ontheffing op goede gronden wordt verleend, ervoor zorgen dat de maatregelen de
doelstellingen zo dicht mogelijk benaderen. Het waterverbruik aan de
milieudoelstellingen van de kaderrichtlijn water aanpassen en verandering
afdwingen Bestaande vergunningen,
bijvoorbeeld voor wateronttrekking (waaronder waterrechten), lozing,
energieopwekking met waterkracht enz. moeten opnieuw worden beoordeeld en
indien nodig aangepast om ze in overeenstemming te brengen met de
doelstellingen van de kaderrichtlijn water. Een aantal lidstaten is hier al mee
bezig, de overige lidstaten moeten dit voorbeeld volgen. Nadat de vergunningen opnieuw
zijn beoordeeld, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat ze worden nageleefd.
Hierbij kan gedacht worden aan inspecties gebaseerd op een beoordeling van de
risico’s bij niet-naleving en het zorgen voor voldoende handhavingscapaciteit. De aanpak van
verontreiniging De lidstaten moeten hun
basismaatregelen ter bestrijding van de diffuse verontreiniging door landbouw
versterken. Ondanks het feit dat er nog een lange weg te gaan is voordat de
„goede toestand” bereikt is en de maatregelen die aan de kaderrichtlijn water
voorafgingen in veel stroomgebiedsdistricten niet toereikend zijn, vertrouwen
veel lidstaten alleen op vrijwillige maatregelen. Zulke maatregelen kunnen de
kloof inderdaad enigszins verkleinen, maar aanzienlijke vooruitgang is alleen
mogelijk door de basismaatregelen verplicht te stellen. De lidstaten moeten de
bronnen van verontreiniging aanpakken door de maatregelen van de kaderrichtlijn
water en de wetgeving inzake water, in het bijzonder de nitratenrichtlijn, de
richtlijn industriële emissies en de richtlijn inzake de behandeling van
stedelijk afvalwater, volledig uit te voeren. Dit verdient de voorkeur boven
waterzuivering aan het einde van de afvoerpijp en maakt het bijvoorbeeld
mogelijk een hoge drinkwaterkwaliteit te waarborgen zonder hoge
zuiveringskosten en met behoud van het milieu. De lidstaten worden aangemoedigd
door te gaan met het instellen van beschermingszones waarmee gebieden waar
drinkwater wordt onttrokken, met name oppervlaktewateren, worden beschermd.
Bovendien moeten ze ervoor zorgen dat hun maatregelen specifiek gericht zijn op
die bronnen van verontreiniging en chemische stoffen die het bereiken van de
„goede toestand” voor waterlichamen in de weg staan. De aanpak van
kwantitatieve aspecten, inclusief de link met kwaliteit Uit de beoordeling van de
maatregelenprogramma’s door de Commissie blijkt de noodzaak om bij het
beoordelen van de druk op aquatische ecosystemen meer rekening te houden met
het verband tussen kwaliteit en kwantiteit en gerichte maatregelen te nemen met
betrekking tot wateronttrekking en regulering van de waterstroom. Als gevolg van
klimaatverandering zijn waterschaarste en perioden van droogte in veel gebieden
in Europa een groeiend probleem, al dan niet seizoensgebonden. Meer en meer
stroomgebiedsdistricten in de hele EU hebben te kampen met kwantitatieve
problemen en de lidstaten moeten preventieve maatregelen nemen om onhoudbare
onttrekkingsniveaus te vermijden. In gebieden waar al sprake is van
buitensporige onttrekking, moeten de lidstaten passende maatregelen nemen om
het waterverbruik tot duurzame niveaus terug te brengen. Dit is vooral
belangrijk voor grondwater, met name als dit in verbinding staat met
belangrijke ecosystemen die van water afhankelijk zijn, vaak in beschermde
zones zoals waterrijke natuurgebieden. Eventuele ontheffingen moeten in de
stroomgebiedsbeheersplannen naar behoren worden gemotiveerd, uitgaande van de
voorwaarden in de kaderrichtlijn water. De aanpak van
veranderingen in de stroming en fysieke veranderingen aan waterlichamen Hoewel een derde van de
waterlichamen van de EU in aanzienlijke mate te lijden heeft onder
verschillende vormen van regulering van de waterstroom (hydrologische
regulering) en fysieke (morfologische) veranderingen, bevatten de
maatregelenprogramma’s van veel lidstaten geen specifieke maatregelen om deze
situatie aan te pakken. De lidstaten moeten het
principe van ecologische waterstromen toepassen (conform de richtsnoeren die
onlangs in het kader van de gemeenschappelijke uitvoeringsstrategie zijn
vastgesteld) en maatregelen nemen om dergelijke waterstromen zowel voor
bestaande als nieuwe vormen van gebruik te beschermen en/of te herstellen.
Hiertoe moeten de lidstaten toezicht- en beoordelingsmethoden ontwikkelen om te
herkennen wanneer hydrologische veranderingen het bereiken van een goede
ecologische toestand in de weg zouden kunnen staan. Maar de meest ingrijpende
veranderingen kunnen met de reeds beschikbare instrumenten en meetmethoden al
worden herkend en tegengegaan; in toekomstige maatregelenprogramma’s moet
voorrang worden gegeven aan het beperken van de gevolgen van wateronttrekking
en regulering van de waterstroom. Bij veel waterlichamen is er
sprake van een verband tussen fysieke veranderingen en veranderingen in de
waterstroming; daarom is het toepassen van ecologische waterstromen niet altijd
genoeg en zijn soms tevens herstelmaatregelen nodig om de doelstellingen van de
kaderrichtlijn water te bereiken. Weloverwogen gebruik van
economische instrumenten en stimuleringsmaatregelen De lidstaten moeten
ongeschikte waterprijzen aanpassen, met name — maar niet alleen — in de
landbouwsector. Dit veroorzaakt nog altijd aanzienlijke schade aan milieu en
economie, bijvoorbeeld door ondoelmatig gebruik van schaarse watervoorraden of
verontreiniging met dure waterzuivering tot gevolg. Hierdoor is voor een groot
aantal economische activiteiten minder water beschikbaar, wat een obstakel
vormt voor de toekomstige groei van verschillende EU-regio’s. Het aanhouden van
waterprijzen die in overeenstemming zijn met de kaderrichtlijn water en daarnaast
gebaseerd zijn op bemetering en kostenterugwinning zou leiden tot een
doelmatiger gebruik van water, doordat onnodig verbruik wordt beperkt, de keuze
voor bepaalde gewassen of landbouwtechnieken die de productiekosten drukken en
het economisch evenwicht van landbouwbedrijven verbeteren wordt aangemoedigd en
de nodige financiële middelen worden aangeboord om de duurzaamheid van
infrastructuurinvesteringen op de lange termijn te waarborgen en verspilling
als gevolg van lekkage tegen te gaan[41]. Gecoördineerde uitvoering
om meerdere voordelen te combineren Samenwerking op verschillende
niveaus, op basis van bestaande structuren die hun doeltreffendheid hebben
bewezen, is essentieel voor het succes van maatregelenprogramma’s. Dit is
allereerst van toepassing op stroomgebiedsdistricten, waar administratieve
grenzen of landsgrenzen de keuze van de meest kosteneffectieve maatregelen niet
in de weg mogen staan. Daarnaast is het van toepassing op de personen en
instanties die verschillende gedeelten van de milieuwetgeving uitvoeren,
aangezien de maatregelenprogramma’s van de kaderrichtlijn water essentieel zijn
om bepaalde doelstellingen van de overstromingsrichtlijn, de kaderrichtlijn
mariene strategie of de EU-biodiversiteitsstrategie en de habitatrichtlijn te realiseren. De geharmoniseerde
tijdschema’s voor de beheersplannen die uit hoofde van de kaderrichtlijn water
en de overstromingsrichtlijn moeten worden uitgewerkt, bieden een uitgelezen
kans om de beschikbare informatie over toestand en milieudruk samen te gebruiken
en maatregelenprogramma’s te ontwikkelen die niet alleen een „goede toestand”
helpen bereiken, maar tegelijkertijd het overstromingsrisico beperken. Deze
synergie moet optimaal worden benut. Bij hun keuze voor
risicobeheermaatregelen in het kader van de overstromingsrichtlijn moeten de
lidstaten de vele langetermijnvoordelen van op natuurlijke processen gebaseerde
waterretentiemaatregelen in overweging nemen. Deze voordelen moeten ook in
overweging worden genomen bij de beoordeling van de voor het milieu gunstiger
middelen die uit hoofde van artikel 4, lid 7, van de
kaderrichtlijn water vereist zijn voor projecten waarbij waterlichamen fysiek
worden veranderd. De uitvoering van de
overstromingsrichtlijn leidt voorlopig tot bemoedigende tekenen van
vooruitgang. Omdat de richtlijn slechts een kader vastlegt, wordt het
uiteindelijke succes ervan bepaald door de ambitie van de lidstaten en de
deugdelijkheid waarmee zij hun plannen voor 2015 op meetbare wijze uitvoeren[42]. De methoden voor het voorzien van
mogelijke aanzienlijke overstromingen in de toekomst en het kwantificeren van
de mogelijke gevolgen ervan moeten worden verbeterd. De factoren
klimaatverandering en sociaaleconomische ontwikkeling (bijv. stadsuitbreiding
en grondgebruik met bodemafdekking) moeten uitgebreider in de overwegingen
worden betrokken, aangezien dit belangrijke elementen zijn bij het beheer van
overstromingsrisico. Het vaststellen van de stroomgebiedsbeheersplannen
van de tweede cyclus biedt ook ruimte voor synergie met de ontwikkeling van het
eerste maatregelenprogramma uit hoofde van de Kaderrichtlijn mariene strategie.
Deze richtlijn en de kaderrichtlijn water vullen elkaar aan en moeten gecoördineerd
worden uitgevoerd. Profiteren
van investeringsmogelijkheden De lidstaten moeten
profiteren van de vele mogelijkheden die binnen de EU bestaan om de uitvoering
van de maatregelenprogramma’s financieel te ondersteunen. Hieronder vallen
vergoedingen in het kader van de programma’s voor plattelandsontwikkeling voor
het invoeren van landbouwmethoden die het klimaat en het milieu ten goede
komen, financiering uit hoofde van de doelstellingen in het cohesiebeleid met
betrekking tot waterbeheer en aanpassing aan klimaatverandering, geïntegreerde
LIFE-projecten, ondersteuning van innovatie in de watersector in het kader van
Horizon 2020 en het implementeren van innovatieve, op natuurlijke middelen
gebaseerde oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen die verband houden met
waterbeheer en het beheer van overstromingsrisico’s. Hoewel de Commissie
uitvoerig is ingegaan op de door de lidstaten voorgestelde
partnerschapsovereenkomsten, programma’s voor plattelandsontwikkeling en
operationele programma’s om de bijdrage ervan aan de verwezenlijking van de
doelstellingen van de kaderrichtlijn water, en meer in het algemeen hun
milieuvoordelen, te maximaliseren, zijn de lidstaten en regio’s zelf
verantwoordelijk voor het daadwerkelijke gebruik van de fondsen. Op dezelfde manier kunnen de
lidstaten, wanneer zij de uitdagingen aangaan die samenhangen met de uitvoering
van de kaderrichtlijn water, eveneens profiteren van de innovaties die
ontwikkeld zijn in het kader van de Europese innovatiepartnerschappen inzake water,
landbouwproductiviteit en duurzaamheid. Tot slot kunnen de lidstaten
de kansen aangrijpen die geboden worden door het voorgestelde
EU-investeringsplan van de Commissie[43], met
name bij de ontwikkeling van waterinfrastructuur. [1] Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van
23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire
maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000). [2] Zie http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52012DC0670 [3]
In het scenario zonder aanpassing (d.w.z. wanneer de huidige bescherming tegen
overstromingen van rivieren wordt voortgezet tot een gebeurtenis die momenteel
eens in de 100 jaar plaatsvindt) zal de schade in de EU door het gecombineerde
effect van klimaatverandering en sociaaleconomische ontwikkelingen naar
verwachten stijgen van 6,9 miljard EUR/jaar tot 20,4 miljard EUR/jaar
in de jaren 2020, 45,9 miljard EUR/jaar in de jaren 2050 en
97,9 miljard EUR/jaar in de jaren 2080. Zie Rojas et al. (2013) Climate
change and river floods in the European Union: Socio-economic consequences and
the costs and benefits of adaptation, Global Environmental Change 23,
1737–1751, beschikbaar op http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0959378013001416# [4] Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van
23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s (PB
L 288 van 6.11.2007). [5] Zie http://ec.europa.eu/environment/water/water-framework/impl_reports.htm#third [6] Verslag over de uitvoering van de maatregelenprogramma’s in het kader
van de kaderrichtlijn water; Verslag over de voortgang bij de uitvoering van de
overstromingsrichtlijn. [7] Verslag over de uitvoering van de stroomgebiedsbeheersplannen in het
kader van de kaderrichtlijn water. [8] Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van
12 december 2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen
verontreiniging en achteruitgang van de toestand (PB L 372 van
27.12.2006); Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake
milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid (PB L 348 van
24.12.2008); Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake
de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische
bronnen (PB L 375 van 31.12.1991); Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van
21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PB L 135
van 30.5.1991); Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van
24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en
bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010); Richtlijn
98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor
menselijke consumptie bestemd water (PB L 330 van 5.12.1998); Richtlijn
2006/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006
betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit (PB L 64 van 4.3.2006);
Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni
2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende
het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene
strategie) (PB L 164 van 25.6.2008); Richtlijn 2009/128/EG van het
Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een
kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van
pesticiden (PB L 309 van 24.11.2009). [9] SWD(2012) 393 final. [10] COM(2012) 673 final. [11] Gezien de verschillen in situatie tussen Europese stroomgebieden
worden door het EU-gemiddelde (naar verwachting bereikt circa 90 % van de
waterlichamen in 2015 een goede kwantitatieve toestand van het grondwater en
77 % een goede chemische toestand van het grondwater) aanzienlijke
regionale problemen aan het oog onttrokken. Bovendien moeten de resultaten, vanwege
de grote lacunes en zwakke punten in de methoden waarmee door sommige lidstaten
de toestand van het grondwater wordt beoordeeld, met de nodige terughoudendheid
worden geïnterpreteerd. [12] COM(2014) 177 final. [13] De gemeenschappelijke uitvoeringsstrategie is een open
samenwerkingsproces tussen de Commissie, de lidstaten en belanghebbenden. Dit
proces is in 2001 van start gegaan en heeft tot doel de uitvoering van de
kaderrichtlijn water te versoepelen. [14] De bijlage bij het Verslag over de uitvoering van de
maatregelenprogramma’s in het kader van de kaderrichtlijn water bevat
specifieke aanbevelingen voor maatregelen die door de lidstaten moeten worden
genomen. Deze weerspiegelen de beoordeling van de Commissie en de uitkomst van
het bilaterale proces. [15] Hieronder vallen de handhaving van de termijnen voor het vaststellen
van de stroomgebiedsbeheersplannen, toezicht en beoordeling, diffuse
verontreiniging uit agrarische bron, infrastructuur die niet voldoet aan de
vereisten van de kaderrichtlijn water enz., gecoördineerd met de handhaving van
de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater en de
nitratenrichtlijn. [16] COM(2012) 216 final. [17] „Potential for stimulating sustainable growth in the water industry
sector in the EU and the marine sector — input to the European Semester” („Potentieel
voor het stimuleren van duurzame groei in de waterindustriesector in de EU en
de mariene sector — inbreng voor het Europees semester”), eindrapport over
de waterindustrie, Acteon — nog niet gepubliceerd. [18] http://ec.europa.eu/environment/water/innovationpartnership/about_en.htm [19] COM(2013) 683 final. [20] Een waterlichaam dat onder aanzienlijke druk staat, loopt het risico
met de huidige maatregelen de „goede toestand” niet te bereiken. [21]http://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Agri-environmental_indicator_-_mineral_fertiliser_consumption [22] De lidstaten die voor 1 mei 2004 tot de EU zijn toegetreden. De
leden van de EU-13 zijn na die datum toegetreden. [23] Zowel overstort van overtollig regenwater en gecombineerde riooloverstort
(rioolwater en regenwater). [24] Maatregelen voor het moderniseren of verbeteren van industriële
waterzuiveringsinstallaties worden slechts in 29 stroomgebiedsdistricten in
acht lidstaten als een belangrijk type maatregel vermeld. [25] Dit zijn ofwel oppervlaktewaterverontreinigende stoffen die specifiek
zijn voor een bepaald stroomgebied of grondwaterverontreinigende stoffen,
waarvoor lidstaten grenswaarden vastleggen. [26] Bijv. debiet, frequentie, duur, tijdstip en veranderingssnelheid bij
overstromingen. [27] Zie het document in het kader van de gemeenschappelijke
uitvoeringsstrategie (CIS) met richtsnoeren over de toepassing van ecologische
waterstromen („ecological flows”) bij de uitvoering van de kaderrichtlijn
water, beschikbaar op https://circabc.europa.eu/w/browse/a3c92123-1013-47ff-b832-16e1caaafc9a [28] Een document in het kader van de gemeenschappelijke
uitvoeringsstrategie (CIS) met richtsnoeren over waterbalansen wordt in het
voorjaar van 2015 verwacht. [29] Zie het onderzoek „Applying Earth observation to support the detection
of non-authorised water abstractions”, beschikbaar op https://circabc.europa.eu/w/browse/fe1bf504-5dc4-4e12-a466-37c3a8c3eab4 [30] Zie het brondocument in het kader van de gemeenschappelijke
uitvoeringsstrategie (CIS) over „Links between the Floods Directive (FD
2007/60/EC) and Water Framework Directive (WFD 2000/60/EC)” („Verbanden
tussen de overstromingsrichtlijn (2007/60/EG) en de kaderrichtlijn water
(2000/60/EG)”), beschikbaar op https://circabc.europa.eu/w/browse/b91b99c7-835f-48fe-b0f5-57740b973d4c [31] Zie het
beleidsdocument in het kader van de gemeenschappelijke uitvoeringsstrategie
(CIS) over op natuurlijke processen gebaseerde waterretentiemaatregelen op https://circabc.europa.eu/w/browse/2457165b-3f12-4935-819a-c40324d22ad3 [32] Van de meer dan 8 000 gebieden met potentieel aanzienlijk
overstromingsrisico die door de lidstaten werden gemeld, is ca. 90 %
verbonden met overstromingen van rivieren en in de meeste gevallen worden met
name potentiële negatieve economische gevolgen gemeld. [33] Drie lidstaten hebben in februari 2015 nog geen
overstromingsgevaar- en overstromingsrisicokaarten ingediend. [34] Risicobeheer is binnen het cohesiebeleid 2014–2020 als nieuwe voor
bijstand in aanmerking komende zone erkend. Dit betekent dat projecten die te
maken hebben met het voorkomen en beheren van door het weer veroorzaakte
risico’s en natuurrampen kunnen worden medegefinancierd. [35] Bijvoorbeeld het gebruik van niet-productieve investeringen
overeenkomstig artikel 41 van de verordening inzake
plattelandsontwikkeling (1698/2005) om de toestand van de oevers van waterlopen
te verbeteren (bijv. Vlaanderen) en om moerasgebieden te herstellen (bijv.
Denemarken). [36] Zie speciaal verslag 04/2014 van de Rekenkamer „Integratie van
doelstellingen van het EU-waterbeleid in het GLB: een gedeeltelijk succes”, http://www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments/SR14_04/SR14_04_nl.pdf [37] Verordening (EG) nr. 1698/2005
van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor
plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling (ELFPO), PB L 277 van 21.10.2005. [38] Tijdens de programmeringsperiode 2007–2013 werden maatregelen op het
gebied van waterbeleid uit hoofde van artikel 38 van verordening 1698/2005
inzake plattelandsontwikkeling actief vanaf 2010, toen de
maatregelenprogramma’s in het kader van de kaderrichtlijn water beschikbaar
kwamen. Wat betreft de maatregelen uit hoofde van artikel 30 van de
verordening inzake plattelandsontwikkeling 1305/2013 zijn de
plattelandsontwikkelingsprogramma’s voor de periode 2014–2020 voor het grootste
deel nog niet goedgekeurd en blijft onduidelijk of hierin maatregelen op
watergebied vertegenwoordigd zullen zijn. [39] Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de
Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake
het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het
Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het
Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake
het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het
Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot
intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad. [40] Arrest van 11 september 2014, zaak C-525/12 Commissie/Duitsland. [41] Zie het document met goede praktijken met betrekking tot lekkage op https://circabc.europa.eu/w/browse/bb786001-ed42-416d-836e-4835481ba508 [42] De ontwikkeling van richtsnoeren voor het registreren van gegevens
over schade bij rampen in de EU-lidstaten is belangrijk om de resultaten te
kunnen meten: http://drr.jrc.ec.europa.eu/LossDataWorkshopOctober2014 [43] http://ec.europa.eu/priorities/jobs-growth-investment/plan/index_en.htm